Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Gouda houdende regels omtrent monumentale bomen (Subsidieverordening monumentale bomen)

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Gouda houdende regels omtrent monumentale bomen (Subsidieverordening monumentale bomen)

De raad van de gemeente Gouda

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 juli 2013;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en het belang van het zorgvuldig omgaan met groen in de stad;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening: Subsidieverordening monumentale bomen

Hoofdstuk 1 - inleidende bepalingen

Artikel 1 begripsomschrijvingen

[vervallen]

Artikel 2 kapverbod

[vervallen]

Artikel 3 toetsingscriteria

[vervallen]

Artikel 4 intrekken vergunning

[vervallen]

Artikel 5 vergunningsvoorschriften

[vervallen]

Artikel 6 kappen zonder vergunning

[vervallen]

Artikel 7 schadevergoeding

[vervallen]

Artikel 8 afstand van de erfgrenslijn

[vervallen]

Artikel 9 bestrijding van boomziekten

[vervallen]

monumentale bomen

Artikel 10 bijdrageregeling monumentale bomen

1.

Burgemeester en wethouders kunnen een bijdrage verlenen in de kosten van maatregelen, die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van een monumentale boom, bomen of andere houtopstanden.

2.

Onder maatregelen, als bedoeld in het eerste lid, zijn in elk geval begrepen:

a.

het onderzoek naar de kwaliteit van de houtopstand en de groeiplaats;

b.

structurele groeiplaatsverbetering;

c.

bescherming van de groeiplaats;

d.

kroonsnoei (herstel- en stabilisatiesnoei);

e.

kroonverankering.

3.

De bijdrage kan worden verleend aan:

a.

de eigenaar van de grond waarop zich houtopstand bevindt;

b.

een natuurlijk of rechtspersoon die krachtens een persoonlijk of zakelijk recht het feitelijk gebruik heeft van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

4.

4

De Algemene Subsidieverordening Gouda 2003 is niet van toepassing.

Artikel 11 procedure bijdrageregeling monumentale bomen

1.

Een aanvraag om een bijdrage als bedoeld in het eerste lid van artikel 10 moet worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

2.

De aanvraag dient ondertekend te zijn door zowel de eigenaar als de gebruiker van de grond waarop zich de houtopstand bevindt.

3.

De bijdrage wordt slechts verleend indien een begroting van de kosten, opgesteld door een deskundig boomverzorger, wordt bijgevoegd en vooraf door burgemeester en wethouders is goedgekeurd.

Artikel 12 hoogte van de bijdrage

1.

De hoogte van de bijdrage bedraagt maximaal 50 % van de kosten van te nemen maatregelen.

2.

De bijdrage wordt verleend onder de voorwaarde dat:

a.

de maatregelen worden uitgevoerd door een deskundig boomverzorger;

b.

de maatregelen binnen 1 jaar worden uitgevoerd;

c.

de boom in alle opzichten naar oordeel van een deskundig boomverzorger behoorlijk in stand wordt gehouden.

3.

Aan het verlenen van de bijdrage kunnen door burgemeester en wethouders nadere voorwaarden worden gesteld.

Artikel 13 uitbetaling bijdrage

De bijdrage wordt uitbetaald indien:

a.

de in de aanvraag opgenomen maatregelen schriftelijk zijn gereed gemeld;

b.

gebleken is dat de maatregelen naar behoren zijn getroffen;

c.

binnen 15 maanden na toekenning van de bijdrage de rekening van de boomverzorger is overgelegd.

Artikel 14 intrekkingsgronden en terugvorderen van bijdragen

1.

De toekenning van de bijdrage vervalt, zodra:

a.

blijkt dat de bijdrage ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

b.

niet wordt voldaan aan de in het bijdragebesluit opgenomen voorschriften en/of de bepalingen in deze verordening;

c.

degene aan wie de bijdrage is toegekend ophoudt eigenaar te zijn of anderszins onbevoegd wordt over de houtopstand te beschikken;

d.

de houtopstand teniet is gedaan;

e.

niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij toekenning van de bijdrage.

