Beleidsregels gebruik knalapparatuur voor het verjagen van vogels of wild Goeree-Overflakkee (Beleidsregels knalapparatuur Goeree-Overflakkee)

Geldend van 19-05-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels gebruik knalapparatuur voor het verjagen van vogels of wild Goeree-Overflakkee (Beleidsregels knalapparatuur Goeree-Overflakkee)

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee;

overwegende dat:

  • -

    het op grond van artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee 2015, verboden is om buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Activiteitenbesluit milieubeheer op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt;

  • -

    dit verbod mede van toepassing op knalapparaten die worden ingezet voor de noodzakelijke verjaging van wild;

  • -

    deze knalapparaten door diverse landbouwers in onze gemeente worden gebruikt om wild van hun landerijen te verjagen;

  • -

    zij van dit verbod ontheffing kunnen verlenen;

  • -

    het gewenst is ter zake een beleidsregel vast te stellen;

gelet op artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee 2015 en op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t e n :

vast te stellen de volgende beleidsregel: Beleidsregels gebruik knalapparatuur voor het verjagen van vogels of wild Goeree-Overflakkee

Artikel 1 Weigeringsgronden

Een ontheffing wordt in ieder geval geweigerd indien uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager niet kan voldoen aan een van de volgende voorschriften:

  • a.

    een knalapparaat wordt slechts ingezet voor de noodzakelijke verjaging van wild en/of gevogelte om schade aan gewassen te voorkomen dan wel te beperken;

  • b.

    een knalapparaat mag niet worden gebruikt als zich beschermde vogels of ander beschermd wild zich op het perceel bevindt;

  • c.

    het verjagen of verontrusten van vogels of wild dient overeenkomstig het bepaalde in en krachtens de Flora- en faunawet te gebeuren;

  • d.

    de knalapparatuur wordt niet gebruikt binnen:

    • 1e.

      een afstand van vijftig meter van de weg;

    • 2e.

      een afstand van tweehonderd meter van de bebouwde kom;

    • 3e.

      een afstand van tweehonderd meter van een geluidgevoelig object van derden; of

    • 4e.

      een afstand van tweehonderdvijftig meter van een stiltegebied;

  • e.

    de knalapparatuur wordt niet gebruikt tussen 21.00 uur en 07.00 uur;

  • f.

    de knalapparatuur wordt niet gebruikt in de periode van 1 oktober tot en met 31 maart, uitgezonderd de periode van 1 december tot en met 31 maart voor wat betreft het beschermen van schadegevoelige granen;

  • g.

    het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door een knalapparaat bedraagt niet meer dan vijftig dB(A) voor de periode tussen 07.00 uur en 19.00 uur en niet meer dan vijfenveertig dB(A) voor de periode tussen 19.00 uur en 21.00 uur, gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen van derden op een hoogte van anderhalve meter;

  • h.

    de knalfrequentie bedraagt maximaal tien knallen per uur tussen 07.00 uur en 21.00 uur;

  • i.

    binnen tweehonderdvijftig meter van een reeds geplaatst knalapparaat wordt geen ander knalapparaat opgesteld;

  • j.

    indien meerdere knalapparaten op minder dan driehonderd meter van een geluidsgevoelig object zijn opgesteld dan geldt voor de knalapparaten tezamen het maximum van tien knallen per uur;

  • k.

    de opgestelde apparatuur dient van de woonbebouwing af te zijn gericht;

  • l.

    de knalapparatuur dient op een zodanige wijze opgesteld en gebruikt te worden, dat geluidsoverlast voor derden zoveel mogelijk wordt voorkomen;

  • m.

    de knalapparatuur dient periodiek geïnspecteerd en onderhouden te worden ter voorkoming van het nodeloos in werking treden daarvan;

  • n.

    knalapparaten dienen voorzien te zijn van een duidelijk leesbaar label, waarop de naam, adres, woonplaats en (mobiel) telefoonnummer van de gebruiker staan vermeld;

  • o.

    zowel tijdens de aanvraag als desgevraagd moet aangetoond of aannemelijk gemaakt kunnen worden, dat ook minimaal een andere verjagingsmethode is toegepast.

Artikel 2 Inwerkingtreding.

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na die van zijn bekendmaking.

Artikel 3 Citeertitel.

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels knalapparatuur Goeree-Overflakkee.

Ondertekening

Middelharnis, 3 mei 2016
Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,
locosecretaris, burgemeester,
K.Kasteleijn mr. A. Grootenboer-Dubbelman

Toelichting op de Beleidsregels gebruik knalapparatuur voor het verjagen van vogels of wil Goeree-Overflakkee.

Uitgangspunten beleidsregels

Het telen van fruit en overige agrarische activiteiten vormen voor diverse ondernemers op Goeree-Overflakkee een belangrijke bron van inkomsten. Inherent hieraan is het treffen van maatregelen ter beperking van opbrengstschade (ruim dertig procent van de provinciale opbrengstschade vindt plaats op het grondgebied van de gemeente Goeree-Overflakkee). Het gebruik van een knalapparaat ter beperking van vogel- en wildschade kan daarbij

een hulpmiddel zijn. De ondernemers staan echter ook andere hulpmiddelen ter beschikking, die deze schade kunnen beperken.

