Beleidsregel voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Goeree-Overflakkee (Beleidsregel BIBOB Goeree-Overflakkee)

Geldend van 08-06-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Goeree-Overflakkee (Beleidsregel BIBOB Goeree-Overflakkee)

Burgemeester en wethouders en de burgemeester van Goeree-Overflakkee, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hun beleidsruimte verschaft bij de totstandkoming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden en dat voor de toepassing van deze bevoegdheden een beleidsregel wenselijk is;

gelet op:

  • -

    de Wet Bibob;

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet;

  • -

    artikel 30b van de Wet op de kansspelen;

  • -

    artikel 2 van de Verordening speelautomatenhallen gemeente Goedereede;

  • -

    de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • -

    hoofdstuk 2 en hoofdstuk 3, afdeling 2, van de Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee 2015 (verder te noemen: APV);

b e s l u i t e n:

vast te stellen de navolgende:

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Goeree-Overflakkee.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij daarover in het tweede lid anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      beschikking: een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, erkenning of ontheffing, als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht, waarop de wet kan worden toegepast dan wel een besluit dat krachtens mandaat is genomen overeenkomstig de Mandaatregeling Goeree-Overflakkee 2014 en daarna vastgestelde wijzigingen;

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee;

    • c.

      Bibob-toets: eerste stap uit het eigen onderzoek (zie ook Hoofdstuk 4 “Uitvoering”);

    • d.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur als bedoeld in artikel 8 van de wet;

    • e.

      eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag, zoals beschreven in artikel 4:4 van de beleidsregel, waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

    • f.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1, eerste lid, sub j van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • g.

      Para-commerciële inrichting: horeca-inrichting als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet (bijvoorbeeld een buurthuis, dorpshuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging) waarvan de horeca in eigen beheer is en niet verpacht is;

    • h.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Goeree-Overflakkee;

    • i.

      RIEC: het samenwerkingsverband Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Rotterdam;

    • j.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      1°. het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of;

      2°. het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht of;

      3°. huur of verhuur of het verlenen van een gebruiksrecht of;

      4°. de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

    • k.

      wet: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Hoofdstuk 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2:1 Toepassing bij aanvragen om beschikkingen als bedoeld in het kader van de Drank- en Horecawet, APV en Wet op de kansspelen

  • 1. De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide (aanvragen voor) beschikkingen plaatsvinden door uitvoering van de Bibob-toets bij elke (nieuwe) aanvraag voor een beschikking als

    bedoeld in artikel 1:1, tweede lid, onder j:

    • a.

      artikel 3 Drank- en Horecawet (Drank - en Horecavergunning);

    • b.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen (speelautomatenvergunning);

    • c.

      artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening (evenementenvergunning);

    • d.

      artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening (horeca-exploitatievergunning);

    • e.

      artikel 2:72 van de Algemene Plaatselijke verordening(verkoopvergunning consumentenvuurwerk);

    • f.

      artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening(vergunning seksinrichting, escortbedrijf);

    • g.

      artikel 2 van de Verordening speelautomatenhallen gemeente Goedereede (speelautomaten-halvergunning).

  • 2. Ten aanzien van de vergunningen als bedoeld in artikel 2:1, eerste lid, onder a en d, is deze beleidsregel niet van toepassing bij aanvragen van para-commerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet.

Artikel 2:2 Toepassing bij aanvragen omgevingsvergunning (Omgevingsvergunning bouwen)

  • 1. Het bestuursorgaan voert de Bibob-toets uit bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) waarbij sprake is van de volgende functies en criteria:

    • a.

      Woonfunctie: waarbij sprake is van een bouwsom per woning die hoger is dan € 350.000; Dit criterium is niet van toepassing op de bouw van maximaal drie woningen door een particulier;

    • b.

      Woonfunctie: woongebouw waarbij sprake is van een bouwsom die hoger is dan € 1.500.000; dit criterium is niet van toepassing op de bouw van woningen door een sociale verhuurder;

    • c.

      Bijeenkomstfunctie: horecagebouw waarbij sprake is van een bouwsom hoger dan €  100.000; indien de bouwaanvraag leidt tot de aanvraag voor een exploitatievergunning zal primair bij de aanvraag om een (omgevings)vergunning voor een bouwactiviteit de Bibob-toetsing plaatsvinden;

    • Voor zover er sprake is van twee verschillende (rechts)personen zal met betrekking tot de aanvraag voor een nieuwe exploitatie- en/of drank- en horecavergunning ook een Bibob-toetsing plaatsvinden;

    • d.

