Subsidieregeling schurvelingen- en zandwallengebied Goeree-Overflakkee

Geldend van 17-04-2019 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling schurvelingen- en zandwallengebied Goeree-Overflakkee

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee;

overwegende dat de gemeente het collectief behoud en beheer van het cultuurhistorisch waardevolle schurvelingen en zandwallengebied rondom Ouddorp wil stimuleren;

gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee 2015;

besluiten vast te stellen de volgende Subsidieregeling schurvelingen- en zandwallengebied Goeree-Overflakkee.

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: twee of meer eigenaren van een landschapselement die de aanvraag (laten) indienen;

  • b.

    collectief: twee of meer eigenaren die ieder afzonderlijk een of meerdere landschapselementen in eigendom hebben;

  • c.

    collectieve aanpak: het gezamenlijk (laten) uitvoeren van wezenlijk onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan landschapselementen door twee of meer eigenaren, waarbij iedere eigenaar afzonderlijk een of meerdere landschapselementen in eigendom heeft;

  • d.

    landschapselement: een schurveling, zandwal, greppel, elzensingel, hameet of hooilandje;

  • e.

    schurveling: een beplante grondwal met een hoogte variërend van 1 tot 1½ meter rondom een akker of voormalige akker;

  • f.

    zandwal: een al dan niet beplante grondwal met een hoogte variërend van 2 tot 4 meter hoog rondom een akker of voormalige akker.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Het bepaalde in deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies voor de collectieve aanpak van (een) bestaande landschapselement(en) binnen het in bijlage 1 omlijnd aangegeven gebied.

  • 2. Deze regeling is van toepassing op projectsubsidies, zoals bepaald in de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee.

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in deze regeling een subsidie toekennen aan een collectief.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij hun beslissing op grond van het eerste lid rekening houden met financiële steun die op grond van enig andere regeling is of kan worden toegekend.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de toekenning van de subsidie nadere voorwaarden verbinden.

Artikel 4 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. De kosten voor het (laten) uitvoeren van wezenlijke onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan een landschapselement, zoals beschreven in bijlage 2 bij deze regeling, komen voor subsidie in aanmerking.

  • 2. De subsidie bedraagt:

    • a.

      vijfentwintig procent van de onderhouds- en herstelkosten indien het collectief dat de werkzaamheden uitvoert of laat uitvoeren uit vier of minder eigenaren bestaat;

    • b.

      veertig procent van de onderhouds- en herstelkosten indien het collectief dat de werkzaamheden uitvoert of laat uitvoeren uit minimaal vijf en maximaal acht eigenaren bestaat;

    • c.

      vijfenvijftig procent van de onderhouds- en herstelkosten indien het collectief dat de werkzaamheden uitvoert of laat uitvoeren uit negen of meer eigenaren bestaat.

  • 3. De maximale hoogte van de totale subsidie bedraagt:

    • a.

      € 12.500,- indien het collectief uit vier of minder eigenaren bestaat;

    • b.

      € 25.000,- indien het collectief uit minimaal vijf en maximaal acht eigenaren bestaat;

    • c.

      € 50.000,- indien het collectief uit negen of meer eigenaren bestaat.

Artikel 5 Aanvraag

Een aanvraag wordt schriftelijk ingediend middels een daartoe beschikbaar gesteld formulier en gaat vergezeld van een opgave van:

  • a.

    de te treffen maatregelen;

  • b.

    de werkelijke kosten van de te treffen maatregelen alsmede een financiële onderbouwing van deze opgave;

  • c.

    een omschrijving van de collectieve aanpak;

  • d.

    een planning waaruit blijkt wanneer gestart wordt met de werkzaamheden en wanneer deze zijn afgerond.

Artikel 6 Toekenning

  • 1. Indien de werkzaamheden waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft omgevingsvergunningplichtig zijn, wordt de subsidie alleen toegekend als er een omgevingsvergunning is verleend voor het uitvoeren van die werkzaamheden.

  • 2. Subsidie wordt alleen toegekend als nog niet is gestart met de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 3. Voor ieder landschapselement kan slechts één keer subsidie worden toegekend.

Artikel 7 Volgorde behandeling

  • 1. Aanvragen worden in behandeling genomen en beoordeeld in volgorde van binnenkomst. Als datum van binnenkomst geldt de datum waarop de volledige aanvraag is ontvangen.

  • 2. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na de dag van ontvangst op de aanvraag.

  • 4. De beslistermijn kan eenmalig met vier weken worden verlengd.

  • 5. Uit overschrijding van de in het tweede lid bedoelde termijn kan de aanvrager niet afleiden dat de aanvraag is of wordt gehonoreerd.

Artikel 8 Weigeringsgronden

  • 1. De aanvraag wordt afgewezen indien:

    • a.

      de werkelijke kosten van de onderhouds- of herstelkosten niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat;

    • b.

      er gegronde redenen bestaan aan te nemen dan wel vastgesteld wordt dat niet aan de voorwaarden en bepalingen van deze regeling wordt of zal worden voldaan; of

    • c.

      er al subsidie is toegekend op basis van deze regeling.

  • 2. Indien de werkzaamheden door derden worden uitgevoerd moet gebruik gemaakt worden van erkende hoveniers of uitvoerders.

  • 3. De eigen arbeidsuren komen niet in aanmerking voor subsidie.

  • 4. De aanvraag wordt geheel of gedeeltelijk afgewezen wanneer toekenning van de aanvraag leidt tot verboden staatsteun zoals bedoeld in artikel 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 9 Subsidievaststelling

  • 1. Uiterlijk een maand na voltooiing van de werkzaamheden/maatregelen dient de houder van een beschikking tot subsidieverlening bij burgemeester en wethouders een aanvraag in voor een beschikking tot subsidievaststelling.

