Regeling vervallen per 30-12-2015

Telecommunicatieverordening Goeree-Overflakkee 2014

Geldend van 30-12-2015 t/m 29-12-2015

Intitulé

Telecommunicatieverordening Goeree-Overflakkee 2014

De raad van de gemeente Goeree-Overflakkee;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2014;

gelet op het artikel 149 van de gemeentewet en artikel 5.4, lid 4, van de Telecommunicatiewet:

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Telecommunicatieverordening Goeree-Overflakkee 2014

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Telecommunicatiewet;

  • b.

    openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk als bedoeld in

    communicatienetwerk: artikel 1.1, onder h, van de wet;

  • c.

    kabels: kabels als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de wet;

  • d.

    voorzieningen: ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken als bedoeld in artikel 5.15, van de wet, en kabels;

  • e.

    openbare gronden: openbare wegen en wateren als bedoeld in artikel 1.1, onder aa, van de wet;

  • f.

    aanbieder: degene die een openbaar elektronisch communicatienetwerk aanbiedt als bedoeld in artikel 1.1, onder i van de wet en degene bedoeld in artikel 5.1 van de wet;

  • g.

    werkzaamheden: werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk in of op openbare gronden;

  • h.

    gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de wet;

  • i.

    college: burgemeester en wethouders;

  • j.

    melding: melding als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder a, van de wet;

  • k.

    instemmingsbesluit: besluit van het college als bedoeld in artikel 5.4 eerste lid, onder b, van de wet;

  • l.

    huisaansluiting: het gedeelte van een kabel van minder dan

    10 m in openbare gronden dat een openbaar

    elektronisch communicatienetwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt als bedoeld onder artikel 1.1, onder k, van de wet;

  • m.

    werkzaamheden van niet ingrijpende aard:

    • -

      het aanbrengen of verwijderen van kabels in reeds aangebrachte voorzieningen;

      - reparaties aan het openbare elektronische communicatienetwerk met een lengte van minder dan 10 m en niet vallend onder artikel 3 eerste lid;.

    • -

      het maken van huisaansluitingen mits de lengte minder is dan 10 meter en geen rijwegen kruist;

  • n.

    MOOR: Webapplicatie voor: 1. indienen instemmingsverzoek en 2. na de instemming van het college een melding bij aanvang van de uitvoering van werkzaamheden.

Artikel 2: Wijze van instemmingsaanvraag en melding van voorgenomen werkzaamheden

  • 1. Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, vraagt hiervoor instemming van het college via de webapplicatie MOOR. De instemming hiervoor moet ten minste 10 weken voor de start van de werkzaamheden aangevraagd worden.

  • 2. Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde de instemmingsaanvraag, bedoeld in het eerste lid van dit artikel voor te bereiden.

  • 3. Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding/het instemmingsverzoek, als genoemd in het eerste lid, middels MOOR, in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

  • 4. Drie werkdagen voor de start van alle te verrichten werkzaamheden moet de aanbieder hiervan een melding maken aan het college middels MOOR.

  • 5. Voor het verrichten van werkzaamheden van “niet ingrijpende aard” kan de aanbieder volstaan met een melding aan het college, middels MOOR, minimaal drie werkdagen voorafgaande aan de werkzaamheden.

Artikel 3

: Ernstige belemmeringen en storingen

  • 1.

    Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van ernstige belemmering of storing van de communicatie in de zin van artikel 5.6, tweede lid, van de wet volstaat de aanbieder met een melding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden.

  • 2.

    De aanbieder maakt de eerstopvolgende werkdag melding van de werkzaamheden in MOOR.

Artikel 4: Gegevensverstrekking

  • 1. Bij de melding/instemmingsaanvraag als bedoeld in artikel 2, eerste en vierde lid, van deze verordening verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam, (e-mail)adres en telefoon- en faxnummer van degene die de kabel of het netwerk in eigendom heeft, beheert of exploiteert.

