Regeling vervallen per 20-05-2019

Beleidsregels bijzondere bijstand Gooise Meren 2017

Geldend van 01-07-2017 t/m 19-05-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2017

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand Gooise Meren 2017

BIJZONDERE BIJSTAND IS MAATWERK

Maatwerk

Inkomensbeleid is de verantwoordelijkheid van het Rijk. Periodiek wordt door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) het sociaal minimum vastgesteld. Dit is gelijk aan de geldende bijstandsnorm en voor, mensen van de pensioengerechtigde leeftijd, aan de AOW. Deze norm geldt voor alle inwoners. Door bijzondere omstandigheden kan deze uitkeringsnorm onvoldoende zijn voor bepaalde noodzakelijke uitgaven. Als er geen beroep kan worden gedaan op voorliggende voorzieningen (zoals huurtoeslag of studiefinanciering) kan de gemeente bijzondere bijstand verstrekken.

De gemeente moet vaststellen of de kosten noodzakelijk zijn, echt gemaakt zijn en voortkomen uit bijzondere omstandigheden en het inkomen van de inwoner niet (volledig) toereikend is. Bij het vaststellen levert de gemeente maatwerk. Dat betekent dat de gemeente die voorziening biedt die past bij de hulpvraag van de inwoner. De gemeente doet dit efficiënt, laten geen willekeur bestaan en hanteren juridische kaders. Toekenning van bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten geschiedt steeds op basis van beoordeling aan de hand van de individuele situatie. Dit laat echter onverlet dat voor de verstrekking van bijzondere bijstand beleidsregels kunnen worden opgesteld. Dergelijke beleidsregels dragen bij aan de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor de burger en zijn mede van belang voor een doelmatige uitvoering.

Buitenwettelijk begunstigend beleid

De Participatiewet bepaalt in welke gevallen en binnen welke grenzen het college bevoegd is algemene en bijzondere bijstand te verlenen. Het gemeentelijk beleid is echter soms ruimer dan de Participatiewet toestaat. De Participatiewet biedt dan geen grondslag voor het verlenen van die bijstand. Om die reden spreekt men wel van buitenwettelijk begunstigend beleid. Meestal zal wel zoveel mogelijk worden aangesloten bij de overige voorwaarden van de Participatiewet, zodat het beleid afgezien van de gemaakte uitzondering(en) in het systeem van de Participatiewet past.

Bijzondere bijstand is financieel en qua beleid aan de gemeente overgedragen omdat op lokaal niveau (dichtbij de burger) maatwerk kan worden geboden waarbij rekening wordt gehouden met individuele en lokale omstandigheden. Daardoor kan de gemeente bijstand verlenen voor kostensoorten waarvoor de Participatiewet geen mogelijkheden biedt. Dit buitenwettelijke beleid moet worden vastgelegd in beleidsregels. Voor de gemeente Gooise Meren is dit vastgelegd in de ‘Beleidsregels bijzondere bijstand Gooise Meren 2017’.

Een ruimhartig buitenwettelijk begunstigend beleid kan uiteraard leiden tot hogere bijstandskosten voor de gemeente. De gemeente dient hierdoor te letten op de financiering van de uitgaven voor deze kosten.

Omdat buitenwettelijk begunstigend beleid geen grondslag heeft in de Participatiewet kan de rechter het beleid slechts terughoudend toetsen. Dit betekent dat de aanwezigheid en toepassing van dat beleid door de rechter als gegeven wordt aanvaard, met dien verstande dat wordt getoetst of het beleid in het concrete geval op een logische wijze is toegepast.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (PW), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      alo-kop: alleenstaande ouderkop;

    • b.

      de wet: de Participatiewet;

    • c.

      huishouden: personen die gezamenlijk een leefeenheid vormen;

    • d.

      Nibud: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting;

    • e.

      Pgb: persoonsgebonden budget;

    • f.

      Wht: Wet op de huurtoeslag;

    • g.

      Wlz: Wet langdurige zorg;

    • h.

      Wmo 2015: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • i.

      Wrb: Wet op de rechtsbijstand;

    • j.

      WSF: Wet studiefinanciering 2000;

    • k.

      Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • l.

      Zvw: Zorgverzekeringswet.

Artikel 2: Moment van aanvraag

  • 1. In beginsel wordt geen bijzondere bijstand verleend voor kosten die zijn ontstaan vóór de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend, tenzij bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.

  • 2. Bepalend voor de aanvraagdatum is het tijdstip waarop de kosten zijn ontstaan en niet de datum van bijvoorbeeld de factuur.

  • 3. Een aanvraag bijzondere bijstand voor begrafenis- of crematiekosten moet worden ingediend binnen één maand na de dag van de uitvaart.

  • 4. Een aanvraag bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand moet worden ingediend binnen één week na het verlenen van de toevoeging.

  • 5. Een aanvraag bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind, curatele en/of mentorschap moet worden ingediend binnen één maand na verzenddatum van de beschikking van de rechterlijke uitspraak waarbij het bewind is ingesteld.

Artikel 3: Bewijsstukken

  • 1. Bij de aanvraag overlegt de belanghebbende een document als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder 1° tot en met 3° van de Wet op de identificatieplicht.