2.

Ingeval het eigendom van de houtopstand gedeeltelijk overgaat of de houtopstand gedeeltelijk teniet gaat, bepalen burgemeester en wethouders of en in hoeverre voor het overblijvende deel van de houtopstand verdere verlening van de bijdrage plaatsvindt.

straf- en slotbepalingen

Artikel 15 strafbepaling

[vervallen]

Artikel 16 toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

a.

de medewerkers van de afdeling Stadstoezicht;

b.

de ambtenaren van politie als bedoeld in artikel 2, onder a en c van de Politiewet 2012 van de regionale eenheid arrondissement Den Haag.

Deze personen zijn tevens belast met de opsporing van het bepaalde bij of krachtens deze verordening voorzover hen daartoe opsporingsbevoegdheid is verleend op grond van artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Artikel 17 overgangs- en slotbepaling

1.

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening monumentale bomen.

Zij treedt in werking op de dag nadat dit besluit is bekend gemaakt.

2.

Op het onder het eerste lid genoemde tijdstip vervalt de Bomenverordening, zoals laatstelijk op 1 december 2003 vastgesteld.

3.

Op een aanvraag om vergunning, schadevergoeding of anderszins die is ingediend voor de inwerkingtreding van het raadsbesluit d.d. 25 september 2013 tot wijziging van de Bomenverordening en waarop op dat tijdstip nog niet is beslist, zijn de bepalingen van de Bomenverordening van toepassing, zoals die luidden voor deze wijziging, tenzij de aanvrager wil dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.

4.

Verplichtingen krachtens de ingetrokken verordening blijven bestaan. Het bepaalde in het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 13 oktober 2010.

De raad der gemeente voornoemd,

, voorzitter
, griffier

afwegingsmodel overlast

afwegingsmodel herplantwaarde

toelichting Bomenverordening 2010 2010

Algemeen

In het Groenstructuurplan 2007-2015 Gouda Blijft Groen (GSP) zijn een aantal doelstellingen met betrekking tot bomen aangegeven. Een van de doelstellingen is het minimaal op het peil van 2006 houden van het aantal bomen. Met behulp van een bomenstructuur is in het GSP inzichtelijk gemaakt welke vormen van boombeplanting en op welke locatie belangrijk zijn.

Bomen krijgen de kans om oud te worden is een andere doelstelling uit het GSP. De doelstelling kan worden gehaald door enerzijds terughoudend om te gaan met het verlenen van een kapvergunning voor aanwezige bomen. Deze Bomenverordening is hiervoor het instrument.

Sinds 1 oktober 2010 maakt de kapvergunning onderdeel uit van de omgevingsvergunning (WABO). De omgevingsvergunning wordt door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één procedure. De

beslissing op de aanvraag kent ook één procedure van rechtsbescherming. Het bevoegd gezag is bij de kap van bomen in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders. In een beperkt aantal gevallen echter berust de bevoegdheid tot toestemmingsverlening voor de omgevingsvergunning niet bij het college van burgemeester en wethouders, maar bij het college van gedeputeerde staten en in enkele gevallen bij een minister. Zo is bijvoorbeeld voor het bedrijf Croda de provincie bevoegd gezag. Dus als dit bedrijf op haar terrein bomen wil kappen, moet het college van gedeputeerde staten de vergunning verlenen. Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit en is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving.

Artikelsgewijs

artikel 1: begripsomschrijvingen

a.boom. Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. De minimale diktemaat is de meest gangbare en meest heldere vorm van afbakening. Andere vormen, zoals het vrijgeven van bepaalde boomsoorten (erven, tuinen of wijken) of leeftijdscategorieën, leiden sneller tot misverstanden en vergissingen.

b.houtopstand. Het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

c.openbare ruimte. De definitie van openbare ruimte is overgenomen uit de APV, met een kleine aanpassing ten aanzien van de onmogelijke standplaats van een boom (bijv. watergangen). Het betreft zowel het openbaar gebied in eigendom van gemeente Gouda als eigendommen van derden wiens terrein voor iedereen toegankelijk is. Een voorbeeld van openbare ruimte in eigendom van derden is bijvoorbeeld het terrein van een woningbouwvereniging.