      Industriefunctie: waarbij sprake is van een niet concrete gebruiksfunctie en waarbij sprake is van een bouwsom hoger dan € 500.000;

    • e.

      Industriefunctie: waarbij het pand bestemd is voor de verhuur en waarbij sprake is van een bouwsom hoger dan € 250.000;

    • f.

      Recreatiefunctie: waarbij sprake is van vakantiewoningen(park), waarbij sprake is van vijf of meer vakantiewoningen;

    • g.

      Kantoorfunctie:waarbij sprake is van een bouwsom hoger dan € 500.000;

    • h.

      Sportfunctie: waarbij sprake is van een particuliere sportschool en/of fitnesscentrum; indien de bouwaanvraag leidt tot de aanvraag van een nieuwe drank- en horecavergunning, zal alleen bij deze laatste vergunningaanvraag de Bibob-toetsing plaatsvinden.

  • 2. Het bestuursorgaan zal bij een aanvraag voor de in artikel 2:2 genoemde beschikkingen niet overgaan tot een Bibob-toets, indien de aanvraag afkomstig is van:

    • a.

      Overheidsorganisaties;

    • b.

      Semi-overheidsorganisaties;

    • c.

      Toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting middels een daartoe verstrekte vergunning);

    • d.

      Door burgemeester en wethouders bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (bijv. samenwerkingsconstructies van particuliere ondernemingen en overheid).

  • 3. Het bestuursorgaan zal bij een aanvraag voor de in artikel 2:2 genoemde beschikkingen ook overgaan tot een Bibob-toets als er:

    • a.

      vanuit eigen informatie of vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC aanleiding is om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoel in artikel 3 van de wet of;

    • b.

      Informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet verkregen vanuit het Openbaar Ministerie, direct of als reactie op een door ontvangen signaal van het Bureau.

Artikel 2:3 Toepassingsbereik bij aanvragen omgevingsvergunning (Omgevingsvergunning Milieu)

  • 1. Bij een aanvraag als bedoeld in artikel 2:1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet milieubeheer ) vindt uitsluitend een Bibob-toets plaats bij inrichtingen, die vallen onder de categorie 3, 12 of 28 van bijlage 1 onder C van het Besluit omgevingsrecht en wordt die alleen uitgevoerd voor zover er:

    • a.

      vanuit eigen informatie of vanuit informatie van een of meerdere netwerkpartners van het RIEC aanleiding is om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet of;

    • b.

      informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet wordt verkregen van uit het Openbaar Ministerie, direct of als reactie op een ontvangen signaal van het Bureau.

    • c.

      aanvraag betrekking heeft op (een van) de volgende branches/sectoren:

      - Transport;

      - Vuurwerkhandel;

      - Herstelinrichtingen voor motorvoertuigen;

      - Op- en overslagbedrijven;

      - Afvalbedrijven;

      - Inrichtingen voor gebruik of opslag van wapens en munitie;

  • 2. Het bestuursorgaan zal bij een aanvraag voor de in artikel 2:3 in het eerste lid genoemde beschikkingen niet overgaan tot een Bibob-toets, indien de aanvraag afkomstig is van:

    • a.

      Overheidsorganisaties;

    • b.

      Semi-overheidsorganisaties;

    • c.

      Toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de minister van Infrastructuur en Milieu middels een daartoe verstrekte vergunning).

  • 3. Bij een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet, kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets) wordt uitsluitend een Bibob-toets uitgevoerd als er:

    • a.

      vanuit eigen informatie of vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC aanleiding is om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet of;

    • b.

      informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet verkregen is vanuit het Openbaar Ministerie, direct of als reactie op een door zijn ontvangen signaal van het Bureau.

Artikel 2:4 Toepassingsbereik bij aanvragen om evenementenvergunning op basis van de APV

  • 1. Het bevoegde bestuursorgaan voert de Bibob-toets uit bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 2:25 van de APV (evenementenvergunning) voor zover dit type/soort evenement bij afzonderlijk besluit door de burgemeester is aangewezen.

  • 2. Het bevoegde bestuursorgaan zal in ieder geval bij iedere aanvraag voor de in het eerste lid genoemde beschikking voor vechtsportgala’s of een motorevent overgaan tot een Bibob-toets.

