Beleidsregels bestuurlijke boete Wet Basisregistratie personen (BRP) gemeente Gorinchem

Geldend van 28-11-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels bestuurlijke boete Wet Basisregistratie personen (BRP) gemeente Gorinchem

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Gorinchem;

Overwegende dat het gewenst is regels te stellen voor het opleggen van een bestuurlijke boete bij het niet nakomen van wettelijke verplichtingen rondom migratie en het leveren van brondocumenten die vereist zijn volgens de Wet Basisregistratie personen (BRP);

Gelet op titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alsmede op artikel 4.17 van de Wet Basisregistratie Personen (Wet BRP);

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende Beleidsregels bestuurlijke boete Wet Basisregistratie personen (BRP).

Beleidsregels bestuurlijke boete Wet Basisregistratie personen (BRP)

1. Inleiding

Op 6 januari 2014 is de Wet BRP in werking getreden. Deze wet biedt de gemeente een aantal instrumenten voor de handhaving van de plichten die de burgers op grond van deze wet hebben, zoals tijdige aangifte van vestiging, verhuizing en emigratie. Deze instrumenten zijn bedoeld om de kwaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van de in de basisregistratie opgenomen gegevens te borgen en te verbeteren. Met deze wet is de bestuurlijke boete geïntroduceerd als handhavingsinstrument voor de handhaving van de plichten die burgers hebben ten aanzien van de Wet BRP.

2. Bestuurlijke boete

Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als hiervoor een wettelijke grondslag is. In de Wet BRP is de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen opgenomen in artikel 4.17.

Artikel 4.17 Wet BRP:

Het college van burgemeester en wethouders kan een bestuurlijke boete van ten hoogste 325 euro opleggen:

  • a.

    Ter zake van een overtreding van de artikelen 2.38, 2.39, 2.40, vijfde lid, 2.43 tot en met 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52;

  • b.

    Aan degene met een woonadres in de gemeente die bewust toelaat dat een andere persoon met datzelfde woonadres is ingeschreven, terwijl hij weet dat dit onjuist is.

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een van de sanctiemogelijkheden in het bestuursrecht als een wettelijke regel wordt overtreden. De bestuurlijke boete is een sanctie die wordt opgelegd met het doel te bestraffen. Het is ook een onvoorwaardelijke sanctie, wat betekent dat de boete niet kan worden ingetrokken of gewijzigd als iemand alsnog aan zijn verplichting uit de Wet BRP voldoet. De formele regels van de bestuurlijke boete zijn vastgelegd in titel 5.4 van de Awb.

De maximale bestuurlijke boete is in de Wet BRP gesteld op € 325. Met dit maximumbedrag blijft de bestuurlijke boete onder de grens van de hoge bestuurlijke boete, waardoor minder voorschriften gelden waaraan het college moet voldoen. Omdat de wet alleen het maximale boetebedrag noemt, zal het college in iedere situatie opnieuw moeten vaststellen of dat maximum wordt opgelegd of dat een ander bedrag passender is. De Awb bepaalt dat het boetebedrag altijd moet worden afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin zij aan de overtreder kan worden verweten. Hoewel deze concrete afstemming over de hoogte van het boetebedrag op de overtreding dus steeds opnieuw zal moeten worden verricht, is het toch wenselijk om uit het oogpunt van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid beleidsregels vast te stellen over de hoogte van de op te leggen boeten.

3. Doel beleidsregel

Deze beleidsregel heeft als doelstelling inzicht te bieden in de gevallen waarin het college kan overgaan tot het opleggen van een bestuurlijke boete, de procedure met waarschuwingen die daaraan vooraf gaat en de hoogte van de boete.

4. Hoogte boetebedragen

In het kader van de Wet BRP hanteert de gemeente Gorinchem twee boetebedragen, de standaardboete en de verhoogde boete. De standaardboete bedraagt € 200,-.

Ten behoeve van een duidelijk overzicht van de beboetbare overtredingen en de hoogte van de bestuurlijke boete, is gekozen om dit weer te geven in een tabel.