  • 2. Belanghebbenden met een lopende bijstandsuitkering voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan moeten alleen een pro forma nota van de kosten waarvoor bijstand wordt aangevraagd en eventueel een specificatie van een arts of de zorgverzekeraar inleveren. Voor woonkosten, uitvaartkosten en kosten van beschermingsbewind moeten wel bankafschriften van alle rekeningnummers, voorzien van naam en saldo, van drie maanden voorafgaand aan de aanvraag, tenzij meer nodig, en recente bewijsstukken van schulden worden overgelegd.

  • 3. Alle andere aanvragers overleggen altijd:

    • a.

      bankafschriften van alle rekeningnummers voorzien van naam en saldo van drie maanden voorafgaand aan de aanvraag, tenzij meer nodig is, en recente bewijsstukken van schulden;

    • b.

      een specificatie van de maandelijkse inkomsten;

    • c.

      bewijs van vermogen (waarde eigen woning, auto, boot, caravan, etc.);

    • d.

      pro forma nota van de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd en eventueel een specificatie van een arts of de zorgverzekeraar.

  • 4. Bij uitzondering kan er om specifiekere bewijsstukken gevraagd worden.

  • 5. Is voor belanghebbenden, die geen algemene bijstand ontvangen, de draagkracht (voor het draagkrachtjaar) al vastgesteld dan kunnen zij ook volstaan met een pro forma nota van de kosten en een specificatie.

Artikel 4: Ingangsdatum

  • 1. De ingangsdatum voor de bijzondere bijstand is op zijn vroegst de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. De ingangsdatum wordt gekoppeld aan de ingangsdatum van de draagkrachtperiode, tenzij de draagkrachtperiode al op een eerder moment is vastgesteld.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, geldt bij een aanvraag voor bijzondere bijstand in verband met de kosten van beschermingsbewind, curatele en mentorschap, als ingangsdatum de eerste dag van de maand wanneer de bewindvoerder in de periode van de eerste tot en met de vijftiende dag van een maand is benoemd. Als de benoeming ingaat in de tweede helft van de maand, dus in de periode vanaf de zestiende dag van de maand, dan is de ingangsdatum de zestiende dag van de maand.

  • 4. Aan belanghebbenden zonder lopende bijstandsuitkering voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan wordt de bijzondere bijstand toegekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend. Alle kosten die eerder zijn gemaakt komen in dat geval niet meer voor vergoeding uit bijzondere bijstand in aanmerking.

Artikel 5: Uitbetaling

  • 1. De bijzondere bijstand wordt betaald nadat de definitieve nota's of betaalbewijzen zijn ingediend.

  • 2. De periodieke bijzondere bijstand wordt aan belanghebbenden met een bijstandsuitkering toegekend voor de duur van maximaal drie jaar. Aan belanghebbenden zonder bijstandsuitkering wordt de periodieke bijzondere bijstand toegekend voor de duur van maximaal één jaar.

Artikel 6: Vaststellen van het recht op bijzondere bijstand

Er kan alleen bijzondere bijstand worden verleend als:

  • a.

    er sprake is van individuele noodzakelijke kosten;

  • b.

    de kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden;

  • c.

    een voorliggende voorziening die een gedeelte van de kosten vergoedt ontbreekt, met uitzondering van de ziektekosten;

  • d.

    de kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm of het vermogen of het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de geldende bijstandsnorm;

  • e.

    een belanghebbende niet onder de uitzonderingen valt die bij of krachtens de wet zijn gesteld, voor zover deze beleidsregels hierop niet uitdrukkelijk een uitzondering maken.

Artikel 7: Bepaling van het inkomen

  • 1. Het inkomen van de belanghebbende die geen (aanvullende) uitkering op grond van de wet, de IOAW of IOAZ ontvangt, wordt vastgesteld aan de hand van de inkomensspecificaties van drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt gedaan of de maand waarin de kosten zich hebben voorgedaan.

  • 2. Heeft de belanghebbende wisselende inkomsten dan wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt gedaan of de maand waarin de kosten zich hebben voorgedaan.

  • 3. Is de belanghebbende zelfstandige, dan wordt uitgegaan van het inkomen op de meest recente definitieve aanslag inkomstenbelasting en de bijbehorende aangifte en de daarbij behorende jaarstukken, van maximaal twee jaar oud.

Artikel 8: Financiële draagkracht

  • 1. Er is geen sprake van draagkracht als het inkomen gelijk of minder is dan 120 procent van de geldende bijstandsnorm per jaar, inclusief vakantiegeld.

  • 2. Van 120 procent tot 140 procent van de bijstandsnorm geldt een draagkracht van 25 procent.

  • 3. Van 140 procent tot tweehonderd procent van de bijstandsnorm geldt een draagkracht van vijftig procent.

  • 4. Vanaf tweehonderd procent van de geldende bijstandsnorm bestaat geen recht op bijzondere bijstand.

  • 5. In afwijking van het eerste lid geldt voor woonkosten, uitvaartkosten en kosten van beschermingsbewind, curatele en mentorschap een inkomensgrens van honderd procent van de geldende bijstandsnorm per jaar, inclusief vakantiegeld.

  • 6. Bij de bepaling van de draagkracht wordt de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a van de wet buiten beschouwing gelaten.

  • 7. Uitsluitend een Wajong- of AOW-uitkering wordt gelijkgesteld met de bijstandsnorm die voor de belanghebbende(n) geldt.

