Regeling vervallen per 01-01-2021

Beleidsregels bestuurlijke boete PW en IOAW/IOAZ Gooise Meren 2016

Geldend van 24-01-2017 t/m 31-12-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-09-2016

Intitulé

Beleidsregels bestuurlijke boete PW en IOAW/IOAZ Gooise Meren 2016

Burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren

gelet op artikel 18a van de PW en artikel 20a van de Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 20 a van de Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en het boetebesluit socialezekerheidswetten

b e s l u i t e n:

tot het vaststellen van de

Beleidsregels bestuurlijke boete PW en IOAW/ IOAZ Gooise Meren 2016

1 ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de PW, de IOAW/IOAZ, Bbz en de Algemene wet bestuursrecht (Awb)..

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Bbz: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004

    • b.

      Beslagvrije voet: 90% van de toepasselijke bijstandsnorm

    • c.

      CRvB: Centrale Raad van Beroep

    • d.

      EVRM: Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

    • e.

      IOAW: Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

    • f.

      IOAZ: Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

    • g.

      PW: Participatiewet

    • h.

      SUWI: Wet structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen.

2 WAARSCHUWING OF BOETE

Als niet , niet behoorlijk of niet tijdig aan de inlichtingenplicht is voldaan, dan moet een boete worden opgelegd (artikel 18a, Participatiewet en artikel 20a IOAW/IOAZ). Er wordt tijdig voldaan aan de inlichtingenplicht als de vereiste inlichtingen verstrekt worden binnen uiterlijk 2 weken gerekend vanaf het moment dat de inlichtingen bij belanghebbende bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn.

Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing

In plaats van een boete wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven als de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of toe een te hoog bedrag aan verstrekte uitkering, tenzij de schending van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat de belanghebbende voor een eerdere schending van de inlichtingenplicht een waarschuwing heeft gekregen.

Artikel 3. Hoogte van de boete

  • 1. De hoogte van de boete wordt bepaald in evenredigheid met de mate waarin de inlichtingenplicht is geschonden, waarbij in elk geval betrokken wordt de ernst van de overtreding, de omstandigheden van de persoon en de mate van verwijtbaarheid.

  • 2. De hoogte van de boete wordt afgestemd op de individuele situatie van de persoon.

  • 3. De boete wordt berekend over het netto benadelingsbedrag bij een eerste overtreding op grond van de PW.

  • 4. De boete bedraagt maximaal 150% van het netto benadelingsbedrag bij alle volgende overtredingen op grond van de PW met gelijke mate van verwijtbaarheid (recidive).. Op dit bedrag wordt het boetepercentage toegepast dat voortkomt uit de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid.

  • 5. De boete wordt berekend over het bruto benadelingsbedrag bij een eerste overtreding op grond van de IOAW/IOAZ.

  • 6. De boete bedraagt maximaal 150% van het bruto benadelingsbedrag bij alle volgende overtredingen op grond van de IOAW/IOAZ met gelijke mate van verwijtbaarheid. Op dit bedrag wordt het boetepercentage toegepast dat voortkomt uit de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid.

  • 7. Als er geen sprake is van een benadelingsbedrag en de betrokkene heeft binnen een periode van twee jaar al een eerdere waarschuwing ontvangen, bedraagt de boete, afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid, 10% van de toepasselijke bijstandsnorm voor personen met een uitkering op grond van de PW.

  • 8. Als er geen sprake is van een benadelingsbedrag en de betrokkene heeft binnen een periode van twee jaar al een eerdere waarschuwing ontvangen, bedraagt de boete, afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid 10% van de toepasselijke bruto grondslag op grond van de IOAW/IOAZ met een maximum van € 150,-.

Artikel 4. Maximale wettelijke boete

  • 1. Als er sprake is van opzet bedraagt de maximale boete € 82.000,-. Het college kan geen bestuurlijke boete opleggen vanaf € 50.000,- hetgeen inhoudt dat hogere boetes strafrechtelijk worden afgedaan.

  • 2. In alle overige gevallen bedraagt de maximale boete € 8.200,-.

