Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening inburgering gemeente Gouda 2011

Geldend van 01-07-2011 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening inburgering gemeente Gouda 2011

De raad van de gemeente Gouda

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda, 25 mei 2011, inzake: Verordening inburgering gemeente Gouda 2011;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening: “Verordening inburgering gemeente Gouda 2011”

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      inburgeringsvoorziening: de voorziening die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 Informatieverstrekking

Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de website van de gemeente Gouda, waar nodig aangevuld met een persoonlijk informatiegesprek.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1. Het college stelt, conform de wet, voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening vast.

  • 2. Het college stelt, conform de wet, voor geestelijke bedienaren een inburgeringsvoorziening vast.

  • 3. Het college kan voor overige inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening vaststellen.

  • 4. Het college stelt voor vrijwillige inburgeraars geen inburgeringsvoorziening vast.

Artikel 4 De inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Het college stelt geen taalkennisvoorziening vast.

Artikel 5 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarvoor het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de inburgeringsvoorziening en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden;

  • b.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • c.

    het deelnemen aan het inburgerings(her)examen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II;

  • d.

    het melden van verzuim indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • e.

    overige verplichtingen die het bereiken van het doel van de inburgeringsvoorziening kunnen

    ondersteunen.

  • 5.Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Gouda in de openbare vergadering van:

    5.De raad van de gemeente voornoemd,

    5. , voorzitter

    5. , griffier

Artikel 7 Inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 18 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 en 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 5. De bestuurlijke boete wordt afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate waarin de inburgeringsplichtige de overtreding kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 9 intrekking voorgaande regeling

De Verordening inburgering gemeente Gouda 2010 wordt per 1 juli 2011 ingetrokken.

Artikel 10 overgangsbepaling

  • 1. Voor de vrijwillige inburgeraar voor wie vóór 1 juli 2011 een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, blijven de Verordening inburgering gemeente Gouda 2010 en ondertekende inburgeringsovereenkomst van toepassing.

  • 2. De inburgeringsplichtige die vóór 1 juli 2011 het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II met goed gevolg heeft afgelegd, blijft het recht behouden een beloning ter hoogte van de eigen bijdrage te ontvangen van het college, zoals bepaald in artikel 8 van de Verordening inburgering gemeente Gouda 2010.

Artikel 11 inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2011.

Artikel 12 citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering gemeente Gouda 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Gouda in de openbare vergadering van 25 mei 2011
De raad van de gemeente voornoemd,
, voorzitter
, griffier

Algemene toelichting

De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden.

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II is behaald (een resultaatsverplichting).

Gemeenten hebben bij de uitvoering van de WI een aantal belangrijke taken gekregen. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

  • 2.

    Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

  • 4.

    Bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI).

    De bevoegdheid om een inburgeringsvoorziening direct vast te stellen

    Artikel 19a, eerste lid, WI geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze direct vaststelt. Indien de gemeenteraad van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, kan het college niet een inburgeringsvoorziening aan een inburgeringsplichtige aanbieden, waarbij deze de mogelijkheid heeft de aangeboden voorziening te weigeren. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI).

    De gemeente Gouda kiest voor het vaststellingstelsel. De inburgeringsplichtige mag de voorziening niet weigeren. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Dit betekent niet dat in alle gevallen een inburgeringsvoorziening moet worden vastgesteld. Voor een inburgeringsplichtige die met de inburgeringsvoorziening instemt wordt de voorziening vastgesteld. Ook voor de inburgeringsplichtige die niet instemt met de inburgeringsvoorziening, maar voor wie de gemeente vindt dat de voorziening wel noodzakelijk wordt geacht wordt de voorziening vastgesteld. Voor de inburgeringsplichtigen die geen voorziening willen gaan volgen en voor wie de gemeente het niet noodzakelijk acht, wordt geen vaststellingsbeschikking opgesteld. In dit geval wordt voor de inburgeringsplichtige een handhavingsbeschikking opgesteld (oudkomer) of een kennisgeving als hij/zij een nieuwkomer is.

    Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

    Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI, informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

    Regels over het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen

    Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het vaststellen van een inburgeringsvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren.

    Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270,00 te betalen voor de inburgeringsvoorziening. (artikel 19, derde lid, WI). Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

    De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. Het gaat om dezelfde onderwerpen als bij het aanbieden van een inburgeringsvoorziening (artikel 19a, tweede lid, sub b, WI):

    De procedure die door het college wordt gevolgd voor het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen (artikel 19, vijfde lid, sub a, WI).

    • ·

      De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van inburgeringsvoorzieningen (artikel 19, vijfde lid, sub a, WI).

    • ·

      De vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, sub b, WI).

    • ·

      De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld.

    • ·

      Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

    Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

    De procedure van het vaststellen van een inburgeringsvoorziening

    Het vaststellen van een inburgeringsvoorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden:

    • 1.

      In de intake blijkt dat het college aan de inburgeringsplichtige geen voorziening wil verstrekken. Het college stelt geen voorziening vast en kan een handhavingsbeschikking nemen (voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer).

    • 2.

      De gemeente biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. De gemeente neemt een beschikking.

    • 3.

      De inburgeringsplichtige vindt de inburgeringsvoorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Het college stemt hiermee in en neemt alleen een handhavingsbeschikking (voor een oudkomer) of een kennisgeving (voor een nieuwkomer).

    • 4.

      Het college acht een inburgeringsvoorziening geschikt maar de inburgeringsplichtige wil deze voorziening niet. Het college heeft de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.

