Regeling vervallen per 01-08-2013

Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften terugvordering en verhaal (GB08)

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-07-2013

Intitulé

Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften terugvordering en verhaal (GB08)

Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften terugvordering en verhaal (GB08)

1. voorwoord

Met ingang van 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (WWB) in werking getreden en is het terugvorderen van bijstand en het verhalen van bijstand van een verplichting tot een bevoegdheid geworden. Per 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden en ook deze wet kent een terugvorderings- en verhaalsbevoegdheid. Tenslotte zijn per 1 januari 2010 de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) gewijzigd en is ook in die wetten de terugvorderingsverplichting omgezet in een bevoegdheid.

In de Handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ Gouda 2010 geeft de raad het college de opdracht beleidsregels vast te leggen met betrekking tot de bevoegdheid tot terugvordering en verhaal op grond van genoemde wetten.

Dit document omvat dan ook de Beleidsregels en Uitvoeringsvoorschriften Terugvordering en Verhaal van de gemeente Gouda.

2. Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften terugvordering

  • 1.

    Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 lid 3 en 4 van de WWB, de artikelen 21 en 40 lid 3 WIJ, artikel 17 lid 3 en 4 van de IOAW en de IOAZ;

  • b.

    het terugvorderen van uitkeringen en inkomensvoorzieningen zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB, de artikelen 54 tot en met 56 van de WIJ, en de artikelen 25 en 26 van de IOAW en IOAZ.

    • 2.

      Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

Een besluit tot toekenning van een uitkering of inkomensvoorziening wordt herzien of ingetrokken indien:

  • a.

    het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet SUWI, artikel 17 lid 1 WWB, artikel 44 WIJ, of artikel 17 lid 1 van de IOAW en IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering of inkomensvoorziening;

  • b.

    anderszins de uitkering of inkomensvoorziening ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Een besluit tot toekenning van een werkleeraanbod wordt herzien of ingetrokken als bedoeld in artikel 21 WIJ indien:

  • a.

    wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongere;

  • b.

    de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de WIJ en hem dit te verwijten valt.

Van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit kan op grond van dringende redenen worden afgezien.

3.Terugvordering

Het college vordert de uitkering en inkomensvoorziening terug voorzover deze:

  • a.

    ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend (artikel 58 lid 1 sub a WWB, artikel 54 lid 1 sub a WIJ);

  • b.

    in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen (artikel 58 lid 1 sub b WWB en artikel 39a lid 2 WIJ);

  • c.

    voortvloeit uit gestelde borgtocht (artikel 58 lid 1 sub c WWB);

  • d.

    bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op uitkering of inkomensvoorziening bestaat (artikel 58 lid 1 sub d WWB, artikel 54 lid 1 sub b WIJ);

  • e.

    anderszins onverschuldigd is betaald voorzover de belanghebbende dit redelijkerwijs kon begrijpen (artikel 58 lid 1 sub e WWB of artikel 54 lid 1 sub d WIJ), of;

  • f.

    anderszins onverschuldigd is betaald (artikel 25 lid 1 IOAW en IOAZ), waaronder tevens begrepen wordt dat:

    • 1.

      de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover een uitkering of inkomensvoorziening is verleend, over in aanmerking te nemen middelen beschikt of kan beschikken (artikel 58 lid 1 sub f onder 1 WWB, artikel 54 lid 1 sub c WIJ, of artikel 25 lid 2 IOAW en IOAZ);

    • 2.

      een uitkering is toegekend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming (artikel 58 lid 1 sub f onder 2 WWB);

  • g.

    terugvordering als bedoeld onder e vindt niet plaats, indien de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

    • 4.

      Terugvordering van gezinsleden

  • a.

    onverminderd het bepaalde onder beleidsregel 3 wordt de uitkering, indien deze aan een gezin is verleend, van alle gezinsleden teruggevorderd (artikel 59 lid 1 WWB en artikel 26 lid 1 IOAW en IOAZ);

  • b.

    indien de uitkering of de inkomensvoorziening naar de norm voor gehuwden had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende zijn inlichtingenverplichting niet of niet behoorlijk is nagekomen, wordt de uitkering of de inkomensvoorziening mede teruggevorderd van de persoon met wiens middelen bij de verlening van de uitkering of de inkomensvoorziening rekening had moeten worden gehouden (artikel 59, lid 2 WWB, artikel 55 lid 1 WIJ en artikel 26 lid 2 IOAW en IOAZ);

  • c.

    de onder a. en b. genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de uitkering of de inkomensvoorziening die wordt teruggevorderd.