  • 3. Deze maximale bedragen gelden vanaf 1 januari 2016 en zullen in de toekomst worden geïndexeerd.

3 VERWIJTBAARHEID

Op grond van artikel 18a lid 7 van de PW en artikel 20a lid 7 van de IOAW/IOAZ is het college bevoegd de bestuurlijke boete te verlagen als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, of af te zien van de oplegging van een boete als daarvoor dringende redenen bestaan. Artikel 2a van het Boetebesluit socialezekerheidswetten geeft een aantal criteria van verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 5. Mate van verwijtbaarheid

  • 1. De hoogte van de boete bedraagt 100% van het benadelingsbedrag als sprake is van opzet. Van opzet is sprake als de inlichtingenplicht willens en wetens is geschonden met de bedoeling een hogere uitkering te krijgen of te behouden dan waar recht op bestaat. Als bijvoorbeeld de feiten en omstandigheden bewust anders zijn voorgedaan dan in werkelijkheid, is er sprake van opzet.

  • 2. De hoogte van de boete bedraagt 75% van het benadelingsbedrag als sprake is van grove schuld. Daarvan is sprake als bepaalde feiten en omstandigheden niet tijdig, onjuist of niet op de voorgeschreven wijze zijn vermeld. Ook staat vast dat:

    • a.

      De betrokkene redelijkerwijs had moeten weten dat er sprake was van een nalatigheid en dat dit zou leiden of heeft geleid tot het behouden of krijgen van een hogere uitkering dan waar recht op bestaat en

    • b.

      In staat geweest is deze nalatigheid te voorkomen of te herstellen en heeft verzuimd dit uit zichzelf te doen.

  • 3. De hoogte van de boete bedraagt 50% van het benadelingsbedrag als betrokkene heeft nagelaten om een of meer wijzigingen van feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de uitkering tijdig en op de voorgeschreven wijze te melden en er geen sprak is van opzet of grove schuld.

  • 4. De hoogte van de boete bedraagt 25% van het benadelingsbedrag als uit de beoordeling van de individuele situatie blijkt dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid op grond van artikel 6 van deze beleidsregels.

Artikel 6. Verminderde verwijtbaarheid

  • 1. De mate waarin de schending van de inlichtingenplicht de betrokkene kan worden verweten, wordt beoordeeld naar de omstandigheden waarin hij verkeerde toen de inlichtingenplicht had moeten worden nagekomen.

  • 2. Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging betrokkene kan worden verweten, leiden de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:

    • a.

      Betrokkene verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenverplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;

    • b.

      Betrokkene verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen;

    • c.

      Betrokkene heeft wel inlichtingen verstrekt maar die waren onjuist of onvolledig of hij heeft op andere wijze een wijziging van omstandigheden niet gemeld binnen twee weken maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van een controle van het college.

    • d.

      Het college was reeds op andere wijze bekend met de informatie.

    • e.

      Overige omstandigheden die leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 7. Geen sprake van verminderde verwijtbaarheid

Er is in ieder geval geen sprake van verminderde verwijtbaarheid als:

  • 1.

    De betrokkene de inhoud van de correspondentie van het college niet begrijpt omdat de Nederlandse taal niet wordt beheerst . Verwacht mag worden dat betrokkene zich inspant om zich te laten informeren.

  • 2.

    De betrokkene aangeeft de correspondentie van het college niet te hebben ontvangen.

  • 3.

    De betrokkene langer tijd niet in staat is zijn belangen te behartigen. Van betrokkene mag worden verlangd dat hij ervoor zorgt dat een ander zijn zaken behartigt.

4 AFZIEN BIJ DRINGENDE REDENEN

Artikel 8. Dringende redenen

Het college ziet af van het opleggen van een boete bij dringende redenen. Van een dringende reden kan sprake zijn als het opleggen van een boete, in het individuele geval of zijn gezin, vanwege zeer uitzonderlijke, bijzondere omstandigheden onaanvaardbare consequenties zou hebben. Zowel financiële als niet-financiële omstandigheden worden hierin meegewogen.

