Regeling vervallen per 01-07-2011

Verordening inburgering gemeente Gouda 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 30-06-2011

Intitulé

Verordening inburgering gemeente Gouda 2010

De raad van de gemeente Gouda

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Gouda; nr. 11.1.5;

gelet op de artikelen 8, 19, vierde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, 24e, tweede lid en 35 van de Wet inburgering;

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars, het vaststellen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening ten behoeve van inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgerings- of taalkennisvoorziening is vastgesteld, het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd, alsmede dat de raad bij verordening regels dient te stellen voor de eigen bijdrage van vrijwillige inburgeraars;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening: “Verordening inburgering gemeente Gouda 2010

Hoofdstuk 1 – Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda;

    • b.

      de wet: de Wet inburgering;

    • c.

      inburgeringsvoorziening: de voorziening die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.

    • d.

      taalkennisvoorziening: de voorziening gericht op verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het afronden van een middelbare beroepsopleiding (mbo) op niveau 1 of 2.

    • e.

      inburgeringsplichtige: iedere oudkomer en nieuwkomer tussen de 16 en 65 jaar, die duurzaam in Nederland wil en mag wonen en die volgens de wet nog niet aan zijn inburgeringsplicht heeft voldaan;

    • f.

      vrijwillige inburgeraar: iedere inwoner van Nederland, niet zijnde een inburgeringsplichtige, tussen de 16 en 65 jaar van een andere dan Nederlandse afkomst wiens participeren in de Nederlandse samenleving wordt beperkt door onvoldoende kennis van de Nederlandse taal en samenleving.

    • g.

      Informatie Beheer Groep: zelfstandig bestuursorgaan dat in opdracht van het ministerie van VROM gemeenten ondersteunt bij uitvoering van de Wet inburgering.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 Informatieverstrekking

Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgerings- en taalkennisvoorzieningen.

Hoofdstuk 2 – Doelgroepen en samenstelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

  • a. Het college stelt, conform de wet, voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen een inburgerings- of taalkennisvoorziening vast.

  • b. Het college stelt, conform de wet, voor geestelijk bedienaren een inburgeringsvoorziening vast.

  • c. Het college kan voor overige inburgeringsplichtigen een inburgerings- of taalkennisvoorziening vaststellen.

  • d. Het college kan voor vrijwillige inburgeraars een inburgerings- of taalkennisvoorziening vaststellen.

Artikel 4 Samenstelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening

  • 1. Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren, of de taalkennisvoorziening af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2. Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgerings- of taalkennisvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

Hoofdstuk 3 – Het vaststellen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening

Artikel 5 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgerings- of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Artikel 6 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de inburgerings- of taalkennisvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • c.

    het deelnemen aan het inburgerings(her)examen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of mbo-examen;

  • d.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

  • e.

    overige verplichtingen die het bereiken van het doel van de inburgeringsvoorziening kunnen ondersteunen.

Artikel 7 Inning van de eigen bijdrage

  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 18 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de inburgerings- of de taalkennisvoorziening de termijnen van betaling vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3. In afwijking van artikel 24e, eerste lid, van de wet, zijn vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 8 Het verstrekken van een bestuurlijke beloning

  • 1. De inburgeringsplichtige die binnen de wettelijk voorgeschreven dan wel overeengekomen termijn het inburgeringsexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II met goed gevolg heeft afgelegd, ontvangt van het college een beloning ter hoogte van de eigen bijdrage. Ook de inburgeringsplichtige die gebruik heeft gemaakt van een taalkennisvoorziening en die het examen voor een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 met goed gevolg heeft afgelegd, ontvangt van het college een beloning ter hoogte van de eigen bijdrage.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is alleen van toepassing op inburgeringsplichtigen die gebruik hebben gemaakt van een door de gemeente vastgestelde voorziening en die de hen opgelegde eigen bijdrage hebben voldaan.

  • 3. Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel heeft terugwerkende kracht tot 1 januari 2008.

