Regeling vervallen per 01-01-2016

Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2015

Intitulé

Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda;

gelezen het voorstel van 16 december 2014;.

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6 en 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gouda 2015;

gezien het advies van de Wmo-raad;

besluit vast te stellen de Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2015.

Artikel 1 Verplichtingen persoonsgebonden budget begeleiding en hulp bij het huishouden

  • 1. Bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget voor begeleiding en hulp bij het huishouden gelden de voorwaarden die de Sociale Verzekeringsbank stelt aan de betaling van een pgb.

  • 2. De verantwoording bestaat in elk geval uit een overzicht van het aantal uitbetaalde uren, betalingsbewijzen (bankafschriften), het uurtarief, NAW-gegevens inclusief het burgerservicenummer van de zorgverlener.

Artikel 2 Verplichtingen budget overige voorzieningen

Bij het verlenen van een budget bij overige voorzieningen gelden de volgende verplichtingen:

  • 1.

    de voorziening moet voldoen aan het programma van eisen dat is opgesteld door de gemeente en, indien van toepassing, aan het Kwaliteiten Bruikbaarheids Onderzoek van Hulpmidden keurmerk en/of komt voor op de lijsten van het TNO-keurmerk dan wel een gelijkwaardig keurmerk goedgekeurde hulpmiddelen.

  • 2.

    in geval van een rolstoel- of vervoersmiddel wordt de voorziening ingekocht bij een leverancier die erkend is volgens de Erkenningsregeling Revalidatietechnisch Bedrijf en voldoet deze aan de eisen van de Revakeur.

Artikel 3 Hoogte persoonsgebonden budget begeleiding en hulp bij het huishouden

  • 1. Het uurtarief bedraagt:

    • a.

      € 34,00 voor begeleiding;

    • b.

      € 56,00 voor gespecialiseerde begeleiding;

    • c.

      € 24,90 voor dagbesteding gericht op participatie;

    • d.

      € 37,45 voor dagbesteding gericht op activering;

    • e.

      € 157,50 voor kortdurend verblijf

    • f.

      € 15,45 voor hulp bij het huishouden wat uitgevoerd wordt door een ZZP-er . Dit Pgb bedrag is vanaf 1 januari 2015 beschikbaar voor nieuwe cliënten voor de inhuur van een ZZP-er.

    • g.

      € 20,22 voor hulp bij het huishouden wat uitgevoerd wordt door een ZZP-er. Dit bedrag is beschikbaar voor overgangsclienten. Dit tarief geldt voor heel 2015. Vanaf 2016 geldt een tarief van € 15,45.

  • 2. Het uurtarief voor het inhuren van een familielid, vrienden, kennissen bedraagt bij:

    • a.

      hulp bij het huishouden € 12,70 en bij

    • b.

      begeleiding € 20,00.

Artikel 4 Hoogte budget overige maatwerkvoorzieningen

  • De hoogte van het budget voor aanschaf van een:

  • 1. rolstoel is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate rolstoel, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde aanbieder. De kostprijs kan zo nodig verhoogd worden met de kostprijs van individuele aanpassingen.

  • 2. individuele vervoersvoorziening is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening. Als de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeursleverancier heeft afgesloten voor onderhoud en reparatie, gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - inclusief eventueel bedongen korting - als uitgangspunt. Als de gemeente geen onderhoudscontract heeft afgesloten, komen de onderhoudskosten voor rekening van de aanvrager.

  • 3. losse woonvoorziening is gelijk aan de door het college goedgekeurde offerte. Het budget kan eventueel verhoogd worden met instandhoudingskosten, bedoeld voor reparatie van de desbetreffende voorziening. Als de gemeente een onderhoudscontract met een voorkeurslevernacier heeft afgesloten voor onderhoud en reparatie, gelden de prijzen uit het desbetreffende onderhoudscontract - inclusief eventueel bedongen korting - als uitgangspunt. Als de gemeente geen onderhoudscontract heeft afgesloten, komen de onderhoudskosten voor rekening van de aanvrager.