    • 5.

      Afzien van terugvordering

Het college ziet af van terugvordering indien:

  • a.

    het terug te vorderen bedrag lager is dan € 20,00, tenzij de vordering kan worden verrekend met de uitkering of inkomensvoorziening, of kan worden gevoegd bij een andere schuld;

  • b.

    hiertoe een dringende reden aanwezig is.

    • 6.

      Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In afwijking van beleidsregel 1 en 3 kan het college besluiten tot gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde uitkering of inkomensvoorziening indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in beleidsregel 7 onder b bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; én

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde uitkering of inkomensvoorziening ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

    • 7.

      Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Van kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel 6 wordt afgezien indien:

  • a.

    de terugvordering van de uitkering of inkomensvoorziening het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende;

  • b.

    de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voorzover de vordering niet op dat goed of die goederen verhaald kan worden.

    • 8.

      Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot gedeeltelijk afzien van (verdere) terugvordering als bedoeld in beleidsregel 6 treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot stand is gekomen.

9.Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van (verdere) terugvordering als bedoeld in beleidsregel 6 wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen genoemd in beleidsregel 6;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet, of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

    • 10.

      Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

In afwijking van beleidsregel 3, voorzover het vorderingen betreft die niet ontstaan zijn als gevolg van niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting, kan het college besluiten van (verdere) terugvordering af te zien, indien de belanghebbende:

  • a.

    gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

  • b.

    gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

  • c.

    een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost.

    • 11.

      Kwijtschelding zonder te voldoen aan de betalingsverplichting

In afwijking van beleidsregel 3 kan het college besluiten van (verdere) terugvordering af te zien, indien:

  • a.

    de belanghebbende gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten; of

  • b.

    de totale schuld lager is dan € 120,00, belanghebbende op twee aanmaningen niet heeft gereageerd en de schuld niet is in te vorderen.

    • 12.

      Afzien van kwijtschelding

Kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel 10 vindt niet plaats ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

13.Invorderingsbesluit

In de terugvorderingsbeschikking wordt tevens een invorderingsbesluit genomen met betrekking tot:

  • a.

    de termijn of termijnen waarbinnen de belanghebbende de ten onrechte ontvangen bijstand of inkomensvoorziening dient terug te betalen;

  • b.

    de wijze waarop het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden gelegd.

indien belanghebbende een uitkering of inkomensvoorziening van de gemeente ontvangt maakt het college gebruik van de mogelijkheid om de vordering te verrekenen met de maandelijks te verlenen uitkering of inkomensvoorziening.

14.Beslaglegging

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van:

  • a.

    een executoriaal beslag door middel van een gemeentelijk dwangbevel overeenkomstig artikel 60 lid 2 WWB, artikel 56 lid 2 WIJ, of artikel 28 lid 1 IOAW en IOAZ en 4:116 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of;

  • b.

    beslag door een deurwaarder in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering;

    • 15.

      Rente en kosten

Bij gebreke van tijdige betaling wordt de vordering verhoogd met de wettelijke rente en de invorderingskosten als bedoeld in artikel 58, vierde lid, WWB, artikel 54, vierde lid, WIJ en artikel 25, vierde lid, IOAW en IOAZ, in geval moet worden overgegaan tot beslaglegging.

Voorzover de gemeente zelf beslag legt, worden de kosten gesteld op 10% van de openstaande schuld, met dien verstande dat de kosten minimaal   25,-- en maximaal   500,-- bedragen.

16.Brutering

Loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering of de inkomensvoorziening verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, worden teruggevorderd, voorzover deze belasting, premies en vergoeding niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

17.Inwerkingtreding

Deze Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften terugvordering treden in werking met ingang van 1 januari 2011.Per 1 januari 2011 komen de Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften terugvordering Wet Werk en Bijstand te vervallen.

Aldus op 28 september 2010 vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda.

De secretaris,

De burgemeester

  • 3.

    Toelichting beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften terugvordering

  • 1.

    Algemeen

In de WWB, de WIJ, de IOAW en de IOAZ is het terugvorderen van teveel verleende uitkering of inkomensvoorziening een bevoegdheid van het college. Met onderhavige Beleidsregels en Uitvoeringsvoorschriften Terugvordering wordt aan deze bevoegdheid een invulling gegeven: het collegemaakt gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften.