  • 3. Uitvoering van het eigen onderzoek als bedoeld in hoofdstuk 1, tweede lid, onder e, vindt plaats bij een aanvraag als bedoeld in juncto 26 van de wet artikel 2:25, eerste lid van de APV, indien er:

    • a.

      vanuit eigen informatie of informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC aanleiding is om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet, of;

    • b.

      vanuit het OM informatie verkregen is als bedoeld in artikel 11 van de wet.

Artikel 2:5 Toepassingsbereik bij aanvragen drank- en horeca en/of exploitatievergunning op basis van de Drank- en Horecawet en/of APV

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2:1, eerste lid, onder b, d en e van deze beleidsregel vindt uitvoering van het eigen onderzoek, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder g – in beginsel – plaats bij een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 3 Drank- en Horecawet en als bedoeld in artikel 2:28 van de APV voor zover het een commercieel bedrijf betreft.

  • 2. Het bestuursorgaan zal bij een aanvraag voor de in artikel 2:4 en 2:5 genoemde beschikkingen ook overgaan tot een Bibob-toets als er vanuit:

    • a.

      vanuit eigen informatie of vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC aanleiding is om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet of;

    • b.

      vanuit het Openbaar Ministerie verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet is ontvangen, direct of als reactie op een ontvangen signaal van het Bureau.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:4, derde lid, zal een eigen onderzoek, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder g, in ieder geval plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt dat tegen de aanvrager van een beschikking elders in het land in de achterliggende periode van twee kalenderjaren een ernstige mate van gevaar is vastgesteld.

Artikel 2:6 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

  • 1. Het bestuursorgaan kande wet toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen als bedoeld en omschreven in artikel 2:1, indien:

    • a.

      de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied;

    • b.

      de verstrekte beschikking betrekking heeft op een branche of onderdeel van een branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit ná de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een generieke Bibob-toets;

    • c.

      vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC, er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

    • d.

      informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet  is verkregen, vanuit het Openbaar Ministerie, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau, die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

    • e.

      bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

  • 2. Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 4 juncto artikel 3 van de wet. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties en aanbestedingen

Artikel 3:1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1. De rechtspersoon met een overheidstaak kande wet in beginsel toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder o, van de wet. Er vindt in beginsel geen toepassing van de wet plaats bij het verkopen van “snippergroen” en restpercelen aan particulieren of van de blote eigendom van in erfpacht uitgegeven gronden aan particulieren.

  • 2. Bij de start van onderhandelingen die toe een vastgoedtransactie leiden, niet zijnde een transactie waarbij ingevolge het eerste lid geen toepassing aan de wet wordt gegeven, stelt de rechtspersoon de wederpartij ervan in kennis dat een Bibob-procedure kan plaatsvinden.

  • 3. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.

  • 4. De Bibob-toets wordt – in beginsel – beperkt tot de gevallen, die een n of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

    • a.

      hoge mate van financiële complexiteit hebben;

    • b.

      behorend tot een als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen risicobranche;

    • c.

      behorend tot een als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen risicogebied;

    • d.

      hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

    • e.

      exceptioneel financieel risico voor de gemeente;

    • f.

      met de vastgoedtransactie een koopsom is gemoeid van meer dan € 500.000.

  • 5. Het besluit tot uitvoering van het eigen onderzoek kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie of;

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau of;

    • c.

      informatie verkregen vanuit het Openbaar Ministerie conform artikel 26 van de wet (zgn. OM-tip) of;

    • d.

      informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het RIEC.

  • 6. Indien de BIBOB-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde in de betreffende overeenkomst opgenomen.

Artikel 3:2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen

  • 1. Het bestuursorgaan kan het eigen onderzoek als bedoeld in artikel 1:1, tweede lid, onder g, ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet, in beginsel alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten die vallen binnen de sectoren milieu, informatiecommunicatietechnologie (ICT) of bouw en die, conform het vigerende Inkoop- en Aanbestedingsbeleid voor aanbesteden van werk respectievelijk van diensten en leveringen, welke conform de Europese grensbedragen openbaar moeten worden aanbesteed.

  • 2. Een besluit tot uitvoering van een Bibob-onderzoek bij openbare aanbestedingen zal in beginsel alleen plaatsvinden indien:

    • a.

      vanuit eigen informatie of vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het RIEC aanleiding is om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet/of;

    • b.

      vanuit het Openbaar Ministerie informatie verkregen is als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet.

