Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening langdurigheidstoeslag Gouda 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag Gouda 2013

De raad van de gemeente Gouda

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2012, nr. 787187;

Gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d, tweede lid, onderdeel b en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

Overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van een langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

besluit vast te stellen de:

Verordening langdurigheidstoeslag Gouda 2013

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ wordt gelezen: ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien;

peildatum: datum waarop het recht op langdurigheidstoeslag is ontstaan;

referteperiode: periode voorafgaand aan de peildatum welke voor personen van 21 en 22 jaar 36 maanden bedraagt en voor personen van 23 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar 60 maanden bedraagt;

sociaal minimum: 101% van de toepasselijke bijstandsnorm vermeerderd met de maximale toeslag als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de wet;

wet: Wet werk en bijstand.

Artikel 2 Langdurig laag inkomen

Een persoon heeft langdurig een laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet, indien zijn inkomen gedurende de referteperiode niet hoger is geweest dan het geldend sociaal minimum.

Artikel 3 Geen uitzicht op inkomensverbetering

Een persoon heeft geen uitzicht op inkomensverbetering als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet indien:

a. hij in het laatste jaar van de referteperiode niet meer dan 3 kalendermaanden inkomsten uit arbeid heeft gehad;

b. hij op de peildatum geen opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan wel een studie volgt als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000.

Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag

1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar voor personen van 21 en 22 jaar:

a. voor gehuwden € 292,00

b. voor een alleenstaande ouder € 262,00

c. voor een alleenstaande € 205,00

2. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar voor personen van 23 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar:

a. voor gehuwden € 486,00;

b. voor een alleenstaande ouder € 436,00;

c. voor een alleenstaande € 341,00.

3. De langdurigheidstoeslag voor gehuwden waarvan een echtgenoot 21 of 22 jaar is en een echtgenoot23 jaar of ouder bedraagt € 486,00 per jaar.

4. Voor de toepassing van dit artikel is de situatie op de peildatum bepalend.

Artikel 5 Ingangsdatum langdurigheidstoeslag

De langdurigheidstoeslag wordt verleend met ingang van de peildatum, mits de aanvraag is ingediend binnen 5 jaar na de peildatum.

Artikel 6 Intrekking voorgaande verordening

De Verordening langdurigheidstoeslag 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 7 Overgangsrecht

In afwijking van artikel 8 werkt deze verordening niet terug tot en met 1 januari 2012 voor de belanghebbenden genoemd in artikel 78w, eerste lid van de wet.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 en werkt terug tot 1 januari 2012.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag Gouda 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Gouda in de openbare vergadering van 12 december 2012.

De raad van de gemeente voornoemd,

,voorzitter
,griffier

Algemene toelichting

Positie langdurigheidstoeslag

De langdurigheidstoeslag deed haar intrede met de Wet werk en bijstand per 1 januari 2004.

De rechtvaardiging van de langdurigheidstoeslag was dat mensen die langdurig van het sociaal minimum afhankelijk zijn, over het algemeen geen mogelijkheden meer hebben om te reserveren voor (onverwachte) hoge kosten, zoals voor vervangingsuitgaven die na verloop van tijd onvermijdelijk zijn. De langdurigheidstoeslag kan in die zin als opvolger gezien worden van de categoriale bijstand onder de Algemene bijstandswet. De toeslag tilde de bijstand van de doelgroep naar het niveau van de bijstandsnorm voor personen van 65 jaar of ouder die geen aanspraak kunnen maken op de langdurigheidstoeslag. Voor de 65-plussers werd al rekening gehouden met hogere kosten van bestaan op de langere termijn.

De langdurigheidstoeslag kan op grond van de wet alleen worden toegekend aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar met een langdurig laag inkomen, die geen uitzicht hebben op inkomensverbetering en niet beschikken over in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet.

Gehuwden kunnen alleen aanspraak maken op een langdurigheidstoeslag indien beide echtgenoten tot de doelgroep behoren.

Per 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Gemeenten dienen invulling te geven aan de begrippen 'langdurig een laag inkomen’ en 'geen uitzicht op inkomensverbetering’.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

De in de verordening gebruikte begrippen hebben dezelfde betekenis als in de WWB, tenzij hier anders is aangegeven. Voor een aantal begrippen die niet in de WWB staan is een definitie gegeven in deze verordening. Met betrekking tot het begrip 'inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen, doordat in afwijking van de wet, de bijstandsuitkering ook als inkomen wordt aangemerkt. Hiermee wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36, eerste lid, WWB.

Artikel 2 Langdurig een laag inkomen

Dit artikel geeft invulling aan de voorwaarde 'langdurig een laag inkomen hebben'.

