Regeling vervallen per 16-12-2015

Verordening op de heffing en de invordering van haven- en kadegeld Goeree-Overflakkee (Verordening haven- en kadegeld Goeree-Overflakkee 2015)

Geldend van 16-12-2015 t/m 15-12-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van haven- en kadegeld Goeree-Overflakkee (Verordening haven- en kadegeld Goeree-Overflakkee 2015)

De raad van de gemeente Goeree-Overflakkee;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 december 2014;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van haven- en kadegeld Goeree-Overflakkee (Verordening haven- en kadegeld Goeree-Overflakkee 2015)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Haven- en kadegeld

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    havengeld;

  • b.

    kadegeld.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    beroepsvaartuig: vaartuig dat wordt gebruikt voor het vervoer van personen of goederen tegen betaling, waaronder coasters, binnenvaartschepen, tankschepen en (beroeps)vissersschepen;

  • -

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende bij binnenkomst in de haven, of een gedeelte daarvan;

  • -

    goederen: alle zaken die in het economisch verkeer een waarde bezitten;

  • -

    haven: het voor de openbare dienst bestemde, uit land en water bestaande gemeentelijk gebied (zoals aangegeven op de in bijlage 1 behorende bij deze verordening opgenomen kaart), met werken en voorzieningen ten behoeve van het vervoer over water, het meren van vaartuigen of het laden, lossen of opslaan van goederen;

  • -

    laadvermogen: de maximale belasting van het schip, uitgedrukt in tonnen, zoals blijkt uit de bij het schip behorende meetbrief of ambtshalve wordt vastgesteld als geen meetbrief wordt overgelegd of als deze niet de vereiste gegevens vermeldt;

  • -

    lengte: de grootste van de drie afmetingen van het vaartuig inclusief vaste uitstekende delen (de lengte over alles), uitgedrukt in strekkende meters (m1), zoals blijkt uit de bij het vaartuig behorende meetbrief of ambtshalve wordt vastgesteld als geen meetbrief wordt overgelegd of als deze niet de vereiste gegevens vermeldt;

  • -

    maand: een kalendermaand of een gedeelte daarvan;

  • -

    meetbrief: de meetbrief die voldoet aan de eisen, neergelegd in het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, Londen 1969 (Traktatenblad 1979, nummers 122 en 194);

  • -

    oppervlakte: het product van de lengte over alles en de grootste breedte inclusief vaste uitstekende delen, uitgedrukt in vierkante meters (m2), zoals blijkt uit de bij het vaartuig behorende meetbrief of ambtshalve wordt vastgesteld als geen meetbrief wordt overgelegd of als deze niet de vereiste gegevens vermeldt;

  • -

    overige vaartuigen: kraanschepen, baggermateriaal, heistellingen en soortgelijke objecten;

  • -

    passagiersschip: een vaartuig dat is ingericht en hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van ten minste twaalf personen, de bemanning daaronder niet begrepen;

  • -

    pleziervaartuig: een vaartuig dat wordt gebruikt voor vermaak, ontspanning of amateurvisserij, zoals kano's, roeiboten, pleziermotor- en zeiljachten en soortgelijke vaartuigen voor vermaak of ontspanning;

  • -

    rechten: het havengeld en het kadegeld;

  • -

    schipper: degene die over een vaartuig het gezag voert of die feitelijk met het gezag is belast of, bij afwezigheid van deze gezagvoerder, de eigenaar van het vaartuig of degene aan wie het vaartuig in gebruik is gegeven, dan wel degene die als vertegenwoordiger voor één van dezen optreedt.

  • -

    ton: een massa van 1.000 kilogram;

  • -

    vaartuig: elk drijvend lichaam dat wegens zijn drijfvermogen wordt gebruikt dan wel bestemd of geschikt is voor het vervoer te water van personen of goederen of voor het dragen of vervoeren van al dan niet met het drijvende lichaam één geheel uitmakende voorwerpen;

  • -

    week: een periode van 7 achtereenvolgende dagen of een gedeelte daarvan;

  • -

    woonboot: een vaartuig dat zodanig is ingericht dat men erop kan wonen en waarvan de primaire functie ook wonen is;

  • -

    zeeschip: een vaartuig dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak voor drijven in zee is bestemd;

  • -

    historisch vaartuig: een vaartuig dat meer dan 65 jaar oud is, vaart onder Nederlandse vlag, langer is dan 15 m1, een historische uitstraling heeft, en niet bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd;

  • -

    vaste ligplaats: wateroppervlak bestemd om gedurende langere tijd een zelfde pleziervaartuig te kunnen laten afmeren of ten anker leggen.

