Regeling vervallen per 15-02-2018

Beleidsnota artikel 13b Opiumwet

Geldend van 28-03-2012 t/m 14-02-2018

Intitulé

Beleidsnota artikel 13b Opiumwet

Beleidsnota artikel 13b Opiumwet

Beleidsnota artikel 13b Opiumwet

Inhoudsopgave

1 Algemeen 3

  • 1.

    1 Inleiding 3

  • 1.

    2 Leeswijzer 3

2 Doelstelling van artikel 13b Opiumwet 4

  • 2.

    1 Inleiding 4

  • 2.

    2 Doelstelling van artikel 13b Opiumwet 4

2.2.1 Integrale aanpak van drugproblematiek 4

2.2.2 Direct instrument 5

2.3 Doelstelling van het gemeentelijk beleid 5

3 Opiumwet 6

  • 3.

    1 Artikel 13b Opiumwet 6

  • 3.

    2 Reikwijdte van de bepaling 6

3.2.1 Artikel 2 of 3 Opiumwet 6

3.2.2 Voor woningen, lokalen en daarbij behorende erven 6

3.2.3 Toepassing bestuursdwang 7

4 Handhavingarrangement 8

  • 4.

    1 Inleiding 8

  • 4.

    2 Bestuurlijke handhaving 8

4.2.1 Ondersteuning door politie 8

4.2.2 Ondersteuning door openbaar ministerie 8

4.2.3 Aard van de maatregel 8

  • 4.

    3 Strafrechtelijke handhaving door het openbaar ministerie 9

  • 4.

    4 Softdrugs 9

  • 4.

    5 Harddrugs 10

  • 4.

    6 Gedoogde coffeeshops 11

1 Algemeen

1.1 Inleiding

Op 21 april 1999 is Wet Damocles in werking getreden. Door deze wijziging van artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester de bevoegdheid bestuursdwang toe te passen indien in coffeeshops, cafés of andere voor publiek toegankelijke lokalen soft- of harddrugs worden verhandeld.

Op 1 november 2007 is artikel 13b van de Opiumwet nogmaals aangepast. Hierdoor is het ook mogelijk ook op te treden tegen niet voor het publiek toegankelijke lokalen zoals woningen, loodsen en bedrijfsruimten van waaruit drugs worden verhandeld of aanwezig zijn. Er hoeft daarbij geen sprake te zijn van overlast.

In deze beleidsnota wordt vastgelegd hoe de burgemeester zal omgaan met de bevoegdheid uit artikel 13b van de Opiumwet. Deze beleidsnota is na vaststelling en bekendmaking een beleidsregel als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht.

2.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het doel van de Wet Damocles. Tevens zal de doelstelling van deze beleidsnota aan de orde komen. De doelstelling van dit beleid is een afgeleide van de doelstelling van de wetgever.

In hoofdstuk 3 zal artikel 13b van de Opiumwet worden besproken. Aangegeven wordt wat de reikwijdte is van dit artikel.

Hoofdstuk 4 gaat over het handhavingarrangement zoals dit tussen gemeente, politie en openbaar ministerie is overeengekomen.

2 Doelstelling van artikel 13b Opiumwet

2.1 Inleiding

De Opiumwet richt zich primair op preventie en beheersing vanuit druggebruik voortvloeiende risico’s voor de gezondheid. De uitbreiding van de Opiumwet met artikel 13b is gericht op de beheersing van de effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden.

2.2 Doelstelling van artikel 13b Opiumwet

2.2.1 Integrale aanpak van drugproblematiek

Tot de eerste wijziging van de Opiumwet was het openbaar ministerie de enige handhaver van deze wet en kon tegen overtredingen uitsluitend strafrechtelijk worden opgetreden. De regering is echter van mening dat de handhaving van de Opiumwet een gecoördineerde inzet van bestuur, openbaar ministerie en politie vereist zodat via verschillende invalshoeken kan worden opgetreden tegen de neveneffecten van de aanwezigheid van coffeeshops. Daarbij dient uit de Opiumwet zelf te blijken dat handhaving niet uitsluitend afhankelijk wordt gesteld van strafrechtelijke handhaving.

Met artikel 13b van de Opiumwet is het bestuurlijke instrumentarium uitgebreid en kan de geïntegreerde bestuurs- en strafrechtelijke aanpak bij de handhaving van de Opiumwet verder gestalte krijgen. In samenwerking met het openbaar ministerie moet op het bestuurlijk vlak zowel preventief als repressief worden opgetreden.