Gelet op de financiële verantwoordelijkheid voor de kosten van de WWB, WIJ, IOAW en IOAZ acht het college het van groot belang dat de uitkeringen en inkomensvoorzieningen alleen terechtkomen bij die burgers die hieraan de meeste behoefte hebben. Bovendien komen de ontvangsten uit de terugvorderingen toe aan de gemeente, en kunnen deze ontvangsten bijvoorbeeld besteed worden aan re-integratietrajecten.

Daarnaast is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat het plegen van fraude onder geen enkele voorwaarde mag worden beloond door de ten onrechte verleende uitkering of inkomensvoorziening niet terug te vorderen.

2.Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

Evenals terugvordering is het met terugwerkende kracht wijzigen van het recht op uitkering of een inkomensvoorziening door middel van een herzienings- of intrekkingsbesluit een bevoegdheid van het college. Gelet op de hierboven geformuleerde uitgangspunten maakt het college in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen gebruik van deze bevoegdheid.

De bepalingen onder a en b zijn vrijwel identiek aan artikelen waarin de bevoegdheid tot herziening is geregeld in de diverse wetten, zij het dat ze in deze beleidsregels dwingend zijn geformuleerd.

3.Terugvordering

In deze bepaling is vastgelegd in welke gevallen de gemeente gebruik maakt van zijn bevoegdheid tot terugvordering. De hier omschreven situaties zijn identiek aan de terugvorderingsbepalingen in de diverse wetten, zij het dat ze in de beleidsregels dwingend zijn geformuleerd.

Genoemde terugvorderingsgronden behoeven geen nadere toelichting, met uitzondering van de gevallen genoemd onder e. Dat betreft het geval dat als gevolg van een administratieve vergissing teveel is uitbetaald. Er is dan geen reden om het toekenningsbesluit te herzien, aangezien aan dit besluit niets mankeert. Terugvordering is in dit geval alleen mogelijk als de belanghebbende redelijkerwijs kon begrijpen dat hij ten onrechte bijstand of inkomensvoorziening ontving. Voor de hier bedoelde vorm van terugvordering op grond van de WWB en WIJ geldt een wettelijke vervaltermijn van twee jaar. Voor de IOAW en IOAZ geldt deze vervaltermijn niet.

4.Terugvordering van gezinsleden

De WWB, IOAW en IOAZ bepalen dat indien teveel uitkering is verstrekt aan gehuwden, de teveel verstrekte bijstand van beide partners kan worden teruggevorderd en dat beide partners hoofdelijk aansprakelijk zijn.

In de WIJ heeft de wetgever dit niet expliciet geregeld. Jurisprudentie zal moeten uitwijzen of dit gevolgen heeft voor de terugvordering op gezinsleden.

In de WWB, IOAW, IOAZ en ook de WIJ is bepaald dat teveel verstrekte bijstand kan worden teruggevorderd van de ‘verzwegen partner’ en dat beide partners hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schuld. Dit betekent dat de gemeente het gehele bedrag van de vordering bij een van beide partners kan innen.

5.Afzien van het terugvorderingsbesluit

In het terugvorderingsproces kan op twee momenten worden afgezien van terugvordering. Ten eerste kan worden besloten om geen terugvorderingsbesluit te nemen. De vordering komt in dat geval niet tot stand. Ten tweede kan worden afgezien van verdere terugvordering in een later stadium. Deze variant, ook wel kwijtschelding genoemd, wordt behandeld in beleidsregel 7 en verder.

In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen terugvorderingsbesluit te nemen. Dit kan enerzijds worden ingegeven door doelmatigheidsoverwegingen, in gevallen waarin de ten onrechte verleende uitkering of inkomensvoorziening dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zijn dan de vordering (kruimelbedragen). Hiertoe is artikel 78 b van de Algemene bijstandswet (Abw) letterlijk overgenomen in deze beleidsregel. Het college is vrij tot het bepalen van de hoogte van het grensbedrag. Bepaald is om teveel ontvangen uitkering of inkomensvoorziening tot een bedrag van € 20,-- niet terug te vorderen. Hiervoor gelden wel enige voorwaarden:

  • ·

    het moet gaan om een (restant) vordering na verrekening van het volledige vakantiegeld;

  • ·

    als betrokkene nog meer schulden heeft openstaan, wordt de te veel ontvangen uitkering of inkomensvoorziening wel teruggevorderd;

  • ·

    wanneer de vordering nog verrekend kan worden met de uitkering of inkomensvoorziening wordt ook een bedrag lager dan € 20,-- ingevorderd, omdat de invordering simpel is en amper kosten met zich meebrengt.