  • 4. Het bepaalde in het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op inburgeringsplichtigen die in aanmerking komen voor een extra forfaitaire vergoeding van de Informatie Beheer Groep.

Hoofdstuk 5 - De bestuurlijke boete

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt € 250,- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet. 

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt € 250,- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgerings- of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt € 500,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt € 1000,- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 en 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 5. De boete wordt afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate waarin de inburgeringsplichtige de overtreding kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet inburgering (Kamerstukken II 2008/09, 31791) in werking treedt.

  • 2. Op het onder 1 genoemde tijdstip komt de Verordening Wet inburgering gemeente Gouda 2007 te vervallen.

Artikel 11 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening inburgering gemeente Gouda 2010.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Gouda in de openbare vergadering van 9 december 2010.

 

De raad van de gemeente voornoemd,

 

 

 

                                                                      , voorzitter

 

 

 

                                                                       , griffier

Algemene toelichting

De wet inburgering is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met ingang van 1 januari 2009 is de Wet inburgering (WI) gewijzigd. Het gaat om de volgende wijzigingen:

  • ·

    Het college van burgemeester en wethouders krijgt de bevoegdheid om aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 november 2007.

  • ·

    Het college krijgt de mogelijkheid om een inburgeringsprogramma aan te bieden dat gericht is op het staatsexamen Nederlands als tweede taal. Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008.

  • ·

    Het college krijgt de bevoegdheid om in plaats van een inburgerings- of een taalkennisvoorziening aan te bieden aan een inburgeringsplichtige die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgt of gaat volgen. Deze wijziging werkt terug tot en met 1 september 2008.

  • ·

    De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat het college een inburgerings- of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat daar een procedure van aanbieden van een inburgeringsvoorziening door het college en aanvaarding daarvan door de inburgeringsplichtige aan vooraf hoeft te gaan. De inburgeringsplichtige is in dat geval direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening.

De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringsverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringsverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting).

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringsplichtigen die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Een inburgeringsvoorziening leidt inburgeringsplichtigen toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringsvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringsplichtigen die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

Ook moeten gemeenten de inburgeringsplicht van inburgeringsplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden.

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

Regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen (artikel 8 WI).

Regels met betrekking tot het aanbieden van inburgerings- of taalkennisvoorzieningen en over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgerings- of taalkennisvoorziening is vastgesteld (artikel 19, vierde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

  • 3.

    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

  • 4.

    Bepalen dat het college een inburgerings- of taalkennisvoorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI).

De bevoegdheid om een inburgerings- of taalkennisvoorziening direct vast te stellen

Artikel 19a, eerste lid, WI geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een inburgerings- of taalkennisvoorziening niet aanbiedt aan een inburgeringsplichtige, maar deze direct vaststelt. Indien de gemeenteraad van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, kan het college niet een inburgerings- of taalkennisvoorziening aan een inburgeringsplichtige aanbieden, waarbij deze de mogelijkheid heeft de aangeboden voorziening te weigeren. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI).

Het vaststellingstelsel kan niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd. Het college kan pas inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen direct vaststellen als de gewijzigde WI in werking is getreden én de gemeentelijke verordening die deze bevoegdheid aan het college toekent van kracht is.

De gemeente Gouda kiest voor het vaststellingstelsel. De inburgeringsplichtige mag de voorziening niet weigeren. De inburgeringsplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Dit betekent niet dat in alle gevallen een inburgeringsvoorziening moet worden vastgesteld. Voor een inburgeringsplichtige die met de inburgerings- of taalkennisvoorziening instemt wordt de voorziening vastgesteld. Ook voor de inburgeringsplichtige die niet instemt met de inburgerings- of taalkennisvoorziening, maar voor wie de gemeente vindt dat de voorziening wel noodzakelijk wordt geacht wordt de voorziening vastgesteld. Voor de inburgeringsplichtigen die geen voorziening willen gaan volgen en voor wie de gemeente het niet noodzakelijk acht, wordt geen vaststellingsbeschikking opgesteld. In dit geval wordt voor de inburgeringsplichtige een handhavingsbeschikking opgesteld (oudkomer) of een kennisgeving als hij/zij een nieuwkomer is.