  • 2. De aanvraag om beschikking tot subsidievaststelling wordt ingediend middels een vastgesteld formulier, onder overlegging van de daarop vermelde bijlagen.

  • 3. De subsidie wordt vastgesteld op basis van de door de aanvrager overgelegde kassabonnen/facturen met bijbehorende, door de gemeente beschikbaar gestelde, declaratieformulieren nadat de gemeente de uitgevoerde werkzaamheden heeft gecontroleerd.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 11 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Subsidieregeling schurvelingen- en zandwallengebied Goeree-Overflakkee.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 9 april 2019 door

burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

secretaris, burgemeester,

W.M. van Esch mr. A. Grootenboer-Dubbelman

Bijlage 1: Schurvelingengebied

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2: Beschrijving wezenlijke onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan landschapselementen

1. Zandwal / schurverling:

Toelichting op landschapselement

Zandwallen en schurvelingen zijn karakteristieke landschapselementen op de Kop van Goeree. Doorgaans worden deze twee elementen op één hoop gegooid, maar er is ter degen een groot verschil in ouderdom, oorsprong en uiterlijk.

De schurveling werd aan weerszijde begrensd door een greppel en was vaak begroeid met een houtachtige begroeiing. Het grondlichaam van de schurveling was meestal 1 tot 1½ meter hoog. Schurvelingen zijn doorgaans aangelegd in de Middeleeuwen en werden rond de hameeten aangelegd. De hameeten was een stuk grond van ongeveer 4 hectare groot. Binnen de hameeten varieerde de percelen in een breedte van 2 tot 10 meter. De akkertjes werden begrensd door greppels.

Vanaf de 19e eeuw tot en met het begin van WOII werden de hameeten uitgemijnd. De teelaarde werd opzijgeschoven en het onderliggende schrale zand werd afgegraven en naar de zijkanten afgevoerd op een zogenoemde zandwal. In een aantal gevallen verdween de schurveling hierdoor (voor een deel) onder de nieuw opgeworpen zandwal. Echter, een aantal zandwallen werden ook midden op de hameeten aangelegd waardoor er een kleinschaliger landschap ontstond. De zandwallen hadden aan de voet op het maaiveld een breedte van 3 tot maximaal 20 meter en een hoogte van 2 tot 5 meter tot de kruin.

In een aantal gevallen ligt er langs de zandwal nog een greppel of smalle sloot.

Zandwallen werden tot halverwege de 20e eeuw nog veel begraasd met witte geiten of met de hand (zeis) gemaaid en waren doorgaans alleen begroeid met grassen en kruiden. Nadat het onderhoud aan de zandwallen minder intensief werd toegepast, raakte de zandwallen steeds meer begroeid met bomen en struiken. Eerst vooral meidoorn en iepen. Later vooral met eiken. In de jaren na de watersnoodramp zijn diverse zandwallen afgegraven en verdwenen in de dijkverzwaring van het Flauwe werk.

afbeelding binnen de regeling

Samengevat:

  • Schurvelingen zijn doorgaans 1 – 1½ meter hoge grondlichamen die aangelegd zijn in de Middeleeuwen als perceelscheiding en daardoor nog steeds op de oude historische perceelbegrenzing liggen.

  • Zandwallen zijn ontstaan vanaf de 19e eeuw bij het uitmijnen van de grond en zijn doorgaans 2 tot 5 meter hoog.

Er zijn enkele termen die van belang kunnen zijn voor het herstel of beheer van een schurveling of zandwal. Zie hiervoor de bijgevoegde tekeningen.

afbeelding binnen de regeling

Bij een zandwal kunnen we spreken over verschillende begroeiingstypen:

  • Zandwal met kruiden en grassen. Op de zandwal staan geen bomen of houtachtige struiken.

  • Zandwal met kruiden en grassen een solitaire boom of struik.

  • Zandwal met lichte boomlaag. Op de zandwal staan enkele bomen of struiken. Er is voldoende doorzicht tussen de kruinen door en er valt nog veel zonlicht op de zandwal.

  • Zandwal met zware boomlaag. Hierbij neemt het aantal bomen en struiken zodanig toe, dat de kruinen van de bomen in elkaar overlopen. Er is veel schaduwwerking op de onderliggende kruiden en grassen.

  • Zandwal met volle boomlaag. Het maaivlak van de zandwal is vrijwel niet meer zichtbaar en wordt gedomineerd door bomen en struiken.

  • Zandwal begroeid met braamstruweel. Er staat zodanig veel braamstruweel dat de kruiden en grassen worden verdrukt of zijn verdwenen.

Bij goed onderhoud aan een zandwal dient men jaarlijks de kruiden en grassen te maaien en af te voeren. De onderste takken van bomen en struiken dienen te worden opgesnoeid zodat deze niet over de wal kunnen schuren waardoor er kale plekken ontstaan. Door het opsnoeien wordt ook voorkomen dat er te veel schaduwwerking plaatsvindt op de zandwal en het naastgelegen perceel. Voorkom dat op een zandwal een teveel aan bomen ontstaan. Af en toe een boom aan de grond afzagen en verwijderen kan ten goede komen van de kruidenrijkdom en geeft de zandwal soms een mooier landschappelijk karakter. Plekgewijs kan er best wat braam staan op de zandwal, zeker op de kopse kanten langs de openbare weg. Hiermee voorkom je ongewenste betreding.