    • b.

      een opgave van het aantal kabels en/of buizen dat direct met kabels wordt gevuld of ingeblazen en een opgave van het aantal buizen dat leeg wordt aangebracht;

    • c.

      een opgave van belanghebbenden en instanties die vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en de aard van de werkzaamheden;

    • d.

      een uitvoeringsplan met daarin opgenomen:

      1e een opgave van het gewenste tracé met daarbij duidelijke (digitale) tekeningen en daarop aangegeven wat de te verbinden locaties zijn;

      2e een opgave van de objecten die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst, evenals van de gewenste situering daarvan;

      3e een omschrijving van de opbrekingen van de verharding;

      4e de doorsnede van de kabel en indien van toepassing de kabelgoot;

      5e de opgave van ondergrondse (handholes en dergelijke) of bovengrondse kasten waarvoor geen bouwvergunning noodzakelijk is, evenals de situering en afmetingen daarvan;

      6e naam, (e-mail)adres, telefoon- en faxnummer van de contactpersoon, aannemers of onderaannemers die belast zijn met de werkzaamheden en van een door hen aangewezen contactpersoon die ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden vierentwintig uur per dag bereikbaar is in verband met mogelijke calamiteiten;

      7e de maatregelen die de bereikbaarheid van de in de openbare grond aanwezige kabels en leidingen waarborgen;

      8e de bereikbaarheid van percelen en opstallen in de nabijheid van de uit te voeren werkzaamheden;

      9e alle overige van belang zijnde feiten en omstandigheden gelet op de in artikel 5.4 leden 2 en 3 van de wet genoemde belangen;

  • 2. Het college kan nadere regels stellen aan de gegevens die bij de melding worden verstrekt alsook over de wijze waarop deze gegevens worden verstrekt.

Artikel 5: Beslistermijn en aanhouding

. Een beslissing op een melding als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening wordt genomen uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding. Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 6: Voorschriften en beperkingen bij instemming

  • 1. Het college kan nadere regels stellen over het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en (mantel)leidingen, het bevorderen van medegebruik van voorzieningen en het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken, alsook over de afmetingen van kasten, handholes en andere toebehoren, behorende bij een openbaar elektronisch communicatienetwerk.

  • 2. Het college kan de nadere regels als bedoeld in lid 1 stellen in het belang van:

    • a)

      de openbare orde;

    • b)

      her voorkomen of beperken van schade of overlast;

    • c)

      de bruikbaarheid van de openbare gronden;

    • d)

      het veilig en doelmatig gebruik van de openbare gronden

    • e)

      het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare gronden;

    • f)

      de belemmering van doelmatig beheer en onderhoud van de openbare gronden;

    • g)

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • h)

      de bescherming van groenvoorzieningen.

  • 3. Indien binnen 5 jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de aanbieder werkzaamheden moet uitvoeren, verlangt het college specifiek schadeherstel.

  • 4. Indien de aanbieder werkzaamheden moet uitvoeren in bijzondere bestrating, verlangt het college specifiek schadeherstel.

  • 5. De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en (mantel)leidingen en mede gebruik van voorzieningen moet geschieden conform de “Algemene voorwaarden voor het verrichten van werkzaamheden in gemeentegrond”, versie 21 januari 2014.

Artikel 7: (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg

  • 1. Een aanbieder is verplicht om bij de aanleg van kabels en (mantel)leidingen in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere aanbieders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen.

  • 2. Het vooroverleg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, dan wel een door het college geëntameerd overleg naar aanleiding van een instemmingsverzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is er mede op gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Indien de aanbieder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de aanbieder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.

  • 4. Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels, dient de aanbieder een alternatief tracé te kiezen, of aan andere aanbieders een billijk verzoek tot medegebruik van kabels te doen, op grond van artikel 5.12, van de wet.

Artikel 8: Melding wijziging voorzieningen

De aanbieder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis van het feit dat de eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of dat de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk in of op openbare gronden.

Artikel 9: Intrekking oude verordening

De volgende verordeningen van 4 voormalige gemeenten worden vervallen verklaard:

  • a)

    de Telecommunicatieverordening Middelharnis 2010, vastgesteld op 2 december 2010;

  • b)

    de Telecommunicatieverordening Oostflakkee 2010, vastgesteld op 1 juli 2010;

  • c)

    de Telecommunicatieverordening Dirksland 2010, vastgesteld op 26 augustus 2010;

  • d)

    de Telecommunicatieverordening Goedereede, vastgesteld op 27 mei 1999.

Artikel 10: Overgangsrecht

  • 1. De verordeningen genoemd onder artikel 9 blijven van kracht op instemmingsverzoeken en meldingen waarop reeds krachtens diezelfde Verordeningen is beslist, maar waarvan de uitvoering op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog niet is gerealiseerd.

  • 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een melding is gedaan op grond van de verordeningen maar waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 11: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 31 december 2014.

