Verordening op de gemeentelijke rekenkamercommissie

Geldend van 01-06-2011 t/m heden

Intitulé

Verordening op de gemeentelijke rekenkamercommissie

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Gemeentewet;

  • b.

    commissie: rekenkamercommissie;

  • c.

    voorzitter: voorzitter van de rekenkamercommissie;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    rechtmatigheid: het voldoen aan de wettelijke kaders en regelgeving;

  • f.

    doelmatigheid: de mate waarin de nagestreefde beleidsdoelen tegen zo gering mogelijke kosten worden bereikt;

  • g.

    doeltreffendheid: de mate waarin de gemeentelijke organisatie er binnen de financiële kaders in slaagt met de geleverde prestaties de beoogde doelen te bereiken.

Artikel 2 Rekenkamercommissie

  • 1. Er is een commissie die door de raad wordt ingesteld en wordt aangeduid als de rekenkamercommissie.

  • 2. De commissie heeft tot taak ten behoeve van de raad onderzoek te doen of te laten doen naar de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gemeentelijk beleid.

  • 3. De commissie bestaat uit maximaal evenveel leden als er fracties in de raad zijn vertegenwoordigd.

Artikel 3 Benoeming leden

  • 1. De raad benoemt de leden van de commissie. Elke in de raad vertegenwoordigde fractie kan uit haar midden een kandidaat voor benoeming voordragen.

  • 2. De leden van de commissie worden voor een periode gelijk aan de zittingsduur van de raad benoemd.

  • 3. De raad benoemt de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter uit de leden van de commissie. De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de commissie, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de uitgangspunten en werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. De voorzitter voert hiertoe regelmatig overleg met de ambtelijk secretaris van de commissie en de ingevolge artikel 8, lid 10, bedoelde onderzoeker. Bij ontstentenis van de voorzitter treedt de plaatsvervangend voorzitter op.

Artikel 4 Ontslag en non-activiteit

  • 1. De raad ontslaat de leden of stelt hen op non-activiteit.

  • 2. Het lidmaatschap van een raadslid eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      indien het lid aftreedt als lid van de raad;

    • c.

      indien de raad van oordeel is dat het lid niet langer geschikt is de functie van de commissie te vervullen.

Artikel 5 Ambtelijk secretaris.

  • 1. De raad benoemt op voorstel van het college een ambtelijk secretaris. Het college doet dit voorstel in overleg met de commissie.

  • 2. De secretaris staat de commissie bij de uitvoering van haar taken terzijde.

  • 3. De secretaris legt rechtstreeks verantwoording af aan de commissie over de wijze waarop de ondersteunende taken worden verricht.

  • 4. De secretaris draagt zorg voor de agendaplanning, de verslaglegging en de vorming van dossiers.

Artikel 6 Reglement van orde

De commissie stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Zij zendt het reglement na vaststelling onverwijld ter kennisneming naar de raad.

Artikel 7 Onderwerpselectie en opdrachtverlening

  • 1. De commissie bepaalt in overleg met het raadspresidium de onderwerpen die zij onderzoekt, formuleert de probleemstelling en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 2. Onderwerpen moeten voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      het onderwerp moet op rechtmatigheid, doelmatigheid en/of doeltreffendheid getoetst kunnen worden;

    • b.

      het moet een bestuurlijk relevant onderwerp zijn, dat valt onder de gemeentelijke invloedsfeer;

    • c.

      het onderwerp moet financieel relevant zijn;

    • d.

      het gemeentebestuur moet van de uitkomsten van het onderzoek kunnen leren;

    • e.

      het onderwerp moet een structureel karakter hebben; de aanleiding voor het onderzoek moet niet primair zijn gelegen in een incident;

    • f.

      het onderzoek door de commissie moet toegevoegde waarde hebben: het moet gaan om onderwerpen waar andere partijen niet of niet op dezelfde wijze onderzoek naar zullen/kunnen doen;

    • g.

      het onderzoek moet binnen de geldende randvoorwaarden (tijd, geld en menskracht) kunnen worden afgerond.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde onderzoeksopzet wordt door de commissie ter kennisneming aan de raad verstuurd.