  • 8. Inkomen dat in het kader van een minnelijke schuldregeling wordt aangewend voor de aflossing van een schuldsaneringskrediet bij de Kredietbank of voor de aflossing van een wettelijke schuldregeling in het kader van de Wsnp, wordt niet tot de draagkracht gerekend.

  • 9. Het vermogen, vastgesteld per eerste dag van de maand waarin de kosten zich voordoen, wordt, tot aan de van toepassing zijnde grens als bedoeld in artikel 34 van de wet buiten beschouwing gelaten. Het vermogen boven de grens wordt volledig in aanmerking genomen voor de draagkracht.

  • 10. In afwijking van het vorige lid dient al het vermogen te worden aangewend voor woonkosten, uitvaartkosten en kosten van beschermingsbewind, curatele en mentorschap.

  • 11. Het vermogen van de eigen woning wordt niet in aanmerking genomen voor zover het vermogen gebonden in de woning en bijbehorend erf niet meer dan de wettelijke vrijlating bedraagt, als bedoeld in artikel 34, lid 2, onderdeel d PW.

  • 12. Op het vermogen mag éénmaal de geldende maandnorm inclusief vakantiegeld in mindering worden gebracht en een bedrag van € 3.500,- voor een boot, caravan, auto of andere waardevolle roerende goederen die algemeen gebruikelijk worden geacht.

  • 13. De draagkracht wordt maandelijks verrekend bij periodieke bijzondere bijstand en bij incidentele bijzondere bijstand wordt dit in één keer verrekend met de bijzondere bijstand.

Artikel 9: Draagkrachtperiode

  • 1. De draagkracht wordt voor een periode van twaalf maanden vastgesteld. De draagkrachtperiode vangt aan op de eerste dag van de maand waarop de aanvraag is ingediend. Indien bij bijzondere omstandigheden de bijzondere bijstand wordt verleend met terugwerkende kracht, vangt de draagkrachtperiode aan op de eerste dag van de maand waarin de kosten zich hebben voorgedaan.

  • 2. De draagkracht kan voor korte of langere periode vastgesteld worden, indien de periode waarop de kosten waarvoor bijstand is aangevraagd betrekking hebben, daartoe aanleiding geeft.

  • 3. Tijdens de draagkrachtperiode wordt de draagkracht in beginsel niet gewijzigd, tenzij de persoonlijke en/of financiële situatie van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft.

  • 4. In afwijking van het tweede lid wordt, als bij de beoordeling van een aanvraag binnen een eerder vastgestelde draagkrachtperiode blijkt dat er een wijziging in de middelen heeft plaatsgevonden, aan de hand van de individuele situatie beoordeeld of dit reden geeft om de draagkracht opnieuw vast te stellen.

Artikel 10: Vorm van de bijstand

  • 1. Tenzij deze beleidsregels anders bepalen wordt de bijzondere bijstand verleend om niet.

  • 2. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verleend in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid, van de wet en als het bijzondere bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de wet.

  • 3. Het gebruikelijke maandelijkse aflossingsbedrag is zes procent van de geldende bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld, waarbij rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet.

  • 4. Wanneer er sprake is van een minnelijke schuldregeling of Wsnp waarbij geen nieuwe schulden gemaakt mogen worden, kan in de individuele situatie worden afgeweken van het genoemde in lid 2 en kan de bijstand worden verstrekt als een lening met uitgestelde aflossing, die wordt omgezet in bijstand om niet als men het traject schuldhulpverlening positief heeft doorlopen.

Artikel 11: Hoogte van de bijzondere bijstand

  • 1. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de meest toereikende en goedkoopste voorziening. Als dit niet of nauwelijks is vast te stellen, wordt uitgegaan van de normbedragen van de op dat moment nieuwste prijzengids van het Nibud. Dit geldt niet als dit anders is aangegeven in de beleidsregels.

  • 2. Bij het vaststellen van de te verlenen bijzondere bijstand kan rekening worden gehouden met noodzakelijke kosten die de alleenstaande of het gezin geacht kan worden uit te sparen.

Artikel 12: Categoriale bijzondere bijstand

Eventuele verlening van categoriale bijzondere bijstand, zoals een tegemoetkoming in de premie voor een aanvullende zorgverzekering, is afzonderlijk geregeld.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bijstand voor medische kosten

Artikel 13: Algemene bepalingen

  • 1. Voor medische kosten worden de Zvw en de Wlz als toereikend en passend beschouwd en gelden daarom als voorliggende voorzieningen op de wet (artikel 15 lid 1 PW).

  • 2. Uit het oogpunt van het tonen van voldoende besef van verantwoordelijkheid wordt van de belanghebbende verwacht dat hij een basisverzekering afsluit met een aanvullende zorgverzekering en tandartsverzekering. Het ontbreken van een basisverzekering, een aanvullende zorgverzekering en/of een tandartsverzekering is geen bijzondere omstandigheid. Dit leidt daarom niet tot een noodzaak om voor hieruit voortvloeiende kosten bijzondere bijstand te verlenen.

  • 3. De kostensoorten die in de basisverzekering zijn opgenomen zijn kosten die zonder meer als noodzakelijk worden beschouwd. Een en ander impliceert dat medische kosten die niet in de basisverzekering zijn opgenomen strikt genomen niet als noodzakelijk worden beschouwd en niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

  • 4. Premies voor de basisverzekering komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 5. Voor het (vrijwillig) eigen risico wordt geen bijzondere bijstand verleend. Bij de gemeente kan een aanvraag worden gedaan voor de regeling Tegemoetkoming Eigen Risico (TER), mits voldaan wordt aan de voorwaarden.