Artikel 12: Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als: Telecommunicatieverordening Goeree-Overflakkee 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Goeree-Overflakkee op 27 november 2014.
griffier, plv. voorzitter,
drs. J. Mimpen C.J. van Dam

Toelichting Telecommunicatieverordening in relatie tot de Telecommunicatiewet

Publiekrechtelijke instemming versus privaatrechtelijk toestemming

Voor het aanleggen van een netwerk heeft het telecombedrijf in principe zowel een publiekrechtelijke instemming van de gemeente nodig op grond van de Telecommunicatiewet, als een privaatrechtelijke toestemming van de gemeente als eigenaar/beheerder van de openbare grond. Om "dubbel werk" te voorkomen is in de wet bepaald dat het instemmingsbesluit van de gemeente tevens de privaatrechtelijke toestemming inhoudt. Dit is geregeld in artikel 5.4, lid 7 van de Telecommunicatiewet.

Instemmingsbesluit telecommunicatieverordening

Artikel 5.4 van de wet gaat gedetailleerd in op de instemmingsprocedure. Hierbij is meer rekening gehouden met de belangen van de gedoogplichtige gemeente. Zo moet het tijdstip van start van de werkzaamheden aan de kabel(s) liggen binnen 12 maanden na datum van het instemmingsbesluit, tenzij er zwaarwichtige redenen zijn van publiek belang om de werkzaamheden later te starten.

Wijze van instemmingsaanvraag en melding van voorgenomen werkzaamheden

Ter vereenvoudiging en versnelling van zowel een instemmingsaanvraag en melding van voorgenomen werkzaamheden is bij de gemeente Goeree-Overflakkee en 120 andere gemeenten in Nederland, de webapplicatie MOOR in gebruik.

Afstemming instemmingsbesluit en andere benodigde vergunningen

Artikel 5.5 van de Telecommunicatiewet legt de gemeente de verplichting op zorg te dragen van de inhoudelijke afstemming tussen het gemeentelijk instemmingsbesluit en andere voor het tracé benodigde vergunningen van een ander bestuursorgaan, bijvoorbeeld indien de kabel moet worden gelegd in een dijk in beheer van een waterschap.

Herstraten

Artikel 5.7 van de wet geeft antwoord op de vraag wie herstraat na beëindiging van de werkzaamheden. Dit is de aanlegger, tenzij de gemeente heeft aangegeven dit zelf te willen doen. De gemeente dient hiervoor marktconforme tarieven in rekening te brengen.

Verplaatsen van kabels

Artikel 5.8 van de wet geeft enkele aanwijzingen over de plicht tot het nemen van maatregelen dan wel het verplaatsen op kosten van het telecombedrijf bij de uitvoering van werken of de oprichting van gebouwen. Deze verplichting geldt ook als de gemeente (op basis van bijvoorbeeld een overeenkomst met een projectontwikkelaar) de plicht heeft de grond te leveren zonder concrete problemen vanwege telecomkabels in verband met de oprichting van gebouwen door deze projectontwikkelaar. Indien echter de gebouwen niet worden gerealiseerd dient de gemeente de verplaatsingskosten te vergoeden.

Indien een verzoek tot het nemen van maatregelen of het verplaatsing van kabels door de gemeente wordt gedaan binnen vijf jaar nadat deze op basis van artikel 5.8 leden 1 of 2 zijn verlegd, dan komen de kosten daarvan voor rekening van de verzoekende gemeente.

Het telecombedrijf dient binnen 16 weken na ontvangst van het verzoek tot het nemen van maatregelen over te gaan. Betreft het een verzoek tot verplaatsen van de kabels dan dient telecombedrijf binnen 12 weken na het beschikbaar komen van een plaats waarheen de kabels verlegd kunnen worden, te starten met de werkzaamheden.

Indien de gemeente en een telecombedrijf het niets eens zijn over de vraag wie de verplaatsingskosten moet betalen, kan dit geschil zowel door de gemeente als het telecombedrijf worden voorgelegd aan de OPTA, die binnen acht weken uitspraak doet.

Telecomkabels versus andere nutsleidingen

Artikel 5.9 van de wet bepaalt dat de aanleg, instandhouding of opruiming van telecomkabels de aanwezige andere (nuts)leidingen of andere telecomkabels zo min mogelijk mag hinderen of in gevaar brengen. Het telecombedrijf is verplicht op zijn kosten aan deze hinder of gevaar een einde te maken. Geschillen hierover kunnen worden voorgelegd aan de OPTA. Voor telecomkabels die reeds zijn aangelegd op het tijdstip van ingang van het wetsontwerp, blijft gelden dat - indien deze hinder of gevaar opleveren - dit moet worden opgelost via de privaatrechtelijke weg van de onrechtmatige daad.