De regering vindt dat over handhaving in een lokale driehoek afspraken gemaakt dienen te worden. Daarbij heeft zij ingezien dat het niet bestaan van een sluitingsbevoegdheid – als meest indringende instrument om een einde te maken aan de handel in drugs – een aanzienlijke uitholling zou betekenen van de handhaving van de in de lokale driehoek gemaakte afspraken. Een actieve opstelling van het lokale bestuur bij de handhaving van de Opiumwet vereist dat het lokale bestuur over een adequaat en sluitend wettelijk instrumentarium moet beschikken om zowel preventief als repressief op te kunnen treden.

De sluiting op basis van een gemeentelijke verordening dan wel gebruikmaken van artikel 174 van de Gemeentewet is een omweg die naar het oordeel van de regering niet meer past bij de rol die het lokale bestuur in de praktijk in feite bij de handhaving van de Opiumwet vervult. Gelet op het uitputtende karakter van de Opiumwet heeft de regering besloten de bestuursdwangbevoegdheid op te nemen in de Opiumwet zelf.

In 1997 is aan de Gemeentewet artikel 174a toegevoegd. Dit geeft aan de burgemeester de bevoegdheid bestuursdwang toe te passen tegen o.a. woningen indien vanuit of rond de woningen de openbare orde ernstig werd verstoord. Een belangrijke reden voor invoering was om op te kunnen treden tegen woningen van waaruit drugs worden verkocht. De werking blijkt niet voldoende omdat niet altijd een verstoring van de openbare orde kan worden aangetoond.

2.2.2 Direct instrument

In tegenstelling tot artikel 174a Gemeentewet (Wet Victoria) is het doel van artikel 13b Opiumwet niet het bestrijden van overlast als gevolg van handel in drugs. De President van de rechtbank Venlo overweegt in deze als volgt: “Weliswaar blijkt uit de parlementaire toelichting dat met de uitbreiding van de Opiumwet met het onderhavige artikel 13b tevens is beoogd de met de handel in drugs gepaard gaande overlast tegen te gaan, doch men heeft primair willen bereiken dat met de invoering van dit artikel - en dat blijkt zowel uit de parlementaire behandeling als uit de redactie van het artikel – dat de burgemeester een direct instrument voorhanden heeft in de vorm van het toepassen van bestuursdwang om de verkoop, de aflevering of de verstrekking dan wel de aanwezigheid van middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet in en vanuit voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven een halt toe te roepen. Die bevoegdheid ontstaat zodra de verkoop, aflevering, verstrekking of de aanwezigheid zich voordoet.”

Deze uitspraak is in vrijwel exacte bewoording gevolgd door de President van de rechtbank Zutphen die er overigens nog aan toevoegt: “Daarmee is gegeven dat ook andere aspecten, zoals bijvoorbeeld het belang van de bescherming van de volksgezondheid, mogen worden betrokken bij de afweging die vooraf gaat aan de toepassing van bestuursdwang.”

Concreet houdt het bovenstaande in dat de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang door de burgemeester ontstaat zodra er sprake is van verkoop, aflevering, verstrekking of de aanwezigheid van soft- en/of harddrugs in een woning, lokaal of een daarbij behorend erf. Overlast is dus geen voorwaarde voor het ontstaan van de bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang.

2.3 Doelstelling van het gemeentelijk beleid

In het verlengde van het doel dat de wetgever nastreeft met de wijziging van de Opiumwet, wordt met dit beleid primair beoogd:

  • -

    de preventie en beheersing van de uit druggebruik voorvloeiende risico’s voor de gezondheid;

  • -

    het beheersen van de negatieve effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden;

  • -

    het scheiden van de markten van soft- en harddrugs;

  • -

    het effectueren van het softdrugsbeleid;

  • -

    het tegengaan van het onaanvaardbare risico van gebruik van harddrugs.

Secundair wordt met het beleid beoogd kenbaar te maken hoe de burgemeester omgaat met de discretionaire bevoegdheid zoals neergelegd in artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet.

3 Opiumwet

3.1 Artikel 13b Opiumwet

De volledige tekst van artikel 13b van de Opiumwet, luidt:

3.2 Reikwijdte van de bepaling

3.2.1 Artikel 2 of 3 Opiumwet

In artikel 13b Opiumwet wordt verwezen naar lijst I en II van de Opiumwet.