d.bevoegd gezag: in het kader van de Wabo is waar nodig ‘Burgemeester en wethouders’ vervangen door ‘bevoegd gezag’

e.vellen. Elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 30 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.

k.boomwaarde. De richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB, Postbus 683, 7300 AK Apeldoorn, tel. 055-5999449) voor de monetaire boomwaarde worden jaarlijks vastgesteld aan de hand van de prijsindexcijfers van het CBS, marktprijsgemiddelden en andere kengetallen. De richtlijnen gelden als de meest deskundige methodiek voor de wijze van vaststellen van de geldwaarde van bomen en worden in de rechtspraak erkend. Het spreekt overigens voor zich dat bomen ook vele andere waarden dan monetaire waarde kunnen vertegenwoordigen.

l. herplantwaarde. Het Goudse rekenmodel voor het bepalen van de herplantwaarde is een combinatie van twee erkende methodes, waarmee helder en inzichtelijk de herplantwaarde van een boom bepaald wordt.artikel 2: kapverbod

Gekozen is voor een beperkt kapverbod voor houtopstand buiten de openbare ruimte ofwel de ‘private houtopstand’. Bomen in privaat eigendom met een doorsnede van minder dan 30 cm (uitgezonderd aangewezen monumentale bomen) zijn kapvergunningsvrij. Hiervoor is gekozen om invulling te geven aan de wens de hoeveelheid regels en bureaucratie te verminderen en de verantwoordelijkheid en zeggenschap van burgers en samenleving te versterken.

Voor ‘’openbare’’ bomen blijft de gangbare maat van 10 cm gehandhaafd. Enerzijds vanwege het algemeen belang van bomen in openbaar gebied en anderzijds vanwege het waarborgen van rechtsbeschermingsmogelijkheden van belanghebbenden. De betrokkenheid van burgers bij bomen in hun straat is immers groot en indien de gemeente deze publieke bomen eveneens kapvergunningvrij maakt, zal dit op veel onbegrip stuiten en zal de afstand tussen burger en overheid verder worden vergroot.

dode houtopstand. Er wordt voor het kapverbod geen onderscheid gemaakt tussen vitale en afgestorven houtopstand. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen.

noodkap. De Burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van acuut gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid, op grond van de artikelen 173 en 175 van de Gemeentewet. Conformart. 5 lid 1 kan na noodkap ook herplant en instandhouding worden geëist.

De bevoegdheid tot het instellen van een verbod tot vellen bij gemeentelijke verordening wordt in artikel 15 van de Boswet beperkt. Deze beperking heeft inhoudelijk betrekking op de in artikel 15 lid 2 Boswet genoemde houtopstand:

populieren of wilgen als wegbeplantingen of éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

kweekgoed;

houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;

ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

De zinsnede “die aantoonbaar op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd” bedoelt de alle hiervoor genoemde uitzonderingen conform de Memorie van Toelichting op de Boswet te beperken tot bomen met een aantoonbare economisch doel en te onderscheiden van sierbomen. Bij vrucht of fruitbomen, zijn sierbomen die vruchten dragen dus wel kapvergunningplichtig. Onder het kapverbod valt het houden en de economische exploitatie van (vrucht)bomen niet.

dunning. Het begrip dunning - velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand – is weggelaten, om te voorkomen dat onder het mom van een vergunningsvrije dunning veel meer wordt weggehaald dan de gemeente bij een normale vergunningsaanvraag zou goedkeuren.

artikel 3: toetsingscriteria

1.Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden.

natuur- en milieuwaarden

Indien een boom essentieel is als schakel (stapsteen) in de verbinding tussen groengebieden, wijken of tussen stad en buitengebied en als onderdeel in het, voor mensen, planten en dieren, zo belangrijke ecosysteem. Dit is het geval als een boom ouder is dan 20 jaar, een redelijke tot goede conditie en levensverwachting bezit en niet gemist kan worden binnen een grotere landschappelijke structuur zoals beschreven in het Groenstructuurplan en de Bomennota.