Wanneer het voorkomen van iedere vorm van hinder door knalapparaten als uitgangspunt wordt genomen, is het gebruik van deze apparaten op Goeree-Overflakkee vrijwel uitgesloten. Wonen in (het buitengebied van) een van de kernen op Goeree-Overflakkee c.q. aan de rand van de bebouwde kom betekent samenleven met de agrarische bedrijfstak

en fruitteeltsector. Deze bedrijvigheden hebben hun lusten en hun lasten. Dat laatste is niet

onoverkomelijk, mits deze zijn begrensd. Een zekere mate van hinder ten gevolge van het gebruik van knalapparaten is in dit verband toelaatbaar, voor zover de mate en de tijdsperiode waarin de hinder kan worden ondervonden beperkt is. Indien de regulier gebruikelijke geluidnormen worden verlaten moet het uitdrukkelijk gaan om een bedrijfsvoering in uitzonderlijke omstandigheden: het voorkomen c.q. beperken van ernstige vraatschade. Deze uitzonderlijke omstandigheden kunnen zich voordoen wanneer rijpende gewassen worden aangevreten of (pas) ingeplante of ingezaaide akkers regelmatig worden bezocht door vogels. Dit beperkt zich over het algemeen tot de periode april tot en met september. Het gebruik van knalapparatuur is beperkt tot het tijdvak van 07.00 uur tot 21.00 uur (of zoveel korter). Hoewel vraat ook buiten deze tijdsperiode zal optreden, is afwijking van de reguliere geluidnormen buiten deze uren niet toelaatbaar.

Het optreden van schrikeffecten ten gevolge van een enkelvoudige knal bij bewoners of gebruikers van geluidgevoelige objecten is in het algemeen ongewenst. Hieruit volgt dat in de periode tussen 07.00 en 21.00 uur een niveau hoger dan zeventig dB(A, imp) ter plaatse van de gevel van geluidgevoelige objecten van derden in het algemeen niet toelaatbaar is.

Overschrijding van een niveau van vijfenzeventig dB(A, imp) is - gelet op het gestelde in de circulaire schietlawaai van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer - onaanvaardbaar. Dit is tevens in lijn met de maximale grenswaarde van vijfenzeventig dB(A) voor piekwaarden (Lmax), die in het kader van de Wet milieubeheer wordt gehanteerd. De effecten die samenhangen met een overschrijding van het achtergrondniveau met meer dan tien dB(A) door herhaald hoorbare knallen worden eveneens ontoelaatbaar geacht. Hieruit volgt dat in de periode tussen 07.00 en 21.00 uur een niveau hoger dan vijftig dB(A) ter plaatse van de gevel van geluidgevoelige

objecten van derden niet toelaatbaar is (vanwege de avondrust bedraagt niveau vanaf 19.00 uur ten hoogste vijfenveertig dB(A)). Cumulatie van de geluidbelasting door tegelijkertijd functionerende knalapparaten is ongewenst. Wanneer een tweede knalapparaat nabij een reeds opgesteld apparaat wordt geplaatst, dan neemt de geluidbelasting toe. Het is om die reden dat een minimale afstand gewenst is tussen twee knalapparaten. Staan meerdere knalapparaten op minder dan driehonderd meter van een geluidsgevoelig object opgesteld

dan geldt samen het maximum van tien knallen per uur. Op grond van bovengenoemde uitgangspunten zijn beleidsregels te formuleren. Deze zijn geformuleerd

vanuit de gedachte dat niet in iedere situatie geluidmetingen verricht moeten worden om te beoordelen of voldaan wordt aan het in en krachtens artikel 4:6 van de APV gestelde. Wanneer er wordt voldaan aan deze beleidsregels en uitgangspunten is er sprake van een situatie waarbij niet die mate van hinder wordt veroorzaakt als bedoeld in artikel 4.6 en waarbij het gebruik van een knalapparaat is verboden. Omdat er in werkelijkheid verschillen bestaan tussen knalapparaten is noodzakelijkerwijs uitgegaan van een gangbaar knalapparaat. Indien niet kan worden voldaan aan één van de in artikel 1 van deze beleidsegels genoemde gevallen, wordt de ontheffing geweigerd. Met het verlenen van ontheffingen zal overigens zeer terughoudend worden omgegaan.

Eigen verantwoordelijkheid inzake Flora- en Faunawet (Ffw) en andere regelgeving

Het gebruik van knalapparatuur is in de APV geregeld in artikel 4:6 Overige geluidhinder. Het motief is het regelen van de geluidsoverlast. Middels deze beleidsregels wordt dat wat knalapparatuur betreft genoegzaam gedaan. Dit geeft gebruikers daarvan echter geen vrijbrief om vrijelijk een knalapparaat in te zitten. Het verjagen (verontrusten) van vogels of wild dient altijd overeenkomstig het bepaalde in en krachtens de Ffw te gebeuren.