Hoofdstuk 2 Havengeld

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de naam havengeld wordt een recht geheven voor het gebruik van de haven met een vaartuig of voor het genot van door of vanwege de gemeente in verband hiermee verleende diensten.

Artikel 4 Belastingplicht

Belastingplichtig voor het havengeld is de schipper van het vaartuig.

Artikel 5 Vrijstellingen

Het havengeld wordt niet geheven voor:

  • a.

    vaartuigen welke dienst doen als roeiboten en behoren bij binnenvaartuigen waarvoor reeds havengeld ingevolge deze verordening is verschuldigd;

  • b.

    vaartuigen van de gemeente, de politie, het leger, de marine, de provincie en rijkswaterstaat, het loodswezen, of vaartuigen voor de betonning, bebakening en verlichting van vaarwater;

  • c.

    beroepsvaartuigen welke door ijsgang, storm, ondiepte of dergelijke redenen van overmacht gedwongen zijn in de haven te blijven;

  • d.

    baggermachines met bijbehorende sleepboot en vaartuigen, die gebezigd worden voor vervoer van specie, gedurende de tijd dat zij in de haven gebruikt worden.

  • e.

    schepen die ter reparatie liggen bij de ondernemers langs het havenkanaal, gedurende de eerste zes onafgebroken weken. Deze vrijstelling geldt éénmaal per kalenderjaar.

Artikel 6 Maatstaven van heffing en tarieven

  • 1. Het havengeld wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Wanneer een vaartuig kennelijk niet meer overeenkomstig de oorspronkelijke bestemming wordt gebruikt, wordt bij de toepassing van de tarieven uitgegaan van de feitelijke omstandigheden.

  • 3. Bij de berekening van het havengeld wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde tijdseenheid of tonnen-, lengte- of oppervlaktemaat als een volle eenheid aangemerkt.

  • 4. De in de tarieventabel opgenomen tarieven gelden per dag, per week of per kalendermaand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. Het belastingtijdvak is de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet, overeenkomstig de door belastingplichtige vooraf of bij de aanvang van die periode verstrekte opgave.

  • 2. Indien na afloop van de door belastingplichtige opgegeven periode het gebruik en genot van de haven wordt voortgezet, vangt met ingang van de dag waarop die voortzetting plaatsvindt een nieuw belastingtijdvak aan.

Artikel 8 Vaste ligplaatsen

  • 1. In afwijking van artikel 7 is het belastingtijdvak voor het gebruik van een vaste ligplaats een kalenderjaar.

  • 2. Indien de ligplaatshouder het vaartuig in de loop van het belastingjaar vervangt door een langer vaartuig, wordt voor de resterende periode voor het hogere aantal strekkende meters van de lengte havengeld verschuldigd, berekend overeenkomstig het bepaalde in onderdeel 2.3 van de tarieventabel.

  • 3. Indien het vervangende vaartuig een geringere lengte heeft, wordt teruggave verleend voor het verschil in tarief dat wordt geheven in de oorspronkelijke lengte en het tarief dat verschuldigd is in het lagere aantal strekkende meters, berekend overeenkomstig het bepaalde in onderdeel 2.3 van de tarieventabel.

  • 4. Indien de vaste ligplaats in de loop van het belastingjaar wijzigt, heeft dit geen gevolgen voor de heffing van havengeld.

  • 5. In afwijking van artikel 7 is het belastingtijdvak voor het gebruik van een ligplaats uitsluitend gedurende de winterperiode 1 november tot en met 31 maart, het tijdvak van 1 november tot en met 31 maart.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en ontheffing

  • 1. Het havengeld is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak, dan wel bij de aanvang van het gebruik van de haven of het genot van de dienstverlening.