5 OVERGANGSRECHT

Artikel 9. Overgangsrecht

Als de schending van de inlichtingenplicht is begonnen vóór 2013 en doorloopt vanaf 1 januari 2013 dan wordt de hoogte van de boete in twee stappen berekend.

  • -

    Wat zou de hoogte zijn van de maatregel vóór 2013 (percentage van de uitkering). Dat bedrag wordt als boete opgelegd.

  • -

    Hierbij opgeteld wordt de boete die geldt vanaf 1 januari 2013 berekend aan de hand van deze beleidsregels (percentage benadelingsbedrag).

  • -

    Komt het totale bedrag uit boven het maximumbedrag van deze beleidsregels dan wordt de maximale boete opgelegd. Is het bedrag lager dan wordt dat bedrag als boete opgelegd.

6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 september 2016.

  • 2. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels bestuurlijke boete PW en IOAW/IOAZ Gooise Meren 2016’.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Gooise Meren d.d.

de secretaris

D.J. van Huizen

de burgemeester

mevrouw A. van Vliet-Kuiper

TOELICHTING BELEIDSREGELS

Algemeen

Met ingang van 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (in de wandelgangen genaamd ‘fraudewet’) in werking getreden. Deze wet geldt voor alle sociale wetgeving. Dus o.a. ook voor de IOAW, IOAZ en BBZ. Op 24 november 2014 heeft de CRvB een uitspraak gedaan die de kern van de fraudewet raakt en grote gevolgen had voor de uitvoering. Op 23 juni 2015 heeft de CRvB uitspraken gedaan die specificiek bijstandszaken betroffen, in lijn van de eerdere uitspraak. In een uitspraak van 11 januari 2016 heeft de CRvB aangegeven hoe om te gaan met de draagkracht van de overtreder.

Naar aanleiding van de eerste uitspraak van de CRvB heeft de Minister op 16 december 2014 een brief naar de Tweede Kamer verzonden waarin hij de wijziging van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid aankondigt. Op 31 mei jl. is deze wet aangenomen door de Tweede Kamer. De vermoedelijke inwerkingtreding is 1 januari 2017. Deze uitvoeringsregels anticiperen op de komende wetgeving.

Toelichting per artikel

Artikelen die geen toelichting behoeven, worden niet genoemd.

Hoofdstuk 2 waarschuwing of boete

Op grond van de PW artikel 18a, lid 1 moet een boete worden opgelegd bijverwijtbare schending van de inlichtingenplicht (artikel 17 lid 1, PW of artikel 30c, lid 2 en 3, Suwi). Daarnaast moet de onterecht verstrekte uitkering worden ingetrokken, herzien en teruggevorderd.

Er is sprake van twee soorten fraude:

  • 1.

    de zogenaamde nulfraude

  • 2.

    de fraude waarbij ten onrechte uitkering is verstrekt en er sprake is van een benadelingsbedrag.

  • 1.

    Nulfraude

    Als er sprake is van schending van de inlichtingenplicht zonder dat er teveel bijstand is uitbetaald, wordt er een waarschuwing opgelegd als er in de afgelopen twee jaar niet eerder een waarschuwing is afgegeven. Deze termijn wordt berekend vanaf de startdatum van de boetewaardige gedraging. Als na een waarschuwing opnieuw niet wordt voldaan aan de inlichtingenplicht dan kan een boete worden opgelegd tot een maximum van 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Er moet dan wel een evenredigheidstoetsing plaatsvinden.

  • 2.

    Uitkeringsfraude

    Als er sprake is van uitkeringsfraude, zijn er twee afdoeningsmogelijkheden:

    • a.

      bestuursrechtelijke afdoening als het benadelingsbedrag lager is dan € 50.000,-

      Uitzondering: fraudesignalen m.b.t. een gezamenlijke huishouding vanaf een vermoedelijk fraudebedrag van € 20.000,- kunnen strafrechtelijk worden afgedaan. Bij de start van het onderzoek moet aan de hand van objectieve criteria aannemelijk zijn dat het benadelingsbedrag boven de€ 20.000,- komt.

    • b.

      strafrechtelijke afdoening bij een benadelingsbedrag boven de € 50.000,- (aangifte).