Exploitatie van openbare elektronische communicatienetwerken

Het is gemeenten verboden openbare elektronische communicatienetwerken te exploiteren. Echter, wanneer een gemeente kan aantonen dat een breedbandig openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk niet tot stand komt door de markt, dan mag zij onder strikte voorwaarden genoemd in artikel 5.14 van de Telecommunicatiewet, een belang hebben in een dergelijke onderneming.

Eigendom netwerken

De Telecommunicatiewet bepaalt dat het telecombedrijf eigenaar is van zijn netwerk. Voor andere netwerken van nutsleidingen als water, elektriciteit, etc. bestond de vraag of de grondeigenaar door zogenaamde verticale natrekking eigenaar is, of het nutsbedrijf door horizontale natrekking. In het wetsontwerp is een wijziging van het Burgerlijk Wetboek opgenomen waardoor het nu vaststaat dat netwerken eigendom zijn van de bevoegde aanlegger. Dit geldt ook voor reeds aangelegde netwerken.

Voor een uitgebreide toelichting kan worden verwezen naar de website van de VNG, www.vng.nl en die van het Gemeentelijke Platform Kabels en Leidingen (GPKL), www.gpkl.nl.

Op basis van artikel 5.4, lid 1, van de wet is bepaald dat voorafgaand aan de start van de werkzaamheden voor het leggen, instandhouding of verwijderen van kabels in de openbare grond een instemmingsbesluit van het college nodig is.

De leden 2 en 3 bepalen welke voorschriften het college aan het instemmingsbesluit kunnen verbinden. De leden 4 en 5 leggen de verplichting op aan de gemeenteraad tot het bij verordening regels vast te stellen over:

a.het tijdstip, voorafgaand aan het verrichten van de werkzaamheden, waarop de melding

uiterlijk moet zijn gedaan;

  • b.

    de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt, waaronder het uitvoeringsplan;

  • c.

    de wijze van uitvoering van de werkzaamheden bij aanleg, instandhouding en opruiming;

  • d.

    het bevorderen van medegebruik van voorzieningen;

  • e.

    het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de

grond aanwezige werken;

f.de wijze van melding en uitvoering van spoedeisende werkzaamheden in verband met

eernstige belemmeringen of storing van de communicatie.

In de verordening wordt onderscheid gemaakt tussen werkzaamheden van al dan niet ingrijpende aard.

Artikelsgewijze toelichting Telecommunicatieverordening 2014 Gemeente Goeree-Overflakkee:

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

De begripsomschrijvingen zijn voor zover nodig aan de nieuwe nummering van de Telecommunicatiewet aangepast.

Kanttekeningen:

·Openbaar telecommunicatie elektronisch communicatienetwerk

De gedoogplicht van de gemeente geldt slechts voor openbare elektronische communicatienetwerken, in artikel 1.1 h van de Telecommunicatiewet gedefinieerd als een ‘elektronisch communicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om openbare elektronische communicatiediensten aan te bieden, waaronder mede begrepen een netwerk, bestemd voor het verspreiden van programma’s voor zover dit aan het publiek geschiedt.

·Kabels en ondersteuningswerken

Onder kabels verstaat de Telecommunicatiewet het geheel van voorzieningen ten behoeve van een openbaar elektronisch communicatienetwerk, dus de ondersteuningswerken en beschermingswerken (buizen), maar ook de benodigde kasten en dergelijke.

In de begripsomschrijving zijn de voorzieningen apart genoemd.

Voorzieningen, niet in gebruik voor een openbaar elektronisch communicatienetwerk, vallen volgens artikel 5.15 van de wet ook onder de gedoogplicht met dien verstande dat de gedoogplicht eindigt, indien niet na 10 jaar de ondersteuningswerken deel zijn gaan uitmaken van een openbaar elektronisch communicatienetwerk (artikel 5.2, lid 8 van de wet).

·Werkzaamheden van niet-ingrijpende aard

Met het apart definiëren van dergelijke werkzaamheden wordt gevolg gegeven aan artikel 5.4, lid 5, van de Telecommunicatiewet. Binnen de begripsbepaling zijn enige voorbeelden opgenomen van niet ingrijpende werkzaamheden. Het staat de gemeente vrij de omschrijving van werkzaamheden van niet ingrijpende aard zelf anders in te vullen. Het is immers een uitzondering op de standaard meldplicht van artikel 4 van de modelverordening en daarom een limitatieve opsomming.