Toelichting en instructie over hoe werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden:

  • 1.

    Het profiel van de zandwal of schurveling is (gedeeltelijk) beschadigd, ingezakt of verdwenen. Het oude profiel van de zandwal of schurveling wordt weer hersteld.

  • Herstellen van de teen van de zandwal:

    De teen van de zandwal of schurveling is zodanig beschadigd dat de het fijne zand weg loopt aan de onderzijde van de zandwal. Dit kan worden hersteld door aan de teen van de zandwal de grond aan te vullen met gebiedseigen zand en af te dekken met graszode. In extreme droge periodes worden de graszode besproeid om verdroging te voorkomen.

  • Herstellen van ongewenste kale plekken en inzakkingen:

  • Door ongewenste betreding van het element, verdroging, of te vaak maaien en afvoeren van de vegetatie, kunnen ongewenste en te grote kale plekken zijn ontstaan. Het zand kan zijn “uitgelopen” tot ver op het naastgelegen maaiveld. Eventuele greppels kunnen zijn dichtgelopen.

  • Met een kraan wordt het uitgelopen zand zo veel mogelijk teruggebracht op een gelijkwaardig profiel van de zandwal of schurveling. Eventueel wordt er gebiedseigen zand van elders aangevoerd. Per 100 m² wordt 10 liter potgrond vermengt met de bovenste laag zand. Het herstelde profiel wordt vervolgens met plukjes stro ingestoken waardoor regenwater de bodem insijpelt en de wind minder vat krijgt op het opnieuw aangebrachte zand. De kale plekken worden ingezaaid met een gras-kruidenmengsel van zandblauwtje-muizenoor-schapenzuring. De benodigde hoeveelheid zaad is 400 gram per 100 m² op een kale bodem. De zaaiperiode is augustus tot half oktober. Bij extreme droogte dient u het zaaien uit te stellen.

  • Verdwenen delen van het profiel van zandwal of schurveling herstellen:

    Door verschillende redenen kan het element in het verleden (deels) zijn afgegraven. Het profiel wordt weer hersteld. Met een kraan wordt gebiedseigen humusarm zand in een gelijkwaardig profiel aangebracht. Per 100 m² wordt 10 liter potgrond vermengd met de bovenste laag zand.

    Het herstelde profiel wordt vervolgens met plukjes stro ingestoken waardoor regenwater de bodem insijpelt en de wind minder vat krijgt op het opnieuw aangebrachte zand. De kale plekken worden ingezaaid met een gras-kruidenmengsel van zandblauwtje-muizenoor-schapenzuring. De benodigde hoeveelheid zaad is 400 gram per 100 m² op een kale bodem. De zaaiperiode is augustus tot half oktober. Bij extreme droogte dient u het zaaien uit te stellen.

  • 2.

    Verwijderen van houtopstand van een schurveling of zandwal:

  • Op de zandwal of schurveling staat te veel aan houtopstand. Het hout wordt (voor een gedeelte) verwijderd. De struiken en bomen die men wil verwijderen worden tot aan het maaiveld afgezaagd. Het afgezaagde hout wordt afgevoerd. Indien men het afgezaagde hout versnipperd, dan worden de snippers niet op de zandwal of schurveling verwerkt.

  • Het is toegestaan om de stobben van de bomen definitief te verwijderen met een stobbenfrees of een kraan (alleen bij struiken). Eventuele gaten die daardoor ontstaan worden aangevuld met gebiedseigen zand en ingezaaid met een mengsel van muizenoortje-zandblauwtje-schapenzuring. De benodigde hoeveelheid zaad is 400 gram per 100 m² op een kale bodem.

  • Bij het gebruik van gemotoriseerde zagen dient men zich te houden aan de daarvoor opgestelde veiligheidsvoorschriften, dus beschermde kleding, veiligheidshelm, handschoenen, gehoorbeschermers en andere veiligheidsmaatregelen. Men houdt rekening met de veiligheid van omstanders en het verkeer.

  • De werkzaamheden mogen i.v.m. de Wet natuurbescherming alleen plaatsvinden in de periode van 1 november tot 15 maart. Voor deze werkzaamheden kan een omgevingsvergunning vereist zijn, neem hierover contact op met het team Omgeving, taakveld vergunningverlening.

  • 3.

    Verwijderen van braamstruweel van een schurveling of zandwal:

    Op de zandwal of schurveling staat te veel aan ondoordringbaar braamstruwel. Het braamstruweel wordt (voor een gedeelte) verwijderd. Indien men het verwijderde braamstruweel versnipperd, verhakseld of verklepeld, dan worden de snippers/ restanten niet op de zandwal of schurveling verwerkt.

    Het braamstruweel wordt zo laag mogelijk aan de grond afgemaaid. Dit kan men doen met een zogenoemde bossenmaaier, eenassige messenbalkmaaier, een mobiele kraan met maaikorf/ slootkorf. Na het maaien wordt al het maaisel van de zandwal of schurveling afgeharkt en afgevoerd.

    Eventuele gaten die in de zandwal aanwezig zijn worden aangevuld met gebiedseigen zand. Na het afharken en egaliseren van de zandwal of schurveling wordt deze ingezaaid met een mengsel van grasmengsel BG11 (40%) en muizenoortje-zandblauwtje-schapenzuring (60%). De benodigde hoeveelheid zaad is 500 gram per 100 m² op een kale bodem.

    De werkzaamheden mogen i.v.m. de Wet natuurbescherming alleen plaatsvinden in de periode van 1 september tot 15 maart.

  • 4.