Verder kunnen er in de individuele situatie dringende redenen zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Indien terugvordering te ernstige gevolgen voor belanghebbende of de gezinssituatie zou kunnen hebben, wordt toepassing van dringende redenen overwogen. Zowel financiële als niet-financiële omstandigheden kunnen meegewogen worden.

Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van belanghebbende beoordeeld dient te worden.

In gevallen waarin eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit aan de orde is kan van een dergelijk besluit reeds worden afgezien wegens een dringende reden (zie beleidsregel 2). In dat geval is er ook geen grond tot het nemen van een terugvorderingsbesluit.

6 tot en met 9. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Wanneer een vordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd, kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden. In deze beleidsregel is artikel 78a Abw nagenoeg letterlijk overgenomen.

10 tot en met 12. Kwijtschelding na te hebben voldaan, of zonder te voldoen aan betalingsverplichting

De bepalingen van artikel 78c Abw zijn in deze beleidsregels nagenoeg ongewijzigd overgenomen. Op grond van artikel 78c Abw kon een restant van de nog openstaande vordering worden kwijtgescholden indien de belanghebbende gedurende een periode van vijf jaar aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan. Het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid dat na de invoering van de Wet herziening debiteurenbeleid (1 augustus 1998) is geformuleerd kan op deze wijze ten opzichte van niet-verwijtbare vorderingen worden gecontinueerd.

Overigens wordt met de onder beleidsregel 10 sub c. genoemde mogelijkheid tot afkoop van 50% van de restsom tegen finale kwijting van het restant zeer terughoudend omgegaan. Van deze mogelijkheid wordt alleen gebruik gemaakt in situaties waarin van tevoren vrijwel vast staat dat met de reguliere wijze van invordering minder kan worden geïncasseerd dan 50% van het restant van de vordering.

Als er een terugvorderingsbesluit is genomen en de openstaande schuld bedraagt minder dan € 120,-- en betrokkene heeft na twee aanmaningen de schuld nog niet voldaan en er is ook geen werkgever of uitkeringsinstantie te traceren, kan besloten worden tot het afzien van (verdere) invordering van de schuld.

Voor hogere bedragen wordt een termijn van vijf jaar gehanteerd en geldt tevens dat ook in de toekomst geen betalingen te verwachten zijn.

Beleidsregel 12 vloeit voort uit artikel 78b Abw en artikel 78c Abw. Deze beleidsregel dient om de eigen debiteurenadministratie te ontlasten. Bijvoorbeeld omdat een debiteur is geëmigreerd met onbekende bestemming. Deze beleidsregel is ook van toepassing op vorderingen die het gevolg zijn van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting.

Dringende reden kunnen ook een reden zijn om van verdere invordering af te zien.

13.Invorderingsbesluit

Dit artikel bepaalt dat de inning bij voorkeur geschiedt door middel van verrekening. De algemene verrekeningsbevoegdheid is geregeld in artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek. Daarnaast is in de artikelen 60 lid 3 WWB, 56 lid 3 WIJ, en 28 lid 2 IOAW en IOAZ bepaald dat een vordering op grond van een van deze wetten verrekend mag worden met een recht op uitkering of inkomensvoorziening op grond van deze wetten.

Bij verrekening is de gemeente gehouden aan de beslagvrije voet. Verrekening kan alleen voor zover de uitkering voor beslag vatbaar is (dus bijvoorbeeld niet met bijzondere bijstand voor specifieke kosten).

14.Beslaglegging

De gemeente kan overgaan tot dwanginvordering door middel van het leggen van vereenvoudigd derdenbeslag. Daarnaast staat ook de ‘gewone’ weg van executoriaal beslag open, daar waar verrekening of vereenvoudigd derdenbeslag niet mogelijk is. Deze omstandigheid kan zich voordoen wanneer er geen inkomstenbron beschikbaar is, of wanneer beslag wordt gelegd op een onroerend goed.