Indien het betreft een solitair staande boom van ouder dan 80 jaar met bijzondere broed- en/of nestelgelegenheid voor vogels, vleermuizen,marters of zeldzame insecten.

Indien het boomkundig gezien unieke soorten of subsoorten betreft (bijvoorbeeld een sneeuwklokjesboom of vaantjesboom enz.enz).

landschappelijke waarden / cultuurhistorische waarden

Indien een boom/meerdere bomen beeldbepalend is/zijn in de structuur van het landschap, zoals bijvoorbeeld houtwallen, bomen bij boerderijen. Deze waarde kan tevens samenvallen met een cultuurhistorische waarde.

waarden van stads- en dorpsschoon

Indien een boom beeld- en sfeerbepalend is voor de omgeving waarin hij staat en noodzakelijk is als onderdeel voor een optimale totaalbeleving van de openbare ruimte. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij monumentale bomen geregistreerd op een lokale lijst van monumentale bomen of bomen die vermeld staan in het nationaal register van monumentale bomen van de Bomenstichting.

Verder is hiervan sprake indien een boom vanaf de openbare weg of ander openbaar terrein met zijn habitus (omtreklijn) voor tenminste 75 % zichtbaar is. Deze zichtbaarheid kan bij twijfel aan de hand van fotomateriaal, waarop omtreklijn met koord nagemeten wordt, berekend worden.

waarden voor recreatie en leefbaarheid

Indien een boom in hoge mate bijdraagt aan de leefbaarheid van de stad.Dit is het geval bij bomen op of rondom pleinen, rotondes, kruispunten en andere bomen met een duidelijke verkeersmarkering- of verkeersgeleidingfunctie.

Tevens betreft dit bomen die gebouwen met een openbare of sociale functie accentueren zoals bomen bij scholen, bibliotheken, schouwburgen, theaters, verzorgingscentra, ziekenhuizen, gemeentekantoren.

Indien een boom een waardevolle functie heeft als bijdrage in de recreatie. Dit is het geval bij bomen met een functie ter afbakening en afscherming bij of rondom speelplaatsen, zwembaden- en zwemgelegenheden, sportvelden en sportterreinen en andere spel- en speelterreinen, campings, kampeer- en andere voor recreatie bestemde terreinen, kermis- en evenemententerreinen, en bomen toegestaan als klauterbomen en boomhutbomen.

Indien bouw of aanleg ter plaatse van de monumentale boom de reden tot de kapaanvraag is, moet allereerst duidelijk zijn dat met de realisatie van bouw of aanleg een groot maatschappelijk belang gemoeid is. Individuele particuliere belangen of kleine maatschappelijke belangen kunnen dus niet tot velling van een beschermde monumentale boom leiden. Vervolgens moeten voorafgaand aan een eventuele kapvergunning de alternatieven voor (her)inrichting of aanpassing van de plannen voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

Indien gevaarzetting (voorkomen van letsel of schade) reden tot de kapaanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele kapvergunning de (boomverzorgings) alternatieven voor kap voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

De beslissing op de aanvraag moet waar mogelijk verwijzen naar beleidsbesluiten.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:46- 3:50 en 4:82 – 4:84) dient de motivering van het besluit van Burgemeester en wethouders te verwijzen naar gemeentelijke beleidsregels zoals bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplannen en bijbehorende (beschermings)categorieën en beleidskaarten.

Ervaring leert dat de algemene termen waarin hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang bij overlast. Deze criteria zijn in een afwegingsmodel geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. Dit afwegingsmodel is als bijlage aan deze toelichting bijgevoegd.