Tabel 3.1 Middelen genoemd in de artikelen 2 en 3 Opiumwet

Lijst I Opiumwet verwijst naar middelen:

Lijst II Opiumwet verwijst naar middelen:

·Vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;

·Vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;

·Aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2, tweede lid Opiumwet;

·aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3, tweede lid Opiumwet;

·aangewezen bij ministerieel besluit op grond van artikel 2, derde lid Opiumwet.

De middelen die op lijst I staan, dan wel zijn of worden aangewezen vallen onder de categorie:

Harddrugs

De middelen die op lijst II staan, dan wel zijn of worden aangewezen vallen onder de categorie:

Softdrugs

3.2.2 Woningen, lokalen en daarbij behorende erven

De bestuursdwangbevoegdheid van artikel 13b Opiumwet is van toepassing op:

  • -

    voor publiek toegankelijke lokalen zoals: coffeeshops, theehuizen, cafés, sappenbars, (afhaal-) restaurants, shoarmazaken en dergelijke, maar daarnaast ook aan winkels, zoals de zogenoemde head-, smart,- soft- en growshops, en aan - tijdelijke - beurzen en tentoonstellingsruimte.

  • -

    niet voor publiek toegankelijke woningen en lokalen zoals: loodsen en bedrijfsruimten.

Het gaat om inpandige gelegenheden en de daarbij behorende erven.

3.3.3 Toepassing bestuursdwang

n de Algemene wet bestuursrecht is een volledige paragraaf gewijd aan bestuursdwang, namelijk paragraaf 5.3. Deze paragraaf begint met artikel 5:21 waarin is aangegeven wat onder bestuursdwang moet worden verstaan, namelijk:

De bevoegdheid tot toepassen van bestuursdwang, als neergelegd in artikel 13b Opiumwet, is een discretionaire bevoegdheid. Hiervan kan niet lichtvaardig gebruik worden gemaakt. Uit de jurisprudentie met betrekking tot de bestuursdwangbevoegdheid blijkt dat, juist omdat de toepassing van bestuursdwang soms zeer ingrijpende gevolgen heeft voor de betrokkenen, er aan de motivering van deze beslissingen hoge eisen worden gesteld.

Gebruikmaking van deze discretionaire bevoegdheid wordt pas toelaatbaar geacht als is komen vast te staan dat er sprake is van een verboden situatie. Bovendien moet het belang van daadwerkelijk optreden zorgvuldig worden aangegeven. Daarbij dient de mogelijkheid van het verlenen van een gedoogstatus voor het openbare lokaal waar de overtreding is geconstateerd expliciet in overweging te worden genomen.

Bestuursdwang en last onder dwangsom zijn reparatoire sancties. Anders dan punitieve sancties zijn bestuursdwang en last onder dwangsom niet gericht op bestraffing of leed toevoeging, maar op het ongedaan maken, beëindigen of voorkomen van een overtreding.

Als gezegd heeft een bestuursorgaan dat bevoegd is om bestuursdwang toe te passen, op grond van artikel 5:23 van de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid om in plaats van het toepassen van bestuursdwang de overtreder een last onder dwangsom op te leggen.

Ten aanzien van de uitoefening van artikel 13b van de Opiumwet is er niet voor gekozen de optie van dwangsom als uitgangspunt te nemen. Gelet op de aard van de overtreding wordt een beleid voorgestaan dat de overtreding onmiddellijk ongedaan wordt gemaakt of wordt beëindigd.

4 Handhavingarrangement

4.1 Inleiding

De regering is van mening dat handhaving van de Opiumwet een gecoördineerde inzet van bestuur, openbaar ministerie en de politie vereist zodat via verschillende invalshoeken kan worden opgetreden tegen de neveneffecten van de aanwezigheid van coffeeshops. In aanvulling op het coffeeshopbeleid zijn voor de handhaving afspraken gemaakt door de regionale driehoek.

Uitgangspunt is dat indien is gebleken dat er sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b van de Opiumwet, zowel de burgemeester als het openbaar ministerie handhavend optreden.

4.1 Bestuurlijke handhaving

Indien er sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester informatie nodig van politie en openbaar ministerie. Op basis van deze informatie dient de burgemeester de betrokken belangen tegen elkaar af te wegen en een eventueel besluit tot toepassing van bestuursdwang te onderbouwen.

4.2.1 Ondersteuning door politie

Ten behoeve van de bestuurlijke handhaving rapporteert de politie schriftelijk over haar optreden en haar bevindingen aan de burgemeester.