    Verwijderen van exotische beplanting op een schurveling of zandwal:

    Op de zandwal of schurveling staat een gebiedsvreemde beplanting. De gebiedsvreemde beplanting wordt geheel verwijderd. De kruiden, planten, struiken en bomen die men wil verwijderen worden tot aan het maaiveld afgezaagd of met wortel en al van het element verwijderd. De verwijderde beplanting wordt afgevoerd. Indien men hout versnipperd, dan worden de snippers niet op de zandwal of schurveling verwerkt.

    Het is toegestaan om de stobben van de bomen definitief te verwijderen met een stobbenfrees of een kraan (alleen bij bodembedekkers en struiken). Eventuele gaten die daardoor ontstaan worden aangevuld met gebiedseigen zand. Na het aanvullen van de gaten of het egaliseren van oneffenheden, wordt aan het profiel een kleine hoeveelheid zwaarte potgrond toegevoegd en doorgeharkt (maximaal 5 liter per 100 m²). De kale grond wordt ingezaaid met een kruidenmengsel van muizenoortje-zandblauwtje-schapenzuring. De benodigde hoeveelheid zaad is 400 gram per 100 m² op een kale bodem.

    Bij het gebruik van gemotoriseerde zagen dient men zich te houden aan de daarvoor opgestelde veiligheidsvoorschriften, dus beschermde kleding, veiligheidshelm, handschoenen, gehoorbeschermers en andere veiligheidsmaatregelen. Men houdt rekening met de veiligheid van omstanders en het verkeer.

    De werkzaamheden mogen i.v.m. de Wet natuurbescherming alleen plaatsvinden in de periode van 1 september tot 15 maart.

  • 5.

    Specifiek toelichting ten aanzien van bestrijding Japanse Duizendknoop. De Japanse Duizendknoop is een exotische plant die erg dominant kan zijn binnen een landschapselement. Is de plant eenmaal op uw terrein aangetroffen, dan is hij moeilijk te verwijderen en zal hij als u niets doet enorm uitbreiden en inheemse beplanting (of uw mooie tuinplanten in de siertuin) uiteindelijk verdringen. De Japanse Duizendknoop heeft een zeer sterk wortelstel en kan zelfs schade veroorzaken aan bestrating en huizen.

    Men moet oppassen dat men het maaisel van de Japanse Duizendknoop niet verwerkt op een normale composthoop want daarmee verspreid men de plant juist over grotere oppervlakte.

    Het bestrijden van Japanse duizendknoop is een zaak van geduld en de lange adem.

    Voor kleine groeiplaatsen (<1 m²):

    • Probeer de plant te verzwakken door de stengels meerdere keren per groeiseizoen af te knippen. Voer de stengels en plantenresten af in de grijze bak (restafval).

    • Probeer de uitlopers en wortels heel secuur uit te graven en te verwijderen.

    • Eventueel kan een wettelijk toegestaan onkruidbestrijdingsmiddel (glyfosaat, o.a. RoundUp) toegepast worden aan het einde van het groeiseizoen (september).

    • Iets minder effectief is bestrijding met heet water (120 graden) daarmee sterven de bovengrondse en ondergrondse delen af.

    • Afdekken met een dekzeil dat geen licht doorlaat. Gebruik geen landbouwfolie of antiworteldoek, daar groeien de planten dwars doorheen. De grond moet 4 – 5 jaar afgedekt blijven. Een tijdrovende bezigheid dus.

  • Voor grote groeiplaatsen (>1 m²):

    • Probeer goed in kaart te brengen waar de plant voorkomt.

    • Zorg ervoor dat deze plekken niet worden meegenomen in het reguliere maaibeheer, vanwege het risico op verdere verspreiding.

    • Maai de plekken waar de planten voorkomen diverse keren per seizoen en voer het maaisel af naar een composteerbedrijf.

    • Controleer en reinig kleding en machines na werkzaamheden zodat er geen verspreiding kan plaatsvinden.

    • Combineer verschillende bestrijdingsmethoden die ook bij kleine groeiplaatsen zijn benoemd.

  • 6.

    Maaien van een schurveling of zandwal met achterstallig onderhoud:

    Op de zandwal of schurveling groeien kruiden en grassen die meerdere jaren voorheen niet zijn gemaaid. De kruidenrijke vegetatie wordt gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. Met het maaien en afvoeren van de grassen en kruiden zal deze vegetatie zich herstellen en uiteindelijk kruidenrijker worden met karakteristieke bloeiende kruiden.

    De kruidenrijke of grazige vegetatie wordt afhankelijk van de soortsamenstelling, één of twee keer per jaar gemaaid en afgevoerd. Het maaien mag alleen plaatsvinden met een zogenoemde bossenmaaier, eenassige messenbalkmaaier, een mobiele kraan met maaikorf/ slootkorf. Na het maaien wordt al het maaisel van de zandwal of schurveling afgeharkt en afgevoerd. Het maaien met een klepelmaaier is niet toegestaan. Bemesten en gebruik van chemische middelen (m.u.v. de bestrijding van de Japanse duizendknoop) op de zandwal zijn niet toegestaan.

    Bij vegetatie die wordt gedomineerd door zeer veel ruderale kruiden zoals brandnetel, akkerdistel, of alleen maar met hogere grassoorten (hoger dan 40 cm), wordt de zandwal of schurveling 2 keer per jaar gemaaid. Het maaien zal dan plaatsvinden in de periode 1 mei – 1 juni en in de periode 1 augustus – 15 september.