Aangifte Openbaar Ministerie

Op grond van de aangifterichtlijn van het Openbaar Ministerie zijn er nog enkele situaties denkbaar waarin een strafrechtelijke afdoening mogelijk is, in plaats van een bestuursrechtelijke. Te denken valt aan de situatie waarin redelijkerwijs kan worden aangenomen, dat de betrokkene de boete bijna zeker niet betaalt. Er is overleg met het Openbaar Ministerie over deze kwestie, maar bij het opmaken van deze beleidsregels bestaat hierover nog geen duidelijkheid.

Opleggen boete

De procedure rond het opleggen van een boete is geregeld in Paragraaf 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bestuurlijke boete wordt beschouwd als een ‘criminal charge’ in de zin van artikel 6 EVRM. Deze bepaling stelt eisen aan de procedure, die voor het merendeel zijn vastgelegd in de Awb:

  • -

    vermoeden van onschuld

  • -

    cautie/zwijgrecht

  • -

    hoorplicht

  • -

    evenredigheidsbeginsel (staat de hoogte van de boete in verhouding tot de gedraging)

  • -

    tweevoudige bestraffing of vervolging voor hetzelfde feit is uitgesloten

  • -

    sanctie moet binnen een redelijke termijn worden opgelegd.

Bij boetes lager dan € 350,- kan een zogenaamde lichte procedure worden gevolgd. Dit betekent dat betrokkene niet hoeft te worden gehoord en het opmaken van een rapport niet verplicht is. Er hoeft geen sprake te zijn van functiescheiding. Bij boetes vanaf € 350,- is dit allemaal wel verplicht.

Verplichtingen bij procedures met een boete vanaf € 350,-

  • 1.

    Informeren betrokkene door middel van een rapport*, dat voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      Er staat een datum op

    • b.

      De naam van de betrokkene

    • c.

      Welke verplichting is overtreden en wat houdt het in

    • d.

      Zo nodig, waar en wanneer dit is geconstateerd.

  • 1.

    Zienswijze

    De betrokkene moet in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze te geven. Dit kan schriftelijk (brief, mail) maar ook mondeling door middel van een gesprek op het gemeentehuis of telefonisch. Bij de uitnodiging voor het geven van de zienswijze moet het rapport, waarop het voornemen tot boeteoplegging is gebaseerd, worden meegestuurd. Voor alle stukken geldt dat dit in begrijpelijk taal moet gebeuren maar er bestaat niet zonder meer recht op een vertaling van het gehele dossier. Het criterium is het in staat kunnen zijn een adequate verdediging te voeren.

  • 2.

    Horen

    Als betrokkene wordt gehoord, kan een deze door een beëdigde tolk worden bijgestaan, die door de gemeente wordt geregeld. Dit ook weer alleen als het noodzakelijk is voor een adequate verdediging.

  • 3.

    Cautie/zwijgrecht

    Bij het horen van de betrokkene geldt het zwijgrecht. Niemand kan verplicht worden mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Vooraf moet betrokkene worden gewezen op zijn zwijgrecht.

    Het is van belang om in het gespreksverslag op te nemen dat de cautie is gegeven. Als de cautie niet is gegeven, mag de verklaring niet als bewijs worden gebruikt.

    Voorbeeld: de gemeente krijgt een signaal dat betrokkene inkomsten uit arbeid heeft. Betrokkene wordt hiermee geconfronteerd en geeft aan deze inkomsten niet te hebben opgegeven. Hiermee staat schending van de inlichtingenplicht vast en is er mogelijk sprake van boetewaardig gedrag. Vanaf dat moment moet de cautie worden geboden.

Artikel 3 hoogte van de boete

De boete bedraagt maximaal 100% van het netto benadelingsbedrag bij een eerste overtreding. Bij een volgende maximaal 150% (recidive). De boete wordt altijd afgerond op € 10,- naar boven tenzij dit boven het oorspronkelijke boetebedrag uitkomt. In dat geval wordt op € 10,- naar beneden afgerond. De boete moet worden afgestemd op mate van verwijtbaarheid, ernst van de gedraging en omstandigheden van persoon en gezin.