4.2.2 Ondersteuning door openbaar ministerie

Naar aanleiding van de politierapportage kan de burgemeester het openbaar ministerie verzoeken het opgemaakte proces-verbaal over te leggen ten behoeve van de bestuurlijke handhaving. Het openbaar ministerie verstrekt de burgemeester op diens schriftelijke verzoek het door de politie terzake opgemaakte proces-verbaal.

4.2.3 Aard van de maatregel

Nadat de burgemeester op grond van de informatie tot de conclusie komt dat sprake is van een overtreding artikel 13b van de Opiumwet, besluit de burgemeester te waarschuwen, of over te gaan tot toepassing van bestuursdwang (zie paragraaf 4.4 en 4.5).

De bestuursdwangmaatregel dient te bewerkstelligen: het te niet doen gaan van de naamsbekendheid van de woning of lokaal of het daarbij behorend erf als een plaats waar drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. De feitelijke sluiting is in het algemeen het meest effectieve middel. De duur van de sluiting wordt zodanig gekozen dat dit doel wordt bereikt.

Bij de bepaling van de duur van de sluiting is de voorgeschiedenis relevant. Immers, wanneer na een sluiting toch weer in drugs wordt gehandeld, dan moet daaruit worden geconcludeerd dat kennelijk de “loop” er nog niet voldoende uit is gehaald. Dit rechtvaardigt een langere sluitingsduur bij herhaling van de overtreding. Dit betekent echter niet dat een exploitant tot in lengte van dagen geconfronteerd moet worden met een “misstap” in het verleden.

4.3 Strafrechtelijke handhaving door het openbaar ministerie

Het openbaar ministerie vervolgt iedere zaak waarin door de burgemeester wordt opgetreden conform het vastgestelde beleid.

4.4 Softdrugs

Indien in een woning, lokaal of een bijbehorend erf een middel bedoeld in artikel 3 wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, zal in beginsel de volgende “gedragslijn” worden gevolgd:

Tabel 4.1a Handhavingarrangement bij aantreffen van softdrugs

Politie

Openbaar Ministerie

Gemeente

1e overtreding

1.Constatering overtreding

2.Opmaken proces-verbaal

3.Melding aan burgemeester + toesturen politierapportage

Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal Vervolging

Schriftelijke waarschuwing

2e overtreding

1.Constatering overtreding

2.Opmaken proces-verbaal

3.Melding aan burgemeester + toesturen politierapportage

Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal Vervolging

Sluiting voor een periode van 3 maanden

3e overtreding

1.Constatering overtreding

2.Opmaken proces-verbaal

3.Melding aan burgemeester + toesturen politierapportage

Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal Vervolging

Sluiting voor een periode van 6 maanden

4e overtreding

1.Constatering overtreding

2.Opmaken proces-verbaal

3.Melding aan burgemeester + toesturen politierapportage

Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal Vervolging

Definitieve sluiting

Tabel 4.1b Geldigheidsduur van maatregel bij aantreffen van softdrugs

Geldigheidsduur van de maatregel

1e overtreding

Bij de eerste overtreding wordt gewaarschuwd. Reden hiervoor is dat uit de jurisprudentie blijkt dat er een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur bestaat dat bepaald dat een bestuursorgaan eerst dient te waarschuwen wanneer het voornemens is een maatregel te treffen die voor de burger schadelijk is en de burger zelf in staat is de noodzaak tot het treffen van de maatregel weg te nemen.

2e overtreding

Wanneer een exploitant binnen drie jaren na de waarschuwing van de burgemeester zich opnieuw schuldig maakt aan een overtreding ex artikel 13b Opiumwet, zal het openbare lokaal worden gesloten voor de periode van drie maanden.

3e overtreding

Wanneer een exploitant binnen drie jaren en drie maanden na het besluit van de burgemeester tot sluiting van het openbare lokaal wegens de tweede overtreding zich opnieuw schuldig maakt aan een overtreding ex artikel 13b Opiumwet zal het openbare lokaal worden gesloten voor de periode van zes maanden.

4e overtreding

Wanneer een exploitant binnen drie jaren en zes maande na het besluit van de burgemeester tot sluiting van het openbare lokaal wegens de derde overtreding zich opnieuw schuldig maakt aan een overtreding ex artikel 13b Opiumwet, zal het openbare lokaal definitief gesloten worden.