    Het verschil met het aanbodstelsel schuilt in de laatste mogelijkheid. Een gemeente die het aanbodstelsel hanteert is als ze een aanbod doet afhankelijk van de medewerking van de inburgeringsplichtige. De inburgeringsplichtige kan immers het aanbod aanvaarden maar ook afwijzen. Een gemeente die het vaststellingstelsel hanteert, is niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt.

    Artikelsgewijze toelichting

    Artikel 1 Begripsomschrijvingen

    Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering (WI), het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

    Artikel 2 De informatieverstrekking

    De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de WI. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke manier de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

    Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

    In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid uit artikel 19a, eerste lid, WI om in een verordening te bepalen dat het college een inburgeringsvoorziening kan vaststellen zonder dat daar een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf gaat. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening vaststellen.

    Een vrijwillige inburgeraar is een inwoner van Nederland, niet zijnde inburgeringsplichtige, zoals bedoeld in artikel 1q, WI. De gemeente Gouda heeft in het kader van de bezuinigingen van rijkswege besloten vanaf 1 juli 2011 geen inburgeringsvoorziening meer aan te bieden aan een vrijwillige inburgeraar. De vrijwillige inburgeraar waarvoor een inburgeringsvoorziening is vastgesteld voor 1 juli 2011 kunnen deze afronden.

    Artikel 4 De inburgeringsvoorziening

    In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgerings- of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, sub b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

    In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

    • ·

      De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

    • ·

      De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid en/of het opvoeden van kinderen.

    • ·

      De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Hierbij kan worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

    De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

    In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op

    arbeidsinschakeling ontvangen of zullen ontvangen, dient de inburgeringsvoorziening daarop te worden afgestemd. Dit beginsel is vastgelegd in het tweede lid van dit artikel. Bij het vaststellen van een inburgeringsvoorziening moet overigens rekening worden gehouden met het bepaalde in artikel 19, vierde lid, WI. In deze bepaling uit de WI is opgenomen dat er voor een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige geen inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

    Artikel 19, derde lid, WI, beschrijft waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen.

    Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud-en nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, WI).

    Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (artikel 19, tweede lid, WI). De gemeente Gouda zal geen taalkennisvoorzieningen vaststellen, zoals het derde lid van dit artikel beschrijft. De taalkennisvoorziening is binnen de gemeente Gouda in het verleden niet ingezet wegens het ontbreken van de behoefte. Mocht deze behoefte toch bestaan dan kan de gemeente Gouda inburgeringsplichtigen die een beroepsopleiding volgen een inburgeringsvoorziening op maat bieden ter taalondersteuning.

    Artikel 5 Inhoud van de beschikking

    Het besluit tot het vaststellen van een inburgeringsvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden opgenomen.

    In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeraar nauwkeurig moeten worden vermeld. De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan hem bekend zijn gemaakt.

    De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

    Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). De inning is geregeld in artikel 7 van de verordening.

    Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

    Dit artikel van de verordening vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Het college legt de verplichtingen vast in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening.

    Artikel 7 Inning van de eigen bijdrage

    In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtigen de eigen bijdrage in een aantal termijnen kunnen betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een andere door de gemeente te verstrekken socialezekerheidsuitkering ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college op deze wijze wil verrekenen, dan moet dat worden opgenomen in de beschikking waarmee de inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld.

    Betaling van de eigen bijdrage is een wettelijke verplichting. In gevallen waarin de betaling van de eigen bijdrage een drempel vormt voor deelname aan een inburgeringsvoorziening, kan de bijdrage in maximaal achttien (maandelijkse) termijnen worden voldaan (bij achttien termijnen maandelijks € 15,00).

    Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV WERKbedrijf ontvangt, kan het college het UWV WERKbedrijf verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV WERKbedrijf (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV WERKbedrijf de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV WERKbedrijf en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

    Artikel 8 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

    Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

    De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Afwijking van de standaardboete kan zowel een verhoging als een verlaging betekenen, zij het dat de verhoging het maximumbedrag van artikel 34 WI niet te boven mag gaan. Indien de overtreding in het geheel niet verwijtbaar is, wordt ingevolge artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht geen boete opgelegd. Bij de vaststelling van de omstandigheden waarin de inburgeringsplichtige verkeert kan gedacht worden aan financiële en sociale aspecten. Hierbij kan onder meer aandacht worden besteed aan eventuele bijzondere lasten, bijvoorbeeld hoge woonlasten of aflossingsverplichtingen, de gezinssamenstelling, of het effect van een opeenstapeling van boetes.

    In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere scocialezekerheidswet of –regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

    Artikel 9

    Intrekking voorgaande regeling

    Dit artikel spreekt voor zich.

    Artikel 10

    Overgangsbepaling

    De vrijwillige inburgeraar voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld en die een door de inburgeraar en gemeente ondertekende inburgeringsovereenkomst bezit kan de inburgeringsvoorziening afronden zoals is vastgesteld en is, conform de Verordening inburgering gemeente Gouda 2010 geen eigen bijdrage verschuldigd.

    Het college heeft besloten de bestuurlijke beloning af te schaffen per 1 juli 2011. Dit betekent dat de inburgeringsplichtigen die na deze datum het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II behalen geen aanspraak meer kunnen maken op de bestuurlijke beloning. Wel blijven inburgeringsplichtigen die vóór 1 juli 2011 het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II met goed gevolg hebben afgelegd hun recht behouden op deze beloning, zoals bepaald in artikel 8 van de Verordening inburgering gemeente Gouda 2010.