Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2014

Geldend van 19-12-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2014

de raad van de gemeente gouda

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 november 2013;

Gelet op artikel 226 van de Gemeentewet

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2014.

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor honden:

a. die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;

b. die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;

c. die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

d. die uitsluitend ter verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Honden-en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

e. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    • a. voor een eerste hond € 100,80;

    • b. voor iedere hond boven het aantal van één € 124,20.

  • 2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland € 225,00 per kennel.

  • 3. Het tweede lid blijft buiten toepassing als belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden, als blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

  • 4. Belastingaanslagen van € 5,-- of minder worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslag verschuldigde bedragen voor belastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting voor het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt dat, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan €  75,--., doch minder dan € 5.000,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de hondenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 12 Overgangsrecht

De ‘Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2013’ van 12 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening hondenbelasting 2014.

Toelichting op de Verordening hondenbelasting 2014

Op 14 november 2013 is de Programmabegroting 2014-2017 vastgesteld. De in de paragraaf Lokale Heffingen globaal aangegeven tariefsaanpassingen voor het jaar 2014 zijn in de gemeentelijke belastingverordeningen voor 2014 verwerkt. Bij de redactie hiervan is zoveel mogelijk aangesloten bij de modelverordeningen van de VNG. De toelichting op de modelverordening is te raadplegen via de volgende link:

http://www.gouda.nl/gemeente/Modelverordeningen_gem_belastingen_toelichting.pdf

In de paragraaf Lokale Heffingen van de Programmabegroting 2014 - 2017 is aangegeven dat diverse heffingen worden verhoogd met het inflatiepercentage van 1,6% (prijsontwikkeling Bruto Binnenlands Product, zoals opgenomen in de circulaire Gemeentefonds mei 2013).

De tarieven van de hondenbelasting zijn verhoogd met eerder vermeld inflatiepercentage van 1,6% en komen daarmee op:

Voor de 1e hond : € 100,80 (2013: € 99,00)

Voor iedere volgende hond: : € 124,20 (2013: € 122,40)

Voorts is van belang dat vanaf 2011 de uitvoering van de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen alsmede de uitvoering van de Wet WOZ is opgedragen aan de Gemeenschappelijke Regeling BSGR (Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland).

De BSGR combineert zoveel mogelijk gemeentelijke en waterschapsaanslagen op één aanslagbiljet. De gecombineerde aanslag die eind februari 2014 vanuit de BSGR zal worden verzonden, zal voor bijna alle inwoners en bedrijven naast waterschapsaanslagen en de WOZ-waarde met peildatum 1 januari 2013, de volgende gemeentelijke aanslagen bevatten: onroerende-zaakbelastingen, afvalstoffenheffing, rioolheffingen en hondenbelasting. Alleen de inwoners en bedrijven die niet binnen het gebied van het hoogheemraadschap van Rijnland wonen c.q. gevestigd zijn, ontvangen een afzonderlijke aanslag waterschapsbelastingen van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

Gecombineerde aanslagen waarvan het eindbedrag hoger is dan € 75,-- maar lager dan € 5.000,-- kunnen in acht betaaltermijnen worden voldaan zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden voldaan.

Voor gecombineerde aanslagen waarvoor geen automatische betalingsincasso van toepassing is, blijven twee betaaltermijnen gelden waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.