Coördinatieverordening gemeente Gorinchem 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m heden

Intitulé

Coördinatieverordening gemeente Gorinchem 2011

De raad van de gemeente Gorinchem;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 oktober 2010;

gelet op artikel 3.30 en overige bepalingen van de Wet ruimtelijke ordening, alsmede de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat de coördinatie van besluiten bijdraagt aan een doelmatige, snelle en meer inzichtelijke uitvoering van het gemeentelijk ruimtelijke beleid;

overwegende dat de raad gevallen en categorieën van gevallen kan aanwijzen waarvoor de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijke ruimtelijke beleid het wenselijk maakt dat de voorbereiding en de bekendmaking van nader aan te duiden besluiten wordt gecoördineerd;

BESLUIT

vast te stellen de Coördinatieverordening Gorinchem ter verwezenlijking van gemeentelijk ruimtelijk beleid. 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen en afkortingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:a. bestuursorgaan: een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed;b. andere bestuursorganen: bestuursorganen anders dan de bestuursorganen van de gemeente Gorinchem;c. belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;d. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem;e. coördinerende orgaan: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem of door hen aangewezen personen of instanties;f. gecoördineerde behandeling: de toepassing van de in hoofdstuk 3, afdeling 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bedoelde procedure;g. gemeentelijk ruimtelijk beleid: ruimtelijk beleid, zoals bijvoorbeeld neergelegd in een door de gemeenteraad vastgestelde visie, structuurvisie, bestemmingsplan of andere beleidsnota’s en daarmee samenhangende;h. openbare voorbereidingsprocedure: de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde procedure;i. raad: de gemeenteraad van de gemeente Gorinchem;j. verordening: Coördinatieverordening Gorinchem 2008;k. Awb: Algemene wet bestuursrecht;l. Wro: Wet ruimtelijke ordening. 

Hoofdstuk 2 Aanwijzing categorieën van gevallen

Artikel 1 Besluiten ter verwezenlijking van gemeentelijk ruimtelijk beleid

  • 1 Het coördinerende orgaan kan ambtshalve en/of op verzoek besluiten tot een gecoördineerde behandeling van aanvragen van alle besluiten ter verwezenlijking van een onderdeel van gemeentelijk ruimtelijk beleid.

  • 2 Het eerste lid wordt uitsluitend toegepast op twee of meer besluiten.

Hoofdstuk 3 Indiening en behandeling van aanvragen van besluiten en verzoeken om coördinatie

Artikel 3 Ambtshalve coördinatie

Artikel 2, eerste lid wordt toegepast op besluiten op aanvraag, tenzij:a. het coördinerende orgaan binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag besluit om niet tot een gecoördineerde behandeling over te gaan;b. de aanvrager het coördinerende orgaan binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag schriftelijk te kennen geeft af te willen zien van een gecoördineerde behandeling.

Artikel 4 De aanvraag

  • 1 Het coördinerende orgaan kan binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag de aanvrager in kennis stellen van andere alsnog in de aanvraag op te nemen vergunningaanvragen, waarvan het coördinerende orgaan redelijkerwijs kan aannemen dat deze nodig zijn voor de door de aanvrager te verrichten activiteit.

  • 2 De vergunningaanvragen dienen zoveel mogelijk gelijktijdig bij het coördinerende orgaan te worden aangevraagd, met dien verstande dat de laatste aanvraag niet later wordt ingediend dan zes weken na de ontvangst van de eerste aanvraag.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kan het coördinerende orgaan besluiten tot afwijking van de in dat lid genoemde termijn.

  • 4 Het coördinerende orgaan houdt de aanvraag aan tot de dag waarop aan het verzoek in het tweede lid is voldaan of de daarvoor door het coördinerende orgaan gestelde termijn ongebruikt is verstreken of indien de aanvrager schriftelijk heeft aangegeven af te zien van een gecoördineerde behandeling.

  • 5 Met een aanvraag als bedoeld in dit artikel wordt gelijk gesteld een melding als bedoeld in artikel 8:41 van de Wet milieubeheer. Een melding dient zoveel mogelijk gelijktijdig met de overige aanvragen, noodzakelijk voor het gecoördineerd uitvoeren van de door de aanvrager te verrichten activiteit, bij het coördinerende orgaan te worden ingediend.

Artikel 5 Medewerking betrokken bestuursorganen

  • 1 Het coördinerende orgaan bevordert de medewerking van andere betrokken bestuursorganen, die voor het welslagen van de coördinatie nodig is.

  • 2 Het coördinerende orgaan zendt terstond na ontvangst van de aanvragen een afschrift daarvan aan de andere bevoegde bestuursorganen.

  • 3 Betreffende andere bestuursorganen bevestigen schriftelijk binnen vier weken of zij wel of niet aan de gecoördineerde behandeling zullen deelnemen. Deelname vervalt indien binnen deze termijn schriftelijke bevestiging achterwege blijft.

  • 4 De betrokken andere bestuursorganen verstrekken alle informatie die voor een doelmatige en samenhangende besluitvorming nodig is en bevorderen een doelmatige en samenhangende besluitvorming.

  • 5 Indien het betrokken bestuursorgaan geen medewerking verleent aan de gecoördineerde behandeling, vallen die besluiten buiten de gecoördineerde behandeling.

Artikel 6 Onvolledige aanvragen

  • 1 Als een termijn wordt gesteld voor het aanvullen van een aanvraag, als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid Awb, wordt de besluitvorming betreffende de besluiten waarop het verzoek tot coördinatie betrekking heeft opgeschort tot het moment waarop alsnog voldoende gegevens en bescheiden zijn verstrekt voor de beoordeling van de betreffende aanvraag of de voorbereiding van het betreffende besluit.

  • 2 Als een aanvraag van een besluit waarop het verzoek tot coördinatie betrekking heeft buiten behandeling wordt gelaten met toepassing van artikel 4:5, vierde lid Awb, kan het college ten aanzien van bepaalde besluiten afzien van de gecoördineerde behandeling.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Ambtshalve of op verzoek van de aanvrager kan het coördinerende orgaan ten aanzien van bepaalde besluiten afzien van gecoördineerde behandeling.

Artikel 8 Beslistermijnen

  • 1 Het bevoegde bestuursorgaan beslist gecoördineerd op de aanvragen binnen twaalf weken na de datum van ontvangst van de laatste aanvraag.

  • 2 Het bevoegde gezag kan de in het eerste lid bedoelde termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen.

  • 3 Afdeling 3.4 Awb is van toepassing op gecoördineerde behandeling van aanvragen waarbij een aanvraag is betrokken waarvoor de uniforme openbare voorbereidingsprocedure dient te worden gevolgd. Het bestuursorgaan beslist zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 4 Indien de aanvraag een zeer ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft, kan het bestuursorgaan, alvorens een ontwerp ter inzage te leggen, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag de in het derde lid bedoelde termijn met een redelijke termijn verlengen. Voordat het bestuursorgaan een besluit tot verlenging neemt, stelt het de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen.

Artikel 9 Terugvalregeling

Indien een ontbrekende aanvraag niet tijdig wordt ingediend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd om de in hoofdstuk 3, afdeling 3.6 Wro bedoelde procedure ten aanzien van bepaalde besluiten buiten toepassing te laten. In dat geval wordt voor de toepassing van bij wettelijk voorschrift geregelde termijnen het tijdstip waarop tot het buiten toepassing laten wordt beslist, gelijkgesteld met het tijdstip van ontvangst van de aanvraag.