Benadelingsbedrag

Voor de IOAW/IOAZ gaat het om het brutobedrag omdat dit een bruto uitkering is (daarbij opgeteld de eventuele bijzondere bijstand inclusief de individuele inkomenstoeslag).. De boete wordt dan ook over het brutobedrag berekend. Voor wat betreft de PW wordt de boete berekend over alle kosten van bijstand. En dat is de netto uitbetaling en de eventuele bijzondere bijstand (inclusief de individuele inkomenstoeslag).

De boete moet altijd binnen een bepaalde termijn kunnen worden terugbetaald. (zie onder ‘mate van verwijtbaarheid’). Ervan uitgaande dat men altijd over de beslagvrije voet van de bijstandsnorm moet kunnen beschikken, betekent dit dat in de meeste gevallen de boete lager is dan het oorspronkelijke boetebedrag. De boete kan nooit hoger worden vastgesteld dan het oorspronkelijke boetebedrag.

Omstandigheden van persoon en gezin

Denk hierbij aan individueel bepaalde financiële omstandigheden zoals hoge woonlasten of kosten van bijzondere aard waarvoor geen vergoeding mogelijk is. Of de situatie waarbij voor (minderjarige) kinderen of nieuwe partner de gevolgen groot kunnen zijn. De weging van deze omstandigheden vindt plaats op het moment dat de boete wordt opgelegd. (Let op: bij recidive zijn deze omstandigheden niet van belang voor het afzien van een boete. Reeds bij de eerst opgelegde boete is betrokkene al meegedeeld dat dit bij een volgende keer niet meer wordt meegewogen).

Artikel 4 Mate van verwijtbaarheid

Ernst van de gedraging (evenredigheidsbeginsel)

De hoogte van de boete moet evenredig zijn aan de overtreding. Dat wil zeggen welke verplichting is nu eigenlijk geschonden en welke boete hoort daarbij (evenredigheidsbeginsel). In de beschikking moet worden vastgelegd voor welke gedraging de boete wordt opgelegd en het boetebedrag.

Mate van verwijtbaarheid

Er zijn vier categorieën:

  • 1.

    Opzet

  • 2.

    Grove schuld

  • 3.

    Normale/gemiddelde verwijtbaarheid

  • 4.

    Verminderde verwijtbaarheid

  • 1.

    Opzet (artikel 2a, lid 4, Boetebesluit)

    • ·

      Bewust handelen of nalaten waardoor de inlichtingenplicht niet of onvoldoende is nagekomen.

    • ·

      Betrokkene heeft aangegeven en toegegeven dat hij inlichtingenplicht niet is nagekomen om een lagere uitkering te voorkomen.

    • ·

      Betrokkene heeft werkzaamheden of uitbreiding van werkzaamheden niet gemeld of zegt te hebben gemeld of een melding vervalst

    • ·

      Betrokkene heeft de gezinssamenstelling, het inkomen van het gezin en/of vermogen verzwegen

  • 2.

    Grove schuld (artikel 2a, lid 3, Boetebesluit)

    • ·

      Dit is een aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat ook grove onachtzaamheid.

    • ·

      Betrokkene heeft meerdere malen geen of onjuiste inlichtingen verstrekt waarbij bij eerdere overtredingen sprake is geweest van normale verwijtbaarheid

    • ·

      Er is sprake van een samenloop van omstandigheden die elk een normale verwijtbaarheid opleveren maar in samenhang leiden tot grove schuld.

Opzet of grove schuld moet door de gemeente worden bewezen.

  • 3.

    Normale/gemiddelde verwijtbaarheid

    Als er geen sprake is van opzet, grove schuld of verminderde verwijtbaarheid. Van normale/gemiddelde verwijtbaarheid is bijvoorbeeld al sprake als iemand een duidelijk gestelde vraag foutief invult.

  • 4.

    Verminderde verwijtbaarheid (Boetebesluit artikel 2a, lid 2)

    • ·

      Betrokkene verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden waardoor het onmogelijk was om aan de inlichtingenverplichting te voldoen.

    • ·

      Betrokkene verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat de overtreding hem niet aan te rekenen valt.