  • 4. De raad kan de commissie een gemotiveerd verzoek doen tot het instellen van een onderzoek. De commissie bericht de raad binnen een maand in hoeverre aan dat verzoek wordt voldaan. Indien de commissie niet aan het verzoek van de raad voldoet, zal zij daarvoor gegronde redenen moeten aanvoeren.

Artikel 8 Werkwijze

  • 1. De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de uitvoering, begeleiding en sturing van het onderzoek volgens de door haar vastgestelde onderzoeksopzet. In de onderzoeksopzet wordt aangegeven wat precies onderwerp van onderzoek is, wat de onderzoeksvragen zijn en hoe het onderzoek wordt aangepakt. Nadat de commissie de onderzoeksopzet heeft vastgesteld worden de betrokken personen of instanties ingelicht over de hoofdlijnen van het onderzoek. Ook worden zij ingelicht over de gesprekken die voor het onderzoek gevoerd gaan worden en over het verdere verloop van de procedure.

  • 2. De commissie beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren.

  • 3. De commissie is bevoegd bij alle leden van het gemeentebestuur en bij alle ambtenaren de mondelinge en schriftelijke inlichtingen in te winnen die zij nodig heeft voor de uitvoering van de onderzoeken. De leden van het gemeentebestuur en de ambtenaren van de gemeente zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de commissie gestelde termijn te verstrekken.

  • 4. De commissie vergadert zoveel als zij nodig acht ter bespreking van procedurele en inhoudelijke aspecten van het onderzoek.

  • 5. De commissie vergadert in beslotenheid, haar rapporten zijn openbaar. Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur kan de commissie rapporten die aan de raad worden voorgelegd of gedeelten daarvan als geheim aanmerken.

  • 6. De commissie kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

  • 7. De commissie kan niet beraadslagen of besluiten als minder dan de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 8. De commissie besluit bij meerderheid van stemmen.

  • 9. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 10. Voor de uitvoering van het onderzoek kan de commissie, met inachtneming van het beschikbare budget, externe personen of bureaus inschakelen.

  • 11. Het onderzoek resulteert in een openbare schriftelijke rapportage, waarin bevindingen, conclusies en aanbevelingen zijn opgenomen. Indien in de commissie minderheidsstandpunten worden ingenomen wordt dit in de rapportage kenbaar gemaakt. De voorzitter en de ambtelijk secretaris ondertekenen de rapportage.

  • 12. De commissie stelt de betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het conceptonderzoeksrapport aan de commissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De commissie bepaalt wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 13. De commissie neemt de hoofdlijnen van de ingebrachte zienswijzen op in het rapport en voorziet deze desgewenst van een reactie.

  • 14. Na vaststelling door de commissie wordt het onderzoeksrapport met de conclusies en aanbevelingen en de zienswijze van betrokkenen op het rapport zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college en betrokkenen, aan de raad aangeboden.

  • 15. De voorzitter van de raad agendeert het rapport voor de eerstvolgende raadsvergadering op vergelijkbare wijze als een initiatiefvoorstel. Op voorstel van het college beslist de raad in die vergadering of het rapport voor kennisgeving wordt aangenomen, direct in behandeling wordt genomen of om advies in handen van het college wordt gesteld. Indien de raad beslist tot het direct in behandeling nemen van het voorstel, vindt behandeling van het voorstel plaats, nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 9 Bevoegdheden ten aanzien van informatie bij derden

Indien de gemeente subsidie verstrekt aan privaatrechtelijke rechtspersonen ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, zal de gemeente als voorwaarde stellen dat deze rechtspersoon alle nodige inlichtingen verstrekt aan de commissie die voor de uitoefening van haar taken van belang zijn.

Artikel 10 Budget

  • 1.

    De commissie is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2.