Stilzwijgend wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor vergunning in aanmerking zullen komen.

artikel 4: intrekken vergunning

Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van (zeer) oude kapvergunningen tegen te gaan.

artikel 5: vergunningsvoorschriften

vierde lid

In de modelverordening 2007 is een artikel opgenomen waarin een koppeling wordt gelegd tussen het tijdstip van kappen en het onherroepelijk worden van andere benodigde vergunningen. Dit om vroegtijdig en onnodig kappen te voorkomen. De formulering van dit artikel is in de Goudse verordening aangepast. Enerzijds om de mogelijke vertraging van projecten te beperken. Anderzijds om het artikel aan te laten sluiten aan de Wabo.

Lid a en b moeten in relatie tot elkaar worden gezien. Bij toewijzing van een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een andere vergunning kan pas gekapt worden als hiervan op het bezwaar c.q. beroep is beslist. Als in het kader van het bezwaar of beroep de andere vergunning wordt ingetrokken, vernietigd of alsnog geweigerd, vervalt ook de ’kapvergunning’.

Wabo

Onder de Wabo kunnen zich drie situaties voordoen:

er wordt een integrale omgevingsvergunning aangevraagd voor het hele project. Naast de vergunning voor het kappen worden ook de andere benodigde vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures in één keer aangevraagd.

de omgevingsvergunning wordt in fasen aangevraagd. Bijvoorbeeld in de eerste fase de omgevingsvergunning voor kappen en in de tweede fase de vergunning voor bouwen, slopen etc.

er worden deelvergunningen aangevraagd. Bijv. een omgevingsvergunning voor kappen en een aparte aanvraag voor bouwen, slopen etc.

Ad 1 (integrale vergunning):

Een integrale omgevingsvergunning die o.m. betrekking heeft op de activiteit kappen treedt pas in werking na afloop van de bezwaar- of beroepstermijn . Als binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingediend, treedt de vergunning pas in werking als op het verzoek is beslist. Dit betekent dat er pas gekapt mag worden, als de integrale omgevingsvergunning onherroepelijk is geworden of de voorzieningenrechter een (voorlopig) oordeel heeft geveld over de integrale omgevingsvergunning. Het is dus niet nodig om bij dit type vergunning bovengenoemde koppeling te leggen.

Ad 2 (gefaseerde vergunning):

Bij een gefaseerde vergunning mogen de vergunde activiteiten pas worden uitgevoerd als beide fasen zijn vergund. Als één van de vergunde activiteiten het kappen betreft, geldt ook hier dat de gefaseerde vergunning pas in werking treedt na afloop van de bezwaar- of beroepstermijn. Als binnen deze termijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingediend, treedt de vergunning pas in werking als op het verzoek is beslist. Dit betekent dat het ook bij de gefaseerde vergunning niet nodig is bovengenoemde koppeling te leggen met andere benodigde vergunningen.

Ad 3 (deelvergunningen):

De Wabo voorziet niet in een koppeling tussen de deelvergunningen. Voor elke deelvergunning geldt een eigen moment van inwerkingtreding. Er kan zich dan de situatie voordoen dat de omgevingsvergunning voor kappen in werking treedt voordat de omgevingsvergunning voor bijv. bouwen in werking is getreden. Voor dit soort situaties is in de Bomenverordening een koppeling gelegd tussen de omgevingsvergunning voor kappen en andere (deel)vergunningen. Hierbij is aansluiting gezocht bij de regeling in de Wabo voor de integrale en gefaseerde omgevingsvergunning.

Met deze tekst wordt een inhoudelijke koppeling gelegd tussen het kappen van bomen en juridische procedures tegen andere benodigde vergunningen/besluiten. Het is zo geformuleerd dat de mogelijke vertraging beperkt is. Maar ook bij deze formulering kan er sprake zijn van vertraging bij de uitvoering van projecten.

financiële en feitelijke voortgang

In artikel 8, lid 6 van de model Bomenverordening 2007 staat dat als voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden dat de feitelijke en financiële voortgang moet zijn gewaarborgd.

