Regeling vervallen per 15-02-2023

Beleidsregels leerlingenvervoer Goeree-Overflakkee 2017

Geldend van 03-12-2020 t/m 14-02-2023

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer Goeree-Overflakkee 2017

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee;

overwegende dat het ten behoeve van de uitvoering van het leerlingenvervoer wenselijk is beleidsregels vast te laten stellen;

gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en op de Verordening leerlingenvervoer Goeree-Overflakkee 2015;

besluiten:

vast te stellen de volgende beleidsregels: Beleidsregels leerlingenvervoer Goeree-Overflakkee 2017.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder verordening: de Verordening leerlingenvervoer Goeree-Overflakkee 2015.

  • 2. Voor de overige begrippen wordt aangesloten bij de begripsbepalingen van de verordening.

Artikel 2 Uitgangspunten

Deze beleidsregels zijn erop gericht in aanvulling op de verordening duidelijke regels te verschaffen voor de praktische uitvoering van het leerlingenvervoer en een goede belangenafweging te maken bij de behandeling van de aanvragen om toekenning van een vervoersvoorziening in het leerlingenvervoer.

Bij de uitvoering van de verordening hanteren burgemeester en wethouders de volgende uitganspunten: zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid en cliëntgerichtheid.

Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kinderen en zij moeten in de eerste plaats zelf zorgen voor het vervoer naar school. Burgemeester en wethouders hebben uitsluitend de wettelijke zorgtaak een passende regeling te verstrekken, waarmee in de vervoerskosten van de leerling, en zo nodig een begeleider, kan worden voorzien. Ouders kunnen hun verantwoordelijkheden niet overdragen aan de gemeente. De wettelijke regeling, noch de gemeentelijke verordening doet hier iets aan af.

Waar mogelijk stimuleren burgemeester en wethouders het vervoer per fiets. Beoordeeld wordt of de leerling in staat is zelfstandig naar school te fietsen of dat dit onder begeleiding mogelijk is. Ook wordt er, in overleg met de scholen en ouders, gekeken in hoeverre de zelfredzaamheid van de leerling kan worden vergroot. Doel is de leerling die op de peildatum (1 augustus van het schooljaar waarop de voorziening betrekking heeft) negen jaar of ouder is zo zelfstandig mogelijk naar school te laten reizen, hetzij per fiets, hetzij met het openbaar vervoer. Uiteraard wordt, ongeacht de leeftijd, altijd de individuele situatie bekeken om vast te stellen of het kind voldoende zelfstandig is om met de fiets of het openbaar vervoer te kunnen reizen. Eventueel kunnen ouders hun kind begeleiden. Een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer dient bij leerlingen van negen jaar en ouder slechts in uitzonderingsgevallen te worden verstrekt. Deze gevallen zijn vermeld in artikel 12 van de verordening.

Artikel 3 Passend vervoer

Wat passend vervoer precies inhoudt beschrijft de wetgeving, jurisprudentie en verordening niet. Er zal op individueel niveau een beoordeling moeten plaatsvinden om de juiste vervoersvoorziening voor de leerling te kunnen bepalen. Hierbij spelen de volgende factoren een rol: leeftijd van de leerling, de medische mogelijkheden/beperkingen van de leerling en de infrastructurele mogelijkheden op de route woning-school en vice versa.

Bij de beoordeling welke vervoerswijze past bij de eigen kracht van de leerling, die valt binnen de verordening leerlingenvervoer, kan advies ingewonnen worden bij onafhankelijk deskundigen. De beoordelingsrichtlijn hierbij is als volgt:

  • ·

    Alle leerlingen jonger dan negen jaar: aangepast vervoer;

  • ·

    Voor het verstrekken van de vervoersvoorziening is bepalend de leeftijd van de leerling bij aanvang van het schooljaar waarop de voorziening betrekking heeft. Als een leerling op de peildatum (1 augustus) van het schooljaar acht jaar oud is, dan wordt deze leerling voor het gehele schooljaar als zijnde acht jaar oud beschouwd;

  • ·

    Alle leerlingen van het basisonderwijs van negen jaar of ouder: zelfstandig met het openbaar vervoer/fiets of met openbaar vervoer/fiets met begeleiding;

  • ·

    Alle leerlingen van het voortgezet (speciaal) onderwijs: zelfstandig met het openbaar vervoer/fiets of openbaar vervoer/fiets met begeleiding;

  • ·

    Indien op grond van de medische situatie van de leerling het openbaar vervoer of fiets niet tot de mogelijkheden behoort, wordt aangepast vervoer toegekend;

  • ·

    Uit de medische indicatie moet blijken of er uitzicht is op vervoer met het openbaar vervoer/fiets in de toekomst en zo ja, op welke termijn en of herindicatiestelling nodig is.