Hoofdstuk 4 Bijzondere bepalingen

Artikel 10 Bekendmaking

Op de bekendmaking van coördinatiebesluiten is afdeling 3.6 Awb van toepassing.

Artikel 11 Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de coördinatie van besluiten.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 12 Slotbepalingen

  • 1 Deze verordening treedt in werking op een nader door het college te bepalen datum.

  • 2 Het college kan bepalen dat onderdelen van dit besluit op een later tijdstip dan het in het eerste lid bedoelde tijdstip in werking treden.

  • 3 Deze verordening wordt aangehaald als “Coördinatieverordening gemeente Gorinchem 2011”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van Gorinchem op 16 december 2010.De voorzitter,                                                                                      De griffier,

Gemeentelijke coördinatieregeling 1

GEMEENTELIJKE COÖRDINATIEREGELINGARTIKEL 3.30 TOT EN MET 3.32 WET RUIMTELIJKE ORDENING

Inleiding.Indien iemand het voornemen heeft een ruimtelijk initiatief te realiseren, zijn hiervoor verschillende activiteiten noodzakelijk. Iedere afzonderlijke activiteit vraagt een of meerdere overheidsbesluiten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een bouwvergunning, kapvergunning, sloopvergunning, monumentenvergunning of een vrijstelling van het bestemmingsplan. Al deze noodzakelijke besluiten kennen ieder hun eigen procedure en beroepsgang. Sommige besluiten kunnen zelfs niet genomen worden dan nadat een ander besluit onherroepelijk is geworden (monumentenvergunning en bouwvergunning). Hierdoor ondervindt het ruimtelijk initiatief veel vertraging, terwijl de initiatiefnemer juist zo snel mogelijk zijn voornemen wil uitvoeren. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid om de besluitvorming ten aanzien van een ruimtelijk initiatief te vereenvoudigen en te versnellen. In de artikelen 3.30 tot en met 3.32 van genoemde wet is de zogenaamde gemeentelijke coördinatieregeling opgenomen.

In deze memo wordt ingegaan op deze gemeentelijke coördinatieregeling. Hierbij wordt eerst de regeling beschreven en komt de relatie met de omgevingsvergunning aan de orde. Vervolgens wordt de coördinatieregeling vertaald naar de Gorinchemse situatie en wordt de coördinatieverordening besproken.

De gemeentelijke coördinatieregeling.Inleiding.De Wet ruimtelijke ordening biedt met de gemeentelijke coördinatieregeling (artikelen 3.30 tot en met 3.32) de mogelijkheid om de voorbereiding van vergunningen en beschikkingen die nodig zijn voor het realiseren van een gewenste ruimtelijke ontwikkeling te coördineren. Enige voorwaarde hierbij is dat het coördineren voor de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wenselijk is. De regeling maakt het mogelijk de aanvragen, kennisgevingen, toezendingen en andere elementen die nodig zijn voor een gestroomlijnde besluitvorming, in één procedure samen te voegen. Met het toepassen van de coördinatieregeling worden alle normale procedures en termijnen aan de kant gezet. Daarvoor in de plaats wordt één nieuwe procedure gevolgd. De gecoördineerde besluiten worden bij een eventueel beroep aangemerkt als één besluit. Beroep vindt plaats in één instantie, te weten direct bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Reikwijdte coördinatieregeling.De coördinatieregeling kan gebruikt worden voor ieder ruimtelijk initiatief binnen de gemeentegrenzen. De regeling kan ingezet worden voor alle denkbare besluiten in een project, mits gericht op de verwezenlijking van een onderdeel van gemeentelijk ruimtelijk beleid (artikel 3.30 Wro). Dat laatste is heel breed op te vatten en is ook juist de bedoeling van de wetgever.

Planfasen.Een ruimtelijk project kent verschillende besluitvormingsfasen waarin het coördineren van procedures aan de orde kan zijn. De realisatie van een ruimtelijk project vindt grof geschetst plaats langs de volgende planfasen:

Voorbereiding &Bestemming Ontwikkeling &Uitvoering Gebruik &Beheer

In iedere fase kan de coördinatieregeling gebruikt worden. Omdat een bestemmingsplan niet meer door Gedeputeerde Staten vastgesteld hoeft te worden en bij een projectbesluit geen verklaring van geen bezwaar bij Gedeputeerde Staten gevraagd hoeft te worden, is het mogelijk om ook een bestemmingsplan dan wel een projectbesluit onder de coördinatieregeling te laten vallen (artikel 3.30, eerste lid, onder b Wro).

Te coördineren besluiten.Bij het coördineren van besluiten moet het motief van de coördinatieregeling -het verwezenlijken van gemeentelijk ruimtelijk beleid- steeds in het oog worden gehouden. Het besluit tot toepassing heeft immers verstrekkende gevolgen voor de standaardprocedures voor de afzonderlijke besluiten. Er zijn daarom grenzen verbonden aan de inzet van de coördinatieregeling. Zo is de coördinatieregeling niet geschreven om uitsluitend de afstemming tussen gemeentelijke vergunningen en ontheffingen op basis van de APV te realiseren, bijvoorbeeld de exploitatievergunning en de terrasvergunning. Hierbij is namelijk geen sprake van het verwezenlijken van gemeentelijk ruimtelijk beleid. Wél mogelijk is de coördinatie tussen vergunningen op basis van wettelijke bepalingen ter verwezenlijking van gemeentelijk ruimtelijk beleid en gemeentelijke vergunningen. Bijvoorbeeld de combinatie van een bouwvergunning, sloopvergunning met een gebruiks- en exploitatievergunning.Een tweede begrenzing is gelegen in de relatie met het ruimtelijk beleid. Een vergunning of ontheffing voor evenementen, reclameborden en subsidies staan al snel te ver af van het ruimtelijk beleid.

Besluiten van andere bestuursorganen.De coördinatiemogelijkheden kunnen ook de bevoegdheden van andere overheden betreffen. Hierover moet dan wel voorafgaand aan de coördinatie overeenstemming zijn bereikt. De gemeente kan niet beslissen over bevoegdheden en procedures van andere bestuursorganen. Het college kan ook het andere bestuursorgaan niet vorderen om mee te werken. Wél kan het andere bestuursorgaan worden verzocht mee te werken aan de coördinatie. Het college bevordert dan de afstemming met dat andere bestuursorgaan.Onder “De Gorinchemse coördinatieregeling” wordt concreet ingegaan welke besluiten gecoördineerd worden.

Het coördinatiebesluit.De gemeenteraad neemt een coördinatiebesluit om gebruik te kunnen maken van de coördinatieregeling. In dit besluit wijst de raad gevallen of categorieën van gevallen aan waarvoor coördinatie gewenst is. Daarbij wordt nader aangegeven om welke besluiten het gaat.

Gevallen of categorieën van gevallen.Bij het aanwijzen van de gevallen of categorieën van gevallen waarin de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid een coördinatie wenselijk maakt, staan de gemeenteraad twee wegen open:1). Algemene coördinatie via een algemene regeling voor gevallen of categorie(ën) van gevallen, zoals een coördinatieverordening.Hierbij kan gedacht worden aan veel voorkomende combinaties van besluiten, vergunningen en ontheffingen.2). Coördinatie voor één project (coördinatiebesluit op maat). Hierbij wordt voor een specifiek ruimtelijk initiatief een coördinatiebesluit genomen, waarin alle de te coördineren besluiten staan opgesomd. De te coördineren besluiten worden voor ieder project opnieuw in een apart raadsbesluit vastgesteld.