    Bij vegetatie met weinig ruderale kruiden zoals brandnetel, akkerdistel, of alleen maar met hogere grassoorten (hoger dan 40 cm), wordt de zandwal of schurveling één keer per jaar gemaaid. Het maaien zal dan plaatsvinden in de periode in de periode 1 augustus – 1 oktober.

    Op noord- en oosthellingen kunnen eikvarens groeien. Eikvarens en jonge bremstruiken worden bij het maaien ontzien. Eventueel aanwezige dode bremstruiken worden verwijderd.

  • 7.

    Opsnoeien van houtopstand op een schurveling of zandwal:

    Toelichting en instructie over hoe werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden:

    Op de zandwal of schurveling staan diverse bomen en struiken. Om te voorkomen dat de afhangende takken de beheerwerkzaamheden op de zandwal hinderen of bij sterke wind over de zandwal of schurveling schuren, worden de bomen en struiken opgesnoeid. Takken die over de zandwal of schurvelling schuren, kunnen kale plekken veroorzaken. Ok kunnen afhangende takken te veel schaduw veroorzaken op de naastgelegen percelen of een eventueel raster beschadigen.

    Bij het opsnoeien worden alle afhangende takken tot een hoogte van 1.50 meter tot op de stam afgesnoeid. Bij het afsnoeien aan de stam wordt de takkrans laten staan. De takkrans dient ervoor dat de zaagwond uit zichtzelf weer wordt overgroeid. Er wordt geen boomwond afdichtmiddel gebruikt. Het afgezaagde hout wordt afgevoerd. Indien men het afgezaagde hout versnipperd, dan worden de snippers niet op de zandwal of schurveling verwerkt.

    Bij het gebruik van gemotoriseerde zagen dient men zich te houden aan de daarvoor opgestelde veiligheidsvoorschriften, dus beschermde kleding, veiligheidshelm, handschoenen, gehoorbeschermers en andere veiligheidsmaatregelen. Men houdt rekening met de veiligheid van omstanders en het verkeer.

  • 8.

    Regulier maaien van een schurveling of zandwal:

    De zandwal of schurveling wordt met regelmaat onderhouden. Op de zandwal of schurveling groeien kruiden en grassen. De kruidenrijke vegetatie wordt gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd. Door het maaien en afvoeren van de grassen en kruiden zal steeds kruidenrijker worden met karakteristieke bloeiende kruiden. Ruderale kruiden en voedselminnende grassen zullen op den duur afnemen. De hoogte van de vegetatie zal steeds lager en bloemrijker worden. Bemesten van de zandwal of schurveling is niet toegestaan.

    De kruidenrijke of grazige vegetatie wordt één keer per jaar gemaaid en het maaisel wordt van de zandwal/ schurveling afgevoerd. 95% van de kruidenrijke vegetatie gemaaid en afgevoerd. 5% van de kruidenrijke vegetatie blijft plukgewijs gehandhaafd als overwinteringsplaats voor insecten zoals vlinders en krekels.

    Het maaien mag alleen plaatsvinden met een zogenoemde bossenmaaier, eenassige messenbalkmaaier, een mobiele kraan met maaikorf/ slootkorf. Na het maaien wordt al het maaisel van de zandwal of schurveling afgeharkt en afgevoerd.

    Het maaien zal plaatsvinden in de periode 1 augustus – 1 oktober.

    Op noord- en oosthellingen kunnen eikvarens groeien. Eikvarens en jonge bremstruiken worden bij het maaien ontzien. Eventueel aanwezige dode bremstruiken worden verwijderd.

2. Greppel:

Toelichting landschapselement

Langs diverse landschapselementen kan een greppel liggen. Een greppel werd o.a. aangelegd op de hameeten voor de waterhuishouding en afscheiding naar de schurveling. Greppels op de hameeten werden soms aan de randen beplant met zwarte elzen. Het blad van de zwarte els dat in de greppels viel werd gebruikt als bemesting op de naastgelegen akkers. Greppels langs de schurvelingen waren ontstaan om het uitkomende zand te gebruiken om de schurveling op te werpen. Na het uitmijnen van de hameeten verdwenen veel schurvelingen onder de zandwallen en verdwenen ook veel greppels. Soms liggen er langs de elzensingels, schurvelingen en zandwallen nog (restanten) greppels of smalle slootjes.

Greppelstructuren zonder beplanting kunnen ook nog aanwezig zijn op oude hameeten, akkers en weilanden. De perceelstructuur tussen de greppels is dan relatief smal, liggen meestal bol en hebben een maximale breedte van 15 meter.

Toelichting en instructie over hoe werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden:

  • 1.

    Herstellen greppel:

    Langs een landschapselement ligt nog een restant van een greppel. De greppel wordt uitgediept of hergraven. De greppel krijgt een breedte van maximaal 1 meter op maaiveldhoogte en een diepte van maximaal 1 meter. De greppels langs landschapselementen worden gegraven met een lichte graafmachine of met een spade. De taluds hebben een helling van 1:1. Uitkomende grondrestanten worden niet in of op een landschapselement verwerkt. Na het graven worden de taluds ingezaaid met een kruidenrijk grasmengsel. Greppels op een hameeten worden hergraven met een zogenoemde greppelfrees. De greppelfrees wordt ingesteld op een maximale diepte van 50 cm onder het maaiveld. Na het greppelen wordt, indien noodzakelijk de taluds aan de zijkant afgevlakt en de uitkomende grond verwerkt op de naastgelegen akkertjes. De naastgelegen akkertjes worden enigszins bol gelegd.

  • 2.

