Regeling vervallen per 16-02-2024

verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor het parkeren 2012

Geldend van 01-01-2024 t/m 15-02-2024

Intitulé

verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor het parkeren 2012

de raad van de gemeente Gouda

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 mei 2011;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit vast te stellen de:

verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en verlening van vergunningen voor het parkeren 2012

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;

b) motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

c) brommobiel: bromfiets op meer dan twee wielen die is voorzien van een carrosserie;

d) parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

e) houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig of brommobiel dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Stb. 1994,475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig of brommobiel opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

met een houder wordt gelijkgesteld degene die krachtens een leasecontract of een huurcontract gebruiksgerechtigde is van een motorvoertuig of brommobiel voor een periode van tenminste één kalenderkwartaal;

f) parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen daaronder naar maatschappelijke opvattingen wordt verstaan;

g) belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

  • 1.

    is aangeduid met het bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990,of

  • 2.

    gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voorzover deze plaats niet is uitgezonderd;

h) betaald parkeerplaats: een parkeerplaats welke is aangeduid met (zonale) bord BW111 (handje/muntje) (publicatie 134 van het CROW, Richtlijnen parkeerbebording) en/of op de straat of stoep een tegel met daarop een handje/muntje;

i) parkeermetervak: een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren wordt geregeld door een individuele parkeermeter;

j) gehandicaptenparkeerplaats: een parkeerplaats waar alleen geparkeerd mag worden met een geldige gehandicaptenparkeerkaart;

k) vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenplaatsen en/of betaald parkeerplaatsen

l) vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

m) autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder;

n) aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die (beroeps- of bedrijfsmatig) motorvoertuigen voor autodate ter beschikking stelt;

o) deelnemer: een natuurlijk persoon die een overeenkomst heeft gesloten inzake autodate;

p) standplaats: de parkeerplaats waar een motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt.

q) adres: het adres zoals dat bekend staat in de gemeentelijke basisadministratie.

AFDELING II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen.

  • 2. Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig of brommobiel wanneer deze woont in een gebied waar voldoende belanghebbendenplaatsen en/of betaald parkeerplaatsen aanwezig zijn, en niet al reeds een maximaal aantal (1 resp. 2 vergunningen) verstrekt is, te noemen bewonersvergunning;

    • b.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig of brommobiel wanneer deze een beroep of bedrijf uitoefent in een pand gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en deze aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening volgens de vastgestelde groene en grijze lijst volgens artikel 5, lid 1 van de Verordening ontheffingen autovrij gebied binnenstad Gouda noodzakelijk is om in dat gebied een motorvoertuig te parkeren, te noemen bedrijfsvergunning (geldig maandag t/m vrijdag);

    • c.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig of brommobiel, wanneer deze een beroep of bedrijf uitoefent in een pand gelegen binnen of buiten het gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of betaald parkeerplaatsen aanwezig zijn en deze aantoont dat het motorvoertuig benodigd is voor het verrichten van dagelijks of bijna dagelijks herstel-, onderhouds- of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden of bedrijfsvoering als hier genoemd onder 2b in het vergunningengebied en om die reden het motorvoertuig of brommobiel noodzakelijkerwijze in de onmiddellijke omgeving van de betreffende locatie moet worden geparkeerd, te noemen bedrijfsvoeringsvergunning;

    • d.

      een persoon die niet in het bezit is van een bewonersvergunning voor motorvoertuig of brommobiel en woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of betaald parkeerplaatsen aanwezig zijn en afhankelijk is van de niet professionele zorg van derden, te noemen parkeervergunning Mantelzorg;

    • e.

      een natuurlijk persoon die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of betaald parkeerplaatsen aanwezig zijn, indien deze een motorvoertuig of brommobiel huurt voor een periode korter dan een kalenderkwartaal van een bedrijf dat bedrijfs- of beroepsmatig motorvoertuigen verhuurt, valt dat onder de tijdelijke vergunningen;

    • f.

      de aanbieder van een motorvoertuig bestemt voor autodate, waarvan de standplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn, te noemen parkeervergunning Autodate;

    • g.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig of brommobiel ten aanzien waarvan het bepaalde in de onder- delen a tot en met d geen toepassing kan vinden en die tijdelijk een voertuig moet parkeren op plaatsen als bedoeld in het eerste lid, te noemen tijdelijke parkeervergunning.

    • h.

      de eigenaar of houder van een motorvoertuig of brommobiel wanneer deze een beroep of bedrijf uitoefent in een pand gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of betaald parkeerplaatsen aanwezig zijn en deze aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is om in het gebied binnen de singels op zaterdag een motorvoertuig te parkeren, te noemen zaterdagvergunning (geldig maandag t/m zaterdag).

  • 3. Op aanvraag van een bewoner die staat ingeschreven op een adres binnen het gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of betaald parkeerplaatsen aanwezig zijn, kan per adres, ten behoeve van het parkeren van een motorvoertuig of brommobiel van bezoekers een vergunning worden verleend, te noemen bezoekerskaart.

  • 4. Aan een vergunning en een bezoekerskaart kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning en de bezoekerskaart van kracht is. Aan de bezoekerskaart kunnen bovendien beperkingen worden gesteld aan de verkrijgbaarheid.

  • 5. Het college kan aan een vergunning en een bezoekerskaart ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een parkeervergunning Autodate kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Omgevingswet, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel 4

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels geven voor het aanvragen en verlenen van een vergunning en een bezoekerskaart.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twee maanden na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning en een bezoekerskaart.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de in het tweede lid genoemde termijn met ten hoogste twee maanden verlengen. Van de verlenging van deze termijn wordt de aanvra(a)g(st)er schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4. Een besluit tot afwijzing van een aanvraag is met redenen omkleed. De aanvra(a)g(st)er wordt van deze afwijzing schriftelijk in kennis gesteld en gewezen op een eventuele beroepsmogelijkheid.

Artikel 5

  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste een kalenderjaar verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig of brommobiel waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van een vergunninghouder;

    • b.

      wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

    • c.

      wanneer er zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

    • d.

      wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen of verandert;

    • e.

      wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met een (de) aan de vergunning verbonden voorschrift(en);

    • f.

      wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • g.

      om redenen van openbaar belang.

  • 2.

    Een besluit tot het intrekken of wijzigen van een vergunning is met redenen omkleed. De betrokkene wordt van het intrekken of wijzigen van de vergunning schriftelijk in kennis gesteld en gewezen op een eventuele beroepsmogelijkheid.

    AFDELING IIIVerbodsbepalingen

Artikel 7

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig of brommobiel te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een betaald parkeerplaats;

    • b.

      op een parkeermetervak;

    • c.

      op een belanghebbendenplaats;

    • d.

      op een gehandicaptenparkeerplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden een parkeermeter op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeermeter staan aangegeven in werking te stellen.

AFDELING IV Strafbepaling

Artikel 9

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

AFDELING V Overgangs - en slotbepalingen

Artikel 10

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

Artikel 11

Deze verordening wordt aangehaald als: "Parkeerverordening 2012".

Artikel 12

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

  • 2.

    De bij besluit van 9 december 2009 vastgestelde Parkeerverordening 2010 wordt ingetrokken met ingang van het moment dat de Parkeerverordening 2012 in werking treedt, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 22 juni 2011.

De raad der gemeente voornoemd,

, voorzitter
, griffier