Regels over de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Artikel 8 WI bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen. Het gaat dan om informatie over de rechten en plichten uit hoofde van de WI, informatie over het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en de toegang tot die voorzieningen.

Regels over het vaststellen van inburgerings- en taalkennisvoorzieningen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringsexamen. Gemeenten kunnen inburgeringsplichtigen ondersteunen door het vaststellen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening. Alle inburgeringsplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringsplichtigen in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.

Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. De inburgeringsplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270,00 te betalen voor de inburgerings- of taalkennisvoorziening. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen bestaat een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, vijfde lid, WI).

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een inburgerings- of een taalkennisvoorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. Het gaat om dezelfde onderwerpen als bij het aanbieden van een inburgerings- of taalkennisvoorziening (artikel 19a, tweede lid, sub b, WI):

De procedure die door het college wordt gevolgd voor het vaststellen van inburgerings- of taalkennisvoorzieningen (artikel 19, vierde lid, sub a, WI).

  • ·

    De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van inburgerings- of taalkennisvoorzieningen (artikel 19, vierde lid, sub a, WI).

  • ·

    De vaststelling door het college van een passende inburgerings- of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vierde lid, sub b, WI).

  • ·

    De rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgerings- of taalkennisvoorziening is vastgesteld.

  • ·

    Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

De procedure van het vaststellen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening

Het vaststellen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeringsplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden:

  • 1.

    In de intake blijkt dat het college aan de inburgeringsplichtige geen voorziening wil verstrekken. Het college stelt geen voorziening vast en kan een handhavingsbeschikking nemen (voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer).

  • 2.

    De gemeente biedt een voorziening aan en de inburgeringsplichtige is het hiermee eens. De gemeente neemt een beschikking.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige vindt de inburgeringsvoorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringsplicht te zullen voldoen. Het college stemt hiermee in en neemt alleen een handhavingsbeschikking (voor een oudkomer) of een kennisgeving (voor een nieuwkomer).

  • 4.

    Het college acht een inburgeringsvoorziening geschikt maar de inburgeringsplichtige wil deze voorziening niet. Het college heeft de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.

Het verschil met het aanbodstelsel schuilt in de laatste mogelijkheid. Een gemeente die het aanbodstelsel hanteert is als ze een aanbod doet afhankelijk van de medewerking van de inburgeringsplichtige. De inburgeringsplichtige kan immers het aanbod aanvaarden maar ook afwijzen. Een gemeente die het vaststellingstelsel hanteert, is niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringsplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringsplichtige passend vindt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering (WI), het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

Artikel 2 De informatieverstrekking

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de WI. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke manier de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

De gemeente Gouda heeft ervoor gekozen de informatieverstrekking niet te beperken tot de inburgeringsplichtigen, maar zich ook op de vrijwillige inburgeraars te richten.

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid uit artikel 19a, eerste lid, WI om in een verordening te bepalen dat het college een inburgerings- of taalkennisvoorziening kan vaststellen zonder dat daar een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf gaat. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een inburgerings- of een taalkennisvoorziening vaststellen.

Omdat de gemeente Gouda het belangrijk vindt dat ook vrijwillige inburgeraars de mogelijkheid krijgen om hun kennis van de Nederlandse taal en samenleving te vergroten, is in dit artikel opgenomen dat het college vrijwillige inburgeraars een inburgerings of taalkennisvoorziening kan aanbieden. De overige bepalingen uit de verordening zijn slechts van toepassing op vrijwillige inburgeraars als dit uitdrukkelijk is aangegeven. De rechtspositie van het college en de vrijwillige inburgeraar wordt voor het overige namelijk beheerst door de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007.

Artikel 4 Samenstelling van de inburgerings- of taalkennisvoorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgerings- of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vierde lid, sub b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgerings- of taalkennisvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:

  • ·

    De kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

  • ·

    De maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid en/of het opvoeden van kinderen.