    Regulier onderhoud greppel:

    Langs een landschapselement ligt een greppel. De greppel wordt jaarlijks schoongemaakt. De taluds worden in de periode 1 augustus- 15 oktober gemaaid met een bossenmaaier of met een maaikorf. Alle bladresten, oude waterplanten en maaisel worden met een riek of met een maaikorf verwijderd. Sloot- en maairesten worden op grasland afgevoerd. Op akkers mag het materiaal op een afstand van minimaal 1 meter vanaf de greppel worden ondergeploegd.Indien men de sloot- en maairesten eerst op de kant zet, dan worden deze op grasland binnen één week afgevoerd of verwerkt op de naastgelegen akker om te voorkomen dat er te veel voedingswaarden teruggegeven worden aan de bodem. Greppels op vlakke productie weilanden zijn uitgesloten.

3. Elzensingel

Toelichting landschapselement

Van oorsprong was Ouddorp een open landschap. In de loop der eeuwen kwam door verandering van het landgebruik en de natuurlijke ontwikkeling van het landschap steeds meer bomen en struiken in het gebied. Vooral elzensingels werden in de loop van de 19e eeuw veelvuldig rond de greppels van de hameeten aangeplant. Het blad afkomstig van de elzen viel of waaide in de greppels en verteerde daar deels. Elk najaar werd het blad uit de greppels verwijderd en op de schaarse bodem van de akkers gestrooid en ondergewerkt als bemesting.

Om te voorkomen dat de elzen te groot werden en daardoor te veel schaduwwerking gaven voor de landbouwgewassen, werd en de bomen met regelmaat afgezet op zogenoemde kniestoven of stobben.

Meestal gebeurde het afzetten eens in de 6 tot 12 jaar, afhankelijk van het naastgelegen grondgebruik, de groeisnelheid die werd beïnvloed door weersomstandigheden en de behoefte aan kachelhout.

Nadat de landbouw werd geïntensiveerd werden elzensingels steeds minder belangrijk voor de landbouw. Vele singels zijn verdwenen, al dan niet met een ruilverkaveling. Bleven de elzensingels behouden, dan werd het onderhoud vaak vergeten en werd het elzenhakhout geleidelijk aan een rij met elzenbomen. Verjonging van de elzen kwam hierdoor in geding en uiteindelijk stierven de elzen af en hun plaats werd dan ingenomen (mede door het zakken van het grondwater en steeds droger worden van het gebied) door andere soorten zoals ruwe berk, eik, Amerikaanse vogelkers en hulst.

Toelichting en instructie over hoe werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden:

  • 1.

    Regulier onderhoud

    Een elzensingel dient met regelmaat te worden afgezet. Daarmee verjongt de boom zich en kan honderden jaren meegaan. Bij een regelmatig afgezette elzensingel zien we aan de voet van de boom dat er een zogenoemde kniestoof of stobben (vergelijk het met een knot van een knotwilg, maar dan zonder stam) is ontstaan met meerdere uitlopers. Is een singel al jarenlang niet meer afgezet, dan bestaat een kniestoof vaak nog maar uit één of twee stammen met een diameter van meer dan 25 cm.

    Om de elzensingel weer in een hakcyclus te krijgen en om te zetten tot hakhout, wordt de singel weer op kniestoof of stobben hoogte afgezaagd. De stammen worden eerst een meter boven de gewenste/ uiteindelijke hoogte afgezaagd om beschadiging aan de kniestoof te voorkomen. Op deze hoogte wordt eerst een valsnede gezaagd. Vervolgens wordt vanaf de andere zijde de boom afgezaagd. De valsnede zal er voor zorgen dat de boom keurig op de gewenste plaats valt en dat de schors niet onder de valsnede zal afscheuren. Nadat de boom is gevallen, wordt de boom net boven de kniestoof of stobben afgezaagd. Er wordt geadviseerd om een stompje van de oude tak of stam op de stobben te laten staan. Hiervoor hanteert men de regel, de dikte van de stam of tak is de hoogte die men laat staan.

    Alle takken en stammen worden afgevoerd. Indien de takken en stammen worden versnipperd, dan worden de snippers niet in de elzensingel verwerkt. Het volgende groeiseizoen zullen alle slapende ogen op de knietsoof uitlopen en er ontstaat een weelde aan nieuw hout (meer dan een meter). Indien er in het voorjaar veel hogere kruiden en grassen rond de kniestoof groeien, is het te adviseren om deze regelmatig weg te halen of plat te trappen zodat de slapende knoppen voldoende licht krijgen om uit te lopen. Er wordt geadviseerd om een elzensingel van 20 meter of langer, niet in één keer aansluitend af te zetten, maar dit gefaseerd te doen om afbreuk aan het landschap te voorkomen. Bij het gebruik van gemotoriseerde zagen, dient men zich te houden aan de daarvoor opgestelde veiligheidsvoorschriften, dus beschermde kleding, veiligheidshelm, handschoenen, gehoorbeschermers en andere veiligheidsmaatregelen. Men houdt rekening met de veiligheid van omstanders en het verkeer.

    De werkzaamheden mogen plaatsvinden in de periode van 1 oktober tot 15 maart.

  • 2.

    Verwijderen niet gewenste bomen en struiken uit elzensingel:

    Een elzensingel bestaat van oorsprong uit zwarte elzen. Plekgewijs kan er een andere boom of struik in de elzensingel staan, maar deze soorten moeten niet dominant zijn. Eén andere soort boom of struik per 20 meter zou afdoende moeten zijn. Gaan de andere (niet-gewenste) soorten bomen en struiken in een elzensingel domineren, dan gaat het karakter van de historische elzensingel verloren. Men kan dan overwegen de niet-gewenste soorten bomen en struiken weg te nemen en de open plaatsen weer in te planten met zwarte elzen.