  • 6. Wanneer een belanghebbende geen aanvullende zorgverzekering en/of tandartsverzekering heeft afgesloten, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend voor het bedrag dat op basis van de aanvullende zorgverzekering en/of tandartsverzekering vergoed zou worden. Hierbij wordt uitgegaan van de dekking van de goedkoopste variant van een aanvullende zorgverzekering en/of tandartsverzekering. Aanvragen worden afgehandeld “als ware iemand aanvullend verzekerd’’, ook als dit daadwerkelijk niet zo is.

  • 7. Indien er sprake zou kunnen zijn van een acute noodsituatie om bijzondere bijstand te verlenen, kan het nodig zijn om medisch advies in te winnen. Ook kan medisch advies nodig zijn in het kader van de in artikel 18 genoemde dieetkosten, bij de in artikel 22 genoemde meerkosten ten aanzien van kleding en bij energiekosten, als bedoeld in artikel 27 en 33, derde lid.

Artikel 14: Eigen bijdragen

  • 1. Wettelijke eigen bijdragen voor zorg of hulp die de basisverzekering niet geheel vergoedt, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2. Eigen bijdragen voor zorg of hulp vanuit de Wmo 2015 of Wlz komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Deze eigen bijdragen worden naar draagkracht vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

  • 3. Van het eerste en tweede lid kan bij bijzondere omstandigheden worden afgeweken indien het opleggen van twee of meer eigen bijdragen leidt tot cumulatie van deze bijdragen.

Artikel 15: Alarmering

  • 1. Voor de aanschafkosten van een personenalarmering wordt geen bijzondere bijstand verleend daar deze kosten, bij een medische noodzaak, worden vergoed uit de basisverzekering.

  • 2. De abonnementskosten bij een medische noodzaak komen voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Artikel 16: Alternatieve geneeswijzen

  • 1. Voor de kosten van alternatieve geneeswijzen wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend.

  • 2. Onder alternatieve geneeswijzen wordt onder andere verstaan: homeopathie, acupunctuur, chiropractische hulp en manuele hulp.

Artikel 17: Brillen en contactlenzen

  • 1. Voor de kosten van aanschaf van een bril (montuur en/of glazen) of contactlezen wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend. Voor een bril is maximaal één keer per drie jaar een vergoeding vanuit een aanvullende zorgverzekering mogelijk voor de goedkoopst adequate voorziening.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt bijzondere bijstand verstrekt wanneer sprake is van

    • -

      een wijziging van de sterkte van de ogen;

    • -

      een noodzakelijke vervanging van een bril (glazen); én

    • -

      een vergoeding vanuit de zorgverzekeraar niet mogelijk is vanwege de genoemde periode als bedoeld in lid 1 van dit artikel.

Artikel 18: Dieetkosten

  • 1. De meerkosten van het volgen van een dieet ten opzichte van normale voeding, komen alleen voor bijstandsverlening in aanmerking wanneer het gaat om aantoonbare medisch noodzakelijke kosten.

  • 2. Uitgangspunt voor het bepalen van de meerkosten is de prijzengids van het Nibud.

Artikel 19: Fysiotherapie en oefentherapie

  • 1. Jongeren tot achttien jaar krijgen uit de basisverzekering de eerste negen behandelingen voor fysiotherapie en oefentherapie vergoed. Jongeren met een chronische aandoening kunnen alle behandelingen voor fysiotherapie en oefentherapie vergoed krijgen.

  • 2. Vanaf achttien jaar worden fysiotherapie en oefentherapie vanaf de 21e behandeling, bij een aandoening die op de lijst met chronische aandoeningen staat, vergoed uit de basisverzekering. Voor de eerste twintig behandelingen kan een aanvullende zorgverzekering worden afgesloten. Wanneer een aandoening niet op genoemde lijst staat, valt de dekking in zijn geheel altijd onder de aanvullende zorgverzekering.

Artikel 20: Geneesmiddelen

  • 1. Vanuit de basisverzekering worden alle geneesmiddelen vergoed die voorkomen in het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) van het ministerie van Volksgezondheid. De geneesmiddelen moeten zijn voorgeschreven door een arts.

  • 2. Indien de prijs van een geneesmiddel hoger is dan de maximale vergoeding uit de basisverzekering, dient een eigen bijdrage te worden betaald. Met een aanvullende zorgverzekering kan de belanghebbende een vergoeding krijgen voor de eigen bijdrage voor geneesmiddelen die voorkomen in het GVS.

  • 3. Zelfzorgmiddelen zijn zonder recept te verkrijgen en komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking.

  • 4. Als men chronisch ziek is en zelfzorgmiddelen frequent gebruikt, is vergoeding voor bepaalde middelen mogelijk vanuit de Regeling zorgverzekering.

Artikel 21: Hoortoestel

  • 1. Er kan slechts bijzondere bijstand worden verleend voor de eigen bijdrage van maximaal 25 procent, minus de vergoeding uit de aanvullende zorgverzekering.