Initiatief tot het nemen van een coördinatiebesluit.Als er behoefte is aan een coördinatieregeling voor gevallen of categorieën van gevallen via een verordening of andere algemene regeling, zal het initiatief daarvoor in eerste instantie bij de gemeente zelf liggen. Zodra de gemeenteraad categorieën van gevallen in een coördinatiebesluit heeft aangewezen, kan het initiatief tot het gebruik ervan bij diverse partijen liggen. Dit geldt ook wanneer de verordening aan het college de bevoegdheid toekent te besluiten over de toepassing van coördinatie.

Geen bezwaar en beroep tegen coördinatiebesluit zelf.Tegen het besluit tot coördinatie, of het besluit niet tot coördinatie over te gaan, staat geen zelfstandige bezwaar- of beroepsmogelijkheid open. Het coördinatiebesluit is namelijk op de zogenaamde negatieve lijst van de Algemene wet bestuursrecht geplaatst.

Eén procedure.Indien gebruik gemaakt wordt van de coördinatieregeling geldt één procedure voor alle onder de coördinatie gebrachte besluiten. De gemeenteraad schuift met het besluit tot coördinatie alle afzonderlijke reguliere inspraak-, besluit-, bezwaar- en beroepstermijnen terzijde. Op de voorbereiding van alle besluiten is dan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De Wet ruimtelijke ordening bevat daarnaast enkele aanvullende bepalingen, specifiek voor de coördinatieprocedure (artikel 3.31, derde lid Wro). Door deze ene procedure vereenvoudigt en verduidelijkt het procedureverloop aanzienlijk. Ook wordt hierdoor een versnelling in de procedure aangebracht. Het college bepaalt één uniforme besluitvormingstermijn voor alle te nemen besluiten. Deze termijn kan de 8 weken termijn van de Algemene wet bestuursrecht zijn, of een andere nader te bepalen termijn.

De coördinatieregeling en de omgevingsvergunning.De coördinatieregeling en de omgevingsvergunning liggen in elkaars verlengde. Het accent van de coördinatieregeling ligt op het gelijktijdig voorbereiden van besluiten in éénzelfde procedure. Dit cluster van besluiten wordt gelijktijdig bekendgemaakt.De omgevingsvergunning betreft een integratie van besluiten tot één besluit voor een fysiek project, met één loket, aanvraag, bevoegd gezag, procedure en handhaver.Voor besluiten die in de omgevingsvergunning worden geïntegreerd of aangehaakt vervalt de coördinatiebehoefte. De coördinatieregeling blijft wel van toepassing voor het coördineren van de omgevingsvergunning met besluiten die buiten de reikwijdte van die vergunning vallen.

De Gorinchemse coördinatieregeling.Zoals onder “Het coördinatiebesluit” is weergegeven, heeft de gemeenteraad twee mogelijkheden ter beschikking om de gevallen of categorieën van gevallen waarin de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid een coördinatie wenselijk maakt, aan te wijzen. Ten eerste het coördinatiebesluit op maat voor een specifiek ruimtelijk initiatief, waarin alle de te coördineren besluiten staan opgesomd. De te coördineren besluiten worden voor ieder project opnieuw in een apart raadsbesluit vastgesteld.Daarnaast is er de algemene coördinatie door middel van een coördinatieverordening. Hierdoor kunnen alle ruimtelijke initiatieven rechtstreeks onder de coördinatie gebracht worden, zonder hiervoor iedere keer een apart coördinatiebesluit te nemen.

Coördinatie op maat voor een project.Ieder project dat bijdraagt aan de uitvoering van gemeentelijk ruimtelijk beleid komt in aanmerking voor de coördinatie van procedures. Wil men voor een dergelijk project de besluitvorming versnellen en vereenvoudigen dan kan verzocht worden om een coördinatie op maat. Voorwaarde hierbij is dat de partijen vroegtijdig hebben nagedacht en overlegd over de te bundelen besluiten. Toepassing van de coördinatie is niet mogelijk zonder toestemming van de aanvrager.De grootte van een project speelt geen rol voor het inzetten van de coördinatieregeling. Eén woning maar ook een grootschalig bedrijventerrein kunnen onderwerp van coördinatie zijn. De coördinatie moet ten minste twee besluiten betreffen, een maximum daarentegen is er niet. Als om de een of andere reden één of meerdere besluiten wegvallen uit de coördinatie, overleggen partijen met elkaar of het vervolgen van de coördinatieprocedure nog zinvol is. Coördinatie is in ieder geval niet meer aan de orde indien er maar één vergunning overblijft. Voor de ‘uitvallers’ gelden de normale procedures weer.Bij de coördinatie op maat kan er sprake zijn van één of meerdere coördinatiemomenten. De gemeenteraad geeft in haar coördinatiebesluit aan welke besluiten voor coördinatie in aanmerking komen. Deze besluiten moeten een zekere inhoudelijke samenhang hebben in het licht van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Coördinatie is ook nog mogelijk als al begonnen is met de uitvoering van een project. Aanvragen die al in procedure gebracht waren voordat het coördinatiebesluit is genomen, blijven daarbuiten. Wil de aanvrager een dergelijke aanvraag tóch in de coördinatie betrekken dan zal hij deze oorspronkelijke aanvraag moeten intrekken. De nieuwe aanvraag kan dan in de coördinatie worden betrokken.

Het door de gemeenteraad voor ieder project te nemen coördinatiebesluit geeft de kaders aan voor de toepassing van de coördinatieregeling door het college. Het coördinatiebesluit kan onder andere bevatten:• het project of object van coördinatie;• om welke coördinatiemoment(en) het gaat;• op welke besluiten de coördinatie van toepassing is. Dit is een limitatieve opsomming, niet-genoemde besluiten kunnen niet mee in de coördinatie!• een verplichting tot het informeren van alle betrokkenen, en eventueel de wijze waarop betrokkenen worden geïnformeerd;• de wijze van indienen van de gecoördineerd te behandelen aanvragen, bij de gemeente en eventuele andere betrokken bestuursorganen;• eisen aan de ontvangstbevestiging voor de aanvrager: inhoud, termijn, procedurele en materiële effecten van het coördinatiebesluit;• een hardheidsclausule voor niet-volledige aanvraag, die normaliter zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid daarvan. Daarbij zal het om niet-essentiële aanvragen moeten gaan, en wellicht beperkt moeten blijven tot het ontwerpbesluit;• een terugvalregeling voor het geval een procedure na aanvang van de uitvoering uit de coördinatie wordt gehaald, bijvoorbeeld dat men voor de termijnen weer opnieuw begint alsof het gaat om de ontvangst van de aanvraag;• de termijn van terinzagelegging van de ontwerpbesluiten;• bij welk bestuursorgaan en op welke wijze de zienswijzen moeten worden ingediend;• de wijze waarop de adviesbevoegdheid van andere bestuursorganen wordt ingevuld;• de maximumtermijn waarbinnen het college moet besluiten.

Het per project vaststellen van een coördinatiebesluit heeft als voordeel dat specifiek bepaald wordt welke besluiten in de coördinatie vallen. Ook de wijze van indienen van de aanvragen en het betrekken van andere bestuursorganen bij de aanvraag kan toegespitst worden op dit ene specifieke geval. Een nadeel van het coördinatiebesluit op maat is dat bij een verzoek om coördinatie de gemeenteraad volgens de Algemene wet bestuursrecht 8 weken de tijd heeft hierop te beslissen. Gelet op de frequentie van de raadsvergaderingen zal iedere keer een besluit genomen moeten worden tot verlenging met een redelijke termijn. Een ander nadeel is dat voor bepaalde veel voorkomende combinaties van besluiten tóch iedere keer een apart coördinatiebesluit genomen moet worden. Dit leidt tot onnodig tijdsverlies. Dit kan ondervangen worden door deze combinaties op te nemen in een coördinatieverordening zodat sneller ingespeeld kan worden op dergelijke besluiten.