Tenuitvoerlegging door middel van beslag geschiedt conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeft de mogelijkheid van vereenvoudigd derdenbeslag op loon of uitkering. De procedure is als volgt: de gemeente stuurt met een kennisgeving een afschrift van het dwangbevel en het terugvorderingsbesluit naar de werkgever of uitkeringsinstantie (de derde-beslagene) van de debiteur. Hierin wordt de beslagvrije voet aangegeven. De derde-beslagene moet de kennisgeving binnen acht dagen voor gezien terugzenden aan de gemeente. Door de terugzending is het beslag gelegd. De derde-beslagene wordt hiermee verplicht het voor beslag vatbare bedrag uit te betalen aan de gemeente. De gemeente moet binnen zeven dagen na retourontvangst van de kennisgeving een afschrift van die kennisgeving aangetekend toezenden aan de debiteur. Als de gemeente dit nalaat kan debiteur de president van de rechtbank vragen het beslag op te heffen.

15.Rente en kosten

Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, moeten voor de onder beleidsregel 14 genoemde vormen van dwanginvordering kosten worden gemaakt. Deze kosten kunnen bestaan uit bijv. arbeidsloon of deurwaarderskosten. Voorzover de gemeente zelf beslag legt, zou het in rekening brengen van kosten ad 10% van de vordering in geen verhouding meer staan tot de feitelijk verrichte extra werkzaamheden. Om die reden worden in dat geval de kosten gemaximeerd op   500,--.

16.Brutering

Het bruteren van de vordering, over het algemeen aan het einde van het kalenderjaar, is als bevoegdheid geformuleerd in de artikelen 58 lid 4 WWB, 54 lid 3 WIJ en 25 lid 4 IOAW en IOAZ. Door deze bepalingen met een dwingend karakter in de beleidsregels op te nemen brengt de gemeente tot uiting dat in alle gevallen waarin de vordering niet binnen het kalenderjaar kan worden terugbetaald, deze zal worden gebruteerd.

4.Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften verhaal WWB en WIJ

Algemeen

1.Gebruikmaking wettelijke bevoegdheid

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 61 WWB en artikel 57 WIJ om de kosten van bijstand en inkomensvoorziening te verhalen.

2.Verhaal van bijstand en inkomensvoorziening

Het college verhaalt kosten van bijstand en de inkomensvoorziening:

  • a.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt en op het minderjarige kind dat zijn onderhoudsplicht jegens zijn ouders niet of niet behoorlijk nakomt;

  • b.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • c.

    tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

  • d.

    op degene aan wie de persoon die bijstand of een inkomensvoorziening ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voorzover bij het besluit tot toekenning van de bijstand of de inkomensvoorziening met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak tot toekenning van bijstand of een inkomensvoorziening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;

  • e.

    op de nalatenschap van de persoon indien:

    • 1.

      aan die persoon ten onrechte bijstand of een inkomensvoorziening is verleend indien sprake is van een situatie als beschreven in de beleidsregels terugvordering 3 onder a en e en voorzover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden;

    • 2.

      de bijstand of inkomensvoorziening is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht.

Behoudens in de gevallen als bedoeld in onderdeel e, ten tweede, worden kosten van bijstand of inkomensvoorziening die meer dan vijf jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot verhaal zijn gemaakt, niet verhaald.

3.Afzien van het nemen van een verhaalsbesluit

Het college ziet geheel of gedeeltelijk af verhaal van bijstand of een inkomensvoorziening indien:

  • a.

    het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 45,-- per maand;

  • b.

    daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

    • 4.

      Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In afwijking van beleidsregel 1 kan het college, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van de kosten van bijstand of inkomensvoorziening voorzover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:

  • a.

    redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

  • c.

    de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand of een inkomensvoorziening ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

    • 5.

      Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling als bedoeld in beleidsregel 4 tot stand is gekomen.

6.Intrekking van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in de beleidsregel 4 genoemde voorwaarden a, b en c;

  • b.

    de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet, of

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

    • 7.

      Kwijtschelding van een verhaalsvordering over een afgesloten periode

Het college kan van verdere inning van de verhaalsvordering afzien indien het een vordering over een afgesloten periode betreft, indien de betalingsplichtige:

  • a.

    gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

  • b.

    gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

  • c.

    een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer aflost;

  • d.

    gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten

    • 8.

      Nihilbeding

Een overeenkomst waarbij echtgenoten of gewezen echtgenoten hebben bepaald dat na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, de een tegenover de ander in het geheel niet dan wel slechts tot een bepaald bedrag tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden, al dan niet met het beding bedoeld in artikel 159 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, staat niet in de weg aan verhaal op een der partijen en laat de vaststelling van het te verhalen bedrag onverlet.

9.Beoordeling verhaalsrecht

Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in beleidsregel 1 onder a, b en c of beleidsregel 8 en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.