  • 2. Accessoires, anders dan batterijen en/of accu’s, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

Artikel 22: Kleding, kledingslijtage en waskosten

  • 1. Indien een belanghebbende een ziekte of een handicap heeft waarbij sprake is van overmatige kledingslijtage en/of extra kosten voor het wassen van kleding, komen de (meer)kosten in aanmerking voor bijstandsverlening wanneer deze medisch noodzakelijk zijn.

  • 2. Uitgangspunt voor het bepalen van de kosten is de prijzengids van het Nibud.

Artikel 23: Opname in herstellingsoord of zorghotel

  • 1. Het verblijf in een herstellingsoord of zorghotel is altijd kortdurend en de kosten worden over het algemeen vergoed uit de aanvullende zorgverzekering. De kosten komen bij bijzondere omstandigheden in aanmerking voor bijzondere bijstand wanneer deze medisch noodzakelijk zijn en de vergoeding uit de aanvullende zorgverzekering overstijgen.

  • 2. De bijstandsverlening is de eigen bijdrage minus de vergoeding uit de aanvullende zorgverzekering en de eventueel aanvullende premie voor de duur van maximaal vier weken.

Artikel 24: Tandartskosten

  • 1. Voor jongeren tot achttien jaar is de basisverzekering een voorliggende voorziening en is er geen bijstandsverlening mogelijk.

  • 2. Voor personen van achttien jaar en ouder is er geen vergoeding opgenomen in de basisverzekering. Een aanvullende tandartsverzekering dekt (gedeeltelijk) de kosten.

  • 3. Voor zover de kosten de vergoeding uit de aanvullende tandartsverzekering overstijgen kan bijzondere bijstand worden verstrekt tot een maximumbedrag van €300,- per persoon per kalenderjaar.

Artikel 25: Orthodontie

  • 1. Orthodontiekosten komen bij bijzondere omstandigheden voor bijzondere bijstand in aanmerking, voor zover de kosten de vergoeding uit de aanvullende zorgverzekering overstijgen.

  • 2. Voor personen jonger dan achttien jaar wordt éénmalig maximaal €750,- per persoon verstrekt en voor personen ouder dan achttien jaar wordt éénmalig maximaal €250,- per persoon verstrekt.

Artikel 26: Orthopedische schoenen

  • 1. De kosten van orthopedische schoenen worden vergoed uit de basisverzekering. Verzekerden die orthopedische schoenen nodig hebben betalen een eigen bijdrage. De kosten van de eigen bijdrage voor orthopedische schoenen komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 2. Bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt ervan uitgegaan dat de kosten van normale schoenen zijn vastgesteld op € 50,- wat op de eigen bijdrage in mindering wordt gebracht, met een maximum van één paar schoenen per jaar.

Artikel 27: Energiekosten

  • 1. De kosten van extra energieverbruik wegens een medische noodzaak komen voor bijstandsverlening in aanmerking.

  • 2. De noodzaak is alleen aanwezig als er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden en moet zijn aangetoond met een jaarlijkse energienota.

  • 3. De uitkering vindt maandelijks plaats, overeenkomstig de prijzengids van het Nibud.

Artikel 28: Maaltijdvoorziening

  • 1. Indien de belanghebbende door lichamelijke en/of sociale omstandigheden niet meer in staat is om zelf warme maaltijden te bereiden, kan er gebruik gemaakt worden van een maaltijdvoorziening. De extra kosten van de maaltijdvoorziening komen voor bijstandsverlening in aanmerking.

  • 2. De extra kosten worden berekend door op de aan de belanghebbende in rekening gebrachte kosten voor de maaltijdvoorziening, het besparingsbedrag dat de Belastingdienst voor het betreffende jaar hanteert in mindering te brengen.

  • 3. De noodzaak kan worden vastgesteld aan de hand van persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende.

Hoofdstuk 3 Overige kosten

Artikel 29: Reiskosten

  • a.

    De kosten deelname maatschappelijk verkeer behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waar een belanghebbende in beginsel zelf in dient te voorzien.

  • b.

    Voor de reiskosten op medische indicatie kan alleen bijzondere bijstand worden verleend wanneer een andere vorm van vergoeding niet mogelijk of toereikend is.

  • c.

    Bijstandsverlening vindt plaats op grond van de kosten van 2e klas openbaar vervoer. Wanneer een bestemming moeilijk te bereiken is met het openbaar vervoer kan een kilometervergoeding worden verleend van maximaal het door de Belastingdienst voor dat jaar gehanteerde bedrag van de belastvrije vergoeding, gebaseerd op de kortste route.

  • d.

    Uitbetaling vindt plaats na overleg van vervoersbewijzen, een afsprakenlijst en/of een overzicht van de gereden kilometers per rit met een uitdraai van een routeplanner.

  • e.

    Bij bezoek aan gezinsleden in een instelling zoals een ziekenhuis of verpleeghuis geldt in de regel dat de kosten van maximaal één bezoek per week voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

  • f.

    Voor kosten naar een ziekenhuis buiten de regio kan bijzondere bijstand worden verleend als door de zorgverzekeraar niets wordt vergoed en de kosten noodzakelijk zijn. De overige kosten op medische indicatie komen voor bijzondere bijstand in aanmerking afhankelijk van de noodzaak en de wijze van het vervoer en voor zover er geen beroep op de Wmo 2015 kan worden gedaan.