Algemene coördinatie via verordening.Bij het vaak voorkomen van bepaalde combinaties van besluiten, is het aan te bevelen een algemene regel op te stellen. Voordeel hiervan is dat de gemeenteraad niet telkens opnieuw een coördinatiebesluit hoeft te nemen en het college voortvarend invulling kan geven aan het stroomlijnen van de besluiten. Voor initiatiefnemers en andere belanghebbenden is het bovendien van te voren duidelijk in welke gevallen coördinatie mogelijk is en onder welke voorwaarden.

De vorm van een algemene coördinatieregeling is vrij. Het verdient echter de voorkeur om een verordening vast te stellen. Een verordening is namelijk een algemeen verbindend voorschrift met een externe werking. Ook kunnen in een verordening nieuwe normstellingen of bevoegdheden worden opgenomen. In de coördinatieverordening legt de gemeenteraad de regels vast voor het toepassen van de coördinatieregeling. Uit de wet volgt dat de gemeenteraad hierbij de (categorieën van) gevallen moet aangeven. Hierbij dient het motief ‘verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid’ in acht genomen te worden. De raad geeft ook regels voor de werkwijze van het college bij het stroomlijnen van de besluiten.

Gelet op bovengenoemde voor- en nadelen van beide mogelijkheden is er voor Gorinchem gekozen om een Coördinatieverordening Gorinchem vast te stellen, de CoVeGo.

De Coördinatieverordening Gorinchem, CoVeGo.Bij het opstellen van de CoVeGo is het van belang het motief van de regeling in het oog te houden. De coördinatieregeling is bedoeld om de realisatie van het gemeentelijk ruimtelijk beleid te versnellen en te vereenvoudigen. Daartoe neemt de raad een besluit -de CoVeGo- met verstrekkende gevolgen voor standaardprocedures voor afzonderlijke besluiten.

De gedachte achter de CoVeGo is dat de vergunningaanvragen in beginsel altijd gecoördineerd worden behandeld, tenzij de aanvrager aangeeft daarmee niet in te stemmen, of omdat het toepassen van de coördinatieverordening, gelet op de vraag van de burger, door de gemeente niet als de best passende procedure wordt beschouwd.De aanvrager krijgt dus de mogelijkheid tot een gecoördineerde procedure, maar hij is daartoe niet verplicht. Deze vraag zal expliciet aan de aanvrager gesteld moeten worden. Wenst de aanvrager gebruik te maken van de coördinatieverordening, dan betekent dit dat de aanvrager wordt verzocht om al zijn aanvragen vanaf het begin integraal in te dienen. Heeft aanvrager aanvankelijk een of meer aanvragen nagelaten, en hij wil wél een gecoördineerde behandeling, dan krijgt hij de mogelijkheid om zijn aanvraag alsnog volledig te maken.De CoVeGo is bedoeld als voorloper van de omgevingsvergunning. Daarom zijn in de coördinatieverordening de behandelingstermijnen opgenomen zoals die ook in het kader van de omgevingsvergunning van toepassing worden.

Toelichting CoVeGo.In bijlage II is de letterlijke tekst van de Coördinatieverordening Gorinchem opgenomen; hier wordt een toelichting gegeven op deze verordening.

Waarvoor is de CoVeGo bedoeld?De Wet ruimtelijke ordening (artikel 3.30 Wro) biedt de mogelijkheid tot een gecoördineerde aanpak van de voorbereiding van vergunningen en beschikkingen die nodig zijn ter realisering van gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. De enige voorwaarde hierbij is dat deze coördinatie gewenst moet zijn in het kader van de verwezenlijking van (een onderdeel van) het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Dat laatste is heel breed op te vatten, en is door de wetgever ook zo bedoeld. Juist in de ruimtelijke projectuitvoering is immers een veelheid van (repeterende) besluiten aan de orde. De Wro biedt de gemeente de mogelijkheid om al deze besluiten te coördineren voor zover dat wenselijk en mogelijk wordt geacht.De CoVeGo op grond van de Wro kan in principe worden toegepast voor alle situaties waarvoor besluiten in relatie tot het gemeentelijk ruimtelijk beleid nodig en mogelijk wordt geacht. De CoVeGo is met name opgesteld met het oog op de invoering van de landelijke omgevingsvergunning om zodoende in een vroeg stadium reeds ervaring op te doen met het gecoördineerd behandelen van verschillende aanvragen.De CoVeGo biedt de mogelijkheid om vergunningen:• gecoördineerd aan te vragen,• gecoördineerd te behandelen,• gecoördineerd vast te leggen in onderling afgestemde beschikkingen,• in één beroepsprocedure (rechtstreeks beroep) bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State te behandelen.

Vergunningen waarvoor de CoVeGo gebruikt kan worden.Het toepassingsbereik kan beperkt worden tot een bepaald object, bijvoorbeeld woningbouw of utiliteitsbouw. Ook de verschillende fasen in het besluitvormingsproces kunnen als uitgangspunt dienen voor het coördineren van besluiten.Het toepassingsbereik kan echter ook heel ruim omschreven worden, mits dit maar een relatie heeft met het ruimtelijk beleid en niet alleen ziet op besluiten die uitsluitend betrekking hebben op vergunningen of ontheffingen op basis van een gemeentelijke verordening. Het voordeel van een ruime omschrijving is dat álle besluiten die betrekking hebben op onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid onder de coördinatie vallen, ongeacht het object of het bestemmingsplan waarin deze ruimtelijke ontwikkeling zich voordoet.

Er is gekozen voor een ruim toepassingsbereik (artikel 2, eerste lid CoVeGo). Dit betekent dat onder andere de volgende vergunning gecoördineerd behandeld kunnen worden (niet uitputtend):• bouwvergunning, al dan niet in combinatie met een wijziging bestemmingsplan of projectbesluit;• gebruik openbare weg/bouwplaatsvergunning;• sloopvergunning;• splitsingsvergunning;• aanlegvergunning;• kapvergunning;• monumentenvergunning;• onttrekkingsvergunning;• uitwegvergunning;• reclamevergunning.

Wie kunnen er om coördinatie verzoeken en wie besluit er over coördinatie?Gecoördineerde behandeling kan ambtshalve of op verzoek van de aanvrager plaatsvinden. Het coördinerend orgaan neemt hierover het besluit.“Ambtshalve door het coördinerend orgaan” betekent dat het college van burgemeester en wethouders zelf hiertoe kan besluiten. Burgers en bedrijven kunnen ook zélf verzoeken om coördinatie. Het college van burgemeester en wethouders besluit op het verzoek (artikel 2, eerste lid CoVeGo).

Weigering van een coördinatieverzoek.Wanneer medewerking aan een verzoek van een burger of bedrijf tot coördinatie wordt geweigerd, dan dient dit binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag schriftelijk te worden meegedeeld. Ook de aanvrager zélf heeft de mogelijkheid om aan het college mee te delen dat een gecoördineerde behandeling niet gewenst is. De aanvrager dient dit te doen binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag door het bestuursorgaan (artikel 3 CoVeGo).

Indienen vergunningaanvragen.De te coördineren aanvragen dienen zoveel mogelijk gelijktijdig bij het college te worden aangevraagd. De laatste aanvraag mag niet later worden ingediend dan zes weken na ontvangst van de eerste aanvraag (artikel 4, tweede lid CoVeGo). Het college kan besluiten van deze termijn af te wijken (artikel 4, derde lid CoVeGo).