Het onafhankelijk adviesbureau gaat uit van bovenstaande beoordelingsrichtlijnen. De kosten van het onafhankelijk advies zijn voor rekening van de gemeente. Eventuele kosten voor door de ouders niet nagekomen of niet tijdig afgezegde afspraken worden aan de ouders doorberekend.

Artikel 4 Afgeven meerjarenbeschikking

Op grond van artikel 4 van de verordening is het mogelijk om meerjarenbeschikkingen af te geven. In het kader van vermindering van de regeldruk en vanuit het oogpunt van lastenverlichting voor de burger is het wenselijk om, indien mogelijk, voor een langere periode dan één schooljaar de vervoersvoorziening toe te kennen. In de volgende gevallen kan een meerjarenbeschikking worden afgegeven:

  • ·

    Voor leerlingen die tot hun negende jaar met aangepast vervoer vervoerd worden;

  • ·

    Voor leerlingen waarvan te verwachten is dat er geen verandering zal optreden in de lichamelijke of geestelijke toestand van de leerling en deze dus aan de geldende criteria blijft voldoen;

  • ·

    Voor leerlingen die aangepast vervoer beschikt hebben gekregen op basis van het criterium dat de leerling met gebruikmaking van het openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, en waarvan de verwachting is dat dit niet zal wijzigen door aanpassingen in het openbaar vervoer.

In de gevallen dat een meerjarenbeschikking wordt afgegeven, zal door de gemeente in het vierde kwartaal van het kalenderjaar een steekproefsgewijze controle (te weten bij 10% van de afgegeven meerjarenbeschikkingen) worden uitgevoerd.

Op grond van artikel 6 van de verordening wordt in de beschikking de verplichting opgenomen, dat de ouders gehouden zijn wijzigingen die van invloed zijn op de toegekende vervoersvoorziening onverwijld schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders te melden. Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening.

Artikel 5 Berekening van de afstanden

In artikel 10 van de verordening is bepaald, dat de afstand tussen de woning en de voor de leerling dichtstbijzijnde toegankelijke school voor regulier basisonderwijs meer dan zes kilometer moet bedragen en voor speciaal (basis)onderwijs meer dan vier kilometer, wil men in aanmerking kunnen komen voor toekenning van een vervoersvoorziening.

Indien het vervoer per fiets betreft, wordt bij de toetsing van de aanvraag de kortste, voor de leerling voldoende begaanbare en veilige route per fiets gemeten via de routeplanner op www.anwb.nl. Als de afstand tussen de woning en de voor de leerling dichtstbijzijnde toegankelijke school minder is dan zes respectievelijk vier kilometer, dan wordt bij de beschikking op aanvraag een uitdraai ter onderbouwing van de weigering meegestuurd.

Burgemeester en wethouders kunnen ouders toestemming verlenen om hun kind zelf met de auto naar school te brengen. Voor het bepalen van de afstand tussen de woning en de voor de leerling dichtstbijzijnde toegankelijke school wordt gebruikt gemaakt van de routeplanner op www.anwb.nl. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de optie ‘kortste route’, waarna het gemiddelde van zowel de heen- als terugreis word vastgesteld. Het door deze routeplanner aantal uitgerekende kilometers is voor burgemeester en wethouders te allen tijde uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag en voor de bekostiging van het leerlingenvervoer.

Bij de beoordeling van de aanvragen dient een aantal afstanden te worden berekend. De afstanden worden berekend:

  • ·

    om vast te stellen of aan het afstandscriterium van zes respectievelijk vier kilometer wordt voldaan;

  • ·

    om te bepalen welke school dichterbij de woning staat;

  • ·

    om de hoogte van de vergoeding voor de auto of de fiets vast te stellen.