Artikel 30: Uitvaartkosten

  • 1. De kosten van een uitvaart behoren tot de bijzondere, noodzakelijke kosten van het bestaan. In deze kosten kan worden voorzien door de nalatenschap van de overledene en/of een uitvaartverzekering. De wettelijke of per testament bepaalde erfgenamen zijn aansprakelijk voor de kosten van de uitvaart.

  • 2. Als de erfgenaam (zijn of haar deel van) de kosten niet kan betalen, kan er bijzondere bijstand worden verleend.

  • 3. Het gaat om een sobere uitvaart. Dit betekent dat voor bijzondere bijstandsverlening uitvaartkosten wordt uitgegaan van een vergoeding van maximaal €5.000,- (naar rato verdeeld over het aantal erfgenamen). De kosten voor een begrafenis/crematie zijn uitgesplitst in de prijzengids van het Nibud. Als de kosten lager zijn, dan wordt het lagere bedrag uitgekeerd.

Artikel 31: Beschermingsbewind, curatele en mentorschap

  • 1. Voor de kosten van beschermingsbewind, curatele en mentorschap kan bijzondere bijstand worden verleend, indien de noodzaak blijkt uit een beschikking van de rechtbank.

  • 2. Bijzondere bijstand wordt verleend voor de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren genoemde kosten en de kosten van griffierecht.

  • 3. Voor budgetbeheer op vrijwillige basis wordt de Kredietbank beschouwd als een toereikende voorziening. De kosten worden niet noodzakelijk geacht en bijzondere bijstand is niet aan de orde.

  • 4. Voor de beheerskosten van een Pgb wordt geen bijzondere bijstand verleend, indien er sprake is geweest van een specifiek, concreet keuzemoment waarin de belanghebbende heeft gekozen voor zorg middels een Pgb, terwijl zorg in natura ook mogelijk was.

Artikel 32: Duurzame gebruiksgoederen

  • 1. De kosten van aanschaf van duurzame gebruiksgoederen behoren tot de algemene kosten van bestaan, waarvoor geen bijzondere bijstand mogelijk is. Deze kosten kunnen worden bestreden via reservering of door gespreide betaling achteraf.

  • 2. Indien de belanghebbende niet zelf in de kosten kan voorzien is een geldlening van de Kredietbank een voorliggende voorziening.

  • 3. Wanneer wegens bijzondere omstandigheden reserveren niet of niet voldoende mogelijk was, en een geldlening via de Kredietbank ook niet mogelijk is, kan bijzondere bijstandsverlening aan de orde zijn. Bij het bepalen van de noodzaak is het van belang of de aanschaf voorzienbaar was en gereserveerde gelden al zijn verbruikt voor andere duurzame goederen.

  • 4. De bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van een lening en moet terugbetaald worden met zes procent van de geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.

  • 5. Voor nieuwkomers geldt dat zij een totale lening bij de Kredietbank kunnen aanvragen. Daarbij hoort een door de gemeente afgegeven borgstelling en een aflossingssuppletie, zie artikel 38.

Artikel 33: Kinderopvang

  • 1. Voor de kosten van kinderopvang is de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst voorliggend. Indien deze toeslag niet toereikend is kan een aanvulling op deze toeslag worden verleend.

  • 2. De kosten moeten verband houden met arbeid(sinschakeling), inburgering en/of een re-integratietraject van de ouder(s).

  • 3. Voor kosten van kinderopvang die noodzakelijk zijn in verband met een sociaal medische indicatie, kan geen beroep worden gedaan op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. In dat geval is het mogelijk bijzondere bijstand te verstrekken.

  • 4. De hoogte van bijzondere bijstand bedraagt maximaal de eigen bijdrage van de kinderopvang, gebaseerd op het maximale uurtarief dat door het Rijk is vastgesteld.

Artikel 34: Peuteropvang

Voor doelgroepkinderen die vanuit de beoordeling van het CJG in aanmerking komen voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) wordt bijzondere bijstand verstrekt voor de eigen bijdrage in de kosten van gesubsidieerde voorschoolse educatie.

Artikel 35: Rechtskundige hulp

  • 1. De kosten van rechtsbijstand worden vergoed op grond van de Wrb en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2. Het Juridisch Loket verleent gratis rechtshulp aan mensen met een laag inkomen en weinig vermogen. Deze gratis juridische hulp kan als voorliggende voorziening worden beschouwd, voor zover dit in de betreffende zaak voldoet.

  • 3. Wanneer het Juridisch Loket beoordeelt dat inschakeling van een advocaat nodig is, wordt doorverwezen. In dat geval wordt de eigen bijdrage voor rechtshulp verlaagd.

  • 4. Voor verlaging van de eigen bijdrage bij een strafzaak, asielzaak of een bestuurlijke sanctie is eerst advies van het Juridisch Loket niet noodzakelijk.

  • 5. Een rechtsbijstandverzekering kan ook een voorliggende voorziening zijn.

  • 6. Wanneer er sprake is van een toevoeging staat de noodzaak van de kosten van rechtsbijstand vast.

  • 7. De kosten van de eigen bijdrage komen in beginsel in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 8. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten. De belanghebbende dient hiervan bewijsstukken te overleggen.

  • 9. Indien er sprake is van samenhangende zaken zoals bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen de zaken bij de toekenning van een proceskostenvergoeding beschouwd worden als één zaak.

