Verordening inburgering Gouda 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m heden

De raad van de gemeente Gouda

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2012, nr. 787187;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, en 35 van de Wet inburgering zoals deze luidde op 31 december 2012 en artikel X van de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige;

besluitvast te stellen de: Verordening inburgering Gouda 2013

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • inburgeringsvoorziening: de voorziening die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II;

  • wet: Wet inburgering zoals deze luidde op 31 december 2012.

Artikel 2 Informatieverstrekking

Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de website van de gemeente Gouda, waar nodig aangevuld met een persoonlijk informatiegesprek.

Artikel 3 Doelgroepen

Het college biedt onderstaande personen een inburgeringsvoorziening aan:

  • a.

    de inburgeringsplichtige die houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000,

  • b.

    de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de wet, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de wet,

voor zover zij voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden.

Artikel 4 Inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3. Het college stelt geen taalkennisvoorziening vast.

Artikel 5 Procedure aanbod inburgeringsvoorziening

  • 1. Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2. In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgeringsvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en plichten vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3. De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen vier weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4. Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen vier weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 6 Inhoud beschikking

1. Het besluit tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

a. een beschrijving van de inburgeringsvoorziening;

b. een opgave van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige;

c. de datum waarvoor het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald; en

d. de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

2.Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking één of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

a. het deelnemen aan de inburgeringsvoorziening en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden;

b. het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

c. het deelnemen aan het inburgerings(her)examen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II;

d. het melden van verzuim indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan

de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

e. overige verplichtingen die het bereiken van het doel van de inburgeringsvoorziening kunnen

ondersteunen.

Artikel 7 Inning eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 18 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening de termijnen van betaling vast.

Artikel 8 Bestuurlijke boetes

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1000,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 en 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete wordt afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate waarin de inburgeringsplichtige de overtreding kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 9 Intrekking voorgaande verordening

De Verordening inburgering gemeente Gouda 2011 wordt per 1 januari 2013 ingetrokken.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering Gouda 2013.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Gouda in de openbare vergadering van 19 december 2012.

De raad van de gemeente voornoemd,

, voorzitter

, griffier

Algemene toelichting

De Wet inburgering is op 1 januari 2007 in werking getreden en per 1 januari 2013 ingrijpend gewijzigd.

Inburgeraars zijn per laatstgenoemde datum zelf verantwoordelijk om te bepalen hoe zij aan hun inburgeringsplicht voldoen. Daarmee vervalt de plicht voor gemeenten om een inburgeringsvoorziening aan te bieden. De handhaving van de wet is een bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geworden.

Op grond van het overgangsrecht (artikel X van de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige) heeft de gemeente nog slechts twee taken:

  • -

    Het aanbieden van inburgeringsvoorzieningen aan asielzoekers en geestelijk bedienaren die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden;

  • -

    de handhaving voor alle inburgeringsplichtigen, wier inburgeringstermijn uiterlijk 31 december 2012 bij beschikking door de gemeente is vastgesteld of van rechtswege is gestart en die nog niet hebben voldaan aan hun inburgeringsplicht, waaronder ook begrepen de onder 1 genoemde groep.

Onder handhaven wordt verstaan het bewaken van de inburgeringstermijn, het verlengen daarvan, het verlenen van vrijstellingen en ontheffingen en het opleggen van boetes.

Het overgangsrecht bepaalt dat per 1 januari 2013 het stelsel waarbij de gemeente direct een inburgeringsvoorziening vaststelt, vervalt; alleen het aanbodstelsel is nog van toepassing. Aangezien Gouda het stelsel van directe vaststelling hanteerde, is met deze verordening de overstap gemaakt naar het aanbodstelsel.

Het aanbodstelsel houdt in dat de inburgeringsplichtige het aanbod kan weigeren. In dat geval zal de inburgeringsplichtige zich zelfstandig dienen voor te bereiden op het inburgeringsexamen.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2 Informatieverstrekking

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke manier de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 van de wet dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

Artikel 3 Doelgroepen

Op grond van de overgangsbepaling in artikel X, derde lid, van de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige, blijven gemeenten nog slechts verplicht een aanbod van een inburgeringsvoorziening te doen aan asielgerechtigden die voor 1 januari 2013 hun status hebben verkregen en aan geestelijke bedienaren die voor deze datum een verblijfsvergunning hebben gekregen.

Artikel 4 Inburgeringsvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgeringsvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, sub b, van de wet). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgeringsvoorziening dient vast te stellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • -

    De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • -

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid en/of het opvoeden van kinderen.