Nog daargelaten of een dergelijke eis kan worden gesteld in aanvulling op de wettelijke regeling rond het exploitatieplan is het vragen van zo'n waarborg niet handhaafbaar. Hoe moet het bevoegd gezag vaststellen of de financiële voortgang is gewaarborgd? Moet de vergunninghouder daarvoor de veelal geheime financiële gegevens overleggen? Waaruit zou moeten blijken dat feitelijke voortgang is gewaarborgd? Omwille van de rechtszekerheid en de handhaafbaarheid is de waarborg van de financiële en feitelijke voortgang niet overgenomen uit de modelverordening.

artikel 6: kappen zonder vergunning

voorschriften. Herplantvoorschriften moeten concreet en eenduidig zijn en mogen zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven mits dit in het gangbare beleid past. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant. Onder het handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in artikel 17.

financiële bijdrage. Indien na kappen zonder vergunning (illegale kap) niet ter plaatse herplant kan worden wordt een financiële bijdrage op basis van de boomwaarde betaald. Deze bijdrage wordt gebruikt voor daadwerkelijke herplant met een zo groot mogelijk plantmaat. Hiervoor wordt een locatie gezocht zo dicht mogelijk bij de gekapte boom.

artikel 7: schadevergoeding

De Boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Rechters lijken niet snel (onredelijk) nadeel aanwezig te achten indien een vergunning om te vellen geweigerd wordt.

artikel 8: afstand van de erfgrenslijn

De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is in afwijking van het oude B.W. toegevoegd: "tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze verordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleind. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden. De juridische mogelijkheden voor burenruzies zijn hiermee enigszins verminderd.

artikel 9: bestrijding van boomziekten

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen.

In het vierde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en noodzaak snel te kunnen handelen met name voor een afdeling "Groen".

artikel 10: bijdrageregeling monumentale bomen

De gemeente bezit een lijst met monumentale bomen en houtopstanden waarvoor in beginsel geen kapvergunning wordt afgegeven. Deze lijst is te vinden op www.gouda.nl.

Deze bepaling is toegevoegd om de mogelijkheid tot positieve benadering van een kapvergunning en bijdrageregeling aan te geven. Soms zal men immers een kapvergunning aanvragen omdat het onderhoud te duur wordt.

Dit is een niet limitatief bedoelde lijst van maatregelen.

artikel 11: procedure bijdrageregeling monumentale boom

Boomverzorger is verkozen boven boomverzorgingsbedrijf om niet aan het juridische vereiste van een bedrijf/onderneming te hoeven voldoen. De deskundigheid staat immers voorop. De gemeente zal de begroting moeten opstellen bij geringe financiële draagkracht van aanvrager.

artikel 15: strafbepaling

De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door Burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstand.

ratio. De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte bij de politie en eventuele strafvervolging door justitie. De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de Gemeentewet vastgesteld. Soms kan de rechter overgaan tot bijzondere maatregelen, zoals publicatie van een vonnis of voordeeltoekenning (d.w.z. dat justitie afziet van strafvervolging indien verdachte de schade vergoedt).

samenloop. Ook een samengaan met andere delicten (vernieling van eigendom, belediging van personen, enz.) is vaak aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie aan te laten pakken.

De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid

tot het instellen door Burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan publieke bomen of houtopstanden.

schadevergoeding. De ingestelde strafvervolging staat het instellen van een privaatrechtelijke schadevordering als gevolg van waardevermindering of verlies van de boom niet in de weg. Wel blijken rechters en officieren in de praktijk terughoudend in het tweemaal juridisch aanpakken van hetzelfde feit.I

Informatie

Meer informatie over de kapvergunningenprocedure staat in de Algemene wet bestuursrecht of is te verkrijgen bij:

gemeente Gouda, Meldpunt Openbaar Gebied

postbus 1086

2800 BB Gouda

telefoon 14 0182

bezoekadres: Huis van de Stad, Jamesplein 1

Arrondissementsrechtbank Den Haag.

postbus 20302

2500 EH Den Haag

tel. 070 - 3813131, fax 070 – 3813360 / 070 - 381 1511