Verplichting

Artikel 

Feit

Boete 

Vestiging uit het buitenland

2.38

Het niet doen van aangifte van verblijf en adres

€ 200

Adreswijziging

2.39

Niet het doen van aangifte van verhuizing

€ 200

Vertrek naar het buitenland

2.43

Het niet doen van aangifte van vertrek

€ 200

Na aangifte informatie verstrekken

2.45

Het niet geven van inlichtingen, overleggen gegevens, verschijnen in persoon

€ 200

Op verzoek informatie verstrekken over burgerlijke staat/in persoon verschijnen

2.46

Het niet geven van inlichtingen, overleggen geschriften over burgerlijke staat

€ 200

Na verzuim informatie verstrekken

2.47

Het na vermoedelijk verzuim niet geven van inlichtingen, overleggen van geschriften/in persoon verschijnen

€ 200

Informatie verstrekken overlijden familielid buiten Nederland

2.51

Het niet overleggen van stukken of het niet geven van inlichtingen met betrekking tot het overlijden van een familielid in het buitenland

€ 200

Identificatieplicht bij in persoon verschijnen

2.52

Weigeren overleggen identificatiebewijs

€ 200

Gelegenheidsgever

4.17 onder b

Bewust verklaren of toelaten dat een persoon zich op zijn adres als inwonend laat inschrijven zonder de intentie daar feitelijk te gaan wonen

€ 325

Verhoogde boete:

De wettelijke maximale boete van € 325 kan worden opgelegd bij overtredingen van verplichtingen die te maken hebben met migratie (o.a. vestiging, adreswijziging en vertrek) met dien verstande dat:

  • Het aannemelijk is dat de verplichting bewust niet is nagekomen

  • Het gaat om gelegenheid geven zoals bedoeld in artikel 4.17 onder b van de Wet BRP

  • Het gaat om recidivisten, zoals bij een eerder opgelegde bestuurlijke boete voor een vergelijkbare overtreding op grond van de Wet BRP.

5. Procedure

Voordat een bestuurlijke boete wordt opgelegd, gaat hier een proces van onderzoek en waarschuwingen aan vooraf.

Onderzoeksdossier

Uit administratief onderzoek kan blijken dat een burger mogelijk niet heeft voldaan aan verplichtingen op grond van de Wet BRP. Dit kan aanleiding zijn voor een controle door toezichthouders die speciaal voor deze wet zijn aangewezen. De toezichthouder heeft meer bevoegdheden dan een gewone GBA ambtenaar. Deze bevoegdheden mag hij pas inzetten, wanneer hij het onderzoek niet met instemming van betrokkende kan doen.

Alle informatie wordt verzameld in een onderzoeksdossier. Uit dit dossier blijkt wat de aanleiding is van het onderzoek en welke stappen zijn gezet. Alle rapporten, verslagen en brieven maken deel uit van dit onderzoekdossier.

Er kan een rapport opgesteld worden als dit wat toevoegt aan het bewijs dat iemand in overtreding is. Dit rapport moet aan de overtreder worden toegestuurd en bevat in ieder geval:

  • Datum van het rapport

  • Naam overtreder

  • Naam en functie rapporteur

  • Omschrijving overtreder

  • Overtreden voorschrift

  • Aanduiding van de plaats waar en tijdstip waarop overtreding is geconstateerd

In het rapport wordt aangegeven dat:

  • Dat overtreder gevraagd is aan zijn verplichting vanuit de Wet BRP te voldoen

  • Dat overtreder gewezen is op zijn plicht om dit te doen

  • Dat hij op de hoogte is gesteld dat het niet voldoen aan zijn verplichting een bestuurlijk boete tot gevolg kan hebben

  • Dat hij weigert aan zijn verplichting te voldoen

Oproeping en waarschuwing

Artikel 2.47 Wet BRP verplicht de ingeschrevene om informatie te verstrekken over zijn adres wanneer het college het redelijke vermoeden heeft dat de ingeschrevene geen aangifte heeft gedaan van verblijf en adres, adreswijziging of vertrek. Ook kan de burger op grond van dit artikel worden verplicht om in persoon te verschijnen.

Als uit het dossier blijkt dat er sprake is van vermoedelijk verzuim van aangifte, wordt de betreffende burger opgeroepen voor een gesprek aan de balie, om informatie te verschaffen over zijn feitelijke woonadres. In deze schriftelijke oproeping wordt een termijn gesteld. Ook bevat de oproeping een waarschuwing over de mogelijkheid van het college om een bestuurlijke boete op te leggen.