  • 4. verplaatsingsmiddel voor vervoer buitenshuis wordt bepaald aan de hand van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Artikel 5 budget woonvoorzieningen

  • 1. Als de kosten voor woonvoorzieningen meer bedragen dan € 3.221,49,- geldt het primaat van verhuizen. De maximale vergoeding voor verhuiskosten op declaratiebasis bedraagt € 3.221,49.

  • 2. Het persoonsgebonden budget wordt betaald aan de eigenaar van de woning en bedraagt maximaal 100% van de goedgekeurde offertekosten.

    Daarbij gelden voor bouwkundige of woontechnische voorzieningen de volgende maximale bedragen:

    • a.

      € 964,18 voor een woonwagen;

    • b.

      € 964,18 voor een woonschip;

    • c.

      € 6.915,91 voor het bezoekbaar en/of logeerbaar maken van een woning.

  • 3. Bij het vaststellen van de hoogte van het budget in de kosten van een woningaanpassing in de vorm van bouwkundige of woontechnische woonvoorziening wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:

    • a.

      de aanneemsom (waarin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

    • c.

      als het noodzakelijk wordt geacht een architect in te schakelen: het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in de Standaardvoorwaarden 1988/Rechtsverhouding opdrachtgever-architect van de Bond van Nederlandse Architectenen de kosten van het toezicht op de uitvoering, alsdit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • d.

      de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • e.

      de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

    • f.

      Het renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van de voorziening;

    • g.

      de kosten van het verwerven van extra bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet gebouwd kan worden binnen de oorspronkelijke kavel;

    • h.

      de door het college schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen die ten tijde van de raming van de kosten niet te voorzien waren;

    • i.

      de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    • j.

      de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

    • k.

      de administratiekosten die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van de bouwkundige voorziening, voor zover de kosten onder a tot en met j meer bedragen dan € 1.246,16 voor 10% van die kosten tot maximaal € 481,70.

  • 4. Als er sprake is van sanering van de vloerbedekking niet ouder dan zeven jaar bedraagt de tegemoetkoming maximaal € 35,- per m2 (inclusief arbeid, noodzakelijke materialen en BTW). De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de afschrijvingstermijn van het te vervangen artikel. De vergoeding bedraagt een percentage van de kosten te weten:

    • -

      100% indien als het artikel nieuwer is dan twee jaar;

    • -

      75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

    • -

      50% indien als het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

    • -

      25% indien als het artikel tussen de zes en acht jaar oud is.

  • 5. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte met een maximum van € 641,10 per maand voor de duur van maximaal één jaar.

  • 6. Als er sprake is van tijdelijke huisvesting is de hoogte van de vergoeding:

    • a.

      maximaal € 695,96 per maand bij een zelfstandige woonruimte;

    • b.

      maximaal € 347,47 per maand bij een niet-zelfstandige woonruimte.

  • 7. Als een woonvoorziening tot meerwaarde van de woning heeft geleid en de woning binnen zes jaar verkocht wordt, dan geldt volgens onderstaand schema het bedrag dat door de aanvrager aan het college terugbetaald moet worden:

    • a.

      voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    • b.

      voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

    • c.

      voor het derde jaar 70% van de meerwaarde;

    • d.

      voor het vierde jaar 60% van de meerwaarde;

    • e.

      voor het vijfde jaar 40% van de meerwaarde;

    • f.

      voor het zesde jaar 20% van de meerwaarde.

  • 8. Als bijlage is bij deze regeling gevoegd een lijst met standaard woonvoorzieningen, waarin opgenomen de maximaal uit te keren bedragen per woonvoorziening.

Artikel 6 budget sportvoorziening

  • 1. De tegemoetkoming voor een sportvoorziening bedraagt maximaal € 3.489,05. Het bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf (maximaal € 2.793,09) en onderhoud (€ 685,00) van een sportrolstoel of vergelijkbare voorziening voor een periode van ten minste 3 jaar.

  • 2. Onderhoud, keuring, reparatie en overige maatwerkvoorzieningen worden één keer per (ten minste) drie jaar vergoed.