  • -

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Hierbij kan worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige vervult.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen of zullen ontvangen, dient de inburgeringsvoorziening daarop te worden afgestemd. Dit beginsel is vastgelegd in het tweede lid van dit artikel. Bij het vaststellen van een inburgeringsvoorziening wordt overigens rekening gehouden met het bepaalde in artikel 19, vierde lid, van de wet. In deze bepaling is opgenomen dat er voor een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige geen inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

Artikel 19, derde lid, van de wet beschrijft waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen.

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, zesde lid, van de wet).

Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (artikel 19, tweede lid, van de wet). De gemeente Gouda zal geen taalkennisvoorzieningen vaststellen, zoals het derde lid van dit artikel beschrijft. De taalkennisvoorziening is binnen de gemeente Gouda in het verleden niet ingezet wegens het ontbreken van de behoefte. Mocht deze behoefte toch bestaan dan kan de gemeente Gouda inburgeringsplichtigen die een beroepsopleiding volgen een inburgeringsvoorziening op maat bieden ter taalondersteuning.

Artikel 5 Procedure aanbod

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor dienen te zorgen dat het doen van een aanbod op zorgvuldige wijze gebeurt.

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod van een inburgeringsvoorziening aan de inburgeringsplichtige op schriftelijke wijze doet en dat het aanbod wordt toegestuurd naar het adres waar de inburgeringsplichtige staat ingeschreven in de GBA. Op deze wijze kan er geen onduidelijk ontstaan over het feit dat het college de inburgeringsplichtige een aanbod heeft gedaan.

Het aanbod dient inhoudelijk dezelfde strekking te hebben als de uiteindelijke beschikking (het tweede lid). De zorgvuldigheid van de procedure gebiedt dat als de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt of weigert, hij of zij dit schriftelijk aan de gemeente meedeelt (het derde lid).

Het kan natuurlijk voorkomen dat een inburgeringsplichtige aan de gemeente meldt dat hij wel een inburgeringsvoorziening wil, maar dat hij gelet op zijn situatie bepaalde wijzigingen aangebracht zou willen zien in het aanbod van de gemeente. Als de gemeente hierop positief reageert, zal de gemeente het gedane aanbod aanpassen.

Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig dienen voor te bereiden op het inburgeringsexamen. De gemeente deelt de inburgeringsplichtige schriftelijk mee binnen welke termijn hij aan zijn inburgeringsplicht moet hebben voldaan.

Artikel 6 Inhoud beschikking

Lid 1

In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening worden opgenomen.

In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeraar nauwkeurig worden vermeld. De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgeringsvoorziening (artikel 23, eerste lid, van de wet). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan hem bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen dient te hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, van de wet). In de beschikking wordt van deze termijn alleen melding gemaakt, zonder dat dit rechtsgevolgen heeft (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking wordt vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt. De inning is geregeld in artikel 7 van de verordening.

Lid 2

Dit artikel van de verordening vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, van de wet dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld. Het college legt de verplichtingen vast in de beschikking tot vaststelling van de inburgeringsvoorziening.

Artikel 7 Inning eigen bijdrage

Met dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 23, derde lid, van de wet, waarin staat dat regels moeten worden gesteld over de inning van de eigen bijdrage en de mogelijkheid van betaling in termijnen.

De eigen bijdrage van € 270 dient te worden voldaan in maximaal 18 maandelijkse termijnen.

Artikel 8 Bestuurlijke boetes

Artikel 35 van de wet draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 van de wet zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien houdt het college daarbij ook zonodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete nagaat welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Afwijking van de standaardboete kan zowel een verhoging als een verlaging betekenen, zij het dat de verhoging het maximumbedrag van artikel 34 van de wet niet te boven mag gaan. Indien de overtreding in het geheel niet verwijtbaar is, wordt ingevolge artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht geen boete opgelegd. Bij de vaststelling van de omstandigheden waarin de inburgeringsplichtige verkeert kan gedacht worden aan financiële en sociale aspecten. Hierbij kan onder meer aandacht worden besteed aan eventuele bijzondere lasten, bijvoorbeeld hoge woonlasten of aflossingsverplichtingen, de gezinssamenstelling, of het effect van een opeenstapeling van boetes.

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere scocialezekerheidswet of –regeling. Artikel 37 van de wet bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 9 Intrekking voorgaande regeling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.