Artikel 6 Vaststellen van de reistijd

Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de Reisinformatiegroep via www.9292.nl. Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer wordt de vervoerder geraadpleegd.

Artikel 7 Vaststellen kosten openbaar vervoer

Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de beschikbaar gestelde informatie op www.9292.nl.

Artikel 8 Berekening drempelbedrag

Het opleggen van een drempelbedrag conform artikel 14 van de verordening kan alleen aan ouders van leerlingen in het regulier basisonderwijs, van wie het gezamenlijk inkomen meer bedraagt dan de in de verordening genoemde grenswaarde.

Bij het afleggen van de afstand woning – school (en vice versa) met het openbaar vervoer kan het zijn dat men met verschillende vervoersmaatschappijen te maken krijgt. De hoogte van het drempelbedrag wordt berekend aan de hand van de volgende punten:

  • 1.

    Het opstaptarief/basistarief van de vervoersmaatschappij;

  • 2.

    Het tarief per kilometer over de eerste zes kilometer;

  • 3.

    De kosten van aanschaf van het meest gunstige van toepassing zijnde kortingsabonnement en de hieruit voortvloeiende korting;

  • 4.

    De uitkomst voor een enkele reis wordt vermenigvuldigd met twee (retour);

  • 5.

    De uitkomst voor een retour wordt vermenigvuldigd met 200 vervoersdagen.

De uitkomst betreft het drempelbedrag per jaar.

Artikel 9 Declareren vervoerskosten

Leerlingen die bij aanvang van het schooljaar een voorziening op basis van openbaar vervoer beschikt krijgen, ontvangen een vergoeding op basis van de goedkoopste vervoersvoorziening in het openbaar vervoer voor het gehele schooljaar. Deze vergoeding wordt bij aanvang van het schooljaar in één keer uitbetaald. Bij leerlingen die gedurende het schooljaar instromen, wordt naar evenredigheid van het aantal maanden dat zij nog naar school gaan in het betreffende schooljaar de goedkoopste vervoersvoorziening in één keer voor het resterende deel van het schooljaar uitbetaald.

De kosten van de aanschaf van de OV-chipkaart zelf worden niet vergoed en komen voor rekening van de ouders.

Bij het toekennen van een kilometervergoeding voor de fiets of eigen vervoer wordt telkens voor een periode van drie maanden de vergoeding bij voorschot uitbetaald. De hoogte van de kilometervergoeding voor de fiets en eigen vervoer is afgeleid van de Reisregeling Binnenland en wordt vermenigvuldigd met het aantal vervoersdagen.

Er hoeft achteraf geen verantwoording plaats te vinden.

Artikel 10 Opstapplaatsen

Om efficiencyredenen kunnen burgemeester en wethouders kiezen voor het gebruiken van centrale opstapplaatsen. Deze liggen op maximaal 1200 meter of 30 minuten lopen van de woning en zijn bij voorkeur gesitueerd bij bestaande haltes of op locaties die als halte kunnen worden aangemerkt. De opstapplaatsen zijn goed bereikbaar. Indien de leerling toezicht nodig heeft bij de opstapplaats of hulp bij het oversteken zijn de ouders hiervoor verantwoordelijk. De leerling dient zich, al dan niet onder begeleiding van de ouders, te begeven naar de door burgemeester en wethouders aangewezen opstapplaats.

Burgemeester en wethouders delen de ouders in de beschikking mee of voor het vervoer van de leerling gebruik zal worden gemaakt van een centrale opstapplaats. Als dit het geval is, wordt de locatie van de toegewezen opstapplaats in de beschikking genoemd.

De locaties voor opstapplaatsen worden door de vervoerder bepaald en dienen schriftelijk te worden goedgekeurd door burgemeester en wethouders en vervolgens vastgelegd te worden in het vervoersplan.

Artikel 11 Af- en aanwezigheidsmeldingen

Indien de leerling zonder kennisgeving niet op het overeengekomen tijdstip op de afgesproken opstapplaats aanwezig is, dan wordt contact gezocht met de ouders/verzorgers van de betreffende leerling om de reden van afwezigheid vast te stellen. Ook als een leerling thuis wordt opgehaald en niet instapt, wordt dit vastgelegd. De betreffende leerling zal tot nader order niet worden vervoerd. Bij de ouders/verzorgers ligt de verantwoordelijkheid, dat zij zelf actief melden dat een leerling weer mee zal rijden of dat een leerling afwezig is. Dit om te voorkomen dat de taxi onnodige ritten rijdt.