Medewerking andere bestuursorganen.Ambtelijk worden de andere betrokken bestuursorganen ingeschakeld. Te denken valt hierbij aan andere gemeentelijke en provinciale bestuursorganen. Deze dienen binnen vier weken nadat zij een afschrift van de aanvragen hebben ontvangen, aan te geven of ze willen meewerken. Wanneer door deze andere bestuursorganen geen medewerking wordt verleend, vallen die besluiten buiten de coördinatie (artikel 5 CoVeGo).

Onvolledige aanvraag.Een onvolledige aanvraag kan worden aangevuld met de ontbrekende gegevens en bescheiden. Er worden geen besluiten genomen op de te coördineren aanvragen tot het moment dat voldoende gegevens en bescheiden zijn verstrekt voor een zorgvuldige beoordeling van de aanvraag (artikel 6, eerste lid CoVeGo).

Afzien van coördinatie van besluiten.Het college kan ambtshalve ten aanzien van bepaalde besluiten afzien van gecoördineerde behandeling. Dit kan ook indien de aanvrager hierom verzoekt. Er bestaat immers geen coördinatieplicht (artikel 7 CoVeGo).

Als een aanvraag van een besluit waarop het verzoek tot coördinatie betrekking heeft buiten behandeling wordt gelaten met toepassing van artikel 4:4, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht, dan kan het college ten aanzien van bepaalde besluiten afzien van gecoördineerde behandeling (artikel 6, tweede lid CoVeGo).Op grond van artikel 4:5, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht moet het besluit om een aanvraag niet te behandelen aan de aanvrager wordt bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Wanneer dient er te worden beslist?Voor de aanvragen die vallen onder de coördinatieverordening dient de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht te worden gevolgd. Zoals reeds aangegeven is de CoVeGo bedoeld als voorloper van de omgevingsvergunning. Daarom zijn in de coördinatieverordening de behandelingstermijnen opgenomen zoals die ook in het kader van de omgevingsvergunning van toepassing worden. Dit betekent dat het college zo mogelijk binnen twaalf weken beslist. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd (artikel 8, eerste en tweede lid CoVeGo).In het algemeen geldt dat het college zo spoedig mogelijk beslist, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag (artikel 8, derde lid CoVeGo). In geval van zeer ingewikkelde of omstreden onderwerpen kan de zesmaanden termijn worden verlengd met een redelijke termijn. Deze verlenging dient te geschieden binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag nadat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze daarover kenbaar te maken (artikel 8, vierde lid CoVeGo).

De eis van het volgen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure kan dus tot gevolg hebben dat vergunningaanvragen die tot dusver een kortere doorlooptijd dan zes maanden hebben door de gecoördineerde behandeling een langere doorlooptijd krijgen. Indien de aanvrager het wenselijk/noodzakelijk acht om eerder dan binnen zes maanden voor deze aanvragen uitsluitsel te krijgen, kunnen deze aanvragen beter buiten de werking van de CoVeGo worden geplaatst. Door deze buitenwerking plaatsing gelden namelijk de voor die aanvraag aloude procedures, inclusief termijnen, bezwaar- en beroepsprocedures en dergelijke. Deze keuze kan de aanvrager maken, maar ook het college.

Besluitvorming.De coördinatie van de besluitvorming schept condities voor meer inhoudelijke afstemming tussen verschillende besluiten. Het biedt echter geen garantie: tegenstrijdige besluiten blijven mogelijk. Zo kan in het gecoördineerde besluit een bouwvergunning worden verleend, maar de voor de bouw wezenlijke kapvergunning zijn geweigerd.De coördinatieregeling kent geen fatale termijn. De normale termijnen voor bijvoorbeeld de bouwvergunning (12 + 6 weken) vervallen en daarmee ook de materiële gevolgen van die termijnen: de fictieve weigering respectievelijk de fictieve verlening van de vergunning. Hierdoor vervalt ook de aanhoudingsverplichting.

Terugvalregeling.Als een aanvrager een ontbrekende aanvraag niet tijdig indient, is het college bevoegd om de coördinatieprocedure buiten toepassing te laten (artikel 9 CoVeGo). Daarna gelden voor die (niet meer gecoördineerde aangepakte) aanvraag weer de normale procedures. Voor bijvoorbeeld de bouwvergunning is het rechtsgevolg dat de termijnen weer beginnen te lopen vanaf het moment dat de aanvraag voor de bouwvergunning uit de coördinatie wordt gehaald.

Hoe om te gaan met een negatief besluit binnen de coördinatieprocedure?Als voor een of meer van de vergunningaanvragen die meedoen in de coördinatieprocedure een negatief besluit dreigt, kan ambtshalve de keuze worden gemaakt om deze aanvraag waarop een negatief besluit dreigt, uit de coördinatie te halen, mits er minimaal twee besluiten overblijven. Voor de overige gecoördineerde aanvragen loopt de procedure gewoon door.Zo’n keuze om een onderdeel; van de totale set van vergunningaanvragen buiten de gecoördineerde aanpak te laten is niet zondermeer de beste keuze, zeker als het betreffende onderdeel een duidelijke samenhang heeft met de andere onderdelen. Het is dan de vraag of een dergelijke ontkoppeling zinvol is, het is wél denkbaar en mogelijk!Maar het is ook mogelijk om het ‘negatieve besluit’ binnen de coördinatie te houden. Er staat nergens in de wet dat het een positieve beslissing moet zijn. Het kan dus voor alle partijen nuttig en zinvol zijn het negatieve besluit in de coördinatie te houden. Ook omdat op deze manier snel duidelijkheid wordt verkregen van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over een bepaald besluit. Ook een gemengd besluit, deels positief deels negatief, kan aan de diverse partijen een duidelijk toekomstperspectief bieden en daarmee richting geven aan het handelen in de toekomst.

Voor beroep weliswaar één besluit, maar wel beoordeling afzonderlijke besluiten.Het feit dat de besluiten gecoördineerd behandeld worden, betekent nog niet dat ze allemaal in hun onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld. De besluiten worden voor beroep weliswaar aangemerkt als één besluit, maar degene die beroep instelt moet duidelijk aangeven tegen welk onderdeel hij bezwaren heeft en moet dat ook motiveren. Het wordt overigens ook wel aan de rechter overgelaten om te beoordelen of het duidelijk genoeg is tegen welk onderdeel het beroep zich richt. De besluiten worden vervolgens door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op hun eigen merites beoordeeld. Omdat alle besluiten meeliften naar de Raad van State (tenzij er een of meer zijn uitgehaald), gaan ook al die besluiten mee waartegen niet of nauwelijks bezwaar bestaat. Die zullen dus moeten wachten op de rest! De procedure is echter kort en de Raad van State moet in principe binnen zes maanden beslissen in plaats van de normale twaalf maanden, waarbij het overigens wel om een termijn van orde gaat (artikel 8.3, tweede lid Wro).Duidelijk is dus dat er slechts één procedure mogelijk is, te weten bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en dat het ook niet mogelijk is hiervan af te wijken, het is immers wettelijk geregeld! Dit wijkt af van de huidige juridische procedure. Momenteel is het namelijk mogelijk om eerst bezwaar te maken tegen het besluit, daarna beroep aan te tekenen bij de rechtbank en tot slot hoger beroep aan te tekenen bij de Raad van State.