    Ten laste van het in het voorgaande lid bedoelde budget worden de kosten gebracht van:

    • a.

      externe deskundigen die eventueel door de commissie zijn ingeschakeld;

    • b.

      eventuele overige uitgaven die de commissie nodig acht voor de uitoefening van haar taak.

De commissie is voor de besteding van het budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de raad.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie”.

Toelichting op de verordening op de gemeentelijke rekenkamercommissie

Artikel 1

Dit artikel bevat enkele definities om te voorkomen dat bepaalde begrippen telkens in hun geheel moeten worden uitgeschreven.

De begrippen doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid worden in artikel 182 van de Gemeentewet genoemd.

Artikel 2

Wanneer gemeenten geen rekenkamer instellen, stellen zij op grond van artikel 81o van de wet regels vast voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie. De wet spreekt van een rekenkamerfunctie. In deze verordening is gekozen voor een rekenkamercommissie, bestaande uit leden van de raad. De voorzitter wordt uit de leden gekozen. Elke raadsfractie heeft de mogelijkheid uit haar midden een kandidaat voor benoeming in de commissie voor te dragen.

Artikel 3

De raad benoemt uit de leden van de commissie de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter.

4

Artikel 4

Dit artikel handelt over het ontslag van de leden en over de mogelijkheid (of soms verplichting) hen op non-activiteit te stellen in bepaalde situaties.

Artikel 5

De commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris. Deze wordt door de raad benoemd op voorstel van het college, welk voorstel in overleg met de commissie wordt gedaan. De commissie dient zelfstandig te functioneren en in het derde lid is voorzien in een rechtstreekse verantwoordingsrelatie van de secretaris ten opzichte van de commissie.

Artikel 6

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 7

De onderzoeksonderwerpen worden door de commissie na overleg met het raadspresidium bepaald. De commissie kan op verzoek van de raad een onderzoek instellen maar is niet verplicht het verzoek van de raad in te willigen. Omdat het verzoek van de raad expliciet in artikel 182, tweede lid, van de Gemeentewet wordt genoemd, wordt er een bepaald gewicht aan het verzoek toegekend. Daarom is in de verordening opgenomen dat de commissie gegronde redenen moet aanvoeren voor het niet inwilligen van het verzoek van de raad.

Artikel 8

Om te waarborgen dat de commissie bij de uitvoering van haar onderzoek over voldoende en relevante gegevens kan beschikken is voorzien in de bevoegdheid om inlichtingen in te winnen van de leden van het gemeentebestuur en van de ambtenaren. De rapporten van de commissie zijn in beginsel openbaar maar op grond van artikel 10 van de Wob kunnen rapporten of gedeelten daarvan als geheim worden aangemerkt.

Uit oogpunt van zorgvuldigheid is het van groot belang dat de onderzochte partij de kans krijgt om te reageren op het (nog niet gepubliceerde) onderzoeksrapport. Er vindt dan wederhoor plaats waarbij de feitelijke bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien aan de betreffende ambtenaren worden voorgelegd met de vraag er eventuele onjuistheden uit te halen en te corrigeren. Indien van toepassing wordt het verantwoordelijke gemeentebestuur de gelegenheid geboden om te reageren op de conceptaanbevelingen die de commissie verbindt aan de (gecorrigeerde) bevindingen. Tot slot brengt de commissie een definitief rapport naar buiten met bevindingen, conclusies en eventueel aanbevelingen.

Artikel 9

De wet bevat voor de commissie geen regeling ten aanzien van bevoegdheden inzake informatie die bij derden berust. De raad zal dat zelf moeten regelen. In deze verordening is gekozen om via subsidievoorwaarden derden te verplichten de commissie inlichtingen te verstrekken die nodig zijn voor de uitoefening van de taken.

Artikel 10

De commissie is zelfstandig verantwoordelijk voor de besteding van het budget dat noodzakelijk is voor de uitvoering van haar taak. Ten laste van het budget worden de in het tweede lid genoemde kosten gebracht.

Artikel 11 en 12

Deze artikelen behoeven geen toelichting.