  • 2. Indien een vaste ligplaats in de loop van het belastingjaar wordt opgezegd, bestaat voor het havengeld bedoeld in artikel 2.3. van de tarieventabel aanspraak op ontheffing voor zoveel kalendermaanden van die periode als er na de opzegging van de vaste ligplaats nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 15,00.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde ontheffing wordt slechts verleend, indien een schriftelijke bevestiging van de opzegging van de ligplaats van de verhuurder van de ligplaats wordt overgelegd.

  • 4. Indien de vaste ligplaats gedurende de winterperiode 1 november tot en met 31 maart wordt opgezegd, bestaat voor het havengeld bedoeld in onderdeel 2.5 en 3.5 van de tarieventabel aanspraak op ontheffing voor zoveel kalendermaanden van die winterperiode als er na de opzegging van de vaste ligplaats nog volle kalendermaanden in die periode overblijven.

Hoofdstuk 3 Kadegeld

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam kadegeld wordt een recht geheven voor het gebruik van de haven voor het laden, lossen of opslaan van goederen of voor het genot van door of vanwege de gemeente in verband hiermee verleende diensten.

Artikel 11 Belastingplicht

Belastingplichtig is degene die van de haven gebruik maakt om goederen te laden, te lossen of op te slaan.

Artikel 12 Maatstaven van heffing en tarieven

  • 1. Het kadegeld wordt geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2. Bij de berekening van het verschuldigde kadegeld wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde tijdseenheid of tonnen- of oppervlaktemaat als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 13 Ontstaan van de belastingschuld

Het kadegeld is verschuldigd bij de aanvang van het gebruik van de haven of het genot van de dienstverlening.

Hoofdstuk 4 Heffing en invordering

Artikel 14 Wijze van heffing

De rechten worden geheven bij wege van aanslag. De aanslag wordt door toezending of uitreiking aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 15 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9 van de Invorderingswet moeten de rechten worden betaald op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen vier weken na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor voorlopig gevorderde, dan wel nagevorderde bedragen.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de termijnen van betaling.

Artikel 16 Kwijtschelding

Bij de invordering van de rechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 17 Nadere regels door burgemeester en wethouders

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

Artikel 18 Overgangsrecht

De Verordening haven- en kadegeld 2014 van de gemeente Goeree-Overflakkee wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor de in artikel 19, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing hebben voorgedaan.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening haven- en kadegeld Goeree-Overflakkee 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad

van de gemeente Goeree-Overflakkee op

18 december 2014.

griffier,

J. Mimpen

voozitter,

drs. J.P.J. Lokker

Bijlage 1 Kaart als bedoeld in artikel 2 - omschrijving haven

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

Bijlage Tarieventabel behorende bij de Verordening haven- en kadegeld Goeree-Overflakkee 2015

 

Hoofdstuk 1

Algemeen

1.1

De bedragen in deze tabel zijn inclusief eventueel verschuldigde omzetbelasting.

1.2

De in deze tabel genoemde havens zijn aangegeven op de in bijlage 1 behorende bij deze verordening opgenomen kaart.

 

Hoofdstuk 2

Maatstaven van heffing en tarieven van het havengeld in de haven ‘Middelharnis’

2.1

Het havengeld in de haven ‘Middelharnis’ bedraagt voor:

2.1.1

een bezoekend pleziervaartuig, zonder vaste ligplaats, per m1 van de lengte, per dag

€ 1,65

2.1.2

een passagiersschip, per m1 van de lengte, per dag

€ 0,93

2.1.3

een woonboot, per m2 van de oppervlakte, per week

€ 0,25

2.1.4

een beroepsvaartuig:

 

2.1.4.1

dat is bestemd om in de haven geheel of gedeeltelijk geladen of gelost te worden, per ton laadvermogen, per week

€ 0,14

 

2.1.4.2

in andere gevallen dan bedoeld in 2.1.4.1, per ton laadvermogen, per dag

€ 0,014

 

met een maximum van 7 dagen

 

 

Vanaf de 8e dag tot maximaal 21 dagen

€ 0,010

2.1.5

overige bezoekende vaartuigen, zonder vaste ligplaats, per vaartuig, per m2 van de oppervlakte, per week

€ 0,25

2.2

Het havengeld bedraagt voor het te water laten of uit het water halen van een vaartuig vanaf een openbare kade in de haven, per m1 van de lengte:

€ 15,00

2.2.1

In afwijking van artikel 2.2 bedraagt het tarief voor het te water laten of uit het water halen van een vaartuig vanaf de gemeentelijke trailerhelling