  • ·

    De persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Hierbij kan worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet vervullen.

De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen of zullen ontvangen, dient de inburgeringsvoorziening daarop te worden afgestemd. Dit beginsel is vastgelegd in het tweede lid van dit artikel. Bij het vaststellen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening moet overigens rekening worden gehouden met het bepaalde in artikel 19, derde lid, WI.

In deze bepaling uit de WI is opgenomen dat er voor een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige geen inburgerings- of taalkennisvoorziening wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.

Het derde lid van het artikel beschrijft waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (artikel 19, tweede lid, WI).

Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud-en nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgerings- of taalkennisvoorziening (artikel 19, vijfde lid, WI).

Artikel 5 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een inburgerings-of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden opgenomen.

In de beschikking zullen de toegekende inburgerings- of taalkennisvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeraar nauwkeurig moeten worden vermeld. De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgerings- of taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan hem bekend zijn gemaakt.

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). De inning is geregeld in artikel 7 van de verordening.

Artikel 6 6Opleggen van verplichtingen

Dit artikel van de verordening vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgerings- of taalkennisvoorziening is vastgesteld. Het college legt de verplichtingen vast in de beschikking tot vaststelling van de inburgerings-of taalkennisvoorziening.

Artikel 7 Inning van de eigen bijdrage

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringsplichtigen de eigen bijdrage in een aantal termijnen kunnen betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een andere door de gemeente te verstrekken socialezekerheidsuitkering ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college op deze wijze wil verrekenen, dan moet dat worden opgenomen in de beschikking waarmee de inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld.

Betaling van de eigen bijdrage is een wettelijke verplichting. In gevallen waarin de betaling van de eigen bijdrage een drempel vormt voor deelname aan een inburgeringsvoorziening- of taalkennisvoorziening, kan de bijdrage in maximaal achttien (maandelijkse) termijnen worden voldaan (bij achttien termijnen maandelijks € 15,00).

Als de inburgeringsplichtige een uitkering van het UWV WERKbedrijf ontvangt, kan het college het UWV WERKbedrijf verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV WERKbedrijf (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV WERKbedrijf de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV WERKbedrijf en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

Het derde lid beschrijft dat de vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage zijn verschuldigd.

Artikel 8 Het verstrekken van een bestuurlijke beloning

De gemeente Gouda wil deelname aan een inburgerings- of taalkennisvoorziening stimuleren. In het eerste en tweede lid van dit artikel is beschreven onder welke voorwaarden deelnemers aan een inburgerings- of taalkennisvoorziening in aanmerking komen voor een bestuurlijke beloning ter hoogte van de eigen bijdrage. In het derde lid van het artikel is opgenomen dat het bepaalde in het eerste lid terugwerkende kracht heeft tot 1 januari 2008. Als gevolg hiervan kan ook de inburgeringsplichtige die in de periode van 1 januari 2008 tot de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening aan de in het eerste lid beschreven voorwaarden voldeed, aanspraak maken op de bestuurlijke beloning. In het vierde lid is geregeld dat de inburgeringsplichtige die een extra forfaitaire vergoeding ontvangt van de Informatie Beheer Groep geen bestuurlijke beloning ontvangt.

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd.

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en géén gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zonodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Afwijking van de standaardboete kan zowel een verhoging als een verlaging betekenen, zij het dat de verhoging het maximumbedrag van artikel 34 WI niet te boven mag gaan. Indien de overtreding in het geheel niet verwijtbaar is, wordt ingevolge artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht geen boete opgelegd. Bij de vaststelling van de omstandigheden waarin de inburgeringsplichtige verkeert kan gedacht worden aan financiële en sociale aspecten. Hierbij kan onder meer aandacht worden besteed aan eventuele bijzondere lasten, bijvoorbeeld hoge woonlasten of aflossingsverplichtingen, de gezinssamenstelling, of het effect van een opeenstapeling van boetes.

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere scocialezekerheidswet of – regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval géén bestuurlijke boete kan opleggen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.