Als aan de eerste oproeping geen gehoor wordt gegeven, volgt een tweede oproeping om binnen een bepaalde termijn informatie te verschaffen. Ook deze oproeping bevat een waarschuwing over de mogelijkheid van bestuurlijke boete.

Voornemen ambtshalve opneming van een gegeven in de BRP

In het geval dat een opgeroepen burger geen gehoor geeft aan de tweede oproeping of naar aanleiding hiervan geen informatie verschaft, dan is het onderliggende dossier de basis voor een voornemen tot ambtshalve opneming van een gegeven in de BRP.

Ambtshalve opneming van een gegeven in de BRP

Tot ambtshalve opneming van een gegeven in de BRP kan worden overgegaan als voortvloeisel van de ingezette procedure met een voornemen tot ambtshalve opneming van een gegeven in de BRP. Daarnaast kan de informatie die naar aanleiding van de eerste of tweede oproeping is verstrekt, aanleiding zijn voor ambtshalve opneming van een gegeven in de BRP.

Bestuurlijke boete

Een bestuurlijke boete wordt na ambtshalve opneming van een gegeven in de BRP in een afzonderlijk besluit aan de betreffende burger bekendgemaakt.

Geen bestuurlijke boete wordt opgelegd bij ambtshalve opneming van een gegeven in de BRP als de burger na de eerste oproeping voldoende informatie hiervoor heeft verstrekt. Ook geen bestuurlijke boete opgelegd als de opgeroepen burger na de eerste of tweede oproeping alsnog zelf zijn verplichtingen vervult.

6. Uitgangspunten voor handhavend optreden

Verwijtbaarheid

Voorwaarde voor het opleggen van een bestuurlijke boete is dat sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grond van objectieve verwijtbaarheid en subjectieve verwijtbaarheid. Bij de objectieve verwijtbaarheid wordt gekeken naar de handeling van betrokkene of het nalaten daarvan. Bepalend is of feitelijk een regel is overtreden. Bij subjectieve verwijtbaarheid gaat het om de persoon: wist de betrokkene of kon betrokkene redelijkerwijs weten dat hij een verplichting had moeten nakomen. De mate van verwijtbaarheid moet worden beoordeeld naar de situatie op het moment dat betrokkene zijn verplichting had moeten nakomen. Artikel 5:41 Awb bepaalt dat uit het dossier moet blijken of sprake is van verwijtbaar gedrag. Het al dan niet bewust nalaten van het vervullen van verplichtingen, kan als verwijtbaar worden bestempeld. Aan de hand van feiten en omstandigheden kan dan worden bepaald in welke mate het niet voldoen aan de verplichting verwijtbaar is.

Het college kan van het opleggen van een boete afzien of kan een boete matigen, indien:

  • a.

    er sprake is van bijzondere in de regeling niet-voorziene omstandigheden die met zich brengen dat de gevolgen van handelen overeenkomstig de regeling onevenredig zouden zijn in verhouding tot de met de regeling te dienen doelen;

  • b.

    het niet nakomen van een verplichting niet aan degene, die in overtreding is, kan worden verweten, omdat hij op het moment dat hij aan de verplichting moest voldoen verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden die niet tot het normale levenspatroon behoren en die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichtingen te voldoen.

Gelegenheid geven

Onder gelegenheidsgever wordt verstaan: degene die bewust verklaart of toelaat dat een persoon zich op zijn adres als wonend laat inschrijven zonder de intentie daar feitelijk te gaan wonen. Deze situatie moet bij beiden bekend zijn.

Aan deze gelegenheidsgever kan op grond van artikel 4.17 onder b Wet BRP ook een bestuurlijke boete worden opgelegd. Van belang is dat sprake is van verwijtbaar gedag en dat bewust gelegenheid wordt gegeven tot inschrijving op het woonadres van gelegenheidsgever. Of sprake is van gelegenheid geven zoals omschreven in de wet zal per geval worden bepaald. De bestuurlijke boete bedraagt € 325,00.

Boete opleggen binnen 3 jaar na overtreding

De bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen vervalt drie jaar nadat de overtreding is begaan. Uitgangspunt is dat de overtreding wordt begaan bij constatering ervan door het college.