Artikel 12 Structurele en tijdelijke handicap

Er is onderscheid te maken in structurele en tijdelijke handicap. De gemeente is in principe alleen verantwoordelijk voor vervoer van structureel gehandicapte leerlingen. Indien in de verordening wordt gesproken van een handicap, wordt een structurele handicap bedoeld.

De verordening kent niet het begrip tijdelijke handicap. Burgemeester en wethouders behoeven derhalve geen vervoer te verzorgen voor tijdelijke medische redenen, bijvoorbeeld als een leerling een gebroken been heeft. Ouders hebben hier zelf een verantwoordelijkheid in. Het kan echter voorkomen dat een leerling een zware operatie moet ondergaan of een meervoudige ledematenbreuk heeft opgelopen, met als gevolg dat de leerling een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van een rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie. In dergelijke gevallen kan een leerling een beroep doen op het leerlingenvervoer. Burgemeester en wethouders kunnen dan een beschikking afgeven voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op vervoer.

Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Wanneer sprake is van een tijdelijke handicap tot drie maanden heeft de leerling geen aanspraak op leerlingenvervoer.

  • 2.

    Wanneer er sprake is van een tijdelijke handicap die langer duurt dan drie maanden, kan de leerling tijdelijk in aanmerking komen voor leerlingenvervoer.

  • 3.

    De verwachte periode van de ‘tijdelijke’ handicap dient aangetoond te worden door middel van schriftelijke verklaringen van bijvoorbeeld medische specialisten of een behandelend arts. Burgemeester en wethouders behouden zich te allen tijde het recht voor het advies van andere deskundigen bij de beoordeling te betrekken.

  • 4.

    Vervoer wordt niet toegekend voor een volledig schooljaar, maar voor een beperkte periode afhankelijk van de aard en de ernst van de ‘tijdelijke’ handicap. Na afloop van deze vastgestelde periode wordt de situatie weer bekeken en wordt bezien of er nog redenen zijn waardoor het vervoer verlengd kan worden.

Artikel 13 Begeleiding ouders

In artikel 12, eerste lid, onder d en artikel 18, eerste lid, onder c van de verordening wordt gesteld, dat burgemeester en wethouders een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer verstrekken, indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 11 (openbaar vervoer/fiets en begeleider) en door de ouders ten behoeve van burgemeester en wethouders genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.

Er is geen sprake van ernstige benadeling van het gezin als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet kunnen begeleiden.

Van ernstige benadeling van het gezin kan sprake zijn, indien:

  • ·

    er structurele medische redenen zijn die langer dan zes maanden duren en die beide ouders belemmeren hun kind te begeleiden. Ouders moeten ter onderbouwing een medische verklaring meesturen van een medisch deskundige niet zijnde de eigen huisarts;

  • ·

    de reistijd van de begeleidende ouder, om de betrokken leerling naar school te begeleiden meer dan een uur per enkele reis bedraagt.

Artikel 14 Stagevervoer

Een stage kan deel uitmaken van het onderwijsprogramma van scholen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs. Wanneer de stage is opgenomen in het schoolplan en de stage beroepsgericht is (dus geen dagbesteding), is het stageadres aan te merken als ‘school’. Komt de leerling in aanmerking voor een vervoersvoorziening naar de school waar hij staat ingeschreven, dan bestaat er in beginsel ook aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres, als het stageadres voldoet aan het afstandscriterium uit de verordening. De stageplek dient zich zoveel mogelijk dichtbij huis of op de route van het leerlingenvervoer te bevinden. Vervoer naar stageadressen vindt niet plaats tijdens het weekend en gedurende schoolvakanties. Is er sprake van een aanvraag voor stagevervoer, dan dient deze aanvraag vergezeld te gaan van een ondertekende stageovereenkomst, waaruit blijkt of de stage gericht is op arbeidstoeleiding of op dagbesteding. Slechts een beroepsgerichte stage komt voor toekenning van een vervoersvoorziening leerlingenvervoer in aanmerking, voor zover aan alle andere vereisten is voldaan.