Artikel 7 budget vervoersvoorzieningen

  • 1. Voor een budget voor vervoersvoorzieningen geldt het volgende:

    • a.

      voor het gebruik van een eigen auto, als de aanvrager is aangewezen op het gebruik van de eigen auto, geldt een norrmbedrag van € 1.197,64 op jaarbasis;

    • b.

      voor het gebruik van een bruikleenauto geldt een normbedrag van € 807,76 op jaarbasis;

    • c.

      voor het gebruik van een taxi, als de aanvrager geen gebruik kan maken van het collectief vervoer en niet rolstoelgebonden is, geldt een taxitegoed van € 3.150,88 op declaratiebasis of op verzoek van de aanvrager een bijdrage van € 744,86 op jaarbasis;

    • d.

      voor het gebruik van een rolstoeltaxi, als de aanvrager geen gebruik kan maken van het collectief vervoer en rolstoelgebonden is, geldt een taxitegoed van € 3.150,88 op declaratiebasis of een maximale bijdrage van € 1.129,12 op jaarbasis;

    • e.

      voor een ander verplaatsingsmiddel geldt een maximale tegemoetkoming van € 435,59 op jaarbasis en bij de indicatie rolstoeltaxi een maximale bijdrage van € 530,81 op jaarbasis.

  • 2. De hoogte van een tegemoetkoming voor het aanpassen van een eigen auto wordt bepaald aan de hand van de voor vergoeding in aanmerking komende kosten. Deze vergoeding bedraagt maximaal de kosten van de goedkoopst aanpasbare auto.

  • 3. Als er sprake is van aanpassingakosten van de eigen auto geldt als afschrijvingstermijn van de voorziening ten minste zeven jaar. Met uitzondering van overzetbare voorzieningen wordt deze voorziening daarom slechts toegekend als de aan te passen auto niet ouder is dan drie jaar. De kosten van de noodzakelijke aanpassingen worden gebaseerd op de goedkoopst aanpasbare auto. De opties met betrekking tot de uitrusting van de auto, zoals automatische transmissie, stuurbekrachtiging en airco, zijn van vergoeding uitgesloten.

  • 4. Collectief vervoer bestaat uit een regiotaxipas waarmee tegen gereduceerd tarief maximaal 2000 km per jaar kan worden gereisd.

  • 5. Voor de sociaal begeleider van de gebruiker van het collectief vervoer gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de sociaal begeleider mag geen Wmo-geïndiceerde zijn;

    • b.

      de sociaal begeleider dient zelfstandig te kunnen reizen en niet aan een rolstoel of scootmobiel gebonden te zijn;

    • c.

      er mag maximaal één sociaal begeleider per (enkele) rit meegaan;

    • d.

      de sociaal begeleider reist vanaf hetzelfde opstapadres naar dezelfde bestemming;

    • e.

      er mogen maximaal 20 enkele ritten per jaar worden gemaakt;

    • f.

      de rit van de sociaal begeleider wordt gelijktijdig geboekt met dezelfde reservering als de rit van de Wmo-pashouder.

  • 6. Medische begeleiding in het collectief vervoer is mogelijk als er sprake is van medische technische handelingen bij gedragsproblemen en wanneer eenvoudige algemeen dagelijkse levensverrichtingen tijdens de rit nodig zijn.

Artikel 8 Regels voor bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening of pgb

  • 1. De bijdrage in de kosten is verschuldigd zolang de client gebruik maakt van een maatwerkvoorziening of pgb.

  • 2. De kostprijs voor een voorziening in natura is gelijk aan de prijs waarvoor het college de voorziening betrekt van de aanbieder.

  • 3. De kostprijs van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 4. De hoogte van de bijdrage in de kosten voor opvang wordt vastgesteld en geïnd door de opvanginstellingen. De instellingen die opvang verlenen zijn De Reling, het Leger des Heils en Kwintes Vrouwenopvang MH.

  • 5. De bijdrage in de kosten bedraagt voor de:

      • a.

        ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt € 19 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 23.295 het bedrag van € 19 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 23.295;

      • b.

        ongehuwde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt € 19 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 16.456 het bedrag van € 19 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 16.456;

      • c.

        gehuwde personen indien een van beide de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 29.174 het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 29.174;

      • d.

        gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.957 het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 22.957.

  • 6. Het vijfde lid is niet van toepassing voor de bijdrage in de kosten van opvang.

  • 7. De bijdrage in de kosten over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke 'Maximale periodebijdrage' in die periode, tenzij deze hoger is dan de 'Kosten van de voorziening per 4 weken' in die periode. In dat geval is de bijdrage in de kosten gelijk aan de 'Kosten van de voorziening per 4 weken'.

  • 8. Voor hulp bij het huishouden, begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf, beschermd wonen en opvang in de vorm van zorg in natura gelden de volgende bijdragen in de kosten:

      • a.

        hulp bij het huishouden: het aantal uren ontvangen zorg in die 4 weken, vermenigvuldigd met het persoonsgebonden budget tarief.

      • b.

        begeleiding: het aantal ontvangen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het uurtarief van € 45,32.

      • c.

        begeleiding specialistisch: het aantal ontvangen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het uurtarief van € 74,78.

      • d.

        kortdurend verblijf: het aantal ontvangen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het tarief per etmaal van € 210,00.

      • e.

        dagbesteding gericht op participatie: het aantal ontvangen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het tarief per dagdeel van € 33,20.

      • f.

        gespecialiseerde dagbesteding gericht op activering: het aantal ontvangen zorg in de 4 weken, vermenigvuldigd met het tarief per dagdeel van € 49,93.

      • g.

        beschermd wonen: bij een eerste opname korter dan 6 maanden of als men nog een huishouden buiten de instelling heeft betaalt men minimaal € 156,- per maand en maximaal € 819,40 (ook wel het lage tarief genoemd). Voor opname langer dan 6 maanden betaalt men minimaal € 0,00 tot maximaal € 2248,60 per maand (dit wordt het hoge tarief genoemd). De hoogte van de bijdragen is afhankelijk van het inkomen.

      • h.

        Verblijf in de opvang: gehanteerd wordt het uitgangspunt dat in ieder geval de norm voor zak en kleedgeld, zoals genoemd in artikel 23 van de Participatiewet, wordt overgehouden. Daartoe worden de volgende categorieën gehanteerd:

        Eigen bijdrage incl. voeding

        Eigen bijdrage excl. voeding

        Alleenstaande

        € 440,-

        € 240,-

        Alleenstaande ouder

        € 700,-

        € 400,-

        Gezin

        € 750,-

        € 450,-

  • 9. Voor maatwerkvoorzieningen die verstrekt worden in eigendom van de aanvrager (bouwkundige woningaanpassingen) wordt een bijdrage in de kosten opgelegd. Deze bijdrage wordt opgelegd totdat de geldswaarde van de verstrekte maatwerkvoorziening (de kostprijs of huurprijs) volledig is terugbetaald.

Artikel 9 Waardering mantelzorgers

Aan mantelzorgers wordt als waardering voor de door hen geboden ondersteuning een kortingspas verstrekt waarmee op producten en dienstverlening korting kan worden verkregen.

De lijst van producten en dienstverlening waarop korting kan worden verkregen wordt jaarlijks vastgesteld door het college.

Artikel 10 Intrekking

De Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2014 wordt per 1 januari 2015 ingetrokken.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze Regeling treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 12 Citeertitel

Deze Regeling wordt aangehaald als: Regeling maatschappelijke ondersteuning Gouda 2015.

Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en wethouders van 16 december 2014.

Burgemeester en wethouders van Gouda,

de secretaris, de burgemeester,

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Met dit artikel is geregeld dat aangesloten wordt bij de voorwaarden van de Sociale Verzekeringsbank bij het betaalbaar stellen van een persoonsgebonden budget. Verder is geregeld op welke wijze de cliënt verantwoording moet afleggen en welke gegevens hij daarvoor moet overleggen.

Artikel 2 Verplichtingen budget overige voorzieningen

Voor overige voorzieningen zijn verplichtingen opgenomen over de kwaliteit van de voorziening en over de eisen die aan een leverancier worden gesteld.