Artikel 36: Aanvullende algemene bijstand voor jongeren van 18-21 jaar

  • 1. Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar kan worden verleend voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de geldende bijstandsnorm en in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van kosten met een ander, alsmede hiervoor de ouderlijke onderhoudsplicht (artikel 62 PW) niet te gelde kan worden gemaakt.

  • 2. De jongere als bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

    • a.

      de ouder(s) is/zijn overleden of in het buitenland woont/wonen en deze onbereikbaar is/zijn;

    • b.

      de jongere in het kader van de Wet op de jeugdzorg/Jeugdwet destijds buiten het gezin is geplaatst;

    • c.

      de jongere op de ingangsdatum van de bijstandsverlening twaalf maanden of langer zelfstandig woont;

    • d.

      er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht.

  • 3. De noodzakelijke kosten van het bestaan van de zelfstandig wonende alleenstaande dan wel alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar zoals bedoeld in lid 1, worden gesteld op het normbedrag voor een persoon van 21 jaar exclusief vakantietoeslag in vergelijkbare omstandigheden. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen dit bedrag en de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

  • 4. De noodzakelijke kosten van het bestaan van de alleenstaande dan wel alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar die verblijft in een inrichting in de zin van artikel 1, sub f PW, alsmede die zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, worden gesteld op het normbedrag als bedoeld in artikel 23, lid 1, sub a PW.

Artikel 37: Bijzondere bijstand voor jongeren van 18-21 jaar

  • 1. Personen van 18, 19 en 20 jaar kunnen bijzondere bijstand aanvragen voor zover de middelen van de ouders niet toereikend zijn. Daarbij moet rekening worden gehouden met de draagkracht van zowel de ouders als de belanghebbende.

  • 2. Ouders zijn onderhoudsplichtig voor hun meerderjarige kind tot 21 jaar (artikel 62 PW), tenzij het kind redelijkerwijs geen beroep kan doen op de ouders.

Artikel 38: Compensatie alleenstaande ouderkop

  • 1. Aan alleenstaande ouders die geen alo-kop ontvangen omdat ze in fiscale zin een toeslagpartner hebben, kan gedurende maximaal twaalf maanden een compensatie alo-kop uit de algemene bijstand worden verstrekt. De bijstand wordt voortijdig beëindigd zodra er een beroep kan worden gedaan op de alo-kop van de Belastingdienst.

  • 2. De compensatie bedraagt twintig procent van de alleenstaande norm, inclusief vakantiegeld, en wordt belast uitbetaald.

Artikel 39: Verhuis- en/of inrichtingskosten

  • 1. Kosten in verband met inrichting van de woning of verhuizing behoren naar hun aard tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dienen daarom uit het inkomen (loon, bijstand of een andere uitkering) te worden voldaan onder meer door reservering of door gespreide betaling achteraf.

  • 2. Afwijking van het eerste lid van dit artikel is mogelijk indien:

    • a.

      er sprake is van een noodzakelijke verhuizing die op geen enkele manier voorzienbaar is;

    • b.

      er sprake is van een eerste verhuizing na het verlaten van het AZC.

  • 3. De Kredietbank wordt als een voorliggende voorziening beschouwd. Dit kan eveneens een lening zijn onder borgstelling van de gemeente.

  • 4. Bij een verhuizing waarbij een medische- of sociale indicatie ten grondslag ligt is de Wmo een passende en toereikende voorliggende voorziening voor deze kosten.

  • 5. Voor het aanvragen van verhuis- en/of inrichtingskosten moet men zich wenden tot de gemeente waar hij/zij zijn hoofdverblijf heeft.

  • 6. Indien de aanvraag betrekking heeft op de volledige inrichting van een woning, bedraagt de renteloze lening maximaal het normbedrag van de Kredietbank zoals in bijlage 2 is opgenomen. Het normbedrag is afhankelijk van de gezinssamenstelling van de belanghebbende. Daarbij hoort een door de gemeente afgegeven borgstelling en een aflossingssuppletie.

  • 7. In overige gevallen bedraagt de hoogte van de bijzondere bijstand maximaal vijftig procent van de richtprijzen zoals vermeld in de Nibud Prijzengids naar huishoudtype. Uitgezonderd hiervan zijn witgoedapparaten. Deze worden verstrekt tot maximaal honderd procent van de genoemde bedragen in de prijzengids van het Nibud.

  • 8. Indien de bijstand in de vorm van een lening wordt verstrekt, dient deze te worden terugbetaald met zes procent van de geldende bijstandsnorm, tenzij er sprake is van een situatie zoals genoemd in artikel 10, lid 4 van deze beleidsregels. Bij samenloop van een lening bij de Kredietbank en bijzondere bijstand dient eerst de lening van de Kredietbank te worden afgelost.

Artikel 40: Woonkostentoeslag bij een huurwoning

  • 1. De Wht geldt als een passende en toereikende voorziening in relatie tot bijstandsverlening voor woonkosten.

  • 2. Bijzondere bijstand kan worden verleend indien de belanghebbende de huurwoning bewoont en door een onverwachte terugval in de inkomens- en/of vermogenssituatie niet in staat is de huur volledig te betalen en geen beroep kan doen op de Wht.

  • 3. De hoogte van de woonkostentoeslag wordt conform de systematiek van de Wht vastgesteld. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het bedrag dat volgens de berekening van de Wht per maand zou worden toegekend, wanneer hierop wel volledig recht zou bestaan.