€ 0,00

2.3

Het havengeld bedraagt voor vaartuigen met een vaste ligplaats:

 

2.3.1

per vaartuig, per m1 van de lengte, per kalenderjaar:

€ 54,00

2.3.2

In afwijking van artikel 2.3.1 bedraagt het tarief per vaartuig, gelegen in de Parkhaven zoals aangeduid in de groene kleur op de bij deze verordening behorende kaart, per m1 van de lengte, per kalenderjaar:

€ 36,12

2.4

Het havengeld bedoeld in de onderdelen 2.1.1 en 2.3.1, voor historische vaartuigen wordt geheven over maximaal 17 m1 lengte.

 

2.5

Het havengeld bedraagt voor een ligplaats voor een pleziervaartuig uitsluitend gedurende de winterperiode 1 november tot en met 31 maart, per winterperiode:

€ 500,00

2.6

Het elektraverbruik bedraagt voor het leveren van stroom uit de daarvoor aangewezen stroomkasten:

 

2.6.1

per kWh

€ 0,22

 

 

 

 

2.7

Het havengeld bedraagt voor vaartuigen, die gedurende zes onafgebroken weken ter reparatie hebben gelegen bij ondernemers in het havenkanaal en die ten gevolge van de vrijstelling, bedoeld in artikel 5, onder e, van deze verordening, in deze zes weken niet in de heffing zijn betrokken, per maand na deze periode van zes weken, per m1 van de lengte:

€ 4,50

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 3

Maatstaven van heffing en tarieven van het havengeld in de overige havens

 

3.1

Het havengeld in de overige havens bedraagt voor:

 

3.1.1

een bezoekend pleziervaartuig, zonder vaste ligplaats, per m1 van de lengte, per dag

€ 0,65

3.1.2

een passagiersschip, per m1 van de lengte, per dag

€ 0,93

3.1.3

een woonboot, per m2 van de oppervlakte, per week

€ 0,25

3.1.4

een beroepsvaartuig:

 

3.1.4.1

dat is bestemd om in de haven geheel of gedeeltelijk geladen of gelost te worden, per ton laadvermogen, per week

€ 0,10

3.1.4.2

in andere gevallen dan bedoeld in 3.1.4.1, per ton laadvermogen,

 

 

50% van het onder 3.1.4.1 genoemde tarief;

 

3.1.5

overige bezoekende vaartuigen, zonder vaste ligplaats, per vaartuig, per m2 van de oppervlakte, per week

€ 0,25

3.2

Het havengeld bedraagt voor het te water laten of uit het water halen van een vaartuig vanaf een openbare kade in de haven, per m1 van de lengte:

€ 15,00

3.3

Het havengeld bedraagt voor een vaste ligplaats:

Voor een pleziervaartuig, een passagiersschip per vaartuig, per m1 van de lengte, per kalenderjaar:

€ 36,12

3.4

Het havengeld, bedoeld in de onderdelen 3.1.1 en 3.3, voor historische vaartuigen wordt geheven over maximaal 17 m1 lengte.

 

3.5

Het havengeld bedraagt voor het beschikbaar stellen van een vaste ligplaats voor een pleziervaartuig uitsluitend gedurende de winterperiode 1 november tot en met 31 maart, per winterperiode:

€ 500,00

3.6

Het elektraverbruik bedraagt voor het leveren van stroom uit de daarvoor aangewezen stroomkasten:

 

3.6.1

per kWh

€ 0,22

 

Hoofdstuk 4

Maatstaven van heffing en tarieven van het kadegeld in de haven ‘Middelharnis’

 

4.1

Het kadegeld in de haven ‘Middelharnis’ bedraagt voor:

 

4.1.1

het laden en lossen van goederen, per week, per ton

€ 0,216

4.1.2

het gebruik van de laad- en loswal anders dan bedoeld onder 4.1.1, per m2, per dag

€ 1,55

4.2

Het elektraverbruik bedraagt voor het leveren van stroom uit de daarvoor aangewezen stroomkasten:

 

4.2.1

per kWh

€ 0,22

 

Behoort bij besluit van de gemeenteraad van Goeree-Overflakkee van 3 september 2015.

 

De griffier,

 

 

J. Mimpen