·MOOR (melding opbreking openbare ruimte)

MOOR is een webapplicatie waarin de aanbieders hun instemmingsverzoeken moeten aanbieden. De instemming vindt eveneens plaats, namens het college, via MOOR.

MOOR is ook de applicatie waarin de werkzaamheden enkele dagen voor aanvang worden gemeld. De gemeente accordeert deze meldingen.

MOOR is ook in gebruik voor de verrekening van straatwerk, e.d. vanwege het werken in gemeentegrond.

MOOR is januari 2014 geïmplementeerd in de gemeente Goeree-Overflakkee voor een efficiëntere afwikkeling van de opbrekingen door derden binnen de gemeente.

Artikel 2: Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden

De algemene instemmingsaanvraag voor de uitvoering van werkzaamheden dient, in samenhang met artikel 5, lid 1, van de modelverordening, te geschieden 8 weken voor de aanvang van de werkzaamheden.

In het tweede lid is uitdrukkelijk de mogelijkheid opgenomen om voor de melding overleg te voeren. In dit overleg kan onder meer aan de orde komen het mogelijk medegebruik van voorzieningen en het splitsen van de werkzaamheden bij omvangrijke projecten. Op deze wijze wordt bevorderd dat de termijn van acht weken ook werkelijk kan worden gehaald.

Het vijfde lid geeft de mogelijkheid van een eenvoudige melding in MOOR, drie werkdagen voor de aanvang van de werkzaamheden.

Artikel 3: Ernstige belemmeringen en storingen

In dit artikel wordt aan artikel 5.4, lid 4, sub f en artikel 5.6 van de Telecommunicatiewet voldaan. In dit geval kan worden volstaan aan een melding aan de burgemeester of een door hem of haar aan te stellen ambtenaar. Ernstige belemmeringen of storingen in de communicatie zijn niet nader omschreven, wel wordt in de toelichting op de wet als voorbeeld gegeven de situatie van een kabelbreuk. Het gemeentebestuur zal moeten beoordelen of een ernstige belemmering of storing in de communicatie voor één individuele aansluiting voldoende reden is om als spoedeisend te worden aangemerkt.

Artikel 4: Gegevensverstrekking

Dit artikel is een invulling van artikel 5.4, vierde lid van de Telecommunicatiewet.

Artikel 5: Beslistermijn en samenloop

Aansluitend op artikel 4:13 van de Algemene Wet Bestuursrecht dient het college uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding de beslissing te nemen en indien dit niet mogelijk is een redelijke termijn te noemen waar binnen de beslissing tegemoet kan worden voorzien.

Artikel 6: Voorschriften en beperkingen bij instemming

De wetgever heeft in de Telecommunicatiewet de voorschriften op genomen, die het college in het instemmingsbesluit kan opnemen. Het gaat om artikel 5.4 leden 2 en 3 van de Telecommunicatiewet:

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen om redenen van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening in het instemmingsbesluit voorschriften opnemen.

  • 3.

    De voorschriften kunnen slecht betrekking hebben op

    • a.

      De plaats van de werkzaamheden;

    • b.

      het tijdstip van de werkzaamheden, met dien verstande dat het toegestane tijdstip

      van aanvang, behoudens zeer zwaarwichtige redenen van publiek

      belang als genoemd in het tweede lid, niet later mag plaatsvinden dan 12

      maanden na de datum van afgifte van het instemmingsbesluit;

    • c.

      de wijze van uitvoering van de werkzaamheden;

    • d.

      het bevorderen van medegebruik van de voorzieningen;

    • e.

      het afstemmen van overig in de grond aanwezige werken.

Deze bepalingen dient het college in acht te nemen bij het geven van voorschriften bij het instemmingbesluit. Hierbij moet worden bedacht dat het instemmingsbesluit een beschikking is in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de aanbieder, indien deze het niet eens is met de gegeven voorschriften bij het instemmingsbesluit, in bezwaar en beroep kan gaan resp. bij de rechtbank Rotterdam en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (Artikel 17.1 Telecommunicatiewet.) Het derde lid van artikel 6 van de modelverordening geeft invulling aan artikel 5.4, tweede en derde lid van de wet.

Het college kan de werkingsduur van het instemmingsbesluit beperken om te voorkomen dat een aanbieder nog gebruik maakt van een dergelijk besluit geruime tijd na afgifte. Immers het intussen gewijzigde gebruik van de openbare gronden kan het aanleggen van een telecomkabel onwenselijk maken.