  • 10.

    Verhaal op grond van een rechterlijke uitspraak

    • a.

      Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak.

    • b.

      Het besluit tot verhaal wordt in dat geval bij brief medegedeeld aan degene op wie wordt verhaald, met de aanmaning het verschuldigde binnen dertig dagen na verzending van de brief te voldoen.

    • c.

      Indien de schuldenaar niet betaalt, wordt hij aangemaand. Blijft betaling betaling opnieuw uit, dan wordt overgegaan tot invordering door middel van een dwangbevel.

    • d.

      Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die op kosten van de schuldenaar wordt betekend en met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten uitvoer gelegd.

  • 11.

    Indexering

Het door de rechter vastgestelde verhaalsbedrag wordt jaarlijks met ingang van 1 januari van rechtswege gewijzigd met het ingevolge artikel 402a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen percentage.

De toepassing van het eerste lid blijft achterwege indien de wijziging van rechtswege bij rechterlijke uitspraak is uitgesloten.

12.Wijziging door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage

De gemeente verzoekt de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter:

  • a.

    deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in de artikelen 157 en 401 van dat boek;

  • b.

    geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.

    • 13.

      Het verhaalsbesluit

Een besluit tot verhaal op grond van beleidsregel 1 wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Het besluit vermeldt het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd.

Bij verhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

14.Verhaal in rechte

Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan de gemeente te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluiten burgemeester en wethouders tot verhaal in rechte. Burgemeester en wethouders zien af van verhaal in rechte indien het te verhalen bedrag een bedrag van € 250,-- niet te boven gaat.

15.Heronderzoek naar draagkracht

Ten minste één keer per 36 maanden verrichten burgemeester en wethouders onderzoek naar de draagkracht voor het voldoen van een verhaalsbijdrage. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld.

Er wordt niet overgegaan tot het gewijzigd vaststellen van een betalingsverplichting indien de draagkracht niet meer blijkt te zijn vermeerderd ten opzichte van het vorige onderzoek dan met € 45,-- per maand.

16.Beslaglegging

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling van de in rechte vastgestelde bijdrage, dan wordt het besluit tenuitvoergelegd door middel van:

  • ·

    een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of;

  • ·

    beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering.

    • 17.

      Rente en kosten

Bij gebreke van tijdige betaling wordt de vordering verhoogd met de wettelijke rente en de invorderingskosten, wanneer moet worden overgegaan tot beslaglegging.

De kosten worden gesteld op 10% van de openstaande schuld, met dien verstande dat de kosten minimaal  25,-- en maximaal  500,-- bedragen.

18.Inwerkingtreding en werkingsduur

Deze beleidsregels treden in werking vanaf 1 januari 2011.

Aldus op ….. 2010 vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda.

5.Toelichting beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften verhaal WWB en WIJ

Algemeen

Het betreft hier beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften om vast te stellen dat de gemeente gebruik maakt van de in de WWB en de WIJ genoemde mogelijkheid kosten van bijstand en inkomensvoorziening te verhalen.

1 en 2. Gebruikmaking wettelijke bevoegdheid

Onder a en b worden de verhaalsmogelijkheden op de (ex)echtgenoot (en daarmee gelijkgesteld de geregistreerd partner) bedoeld t.a.v. zijn onderhoudsplicht jegens zijn (ex) echtgenoot en/of minderjarige kind(eren).

3.Afzien van een verhaalsbesluit

Uit efficiencyoverwegingen wordt indien het verhaalsbedrag minder zou bedragen dan  45,-- per maand, afgezien van verhaal.

Van dringende redenen om af te zien van (verder) verhaal is sprake als het verhaal te ernstige gevolgen heeft voor belanghebbende. Zowel financiële als niet-financiële omstandigheden kunnen meegewogen worden. Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van belanghebbende beoordeeld dient te worden.

4 tot en met 6Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Verwezen wordt naar de toelichting bij de artikelen 6 tot en met 9 van de Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften Terugvordering

7.Kwijtschelding van een verhaalsvordering over een afgesloten periode

Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 10 van de Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften Terugvordering

9.Beoordeling onderhoudsplicht

Het betreft hier de uitvoering van de zogeheten Trema-normen. Dit zijn de normen die door de rechtbank worden gehanteerd bij de vaststelling van de alimentatie die voorzien in zowel een zogenaamde netto- als een brutoberekening.

17.

Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 15 van de Beleidsregels en uitvoeringsvoorschriften Terugvordering.