    • ·

      Betrokkene heeft wijzigingen niet onverwijld doorgegeven maar heeft alsnog uit eigen beweging de juiste inlichtingen verstrekt.

    • ·

      De overtreding van de inlichtingenverplichting of de hoogte van het benadelingsbedrag is mede te wijten aan de gemeente.

    • ·

      Er is sprake van een samenloop van omstandigheden die op zich niet maar in onderlinge samenhang wel leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

Mate van verwijtbaarheid

Maximale aflostermijn

Maximaal % van het benadelingsbedrag

Maximale boete

Opzet

24 maanden

100%

€ 82.000,-

Grove schuld

18 maanden

75%

€ 8.200,-

Normale/gemiddelde verwijtbaarheid

12 maanden

50%

€ 8.200,-

Verminderde verwijtbaarheid

6 maanden

25%

€ 8.200,-

Artikel 8. Dringende redenen

De laatste mogelijkheid om af te zien van het opleggen van een boete is als er sprake van dringende redenen. Een dringende reden is bijvoorbeeld als er sprake is van onaanvaardbare gevolgen voor betrokkene. Bij recidive zijn dringende redenen nog beperkter omdat ook dan betrokkene al bij de eerste boete oplegging is geïnformeerd over de gevolgen bij recidive.

Overig

Termijnen

De boete moet worden uitgevoerd 13 weken na de dag waarop het rapport is gemaakt. Dit is een termijn van orde. De bevoegdheid om een boete op te leggen vervalt niet na 13 weken. De vervaltermijn voor een boete vanaf € 350,- is 5 jaar en 3 jaar voor een boete lager dan € 350,-. De vervaltermijn wordt opgeschort op de dag dat de gedraging wordt voorgelegd aan het OM. Deze eindigt als de gemeente weer bevoegd wordt voor het opleggen van een boete.

Tenuitvoerlegging boete

  • 1.

    Lopende uitkering

    De boete wordt verplicht verrekend met de uitkering tot aan de beslagvrije voet.

  • 2.

    Uitkering in andere gemeente/ander orgaan

    De gemeente die de boete heeft opgelegd, kan aan de andere gemeente verzoeken om de boete vanuit de uitkering te betalen, zonder dat daar een machtiging van de betrokkene voor nodig is. Dit geldt ook als betrokkene een uitkering ontvangt van een ander orgaan. Dan moet het verzoek uiteraard aan dit orgaan worden gedaan.

  • 3.

    Geen uitkering

    In deze situatie kan er een betalingsregeling worden afgesproken. Voldoet betrokkene hier niet aan, dan volgt een aanmaning. Voldoet hij dan nog niet aan zijn verplichting dan kan er een dwangbevel worden uitgevaardigd. Dit levert een executoriale titel op en er kan beslag gelegd worden op de inkomsten.

Hoofdelijk aansprakelijk (artikel 18a, lid 9 PW)

Alle gezinsleden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van een bestuurlijke boete. De boete wordt echter opgelegd aan degene die de inlichtingenplicht geschonden heeft. Dit kan een partner zijn maar ook beide partners.

Bezwaar en beroep

Bezwaar en beroep staat ook open voor de boeteoplegging. Dit bezwaar en beroep heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat de boete ook betaald moet worden als het bezwaar en beroep nog niet onherroepelijk zijn geworden. Op grond van artikel 18a, lid 11 PW en artikel 20a, lid 11 IOAW en IOAZ, mag de rechter in beroep of hoger beroep de boete hoger vaststellen, maar in de praktijk gebeurt dit niet.

Samenloop boete

Het kan voorkomen dat betrokkene onjuiste inlichtingen verstrekt terwijl hij een uitkering krijgt van bijv. de WW en een aanvulling op grond van de PW. In dat geval kan zowel het UWV als de gemeente een boete opleggen. Dit levert twee boetebesluiten op.

Maar het kan ook zijn dat iemand onjuiste inlichtingen verstrekt terwijl hij zowel algemene bijstand als bijzondere bijstand ontvangt. Als dat er toe leidt dat er ten onrechte of tot een te hoog bedrag gelden zijn verstrekt, dan is er ook sprake van samenloop. In dit geval kan echter worden volstaan met één boetebesluit.

