Regeling vervallen per 01-11-2018

Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen WWB 21012 Goes

Geldend van 01-07-2012 t/m 31-10-2018

Intitulé

Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen WWB 21012 Goes

Paragraaf I Algemene bepalingen

Besluitnummer

11

Vergadering d.d.

19 april 2012

Verzonden

5 april 2012

Onderwerp

Verordening Maatschappelijke Participatie schoolgaande kinderen WWB 2012 Goes

Registratienummer

12INT00086

De raad van de gemeente Goes;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Goes d.d. 5 april 2012;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 8, lid 1, sub g, juncto artikel 35, lid 5 en lid 9, Wet Werk en Bijstand:

gezien het overleg van de Cliëntenraad d.d. 3 april 2012;

overwegende, dat het van belang wordt geacht dat kinderen zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door de financiële positie van de ouder(s), dat gemeenten daaraan dienen bij te dragen door het voeren van beleid, gericht op inkomensondersteuning van ouders met schoolgaande kinderen;

BESLUIT:

1.vast te stellen de navolgende Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen WWB:

VERORDENINGMAATSCHAPPELIJKE PARTICIPATIE SCHOOLGAANDE KINDEREN

WET WERK EN BIJSTAND 2012 GOES

1 JULI 2012

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1.Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven,

hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

b.het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes;

  • c.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Goes;

  • d.

    maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief,

sociaal dan wel cultureel karakter door schoolgaande kinderen van ouders met een laag

inkomen.

e.voorziening: een vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura, gericht op de

maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen van ouders met een laag inkomen,

ter bevordering van maatschappelijke participatie;

f.schoolgaand kind: ten laste komende kind van een ouder met een laag inkomen, voor wie de

leer- of kwalificatieplicht, bedoeld in artikel 4 van de Leerplichtwet, geldt;

g.laag inkomen bij categoriale regelingen als bedoeld in artikel 35, vijfde lid van de wet, of in de

Gemeentewet: een inkomen tot 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. De gemeenteraad beschouwt het als zijn taak om de maatschappelijke participatie te bevorderen en het aantal schoolgaande kinderen dat belemmeringen ondervindt in die participatie door de financiële positie van hun ouders, terug te dringen.

  • 2. Deze verordening stelt regels over de wijze waarop de in het eerste lid genoemde taak door het college wordt uitgevoerd, met inbegrip van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Paragraaf 2. Beleid met betrekking tot maatschappelijke participatie

Artikel 3 Verantwoordelijkheid college

  • 1. Het college zet zich in voor het tot stand komen en ondersteunen van diensten door natuurlijke- en rechtspersonen die naar zijn oordeel bijdragen aan maatschappelijke participatie.

  • 2. Het college bepaalt:

    • -

      de soort en inhoud van voorzieningen gericht op maatschappelijke participatie voor schoolgaande kinderen;

    • -

      de voorwaarden waaraan dient te worden voldaan om van deze voorziening gebruik te kunnen maken en

    • -

      de hoogte van het bedrag van de voorziening.

  • 3. Indien een voorziening, bedoeld in het tweede lid, het rechtskarakter heeft van categoriale bijzondere bijstand, bedoeld in artikel 35, vijfde lid, van de wet, draagt het college er zorg voor dat deze bijstand uitsluitend wordt verstrekt aan een belanghebbende met een inkomen tot 110% procent van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 4. Het college doet jaarlijks verslag over de uitvoering van deze verordening in het jaarverslag van de afdeling Zorg.

Artikel 4. Maatschappelijke participatie in andere gemeentelijke voorzieningen

1.Voorzover in andere gemeentelijke voorzieningen reeds is voorzien in een wettelijke grondslag

voor ondersteuning van de maatschappelijke participatie, wordt die voorziening geacht mede

uitvoering te geven aan de opdracht, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, van de wet.

  • 2.

    Regelingen als bedoeld in het eerste lid zijn tenminste:

  • a.

    het declaratiefonds, zijnde een algemene voorziening ter bestrijding van de kosten van maatschappelijke participatie;

  • b.

    een vergoeding voor een computer en een printer voor een bepaalde leeftijdscategorie;

  • c.

    verstrekking van een fiets door het Nijverheidscentrum onder bepaalde

voorwaarden; indien er geen adequate fiets voorhanden is wordt een vergoeding verstrekt;

  • d.

    een vergoeding voor schoolkosten in de onder- en bovenbouw van het voortgezet onderwijs

  • e.

    deelname aan sportieve activiteiten via het Jeugdsportfonds.

Artikel 5. Beleidsregels

Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de uitvoering van de tot deze verordening behorende voorzieningen.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Paragraaf 3 Slotbepalingen

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2012.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen WWB 2012 Goes”.

Aldus vastgesteld door de raad

van de gemeente Goes in zijn

openbare vergadering van 19 april 2012.

de griffier, de voorzitter,

drs. J.W. Scherpenzeel. mr. L.J. Verhulst.