    De niet-gewenste bomen en struiken worden zo laag mogelijk aan de grond afgezaagd. Indien mogelijk worden wortels en stobbe verwijderd. Is dit niet mogelijk, dan worden er met de kettingzaag of met een boormachine enkele gaten of sleuven aan de bovenzijde van de stobben gemaakt waardoor de kans groot is dat regenwater de stobbe sneller doen wegrotten.

    Eventuele uitlopers van de niet-gewenste beplanting worden jaarlijks meerdere keren verwijderd. Hierdoor zal de stobbe worden uitgeput en op den duur afsterven. Alle takken en stammen worden afgevoerd. Indien de takken en stammen worden versnipperd, dan worden de snippers niet in de elzensingel verwerkt.

    Het is toegestaan om de stobben van de bomen definitief te verwijderen met een stobbenfrees of een kraan (alleen bij struiken). Eventuele gaten die daardoor ontstaan worden aangevuld met gebiedseigen zand. De kale grond wordt ingezaaid met een kruidenmengsel van muizenoortje-zandblauwtje-schapenzuring of BG11.

    Bij het gebruik van gemotoriseerde zagen dient men zich te houden aan de daarvoor opgestelde veiligheidsvoorschriften, dus beschermde kleding, veiligheidshelm, handschoenen, gehoorbeschermers en andere veiligheidsmaatregelen. Men houdt rekening met de veiligheid van omstanders en het verkeer. De werkzaamheden mogen plaatsvinden in de periode van 1 oktober tot 15 maart.

  • 3.

    Het periodiek afzetten van een elzensingel

    Een elzensingel bestaat voor het grotendeel uit een aaneengesloten rij zwarte elzen. In het verleden werden elzensingels vanuit landbouwkundig oogpunt regelmatig afgezet als hakhout. Door de elzensingel af te zetten verjongde de zwarte elzen zich, bleef de elzensingel goed dicht om de gewassen te beschermen tegen harde wind en werden de elzen ook niet te hoog waardoor er minder schaduwwerking ontstond op de naastgelegen landbouwgewassen. Het afkomende hout werd tevens gebruikt als kachelhout of gebruikt als rasterpalen. Door het regelmatig afzetten ontstond er op het maaiveld een stobben met gaten en holtes. Deze stobben zijn van belang als leefgebied of groeiplaats voor diverse insecten, planten, mossen en vogels.

    Vanuit historisch of landschappelijk oogpunt en voor behoud van de elzensingel is het wenselijk deze elzensingels regelmatig af te zetten.

    Bij het afzetten van een elzensingel is het van belang dat de stobben het daaropvolgende groeiseizoen voldoende zonlicht krijgen om de slapende knoppen te stimuleren en deze weer kunnen uitgroeien. Het is daarom te adviseren om een elzensingel over een langere afstand (minimaal 10 meter) af te zetten. Over deze lengte worden alle stammen en takken verwijderd en ter hoogte van de stobben afgezaagd. Er wordt geadviseerd om een elzensingel van 20 meter of langer, niet in één keer aansluitend af te zetten, maar dit gefaseerd te doen om afbreuk aan het landschap te voorkomen. Per 10 meter elzensingel is het mogelijk om één mooie stam te laten staan als overstaander. Deze overstaander kan dan de daaropvolgende kapcyclus worden afgezet en behoud men een andere stam.

    Per afgezaagde stam of tak, laat men een klein stompje staan. Gebruikelijk is om de dikte van de stam of tak, als stompje te laten staan.Alle takken en stammen worden afgevoerd. Indien de takken en stammen worden versnipperd, dan worden de snippers niet in de elzensingel verwerkt.

    Het volgende groeiseizoen zullen alle slapende ogen op de stobben weer uitlopen en er ontstaat een weelde aan nieuw hout (meer dan een meter hoogte). Indien er in het voorjaar veel hogere kruiden en grassen rond de stobben groeien, is het te adviseren om deze regelmatig weg te halen of plat te trappen zodat de slapende knoppen voldoende licht krijgen om uit te lopen.

    Bij het gebruik van gemotoriseerde zagen dient men zich te houden aan de daarvoor opgestelde veiligheidsvoorschriften, dus beschermde kleding, veiligheidshelm, handschoenen, gehoorbeschermers en andere veiligheidsmaatregelen. Men houdt rekening met de veiligheid van omstanders en het verkeer. De werkzaamheden mogen plaatsvinden in de periode van 1 oktober tot 15 maart.

4.Hameeten/Hooilandjes

Toelichting landschapselement

Tussen de zandwallen en schurvelingen liggen soms nog oude restanten van hameeten of hooilandjes. Deze relatief kleine graslandjes zijn zeer waardevol om het landschap een open karakter te geven, maar ook voor de ecologische diversiteit zijn ze zeer waardevol.

De hooilandjes in het zandwallengebied liggen op zandgrond en hebben doorgaans een zeer arme bodem met een geringe humuslaag. Hierdoor zijn zij optimaal geschikt om te verschralen voor een botanische doelstelling. Kleine grasperceeltjes die met een ecologische doelstelling worden beheerd zijn een eldorado van bloeiende planten van de zandgronden. Vele insectensoorten zoals vlinders, loopkevers en de zeldzame veldkrekel zijn sterk afhankelijk van deze kleine bloemrijke hooilandjes.