Evenredigheid

Boetes kunnen dus cumuleren. Als de cumulatie onevenredige gevolgen heeft, kan betrokkene dit aangeven en kan de boete zodanig worden aangepast dat er wel sprake is van evenredigheid. Ook de gemeente dient ambtshalve te letten op eventuele onevenredige gevolgen.

Eendaadse samenloop

Als er sprake is van een gedraging die meerder schendingen oplevert is het mogelijk om zowel de uitkering af te stemmen als een boete op te leggen. Bijvoorbeeld iemand weigert een huisbezoek waardoor geen of onvoldoende inlichtingen worden verstrekt over de woon- en leefsituatie. De weigering huisbezoek levert een afstemming op, op grond van artikel 53a, PW. Voor het niet verstrekken van de inlichtingen kan een boete worden opgelegd.

Voortgezette handeling

Van een voortgezette handeling is sprake als zich elkaar opvolgende, samenhangende feiten voordoen, die herleid kunnen worden tot één wilsbesluit. Is daarvan sprake dan zal, in het kader van de boetes, één boetebesluit worden genomen.

Het is ook mogelijk dat eenmalig de inlichtingenplicht wordt geschonden maar dat dit gevolgen heeft voor de periode daarna. Als betrokkene niet binnen twee weken melding doet van feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de uitkering, is dit een eenmalig verzuim. Het verzuim duurt voort zolang de inlichtingen niet verstrekt zijn. Dit heeft gevolgen voor de uitkering die na het verzuim wordt verstrekt (bijvoorbeeld als mutatieformulieren moeten worden ingevuld en de wijziging niet is vermeld).

Samenloop maatregel

Op het moment dat een maatregel wordt opgelegd, wordt de uitkering lager en daarmee ook de beslagruimte. Dat betekent dat - afhankelijk van de hoogte van de maatregel – de boete in die maand voor een lager bedrag of zelfs helemaal niet verrekend kan worden.

Recidiveboete

Er is sprake van recidive als binnen 5 jaar na het onherroepelijk worden van de eerste bestuurlijke boete een tweede overtreding plaats vindt binnen dezelfde cluster van wetten.

De clusters zijn:

  • -

    Volksverzekeringen (SVB)

  • -

    Werknemersverzekeringen (UWV)

  • -

    Sociale voorzieningen (gemeente)

Het moet om dezelfde gedraging gaan (schending van de inlichtingenplicht). Dus als iemand eerst inkomsten verzwijgt en later samenwoning verzwijgt, is er sprake van recidive. Een eerder afgegeven waarschuwing telt niet mee voor de recidivetermijn.

Frauderegister

Om vast te stellen of er sprake is van recidive is het belangrijk dat de overtreding goed en zorgvuldig wordt vastgelegd. Dit gebeurt op een aparte pagina van Suwinet.

Hoogte van de boete bij recidive

Bij recidive bedraagt de boete in principe 150% van het benadelingsbedrag. Het benadelingsbedrag is netto omdat in de wet is opgenomen dat de kosten van bijstand bepalend zijn voor de vaststelling van de boete. Wel moet er rekening worden gehouden met de mate van verwijtbaarheid.

Als er sprake is van nulfraude, dan wordt dit niet als recidive beschouwd. Er moet immers in beide gevallen sprake zijn van een benadelingsbedrag. Als bij de tweede overtreding geen sprake is van een benadelingsbedrag wordt volstaan met een waarschuwing.

Terug- en invordering

Met invoering van de fraudewet is zowel terug- als invordering (bij lopende uitkeringen) een verplichting geworden bij schending van de inlichtingenplicht. Ook kruimelbedragen moeten nu verplicht worden teruggevorderd!

Invordering is niet verplicht als er geen sprake meer is van een lopende uitkering. In dat geval moet via een betalingsregeling of door middel van een dwangbevel de terugbetaling plaatsvinden.


Noot
*

Het rapport kan ook een proces-verbaal zijn als verwacht wordt dat de fraude meer dan € 50.000,- bedraagt