4.5 Harddrugs

Indien in een woning, lokaal of een bijbehorend erf een middel bedoeld in artikel 2 wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, zal in beginsel de volgende “gedragslijn” worden gevolgd:

Tabel 4.2a Handhavingarrangement bij aantreffen van harddrugs

Politie

Openbaar Ministerie

Gemeente

1e overtreding

1.Constatering overtreding

2.Opmaken proces-verbaal

3.Melding aan burgemeester + toesturen politierapportage

Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal Vervolging

Sluiting voor een periode van 3 maanden of schriftelijke waarschuwing *

2e overtreding

1.Constatering overtreding

2.Opmaken proces-verbaal

3.Melding aan burgemeester + toesturen politierapportage

Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal Vervolging

Sluiting voor een periode van 6 maanden

3e overtreding

1.Constatering overtreding

2.Opmaken proces-verbaal

3.Melding aan burgemeester + toesturen politierapportage

Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal Vervolging

Sluiting voor een periode van 12 maanden

4e overtreding

1.Constatering overtreding

2.Opmaken proces-verbaal

3.Melding aan burgemeester + toesturen politierapportage

Na schriftelijk verzoek van burgemeester toesturen van proces-verbaal Vervolging

Definitieve sluiting

* maatregel is afhankelijk van de zwaarte van de feitelijke overtreding

Tabel 4.2b Geldigheidsduur van maatregel bij aantreffen van harddrugs

Geldigheidsduur van de maatregel

1e overtreding

Bij de eerste overtreding wordt gewaarschuwd. Reden hiervoor is dat uit de jurisprudentie blijkt dat er een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur bestaat dat bepaald dat een bestuursorgaan eerst dient te waarschuwen wanneer het voornemens is een maatregel te treffen die voor de burger schadelijk is en de burger zelf in staat is de noodzaak tot het treffen van de maatregel weg te nemen.

2e overtreding

Wanneer een exploitant binnen vijf jaren na de waarschuwing van de burgemeester zich opnieuw schuldig maakt aan een overtreding ex artikel 13b Opiumwet, zal het openbare lokaal worden gesloten voor de periode van drie maanden.

3e overtreding

Wanneer een exploitant binnen vijf jaren en drie maanden na het besluit van de burgemeester tot sluiting van het openbare lokaal wegens de tweede overtreding zich opnieuw schuldig maakt aan een overtreding ex artikel 13b Opiumwet zal het openbare lokaal worden gesloten voor de periode van zes maanden.

4e overtreding

Wanneer een exploitant binnen vijf jaren en zes maande na het besluit van de burgemeester tot sluiting van het openbare lokaal wegens de derde overtreding zich opnieuw schuldig maakt aan een overtreding ex artikel 13b Opiumwet, zal het openbare lokaal definitief gesloten worden.

4.6 Gedoogde coffeeshops

In 1997 is de Nota Drugsproblematiek Oosterscheldebekken opgesteld. Deze beleidsnota gaat uit van twee gedoogde coffeeshops ten behoeve van de Bevelandse gemeenten. Deze twee coffeeshops zouden dan gevestigd moeten zijn in de centrumgemeente Goes. Op 19 juni 1997 is de beleidsnota door de raad van Goes vastgesteld. Dit beleid geldt nog steeds. Wel zijn in de loop der tijd de zogeheten AHOJ-G criteria aangepast.

Op 24 juli 1997 is op grond van de beleidsnota aan twee coffeeshops een gedoogverklaring verstrekt. Deze coffeeshops worden sindsdien door de burgemeester gedoogd. Dit houdt in dat zolang de exploitant van de coffeeshop de gedoogcriteria strikt naleeft, door de burgemeester niet handhavend wordt opgetreden.

Tegen een overtreding als genoemd in artikel 13b van de Opiumwet door een gedoogde coffeeshop zal overeenkomstig het bepaalde in deze nota worden opgetreden wanneer de overtreding eveneens in strijd is met het gedoogbeleid of de aan de gedoogverklaring verbonden voorschriften. Dit betekent dat er dan gehandhaafd wordt conform paragraaf 4.3, tenzij de overtreding te maken heeft met harddrugs. Dan zal paragraaf 4.4 toegepast worden.

In bijzondere situaties kan hiervan worden afgeweken.

Dit handhavingsbeleid geldt ook expliciet voor het nieuwe gedoogbeleid zoals dat door de Minister van Veiligheid en Justitie bij brief van 22 december 2011 (kenmerk 209135) aan de burgemeester is bekendgemaakt en die ook als aanpassing van de gedoogcriteria in de Aanwijzing Opiumwet per 1 januari 2012 van kracht zijn worden.

Ondertekening

Goes, 20 maart 2012

De burgemeester van Goes,
mr. L.J. Verhulst.