Het tweede lid geeft als aanvulling dat het college naast voorschriften over tijdstip plaats en dergelijke met betrekking tot de uitvoering ook voorschriften opstellen over de uitstraling, vormgeving, kleur, situering en afmetingen van voorzieningen als kasten handholes en dergelijke behorende bij het netwerk.

Het derde lid heeft betrekking op de situatie dat er een instemmingsbesluit wordt gevraagd voor een tracé door een straat waarvan de verharding langer dan een door de gemeente nader vast te stellen jaren is vernieuwd of aangelegd. Ook voor vierde lid vergt de nodige aandacht. In het vooroverleg tussen gemeente en aanbieder zal dan worden onderzocht of een alternatief tracé mogelijk is, waarover partijen het eens kunnen worden.

Indien geen alternatief tracé kan worden gevonden of indien de aanbieder het alternatieve tracé afwijst, zal de gemeente herstel over de gehele straat- of trottoirbreedte eisen. Een dergelijk eis tot schadevergoeding maakt geen deel uit van het instemmingsbesluit, maar vormt een nadere concretisering van art. 5.7 Tw betreffende schadevergoeding. Wel kan het instemmingsbesluit verwijzen naar gemaakte of te maken afspraken betreffende vierkant herstraten. Een eventueel geschil betreffende schadevergoeding zal, ongeacht de hoogte van de vordering, als gevolg van art. 5.13 Tw worden beslist door de kantonrechter.

5.De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en medegebruik van voorzieningen geschiedt conform de door het college gegeven voorwaarden.

Artikel 7: (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg

Zoals aangeven kunnen de voorschriften bij het instemmingsbesluit het medegebruik van voorzieningen bevorderen. Het medegebruik beperkt het graven in de openbare gronden en strekt daarmee tot voordeel van de gemeente. Het medegebruik kan aan de orde komen in het vooroverleg over het af te geven instemmingsbesluit. In lid 3 is de verplichting voor de aanbieder opgenomen van vooraangelegde voorzieningen, indien daartoe een redelijk aanbod wordt gedaan. De vraag wat een redelijk aanbod is kan worden beantwoord als volgt: de aanwezige voorziening is zowel in kwaliteit als in kosten een volwaardig alternatief voor het eigen graafrecht van de aanbieder.

Het vierde lid behandelt de situatie indien de gemeentelijke leidingprofielen geen ruimte bieden voor de aanleg van kabels.

Artikel 8: Melding wijziging voorzieningen

Artikel 5.2, lid 8 van de Telecommunicatiewet bepaalt dat aan de gedoogplicht een einde komt als gedurende tien jaar een kabel geen onderdeel uitmaakt van een openbaar elektronisch communicatienetwerk. Om die reden is het van belang dat de gedoogplichtige gemeente in kennis wordt gesteld van het in- of uit gebruik stellen van kabels ten einde bij overschrijding van die termijn over te kunnen gaan tot het verzoeken van verwijdering van de kabel.

Artikel 5 lid 2b van het wetsontwerp Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verstrekt de dienst (het Kadaster) op verzoek aan bestuursorganen gebiedsinformatie voorzover deze noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak. Op deze wijze voorziet deze wet in de informatiebehoefte van de gemeente over de in het openbaar gebied liggende telecomkabels. De WION registreert echter niet of de kabels al dan niet in gebruik zijn.

Artikel 9: Intrekking oude verordening

De oude verordening moet worden ingetrokken zodat de nieuwe verordening in werking kan treden.

Artikel 10: Overgangsrecht

Het moment van afgeven van het instemmingsbesluit bepaalt of de oude of nieuwe verordening van kracht is op de (voorgenomen) graafwerkzaamheden.

Artikel 11: Inwerkingtreding

Tenzij de gemeenteraad anders besluit treedt de verordening geheel in overeenstemming met de Gemeentewet in werking met ingang van de achtste dag na publicatie. Op hetzelfde tijdstip dient de oude telecommunicatieverordening te worden ingetrokken. De nog lopende instemmingbesluiten voor kabel(s) die nog niet of niet volledig zijn gelegd blijven van kracht met dien verstande dat vallen onder de oude verordening.

Artikel 12: Citeerartikel

Door toevoeging van de naam van de gemeente aan de citeertitel is het voor eenieder die de verordening opvraagt duidelijk dat dit de verordening betreft van die met name genoemde gemeente.