Toelichting

Algemeen deel

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. De wetgever beoogt inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede te late komen en vindt het daarom wenselijk dat de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep bij voorkeur in natura en niet als geldbedrag wordt verleend. Dit is vastgelegd in artikel 48 lid 4 WWB. Artikel 8 lid 1 onderdeel g WWB bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt met betrekking tot de kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind. Hierbij moet in ieder geval worden bepaald op welke wijze invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’ (artikel 8 lid 2 onderdeel d WWB). Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand wordt uitsluitend verstrekt aan mensen met maximaal een inkomen van 110% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm (artikel 35 lid 9 WWB).

.Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Gebruikte begrippen waarvan de betekenis niet zondermeer duidelijk is worden hier omschreven. Het begrip ‘maatschappelijke participatie’ is hier omschreven, ter uitvoering van de opdracht van de wetgever, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g WWB. Er is gekozen voor een ruime betekenis. Maatschappelijke participatie kan op vele wijzen plaatsvinden en niet ieder kind is hetzelfde. Om die reden wordt het begrip op deze plaats in zo algemeen mogelijke bewoordingen gedefinieerd, en wordt het toegespitst op ouders van schoolgaande kinderen, met een laag inkomen. Een dergelijke begripsomschrijving heeft als voordeel dat op andere plaatsen in de verordening volstaan kan worden met het begrip ‘maatschappelijke participatie’, waarmee dan gedoeld wordt op de participatie van de hier beschreven doelgroep.

In het vervolg van de verordening wordt verduidelijkt op welke wijze gemeenteraad en college invulling geven aan de ondersteuning van maatschappelijke participatie.

Het begrip ‘voorziening’ is in de verordening gebruikt en heeft een ruime betekenis gekregen. In wezen wordt met iedere vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura door het college die specifiek is bestemd voor de maatschappelijke participatie van kinderen, uitvoering gegeven aan de wens van de wetgever als verwoord in de Memorie van Toelichting op artikel 8, eerste lid, onderdeel g WWB. Een dergelijke voorziening kan bijzondere bijstand zijn, maar ook een tegemoetkoming of kostenvergoeding dan wel een subsidie of verstrekking ‘in natura’, zolang dit maar bijdraagt aan de participatie.

‘Schoolgaand kind’ is gedefinieerd. Schoolgaande kinderen staan centraal in het beleid m.b.t. maatschappelijke participatie. Dit begrip wordt ook genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, WWB maar niet nader omschreven. Onder schoolgaande kinderen wordt in dit verband verstaan, niet alleen kinderen die feitelijk schoolgaand zijn, maar ook zij die de verplichting hebben omdat ze onder de leerplicht of kwalificatieplicht vallen.

Het begrip ‘laag inkomen’ is omschreven, omdat daarmee in deze verordening de doelgroep van het gemeentelijk armoedebeleid wordt aangeduid.

Artikel 2 Toepassingsbereik

In artikel 2 is verduidelijkt wat de gemeenteraad, als zijn taak aanmerkt. Die taak is enerzijds gelegen in het in algemene zin vergroten van de maatschappelijke participatie van de doelgroep (kwalitatief) en anderzijds het terugdringen van het aantal kinderen dat onvoldoende participeert (kwantitatief). In het tweede lid is aangegeven wat gegeven die taken, het doel is van deze verordening. Dat is het stellen van regels voor het bestuursorgaan dat belast is met uitvoering van deze verordening, het college. Die regels zijn in het vervolg van de verordening te vinden en betreffen bijv. de opdracht aan het college om te zoeken samenwerking met andere instellingen en te bevorderen dat die instellingen diensten aanbieden die de participatie bevorderen (zie artikel 3). Het is vervolgens aan het college om die regels tot uitvoering te brengen. Dat kan door middel van beleidsplannen, -regels of andere instrumenten, zoals samenwerkingsovereenkomsten. Voor een zuivere plaatsbepaling is tevens de wettelijke opdracht herhaald om invulling te geven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’. Daaraan is uitvoering gegeven in het eerste lid, onderdeel b van deze verordening.

Artikel 3 Verantwoordelijkheid college

Met betrekking tot het beleid, gericht op maatschappelijke kinderparticipatie, krijgt het college in dit artikel nog enkele opdrachten. Allereerst is in lid 1 bepaald dat het college zich inzet voor dienstverlening door derden aan kinderen die bijdraagt aan maatschappelijke participatie. Maatschappelijke participatie is niet een exclusieve taak van de overheid. Ook allerlei maatschappelijke instellingen dragen daaraan bij. Het college krijgt de opdracht om te zoeken naar wegen om de dienstverlening van dergelijke instellingen te ondersteunen zodat de participatie wordt bevorderd.

In het tweede lid wordt de bevoegdheid van het college vastgelegd.

Artikel 4 Maatschappelijke participatie

In artikel 4 worden de al bestaande voorzieningen voor deze doelgroep weergegeven.

Artikel 6 Inwerkingtreding

De datum van inwerkingtreding is 1 juli 2012. Hoewel in artikel 78v WWB is opgenomen dat de verordeningsplicht geen structureel karakter heeft, is geen concrete datum genoemd waarop die plicht komt te vervallen. Om die reden is er geen horizonbepaling opgenomen in de verordening.