Artikel 15 Overstap van vso-leerlingen van aangepast vervoer naar openbaar vervoer

Bij de invoering van het passend onderwijs zijn, als het gaat om leerlingenvervoer, leerlingen van het Voortgezet Speciaal Onderwijs (hierna VSO) gelijk gesteld aan leerlingen van het regulier Voortgezet Onderwijs (hierna VO). Er bestaat geen aanspraak meer op bekostiging van het leerlingenvervoer, indien een leerling zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen.

Echter, veelal moeten leerlingen die aangewezen zijn op VSO verder reizen dan leerlingen van het regulier VO. Daarnaast vergt het van deze leerlingen vaak enige oefening voordat zij zelfstandig kunnen reizen.

Om (ouders van) leerlingen die een voorziening voor aangepast vervoer hebben gekregen, te stimuleren om de overstap naar het openbaar vervoer te maken om zo de zelfredzaamheid van de leerling te vergroten, en waar bij de leerling de potentie bestaat om zelfstandig met het openbaar vervoer te reizen, verstrekken burgemeester en wethouders een voorziening, bestaande uit een instrument (ook wel bekend als De Reiskoffer) om zelfstandig te leren reizen gedurende een door burgemeester en wethouders vast te stellen periode (afhankelijk van de leerling), alsmede een vergoeding van 100% voor de kosten van het openbaar vervoer gedurende de periode dat de leerling de VSO-school bezoekt.

Artikel 16 Crisisopvang

Het komt voor dat kinderen, die thuis in een crisissituatie verkeren, tijdelijk of voor langere duur worden opgevangen bij een pleeggezin / familie / zorginstelling binnen de gemeentegrenzen van Goeree-Overflakkee. In het geval dat er sprake is van een crisissituatie blijft de leerling in het algemeen zijn ‘oude’ school bezoeken, omdat dit voor de leerling vaak nog de enige stabiele en veilige factor is. Formeel gezien hoeft de gemeente het vervoer naar de ‘oude’ school niet te vergoeden, omdat dit veelal niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is. Om te voorkomen dat leerlingen direct al van school moeten wisselen zonder dat bekend is hoe lang de crisisopvang duurt, wordt er voor gekozen om het vervoer naar de ‘oude’ school gedurende een bepaalde periode te vergoeden.

Voor leerlingen die vanwege een crisissituatie tijdelijk uit huis geplaatst worden, zal gedurende een periode van maximaal zes weken een vervoersvoorziening verstrekt worden naar de ‘oude’ school. Gedurende deze periode van zes weken wordt veelal duidelijk waar de leerling definitief gaat wonen. De verzorgers van de leerling dienen de periode van zes weken te gebruiken om bij langduriger verblijf in de gemeente Goeree-Overflakkee een andere school ge zoeken, die voldoet aan het criterium dichtstbijzijnde toegankelijke school. Nadat de periode van maximaal zes weken is verstreken, zal de aanvraag van de leerling op de gebruikelijk wijze worden beoordeeld en zal de bekostiging worden gebaseerd op de kosten van het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

Wordt door Jeugdzorg aangegeven, dat het in het belang van de leerling is om de ‘oude’ school te blijven bezoeken, dan zal bekostiging vanuit de Jeugdwet dienen plaats te vinden.

Is al direct bekend dat de crisisopvang langer dan zes weken zal gaan duren, dan gaat bekostiging van de vervoersvoorziening direct over op de gemeente waar de nieuwe feitelijke verblijfplaats van de leerling onder valt.

Artikel 17 Vervoer van leerlingen naar de taalondersteuningsgroep

Voor verlenging van de toekenning voor aangepast vervoer als bedoeld in artikel 22a, derde lid, van de verordening dient door de school een verklaring te worden overgelegd waaruit de noodzaak voor verlenging voldoende blijkt.

Artikel 18 Intrekking oude beleidsregels

De Beleidsregels leerlingenvervoer Goeree-Overflakkee 2016 worden ingetrokken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na die van zijn bekendmaking.

Artikel 20 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels leerlingenvervoer Goeree-Overflakkee 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van
13 juni 2017,
Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,
secretaris, burgemeester,
W.M. van Esch mr. A. Grootenboer-Dubbelman