Bekendmaking.Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt (artikel 3:40 Awb). Rechtsgevolgen van een besluit kunnen derhalve niet intreden voordat het besluit aan de betrokken burgers is bekendgemaakt. Als het college een besluit niet bekend heeft gemaakt, dan heeft het besluit geen enkele werking en kan daarop geen beroep worden gedaan.De bekendmaking van besluiten die tot één of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager (artikel 3:41 Awb).De bekendmaking van besluiten die niet tot één of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegevens blad of een dag-, nieuws-, huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisgegeven, wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. Inde kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het besluit ter inzage ligt (artikel 3:42 Awb). Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moeten de openbare kennisgeving en de gecoördineerde besluiten tevens worden gepubliceerd in de Staatscourant en langs elektronische weg. De bekendmaking van de vastgestelde gecoördineerde besluiten moet gelijktijdig plaatsvinden (artikel 3.32 Wro).

Nadere regels.Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de coördinatie van besluiten. Het college kan in deze nadere regels uitvoering geven aan de wettelijke eisen van de verordening. In deze nadere regels kan het college bijvoorbeeld nader invulling aanbrengen in de categorieën besluiten welke voor coördinatie in aanmerking komen (artikel 11 CoVeGo).

 

Coördinatieprocedure 2

Coördinatieprocedure.Indien gebruik gemaakt wordt van de coördinatieregeling geldt één procedure voor alle onder de coördinatie gebrachte besluiten. De gemeenteraad schuift met het besluit tot coördinatie alle afzonderlijke reguliere inspraak-, besluit-, bezwaar- en beroepstermijnen terzijde. Op de voorbereiding van alle besluiten is dan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De Wet ruimtelijke ordening bevat daarnaast enkele aanvullende bepalingen, specifiek voor de coördinatieprocedure (artikel 3.31, derde lid Wro). Door deze ene procedure vereenvoudigt en verduidelijkt het procedureverloop aanzienlijk. Ook wordt hierdoor een versnelling in de procedure aangebracht. Het college bepaalt één uniforme besluitvormingstermijn voor alle te nemen besluiten. Deze termijn kan de 8 weken termijn van de Algemene wet bestuursrecht zijn, of een andere nader te bepalen termijn.

De procedure ziet er als volgt uit.

CoördinatieprocedureHet college bevordert een gecoördineerde voorbereiding. Dat begint met het afstemmen van de inkomende aanvragen. Het college stelt de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag aan te vullen. Het college bepaalt per procedure de termijn voor het verzuimherstel. Een eventuele hersteltermijn is van belang omdat deze doorwerkt in de totale besluitvormingsperiode voor de uniforme procedure. Het college is mede bevoegd een aanvraag in te dienen bij het bevoegde bestuursorgaan (artikel 3.31, tweede lid Wro). De wettelijke regeling bepaalt verder niets over de start van de procedure en de wijze van indienen van de aanvragen.Het college kan betrokken bestuursorganen verzoeken de medewerking te verlenen aan een gecoördineerde voorbereiding. Als dat bestuursorgaan positief op dat verzoek beslist is de coördinatieprocedure ook op dat besluit van toepassing. Het betreffende bestuursorgaan zendt het college dan onverwijld een afschrift van de aanvraag, dat in de coördinatie meegenomen wordt dan wel daarmee afgestemd wordt (artikel 3.31, eerste lid Wro). Ook kan het college een bestuursorgaan met een wettelijke adviestaak verzoeken om medewerking.

Ontwerpbesluiten.De coördinatieregeling verlangt dat het college en eventueel andere bevoegde bestuursorganen ontwerpbesluiten opstellen. Dit is bij diverse besluiten een aanvullende stap ten opzichte van de normale procedure. Het college maakt met de betrokken bestuursorganen afspraken over de termijn voor het opstellen en toezenden van de ontwerpbesluiten (artikel 3.31, derde lid sub c Wro).Voordelen van het opstellen van ontwerpbesluiten zijn:• bestuursorganen worden gedwongen vroegtijdig inhoudelijk mee te denken over de betekenis van hun besluitvorming in het totale project;• de verschillende bestuursorganen geven al vroegtijdig aan welke richting het besluit opgaat;• het college krijgt de mogelijkheid om raakvlakken tussen de besluiten goed te doorgronden, en eventuele tegenstrijdigheden in voorschriften en dergelijke te signaleren;• de door een ieder in te brengen zienswijzen kunnen zich niet alleen richten op het initiatief maar ook meteen op de besluitvormingskoers.

Terinzagelegging.Het college kan kennisgevingen van de verschillende aanvragen en ontwerpbesluiten samenvoegen in één kennisgeving, die door het college wordt verzorgd (artikel 3.31, derde lid sub b Wro). De kennisgeving wordt tevens gepubliceerd in de Staatscourant en langs elektronische weg (artikel 3:12 Awb jo 3.31, derde lid sub a Wro).

De aanvragen en ontwerpbesluiten liggen zes weken ter inzage (afdeling 3.4 Awb). De gemeente kan de formaliteiten rond de terinzagelegging, zoals locatie, hoorzitting, verslaglegging en reactie van de aanvrager op de ingekomen zienswijzen, in één ronde gecombineerd afhandelen. Ook voor de initiatiefnemer en eventuele bezwaarden biedt dat meer duidelijkheid, omdat het steeds over het zelfde project gaat. Een ieder kan binnen de genoemde termijn zienswijzen naar voren brengen over de aanvragen en ontwerpbesluiten (artikel 3.31, derde lid sub d Wro). Door het inzetten van de coördinatie wordt de kring van inspraakgerechtigden voor veel besluiten verruimd. De Awb gaat uit van ‘belanghebbenden’. De termijn van zes weken geldt ook voor de indiening van adviezen over het ontwerpbesluit van andere bestuursorganen (artikel 3:16 Awb).

BesluitvormingHet college bepaalt de termijn waarbinnen de besluiten worden genomen. Als er ook besluiten van andere bevoegde bestuursorganen in het geding zijn, bepaalt het college deze termijn in overleg met die bestuursorganen (artikel 3.31, derde lid sub e Wro). Deze bestuursorganen zenden hun besluiten onverwijld aan het college (artikel 3.31, derde lid sub f Wro). De beslistermijn hoeft niet voor alle besluiten gelijk te zijn!

BekendmakingDe essentie is dat het college de vaststelling van de gecoördineerde besluiten gelijktijdig bekend maakt (artikel 3.32 Wro). Tussen de beslistermijn en de bekendmaking kan ‘lucht’ zitten. Deze tijdsruimte kan het college gebruiken om besluiten inhoudelijk af te stemmen en om in de tijd niet gelijklopende besluiten samen door de bekendmaking en naar de beroepsfase te leiden. Het college doet mededeling van die besluiten in de Staatscourant en langs elektronische weg (artikel 3.32 Wro).

BeroepDe gecoördineerde besluiten voor de verwezenlijking van eenzelfde project worden voor de mogelijkheid van beroep aangemerkt als één besluit (artikel 8.3, eerste lid Wro). De samenhang tussen de besluiten komt zodoende ook in de beroepsprocedure tot zijn recht. Tegen de gecoördineerde besluiten staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (artikel 8.2, eerste lid onder e Wro). De beslistermijn op beroep voor de Afdeling is op zes maanden gesteld, in plaats van de ‘normale’ twaalf maanden. Dit is een termijn van orde.

Voor beschikkingen die normaal een bezwaarfase in de procedure kennen, vervalt met het coördinatiebesluit deze fase. De mogelijkheid tot bestuurlijke heroverweging vindt dan eerder in het besluitvormingsproces plaats, namelijk na de periode voor het indienen van zienswijzen op het ontwerpbesluit.