  • 3. In de Aanbestedingswet 2012 is de mogelijkheid opgenomen van een eigen integriteitsverklaring van een gegadigde opgenomen. Deze eigen integriteitsverklaring zal als zodanig onderdeel worden van het aanbestedingsbeleid van deze gemeente. Dit zal het uitvoeren van een eigen onderzoek in veruit de meeste gevallen overbodig maken.

Hoofdstuk 4 Uitvoering

Artikel 4:1 Bibob-vragenformulieren

  • 1. Met betrekking tot de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en in te leveren bij het bevoegde bestuursorgaan/rechtspersoon met een overheidstaak. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.

  • 2. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid, van de wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan/rechtspersoon met een overheidstaak zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

Artikel 4:2 Weigering invullen Bibob-formulieren bij publiekrechtelijke beschikkingen

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren, kan leiden tot het intrekken van de eventueel reeds verstrekte beschikking. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 3 juncto artkel 4 van de Wet Bibob.

Artikel 4:3 Weigeren invullen Bibob-formulieren bij privaatrechtelijke transacties

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanbieding voor de overheidsopdracht of vastgoedtransactie op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een het door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Een weigering om extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren, leidt tot het uitsluiten van mededinging. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 juncto artikel 3 van de Wet Bibob.

Artikel 4:4 Eigen onderzoek als bedoeld in artikel 1:1, tweede lid, onder g

  • 1. 1.Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit onderliggende wetgeving van de desbetreffende vergunning. Daarbij kunnen de volgende stappen worden onderscheiden:

    Stap 1:

    • a.

      Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van de door de aanvrager/houder van: 1e de ingevulde BIBOB-vragenformulieren en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten 2e -eventueel extra op verzoek van het bevoegde gezag door aanvrager/houder overgelegde documenten of informatie

      3e open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster, etc.)

    • b.

      De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigering en intrekkingsgronden onderzoeken en - zo mogelijk - toepassen.

    • c.

      Wanneer het Bibob-vragenformulier niet of niet volledig wordt ingevuld worden allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast. Bij volharding zal de weigering of het toesturen van onvolledige informatie worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 juncto artikel 3 van de wet.

    • d.

      Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden door ondersteuning/advisering vanuit het RIEC. Ook kan de gemeente - desgewenst - gebruik maken van de kennis en expertise van het RIEC.

    • e.

      Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de wet genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in de wet kan het de vergunning weigeren of intrekken.

    Stap 2

    Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) versterkte informatie als hiervoor genoemd kan een advies bij het Bureau worden gevraagd, indien:

    • a.

      Na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financiering van de betreffende activiteit en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

    • b.

      Na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden ondernemingen(en);

    • c.

      Na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden activiteiten;

    • d.

      De Officier van Justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob-advies aan te vragen.

  • 2. Een toetsing aan de wet met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidstaak:

    • a.

      eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten en

    • b.

      voorts alleen een advies kan vragen indien dit, gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten, evenredig is.

  • 3. De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

  • 4. Bij een advies met een conclusie 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bestuursorgaan extra voorschriften aan de vergunning verbinden. Deze voorschriften dienen Bibob-gerelateerd te zijn.

Artikel 4:5 Informatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 9 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2. In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 4:6 Adviestermijn

  • 1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid, van de wet.

  • 2. Indien het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15, derde lid, van de wet.

  • 3. Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in artikel 40 van de wet.

  • 4. De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, lid 2 van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 4:7 Besluit

Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak verleent aan de betrokkene geen overheidsopdracht of gaat met de betrokkene geen vastgoedtransactie aan, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een n of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012. Dit betreft de volgende situaties:

  • a.

    Indien het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

  • b.

    Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren toepassen bij andere besluiten die onder de werking van de wet vallen.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5:1 Intrekken oude beleidsregel

De Beleidsregel Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Goeree-Overflakkee, vastgesteld bij besluit van 21 juli 2015, wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 5:2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van zijn bekendmaking.

Artikel 5:3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel BIBOB Goeree-Overflakkee.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 16 mei 2017 door
burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,
secretaris, burgemeester,
W.van Esch mr. A. Grootenboer-Dubbelman,
De burgemeester van Goeree-Overflakkee,
Mr. A. Grootenboer-Dubbelman