  • 4. Indien de woonkosten hoger zijn dan de huurtoeslaggrens worden de woonkosten boven deze grens tot maximaal vijftig procent van de huurtoeslaggrens in aanmerking genomen bij de bepaling van de hoogte van de bijstandsverlening.

  • 5. Wanneer een rekenhuur meer bedraagt dan de huurtoeslaggrens plus vijftig procent van deze grens komt het meerdere niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 6. Wanneer bij de berekening van het inkomen voor de vaststelling van de huurtoeslag rekening is gehouden met bijvoorbeeld de inkomens van medebewoners en daardoor de huurtoeslag is verlaagd of afgewezen, kan daarvoor geen bijzondere bijstand ter compensatie worden toegekend.

  • 7. De woonkostentoeslag wordt voor zes maanden toegekend. Aan het verstrekken van de woonkostentoeslag wordt een verhuisverplichting verbonden om te zoeken naar een huurwoning met een huur lager dan de huurtoeslaggrens.

  • 8. De periode als bedoeld in lid zeven kan met maximaal zes maanden worden verlengd als belanghebbende buiten zijn schuld nog geen woning heeft kunnen krijgen waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag. Dit houdt in ieder geval in dat belanghebbende heeft aangetoond:

    • a.

      in de afgelopen zes maanden actief naar goedkopere woonruimte te hebben gezocht en ook buiten de regio Gooi en Vechtstreek heeft gezocht. Met goedkopere woonruimte wordt bedoeld woonruimte met een huur lager dan de huurtoeslaggrens;

    • b.

      in de afgelopen zes maanden ingeschreven te hebben gestaan als woningzoekende bij Woningnet;

    • c.

      consequent en adequaat te hebben gereageerd op elke (aangeboden) woning met een huur lager dan de huurtoeslaggrens, ongeacht de aard of ligging van de woning;

    • d.

      geen passende woonruimte te hebben geweigerd;

    • e.

      alles in het werk te hebben gesteld om goedkopere woonruimte te verkrijgen.

Artikel 41: Woonkostentoeslag bij een koopwoning

  • 1. Bijzondere bijstandsverlening voor woonkosten is in beginsel niet aan de orde. Het uitgangspunt is dat de algemene bijstandsuitkering voorziet in de woonkosten.

  • 2. Woonkostentoeslag kan alleen worden verleend indien de belanghebbende de woning bezit en bewoont, er sprake is van een onverwachte terugval in de inkomens- en/of vermogenssituatie en de belanghebbende niet in staat is de woonkosten te betalen.

  • 3. De woonkostentoeslag wordt berekend conform de systematiek van de Wht, waarbij alleen de volgende woonkosten voor woonkostentoeslag in aanmerking komen:

    • a.

      de kosten van hypotheekrente per maand, na aftrek van de hiermee verband houdende belastingteruggaaf;

    • b.

      de zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de waterschapslasten, het erfpachtcanon, de premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade en het eigenaarsgedeelte onroerende zaakbelasting per maand.

  • 4. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wht, gelet op zijn financiële situatie, voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 5. De aflossing en premies van een aan de hypotheek gekoppelde levensverzekering behoren niet tot de eigenaarslasten.

  • 6. Woonkosten hoger dan de huurtoeslaggrens komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking.

  • 7. De woonkostentoeslag wordt voor zes maanden toegekend. Aan de verlening van de woonkostentoeslag wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag.

  • 8. De periode als bedoeld in lid zeven kan met maximaal zes maanden worden verlengd als belanghebbende buiten zijn schuld nog geen huurwoning met een huur lager dan de huurtoeslaggrens heeft kunnen krijgen. Dit houdt in ieder geval in dat belanghebbende:

    • a.

      zes maanden actief naar goedkopere woonruimte heeft gezocht waarvoor recht bestaat op huurtoeslag, ook buiten de regio Gooi en Vechtstreek. Dit betekent dat belanghebbende aantoonbaar consequent en adequaat gereageerd heeft op elke aangeboden woning met een huur lager dan de huurtoeslaggrens, ongeacht de aard of ligging van de woning;

    • b.

      alles in het werk heeft gesteld om de woning te verkopen: schakelt een makelaar in, zet via een advertentie de woning te koop (krant, toegankelijke websites voor het aanbieden van de koopwoning);

    • c.

      geen passende woonruimte heeft geweigerd.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 42: Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking per 1 juli 2017 onder gelijktijdige intrekking van Nota Bijzondere bijstand 2005. Bezwaarschriften die uiterlijk op 1 juli 2017 zijn ingediend, worden overeenkomstig de tot dan toe bestaande regelgeving afgehandeld.

  • 2. Ten aanzien van besluiten, die zijn genomen voordat de nieuwe beleidsregels in werking zijn getreden, blijft de voorheen bestaande uitvoeringspraktijk van kracht. Ten aanzien van de behandeling in bezwaar, beroep en hoger beroep zijn de nieuwe beleidsregels dus niet van toepassing. Besluiten die zijn genomen op grond van de oude regels blijven van kracht. Er is geen reden om die besluiten – in verband met de nieuwe beleidsregels – aan te passen.

Artikel 43: Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere individuele gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze regeling als deze regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 44: Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Beleidsregels bijzondere bijstand Gooise Meren 2017’.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Gooise Meren d.d.

de secretaris

D.J. van Huizen

burgemeester

drs. H.M.W. ter Heegde