Voor besluiten die normaal niet voor beroep vatbaar zijn, wordt door de coördinatie een beroepsmogelijkheid geïntroduceerd.

Samengevat ziet de procedure er als volgt uit, waarbij de regels conform de Awb in ‘blauw’ zijn weergegeven en de aanvullingen van artikel 3.31, derde lid Wro in ‘zwart’.

 

Stap Omschrijving Termijn

A. Voorbereiding aanvragen Indienen aanvragen door aanvrager• het college is mede bevoegd de aanvraag in te dienen bij een ander betrokken bestuursorgaan• ander betrokken bestuursorgaan zendt afschift van een te coördineren aanvraag aan het college onverwijldontvankelijkheid Beslissen over verzuimherstel aanvraag• het college beslist over de gelegenheid tot aanvulling van de aanvraagBesluit verlenging beslistermijn• het college beslist over verlenging van de beslistermijn binnen 8 weken

binnen 8 wekenontwerp-besluiten Opstellen ontwerpbesluiten• ander betrokken bestuursorgaan zendt haar ontwerpbesluit toe aan het college termijnstelling door college samen met betrokken bestuursorgaanterinzagelegging Kennisgeving ontwerpbesluiten• het college zendt alle ontwerpbesluiten aan belanghebbenden en aanvrager• het college kan de kennisgeving samenvoegen in één kennisgeving• kennisgeving ook in Staatscourant en via elektronische wegTerinzageleggingInbrengen zienswijzen• een ieder kan zienswijzen naar voren brengenReactie aanvrager

 

 

ten minste 6 wknten minste termijn terinzageleggingnader te bepalen

B. Besluitvorming besluiten Het college en andere betrokken bestuursorganen nemen hun besluiten

 

• betrokken bestuursorgaan zendt besluit toe aan het college termijnstelling door college in overleg met betrokken bestuursorganenonverwijldbekendmaking Bekendmaking/mededeling• het college maakt de vaststelling van de gecoördineerde besluiten gelijktijdig bekend• het college doet mededeling van de besluiten in de Staatscourant en langs elektronische weg

C. Beroep • gecoördineerde besluiten worden voor beroep aangemerkt als één besluit• rechtstreeks beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak

6 maanden

 

1 Coördinatieverordening

Toelichting Coördinatieverordening gemeente Gorinchem 2011

Waarvoor is de CoVeGo bedoeld?De Wet ruimtelijke ordening (artikel 3.30 Wro) biedt de mogelijkheid tot een gecoördineerde aanpak van de voorbereiding van vergunningen en beschikkingen die nodig zijn ter realisering van gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. De enige voorwaarde hierbij is dat deze coördinatie gewenst moet zijn in het kader van de verwezenlijking van (een onderdeel van) het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Dat laatste is heel breed op te vatten, en is door de wetgever ook zo bedoeld. Juist in de ruimtelijke projectuitvoering is immers een veelheid van (repeterende) besluiten aan de orde. De Wro biedt de gemeente de mogelijkheid om al deze besluiten te coördineren voor zover dat wenselijk en mogelijk wordt geacht.De CoVeGo op grond van de Wro kan in principe worden toegepast voor alle situaties waarvoor besluiten in relatie tot het gemeentelijk ruimtelijk beleid nodig en mogelijk wordt geacht. De CoVeGo biedt de mogelijkheid om vergunningen:• gecoördineerd aan te vragen,• gecoördineerd te behandelen,• gecoördineerd vast te leggen in onderling afgestemde beschikkingen,• in één beroepsprocedure (rechtstreeks beroep) bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State te behandelen.

Vergunningen waarvoor de CoVeGo gebruikt kan worden.Het toepassingsbereik kan beperkt worden tot een bepaald object, bijvoorbeeld woningbouw of utiliteitsbouw. Ook de verschillende fasen in het besluitvormingsproces kunnen als uitgangspunt dienen voor het coördineren van besluiten.Het toepassingsbereik kan echter ook heel ruim omschreven worden, mits dit maar een relatie heeft met het ruimtelijk beleid en niet alleen ziet op besluiten die uitsluitend betrekking hebben op vergunningen of ontheffingen op basis van een gemeentelijke verordening. Het voordeel van een ruime omschrijving is dat álle besluiten die betrekking hebben op onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid onder de coördinatie vallen, ongeacht het object of het bestemmingsplan waarin deze ruimtelijke ontwikkeling zich voordoet. Er is gekozen voor een ruim toepassingsbereik (artikel 2, eerste lid CoVeGo). Dit betekent dat onder andere de volgende vergunning gecoördineerd behandeld kunnen worden (niet uitputtend):• bouwvergunning, al dan niet in combinatie met een wijziging bestemmingsplan of projectbesluit;• gebruik openbare weg/bouwplaatsvergunning;• sloopvergunning;• splitsingsvergunning;• aanlegvergunning;• kapvergunning;• monumentenvergunning;• onttrekkingsvergunning;• uitwegvergunning;• reclamevergunning.

Wie kunnen er om coördinatie verzoeken en wie besluit er over coördinatie?Gecoördineerde behandeling kan ambtshalve of op verzoek van de aanvrager plaatsvinden. Het coördinerend orgaan neemt hierover het besluit.“Ambtshalve door het coördinerend orgaan” betekent dat het college van burgemeester en wethouders zelf hiertoe kan besluiten. Burgers en bedrijven kunnen ook zélf verzoeken om coördinatie. Het college van burgemeester en wethouders besluit op het verzoek (artikel 2, eerste lid CoVeGo).

Weigering van een coördinatieverzoek.Wanneer medewerking aan een verzoek van een burger of bedrijf tot coördinatie wordt geweigerd, dan dient dit binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag schriftelijk te worden meegedeeld. Ook de aanvrager zélf heeft de mogelijkheid om aan het college mee te delen dat een gecoördineerde behandeling niet gewenst is. De aanvrager dient dit te doen binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag door het bestuursorgaan (artikel 3 CoVeGo). Indienen vergunningaanvragen.De te coördineren aanvragen dienen zoveel mogelijk gelijktijdig bij het college te worden aangevraagd. De laatste aanvraag mag niet later worden ingediend dan zes weken na ontvangst van de eerste aanvraag (artikel 4, tweede lid CoVeGo). Het college kan besluiten van deze termijn af te wijken (artikel 4, derde lid CoVeGo).

Medewerking andere bestuursorganen.Ambtelijk worden de andere betrokken bestuursorganen ingeschakeld. Te denken valt hierbij aan andere gemeentelijke en provinciale bestuursorganen. Deze dienen binnen vier weken nadat zij een afschrift van de aanvragen hebben ontvangen, aan te geven of ze willen meewerken. Wanneer door deze andere bestuursorganen geen medewerking wordt verleend, vallen die besluiten buiten de coördinatie (artikel 5 CoVeGo).

Onvolledige aanvraag.Een onvolledige aanvraag kan worden aangevuld met de ontbrekende gegevens en bescheiden. Er worden geen besluiten genomen op de te coördineren aanvragen tot het moment dat voldoende gegevens en bescheiden zijn verstrekt voor een zorgvuldige beoordeling van de aanvraag (artikel 6, eerste lid CoVeGo).

Afzien van coördinatie van besluiten.Het college kan ambtshalve ten aanzien van bepaalde besluiten afzien van gecoördineerde behandeling. Dit kan ook indien de aanvrager hierom verzoekt. Er bestaat immers geen coördinatieplicht (artikel 7 CoVeGo).