Iedere dag dat de aangifteplicht niet wordt nageleefd, blijft de overtreding actueel. Doet een burger geen aangifte, dan overtreedt deze burger iedere dag opnieuw de wet. Zodra het college constateert dat de aangifteplicht niet wordt nageleefd, start de termijn van drie jaar waarbinnen een boete kan worden opgelegd. De termijn dat de burger zijn aangifteplicht niet heeft nageleefd, zorgt niet voor een verkorting van die termijn van drie jaar.

Eén bestuurlijke boete per geconstateerde overtreding

Op grond van artikel 5:43 Awb kan een overtreding met één bestuurlijke boete worden beboet. Bij overtreding van de Wet BRP kan sprake zijn van meerdere overtredingen. Een burger doet bij voorbeeld geen aangifte van verhuizing en verschijnt vervolgens niet nadat hij is opgeroepen. Hoewel sprake is van twee afzonderlijke beboetbare overtredingen, zal het college in dergelijke gevallen voor één overtreding een bestuurlijke boete opleggen.

Ouders van een minderjarige

Minderjarigen tot 16 jaar mogen zelf geen aangifte doen van adreswijziging. Ook kan niet aan hen worden verzocht om inlichtingen te verstrekken of documenten te overleggen. De juridische vertegenwoordigers van die minderjarigen zijn verplicht om de uit de Wet BRP voortvloeiende verplichtingen voor deze minderjarigen te vervullen. Aan deze vertegenwoordigers zal het college als dit nodig is ook een bestuurlijke boete opleggen

Als sprake is van meerdere juridische vertegenwoordigers (ouders, verzorgers, voogden) dan kan ieder afzonderlijk een boete worden opgelegd. Betaalt één van deze personen, dan zijn de anderen gevrijwaard van het betalen van de boete. Per geval zal worden bekeken of sprake is van meerdere juridische vertegenwoordigers en aan wie in dat geval het beste een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Cautie (zwijgrecht)

De wet BRP verplicht een burger mee te werken aan het onderzoek dat door een ambtenaar namens het college wordt ingesteld. Bij het uitvoeren van die controlerende of toezichthoudende taak kan de medewerker een redelijk vermoeden krijgen van een overtreding van de Wet BRP waarvoor een bestuurlijke boete zal worden opgelegd. Een bestuurlijke boete is een bestraffende sanctie. Dit betekent onder meer dat een burger niet verplicht is mondelinge verklaringen af te leggen of vragen te beantwoorden over de overtreding als redelijkerwijs mag worden aangenomen dat sprake is van een overtreding waarvoor hij een bestuurlijke boete opgelegd kan krijgen. Op dat zwijgrecht moet de burger wel worden gewezen. Een dergelijke situatie kan zich niet alleen voordoen bij een controlebezoek maar ook bij een gesprek op het gemeentehuis naar aanleiding van een oproeping in het kader van de Wet BRP. Zowel een toezichthouder, BOA als medewerker aan de balie kan deze cautie afgeven.

Een cautie moet worden gegeven vóórdat een onderzoek wordt voortgezet. Na een cautie is de burger niet langer verplicht te antwoorden of een verklaring af te leggen.

In het dossier wordt vastgelegd dat de cautie is gegeven en op welk moment dat is gebeurd.

Bij administratief onderzoek of als een burger schriftelijke gegevens, zoals legitimatie, bankafschriften, aktes verstrekt, kan geen beroep op het zwijgrecht worden gedaan. Het geven van een cautie is in die gevallen niet nodig.

Bezwaar ambtshalve opneming van een gegeven in de BRP

Tegen een ambtshalve opneming van een gegeven in de BRP kan bezwaar worden gemaakt. Een bezwaarprocedure is geen aanleiding om van het opleggen van een bestuurlijke boete af te zien.

Bezwaar bestuurlijke boete

Tegen een besluit waarbij een bestuurlijke boete wordt opgelegd kan bezwaar worden gemaakt.

Tijdens de behandeling van bezwaar en eventueel later beroep wordt de vervaltermijn van de bestuurlijke boete opgeschort totdat er onherroepelijk over is beslist. Gedurende deze periode zal het college niet overgaan tot inning van de boete.

Ondertekening