Artikel 3

In dit artikel zijn de uurtarieven voor begeleiding en hulp bij het huishouden voor het inhuren van een familielid, vrienden, kennissen opgenomen.

Het staat de cliënt vrij om iemand in te huren voor hulp bij het huishouden en begeleiding. Dat kan een familielid of een buurvrouw zijn, maar ook een zelfstandige zonder personeel. In de hoogte van de vergoeding zit een verschil. Een cliënt die met zijn persoonsgebonden budget een familielid, buurvrouw of particuliere hulp inhuurt wordt niet geconfronteerd met hoge overheadkosten. Dit is wel het geval als er een zelfstandige zonder personeel of zorgverlener via een instantie wordt ingehuurd. Het persoongebonden budget om familieleden en vrienden in te huren is dan ook lager.

Artikel 4

In dit artikel is de hoogte van het budget voor overige voorzieningen vastgelegd. Het budget wordt 4 wekelijks, na ontvangst van de factuur en het betalingsbewijs, verstrekt totdat de kostprijs van de voorziening bereikt is dan wel de voor de voorziening geldende huurprijs.

Artikel 5

In het eerste lid is geregeld tot welke hoogte de gemeente de woning geschikt maakt als er argumenten zijn die tegen verhuizen pleiten. Als de aanvrager niet wenst te verhuizen, is het niet mogelijk om de verhuiskostenvergoeding te gebruiken om huidige woning aan te passen.

Uitbetaling vindt plaats na toestemming van het college en na ontvangst van een kopie van het definitieve huurcontract/koopcontract.

In het tweede lid is geregeld tot welke hoogte de kosten van de door het college goedgekeurde offerte worden vergoed. Bij het bepalen van de juistheid van de offerte wordt uitgegaan van de limitatieve lijst die als bijlage bij deze regeling is gevoegd. Uitbetaling vindt plaats op declaratiebasis.

In het derde lid zijn de voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten voor een woningaanpassing. opgenomen.

In het vierde lid zijn de voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten voor een sanering van vloerbedekking opgenomen.

Bij de in het vijfde lid opgenomen huurderving valt te denken aan de situatie dat de gemeente in samenspraak met een verhuurder een aangepaste woning reserveert voor hergebruik. In dit lid is de maximale financiële tegemoetkoming voor dergelijke kosten opgenomen.

In het zesde lid zijn de maximaal te vergoeden bedragen opgenomen. Wanneer de aanvrager vanwege medisch objectiveerbare redenen de nieuwe woning niet kan betrekken doordat er aanpassingenswerkzaamheden worden uitgevoerd, kan tijdelijke huisvesting noodzakelijk zijn.

In het achtste lid is bepaald dat de bedragen, die zijn opgenomen in de standaardlijst voor woonvoorzieningen, maximaal per woonvoorziening uitgekeerd mogen worden. Deze lijst is opgesteld aan de hand van landelijk gemiddelde prijzen.

Artikel 6

In dit artikel is de hoogte van het budget voor een sportvoorziening bepaald.

Voor een sportvoorziening wordt alleen een forfaitaire bedrag verstrekt. Dit bedrag is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van minimaal drie jaar. Na drie jaar kan beoordeeld worden of de de sportvoorziening opnieuw moet worden toegekend.

Uitbetaling vindt plaats na ontvangst van een kopie van het definitieve koopcontract.

Artikel 7

In het eerste lid liggen bedragen vast voor een budget in de auto- en taxikosten. Uitbetaling vindt per kwartaal op declaratiebasis plaats.

Het tweede en derde lid spreken voor zich.

Het vierde lid houdt in dat elke Goudse inwoner gebruik mag maken van het collectief vervoer. Een inwoner met een Wmo-indicatie mag dit echter tegen een gereduceerd tarief doen.