Als een aanvraag van een besluit waarop het verzoek tot coördinatie betrekking heeft buiten behandeling wordt gelaten met toepassing van artikel 4:4, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht, dan kan het college ten aanzien van bepaalde besluiten afzien van gecoördineerde behandeling (artikel 6, tweede lid CoVeGo).Op grond van artikel 4:5, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht moet het besluit om een aanvraag niet te behandelen aan de aanvrager wordt bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Wanneer dient er te worden beslist?Voor de aanvragen die vallen onder de coördinatieverordening dient de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht te worden gevolgd. Zoals reeds aangegeven is de CoVeGo bedoeld als voorloper van de omgevingsvergunning. Daarom zijn in de coördinatieverordening de behandelingstermijnen opgenomen zoals die ook in het kader van de omgevingsvergunning van toepassing worden. Dit betekent dat het college zo mogelijk binnen twaalf weken beslist. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd (artikel 8, eerste en tweede lid CoVeGo).In het algemeen geldt dat het college zo spoedig mogelijk beslist, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag (artikel 8, derde lid CoVeGo). In geval van zeer ingewikkelde of omstreden onderwerpen kan de zesmaanden termijn worden verlengd met een redelijke termijn. Deze verlenging dient te geschieden binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag nadat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze daarover kenbaar te maken (artikel 8, vierde lid CoVeGo).

De eis van het volgen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure kan dus tot gevolg hebben dat vergunningaanvragen die tot dusver een kortere doorlooptijd dan zes maanden hebben door de gecoördineerde behandeling een langere doorlooptijd krijgen. Indien de aanvrager het wenselijk/noodzakelijk acht om eerder dan binnen zes maanden voor deze aanvragen uitsluitsel te krijgen, kunnen deze aanvragen beter buiten de werking van de CoVeGo worden geplaatst. Door deze buitenwerking plaatsing gelden namelijk de voor die aanvraag aloude procedures, inclusief termijnen, bezwaar- en beroepsprocedures en dergelijke. Deze keuze kan de aanvrager maken, maar ook het college.

Besluitvorming.De coördinatie van de besluitvorming schept condities voor meer inhoudelijke afstemming tussen verschillende besluiten. Het biedt echter geen garantie: tegenstrijdige besluiten blijven mogelijk. Zo kan in het gecoördineerde besluit een bouwvergunning worden verleend, maar de voor de bouw wezenlijke kapvergunning zijn geweigerd.De coördinatieregeling kent geen fatale termijn. De normale termijnen voor bijvoorbeeld de bouwvergunning (12 + 6 weken) vervallen en daarmee ook de materiële gevolgen van die termijnen: de fictieve weigering respectievelijk de fictieve verlening van de vergunning. Hierdoor vervalt ook de aanhoudingsverplichting.

Terugvalregeling.Als een aanvrager een ontbrekende aanvraag niet tijdig indient, is het college bevoegd om de coördinatieprocedure buiten toepassing te laten (artikel 9 CoVeGo). Daarna gelden voor die (niet meer gecoördineerde aangepakte) aanvraag weer de normale procedures. Voor bijvoorbeeld de bouwvergunning is het rechtsgevolg dat de termijnen weer beginnen te lopen vanaf het moment dat de aanvraag voor de bouwvergunning uit de coördinatie wordt gehaald.

Hoe om te gaan met een negatief besluit binnen de coördinatieprocedure?Als voor een of meer van de vergunningaanvragen die meedoen in de coördinatieprocedure een negatief besluit dreigt, kan ambtshalve de keuze worden gemaakt om deze aanvraag waarop een negatief besluit dreigt, uit de coördinatie te halen, mits er minimaal twee besluiten overblijven. Voor de overige gecoördineerde aanvragen loopt de procedure gewoon door.Zo’n keuze om een onderdeel; van de totale set van vergunningaanvragen buiten de gecoördineerde aanpak te laten is niet zondermeer de beste keuze, zeker als het betreffende onderdeel een duidelijke samenhang heeft met de andere onderdelen. Het is dan de vraag of een dergelijke ontkoppeling zinvol is, het is wél denkbaar en mogelijk!Maar het is ook mogelijk om het ‘negatieve besluit’ binnen de coördinatie te houden. Er staat nergens in de wet dat het een positieve beslissing moet zijn. Het kan dus voor alle partijen nuttig en zinvol zijn het negatieve besluit in de coördinatie te houden. Ook omdat op deze manier snel duidelijkheid wordt verkregen van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over een bepaald besluit. Ook een gemengd besluit, deels positief deels negatief, kan aan de diverse partijen een duidelijk toekomstperspectief bieden en daarmee richting geven aan het handelen in de toekomst.

Voor beroep weliswaar één besluit, maar wel beoordeling afzonderlijke besluiten.Het feit dat de besluiten gecoördineerd behandeld worden, betekent nog niet dat ze allemaal in hun onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld. De besluiten worden voor beroep weliswaar aangemerkt als één besluit, maar degene die beroep instelt moet duidelijk aangeven tegen welk onderdeel hij bezwaren heeft en moet dat ook motiveren. Het wordt overigens ook wel aan de rechter overgelaten om te beoordelen of het duidelijk genoeg is tegen welk onderdeel het beroep zich richt. De besluiten worden vervolgens door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op hun eigen merites beoordeeld. Omdat alle besluiten meeliften naar de Raad van State (tenzij er een of meer zijn uitgehaald), gaan ook al die besluiten mee waartegen niet of nauwelijks bezwaar bestaat. Die zullen dus moeten wachten op de rest! De procedure is echter kort en de Raad van State moet in principe binnen zes maanden beslissen in plaats van de normale twaalf maanden, waarbij het overigens wel om een termijn van orde gaat (artikel 8.3, tweede lid Wro).Duidelijk is dus dat er slechts één procedure mogelijk is, te weten bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en dat het ook niet mogelijk is hiervan af te wijken, het is immers wettelijk geregeld! Dit wijkt af van de huidige juridische procedure. Momenteel is het namelijk mogelijk om eerst bezwaar te maken tegen het besluit, daarna beroep aan te tekenen bij de rechtbank en tot slot hoger beroep aan te tekenen bij de Raad van State.

Bekendmaking.Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt (artikel 3:40 Awb). Rechtsgevolgen van een besluit kunnen derhalve niet intreden voordat het besluit aan de betrokken burgers is bekendgemaakt. Als het college een besluit niet bekend heeft gemaakt, dan heeft het besluit geen enkele werking en kan daarop geen beroep worden gedaan.De bekendmaking van besluiten die tot één of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager (artikel 3:41 Awb).De bekendmaking van besluiten die niet tot één of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegevens blad of een dag-, nieuws-, huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien alleen van de zakelijke inhoud wordt kennisgegeven, wordt het besluit tegelijkertijd ter inzage gelegd. Inde kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer het besluit ter inzage ligt (artikel 3:42 Awb). Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moeten de openbare kennisgeving en de gecoördineerde besluiten tevens worden gepubliceerd in de Staatscourant en langs elektronische weg. De bekendmaking van de vastgestelde gecoördineerde besluiten moet gelijktijdig plaatsvinden (artikel 3.32 Wro).

Nadere regels.Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de coördinatie van besluiten. Het college kan in deze nadere regels uitvoering geven aan de wettelijke eisen van de verordening. In deze nadere regels kan het college bijvoorbeeld nader invulling aanbrengen in de categorieën besluiten welke voor coördinatie in aanmerking komen (artikel 11 CoVeGo).