Hooilandjes aan de voet van de duinen staan vaak onder invloed van kwelwater en kunnen soms juist erg nat zijn. Op dit soort hooilandjes kunnen vooral zeldzamere vochtminnende soorten groeien als de percelen goed beheerd worden. Soorten als brede orchis, rietorchis, moeraswespenorchis, gele ogentroost en moeraswalstro zouden bij een goed beheer zich kunnen ontwikkelen.

Omdat de perceeltjes tussen de zandwallen meestal relatief klein zijn (perceeltjes grotere dan 5.000 m² zijn erg schaars) zijn ze als hooiland voor de agrarische sector niet rendabel. Voor een particulier kunnen de gras perceeltjes in het zandwallengebied wel aantrekkelijk zijn als paardenwei. Om de kleine grasperceeltjes als natuurperceel te beheren is voor veel particulieren ook niet rendabel. Zij kunnen geen aanspraak maken op de landelijke regeling Agrarisch natuurbeheer (oppervlakte is vaak te klein) en even snel een paar keer maaien met een zitmaaier is vaak minder werk dan maaien en hooien.

Al met al blijkt dus dat de hameeten en kleine hooilandsjes in het zandwallengebied hun open karakter en natuurlijke uitstraling kwijtraken. Om het open karakter en ecologische waarden van de hameeten en hooilandjes te waarborgen is het wenselijk de eigenaren te motiveren om een ecologisch en landschappelijk maaibeheer toe te passen.

Toelichting en instructie over hoe werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden:

  • 1.

    Herstel hameet of hooiland

    Indien de hameeten en hooilandjes al een geruime tijd niet zijn gemaaid, is de kans aanwezig dat er op het perceel ruigte ontstaat met in eerste instantie braam, struiken en uiteindelijk bomen. Met het verruigen van de percelen gaat het open landschappelijke karakter verloren. Om het open karakter van de hameeten en hooilandjes weer terug te brengen, dienen de ongewenste struiken en bomen te worden verwijderd.

    De struiken en bomen worden in zijn geheel verwijderd. De struiken en bomen worden tot aan het maaiveld afgezaagd. Het afgezaagde hout wordt afgevoerd. Indien men het afgezaagde hout versnipperd, dan worden de snippers niet op de zandwallen, schurveling, elzensingel verwerkt.

    Het is toegestaan om de stobben van de bomen definitief te verwijderen met een stobbenfrees of een kraan (alleen bij struiken). Eventuele gaten die daardoor ontstaan worden aangevuld met gebiedseigen zand en ingezaaid met een mengsel van muizenoortje-zandblauwtje-schapenzuring (50%) vermengd met een gras-kruidenmengsel BG11 (50%).

    Bij het gebruik van gemotoriseerde zagen dient men zich te houden aan de daarvoor opgestelde veiligheidsvoorschriften, dus beschermde kleding, veiligheidshelm, handschoenen, gehoorbeschermers en andere veiligheidsmaatregelen. Men houdt rekening met de veiligheid van omstanders en het verkeer. De werkzaamheden mogen i.v.m. de Wet natuurbescherming alleen plaatsvinden in de periode van 1 november tot 15 maart. Voor deze werkzaamheden kan een omgevingsvergunning vereist zijn, neem hierover contact op met het team Omgeving, taakveld vergunningverlening. Het maaien en afvoeren van de grazige vegetatie op een hameeten/ hooiland.

  • 2.

    Regulier onderhoud hameet of hooiland:

    Om het open karakter en de ecologische waarden van de hameeten en hooilandjes te handhaven of te verbeteren dienen deze jaarlijks te worden gemaaid en het maaisel te worden afgevoerd.

    Door het maaien en afvoeren van de grassen en kruiden zal de humuslaag en daarmee het voedsel op de hameeten en hooiland afnemen en wordt het perceel steeds waardevoller voor karakteristieke grassen en kruiden. De hoogte/ hoeveelheid van de vegetatie (de massa) zal in de loop der jaren steeds lager worden. Ruderale kruiden en voedselminnende grassen zullen op den duur afnemen. Bemesten van de hameeten en het hooiland is niet toegestaan.

    Afhankelijk van de huidige botanische samenstelling van de hameeten of het hooiland wordt deze één of twee keer per jaar gemaaid. Wordt de botanische vegetatie gedomineerd door ruderale kruiden of door Echte Witbol, dan wordt het perceel twee keer gemaaid en afgevoerd. Het maaien en afvoeren zal dan plaatsvinden in de periode 15 april – 15 mei waarbij minimaal 85% van de vegetatie wordt gemaaid en afgevoerd. Eventuele hoekjes met bloeiende planten kunnen de eerste maaibeurt worden gespaard.

    De tweede maaibeurt zal plaatsvinden in de periode 15 augustus – 15 september, waarbij 95% van alle vegetatie wordt gemaaid en afgevoerd.

    Wordt het perceel niet gedomineerd door ruderale kruiden en grassen, dan wordt de vegetatie wordt één keer per jaar gemaaid en afgevoerd. Het maaien zal dan plaatsvinden in de periode 1 augustus – 15 september waarbij 95% wordt gemaaid en afgevoerd. 5% van de kruidenrijke vegetatie blijft plukgewijs gehandhaafd als overwinteringsplaats voor insecten zoals vlinders en krekels.

    Het maaien mag alleen plaatsvinden met een zogenoemde bossenmaaier, éénassige messenbalkmaaier, een mobiele kraan met maaikorf/ slootkorf. Na het maaien wordt al het maaisel van de zandwal of schurveling afgeharkt en afgevoerd. Voor deze werkzaamheden kan een omgevingsvergunning vereist zijn, neem hierover contact op met het team Omgeving, taakveld vergunningverlening.