Het vijfde lid regelt dat een inwoner met een Wmo-indicatie op jaarbasis ook op 20 enkele ritten een sociaal begeleider mag meenemen. De achterliggende gedachte bij het hanteren van een sociaal begeleider is dat de Wmo geïndiceerde zich op de plaats van bestemming kan laten begeleiden. Bijvoorbeeld bij ziekenhuisbezoek, bij het winkelen, bij bankzaken, etc.

Er wordt een bijdrage in de kosten gevraagd per zone. Alleen de eerste zone kent ook een opstaptarief waardoor men dan voor 1 enkele zone 2x de bijdrage moet betalen. Alle zones daarna worden steeds verhoogd met het tarief voor 1 zone. Reist men alleen binnen de gemeente Gouda dan betaalt men altijd maar voor 1 zone de eigen bijdrage met daarbovenop het opstaptarief.

Het zevende lid worden de verschillende bouwstenen benoemd. Omschrijving bouwstenen maatwerkvoorziening:

a.Begeleiding

Langdurige noodzakelijke begeleiding gericht op zelfredzaamheid, regie en structuur in het huishouden, plannen van dagelijkse activiteiten, het aanleveren of behouden van vaardigheden en het ondersteunen van mantelzorgers. Indien noodzakelijk is dit op afroep beschikbaar. Waar mogelijk wordt gebruik gemaakt van innovatieve middelen zoals digitaal contact, groepsgewijze inrichting van individuele begeleiding.

b.Gespecialiseerde begeleiding

Specialistische noodzakelijke begeleiding bij tekortschietende zelfregie, sociaal-emotionele problematiek, integratie en participatie. Sprake is van complexe en/of meervoudige problematiek. Hierbij kan ook aandacht zijn voor activerende elementen zoals het regelen van dagelijkse bezigheden, het nemen van besluiten, het plannen en uitvoeren van taken.

c.Dagbesteding gericht op participatie

Dagbesteding voor enererzijds cliënten die vanwege hun beperking niet kunnen deelnemen aan gewoon of regulier begeleid werken en anderzijds voor cliënten waarvoor een algemene voorziening toereikend is, maar nog niet ontwikkeld is. De dagbesteding vindt in principe overdag plaats, buiten de woonsituatie. Het accent ligt op activiteiten gericht op het leveren van een maatschappelijke bijdrage. Daar waar mogelijk wordt samenwerking met private organisaties gezocht. Combinatie van deelpopulaties is wenselijk.

Ten aanzien van vervoer van en naar de dagbesteding is het uitgangspunt dat de cliënt/zijn netwerk het zelf regelt. Indien dit niet mogelijk is wordt een vervoerscomponent mee geïndiceerd. Aanbieders zijn verantwoordelijk voor het vervoer en ontvangen hier een vervoersprijs voor.

d.Gespecialiseerde dagbesteding gericht op activering

Dagbesteding voor cliënten waarvoor vanwege hun beperking de bouwsteen dagbesteding niet toereikend is. Het kan hierbij gaan om somatisch, psycho-geriatrische of ondersteuning van ouderen of ondersteuning gericht op VG/LG/PSY problematiek. De dagbesteding is gericht op ‘activering’. Waar mogelijk worden de cliënten in de gelegenheid gesteld een maatschappelijke bijdrage te leveren. Ten aanzien van vervoer van en naar de dagbesteding is het uitgangspunt dat de cliënt/zijn netwerk het zelf regelt. Indien dit niet mogelijk is wordt een vervoerscomponent mee geïndiceerd. Aanbieders zijn verantwoordelijk voor het vervoer en ontvangen hier een vervoersprijs voor.

e.Kortdurend verblijf

Kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorg of het netwerk. Het kan gaan om cliënten die voortdurend toezicht nodig hebben of waar constant zorg of zorg op ongeregelde tijdstippen noodzakelijk is.

Artikel 8

Dit artikel is een uitwerking van het in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gouda 2015 opgenomen artikel 9 ‘Regels voor bijdrage in de kosten”.

Artikel 9

Dit artikel is een uitwerking van het in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Gouda 2015 opgenomen artikel 13 ‘Jaarlijkse waardering mantelzorg’.

Artikel 10

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 12

Dit artikel spreekt voor zich.