'Een langdurig laag inkomen' wordt gedefinieerd als een inkomen dat gedurende de referteperiode van drie of vijf jaar niet hoger is dan 101% van het sociaal minimum, te weten de toepasselijke bijstandsnorm met maximale toeslag. Gekozen is voor 101% van het sociaal minimum omdat gebleken is dat personen met een inkomen gebaseerd op het bruto minimumloon, toch regelmatig een netto maandinkomen hebben dat enkele euro’s meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Dit is het gevolg van verschillen in het bruto/netto traject en een afwijkende berekening van het vakantiegeld. De Centrale Raad van Beroep heeft al bepaald dat marginale overschrijdingen van enkele euro’s boven de bijstandsnorm genegeerd dienen te worden (zie CRvB 30 maart 2010, LJN: BL9744). Door de inkomensgrens op 101% van het sociaal minimum te bepalen is hierin voorzien.

Artikel 3 Geen uitzicht op inkomensverbetering

Dit artikel geeft invulling aan de volgende voorwaarde voor het recht op langdurigheidstoeslag, namelijk dat er geen uitzicht mag zijn op inkomensverbetering.

De Centrale Raad van Beroep heeft het criterium 'inkomsten uit arbeid' acceptabel geacht voor de bepaling of er zicht op inkomensverbetering is. Daarom is dit criterium ook in deze verordening als uitgangspunt genomen. Alleen als er sprake is van zeer geringe inkomsten gedurende een zeer geringe duur voldoet dit criterium niet (zie CRvB 04-07-2006, nr. 05/4005 WWB). Dit bezwaar wordt evenwel ruimschoots ondervangen door het bepaalde in het eerste lid, onder a.

Onderdeel b van het eerste lid sluit expliciet leerlingen op het voortgezet onderwijs en studenten uit van aanspraak op een langdurigheidstoeslag. De reden daarvoor is dat scholing / studie het uitzicht op inkomensverbetering vergroot, zodat er geen sprake is van een gebrek aan uitzicht op inkomensverbetering.

Artikel 4 Hoogte langdurigheidstoeslag

Per 1 januari 2009 is de leeftijdsgrens voor aanvragers van een langdurigheidstoeslag verlaagd van 23 naar 21 jaar. Voor personen van 23 jaar of ouder geldt een referteperiode van vijf jaar. Voor personen van 21 en 22 jaar geldt een referteperiode van drie jaar. Men is immers vanaf 18 jaar meerderjarig en vanaf dat moment kan men aanspraak maken op een bijstandsuitkering. Uitgaande van de leeftijd van 18 jaar, kan men op 21-jarige leeftijd hooguit drie jaar hebben voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een langdurigheidstoeslag.

De toeslagen voor 21 en 22 jarigen zijn, gelet op de kortere referteperiode en de lagere bijstandsnormen die voor hen gelden, vastgesteld op 3/5 van de toeslag voor een 23 jarige.

Voor de personen van 23 jaar of ouder zijn de toeslagen van toepassing zoals zij waren onder het voorgaande artikel 36 van de WWB gedurende de tweede helft van 2008.

Artikel 5 Aanvraagtermijn langdurigheidstoeslag

Dit artikel bepaalt dat een aanvraag voor een langdurigheidstoeslag moet zijn ingediend binnen vijf jaar na het ontstaan van het recht. Deze termijn is ontleend aan de jurisprudentie en de verjaringstermijnen in het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 6 Intrekking voorgaande verordening

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 7 Overgangsrecht

Ingevolge artikel 78w van de wet blijft de huishoudinkomenstoets tot uiterlijk 1 januari 2013 van toepassing op de belanghebbenden voor wie de huishoudinkomenstoets tot een hogere uitkering leidt. Het gaat dan om ouders met inwonende meerderjarige kinderen met een Wajong-uitkering, aangezien de Wajong-uitkering onder het oude recht niet tot de middelen werd gerekend.

Artikel 8 Inwerkingtreding

De Wet afschaffing huishoudinkomenstoets is in werking getreden op 18 juli 2012 en werkt terug tot 1 januari 2012. Omdat de wet die aanleiding was tot herziening van deze verordening met terugwerkende kracht inwerking is getreden, dient dit ook voor de gewijzigde verordening te gelden.

De verordening werkt niet terug tot de periode voor 1 januari 2012. De reden hiervoor is dat deze verordening (net als de Verordening langdurigheidstoeslag 2010 en 2012) substantieel soepeler voorwaarden kent om in aanmerking te komen voor een langdurigheidstoeslag dan de toepasselijke verordeningen over de jaren 2004 tot en met 2009. Dit artikel bepaalt dat degene wiens aanvraag voor een langdurigheidstoeslag over de jaren 2004 tot en met 2009 is afgewezen, niet alsnog een langdurigheidstoeslag over deze periode kan worden toegekend, met toepassing van de deze verordening.

Aanvragen met terugwerkende kracht worden beoordeeld naar de regelgeving die gold in de periode waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 9 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.