Regeling vervallen per 01-06-2012

Verordening speelautomaten

Geldend van 29-07-2010 t/m 31-05-2012

Intitulé

Verordening speelautomaten

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders dd. januari 1987, nr. 895--19;

Gehoord de commissie van advies en bijstand voor algemeen bestuurlijke en economische zaken;

Gelet op titel Va van de Wet op de kansspelen, het Speelautomatenbesluit 2000, alsmede artikel 154 van de Gemeentewet;

de raad van de gemeente gouda

besluit:

vast te stellen de volgende Verordening inzake speelautomaten.

Artikel 1 begripsbepaling

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet op de kansspelen;

  • 2.

    b. Speelautomatenbesluit: KB van 24 november 1986, Stbl. 589;

  • 3.

    c. speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of on­middellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;

  • d.

    behendigheidsautomaat: een speelautomaat waarvan:

  • 1.

    het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen en

  • 2.

    het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden be­nvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden midde­len afhangt of en in welke mate de speel­duur verlengd of het recht op gratis spel­len verkregen wordt;

  • e.

    kansspelautomaat: een speelautomaat die geen behendigheidsautomaat is;

  • f.

    speelautomatenhal: een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de wet;

  • g.

    ondernemer: de natuurlijke of rechtspersoon die de speelautomatenhal exploiteert;

  • h.

    beheerder: degene die met het dagelijks toe­zicht en de onmiddellijke leiding in de speelau­tomatenhal is belast;

  • i.

    openbare weg, alle voor het openbaar rijd- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen brug­gen en duikers, de tot die wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede kampeerplaatsen en de aan de wegen of pa­den liggende en als zodanig aangeduide par­keerterreinen;

  • j.

    aanwezigheidsvergunning: de in artikel 30b van de wet bedoelde vergunning voor het aanwezig hebben van één of meer speelauto­maten.

  • k.

    laagdrempelige inrichting: een inrichting die het publiek niet in de eerste plaats pleegt te bezoeken voor het nuttigen van alcoholhoudende drank, maar voor ande­re doeleinden, zoals het kopen en nutti­gen van etenswaren,recreatie en sport.

  • l.

    hoogdrempelige inrichting: een inrichting waar het café- q. restaurantbezoek op zichzelf staat en geen onderdeel is van andere laagdrempelige aangelegenheden.

Artikel 2 speelautomatenhal(len)

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vesti­gen of te exploiteren.

  • 2. De burgemeester kan voor één speelautoma­tenhal een vergunning verlenen

  • 3. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 3

De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:

  • a.

    a. een nauwkeurige beschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan, alsmede een plattegrond waarin is aangege­ven op welke plaats in de speelautomatenhal en in welk aantal kansspel- en/of behendig­heidsautomaten worden opgesteld;

  • b.

    een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

  • c.

    een verklaring waaruit blijkt dat hij gerechtigd is over de ruimte te beschikken;

  • d.

    een verklaring omtrent het gedrag:

  • -

    van de ondernemer dan wel, indien de ondernemer een rechtspersoon is, van degene(n) die de onderneming krachtens de (eventueel bij te voegen) statuten vertegenwoordigt(en) en

  • -

    van de beheerder.

Artikel 4

De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop hij de aanvraag met bijbehorende bescheiden heeft ontvangen. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd. De beslissing wordt alleen verdaagd als de complexiteit van de aanvraag dat noodzakelijk maakt.

Artikel 5

Indien de vergunningaanvraag niet voldoet aan de in artikel 3 gestelde eisen, wordt de aanvra­ger van de vergunning in de gelegenheid ge­steld binnen twee weken, nadat hem dit is medegedeeld, de aanvraag aan te vullen of te verbeteren.

Artikel 6

  • 1. De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer en is niet over­draagbaar.

  • 2. In de vergunning wordt de naam van de be­heerder vermeld.

  • 3. Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk geval betrekking op:

    • a.

      de sluitingstijden van de speelautomaten­hal;

    • b.

      het toezicht in de speelautomatenhal;

    • c.

      de exploitatie van de hal.

Artikel 7

  • 1.

    De vergunning wordt geweigerd indien:

  • a.

    één af te geven vergunning voor een speelautomatenhal is verleend;

  • b.

    de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de openbare weg voor het publiek toegankelijk is;

  • c.

    de beheerder(s) de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt;

  • d.

    de ondernemer of de beheerder(s) onder curatele staat (staan) of bewind is inge­steld over één of meer aan hen toebeho­rende goederen, als bedoeld in Boek 1, titel 19, van het Burgerlijk Wetboek;

  • e.

    door de aanwezigheid van de speelauto­maten­hal naar het oordeel van de burge­meester de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter van de winkelstraat/winkelbuurt op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

  • f.

    bestemmingsplan, dan wel een stads­vernieuwingsplan c.q. leefmilieuverorde­ning in de zin van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing.

  • 2.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het leeftijdsvereiste, gesteld in het vorige lid, onderc.

Artikel 8

  • 1. Indien een overeenkomstig artikel 6, tweede lid, in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de ondernemer onder overlegging van de in artikel 3, onder d, genoemde bescheiden een nieuwe vergunning aan te vragen binnen twee weken nadat de in artikel 3 bedoelde ver­kla­ring om­trent het gedrag aan hem is verzon­den.

  • 2. De vergunning vervalt indien de beslissing op een aanvrage voor een nieuwe vergunning voor het vestigen dan wel exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroe­pelijk is geworden dan wel indien geen aanvra­ge is ingediend binnen zes maanden na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9

  • 1. De burgemeester kan de vergunning intrekken

    • a.

      indien blijkt dat de vergunning ten gevol­ge van een onjuiste of onvolledige opga­ve is verleend;

    • b.

      indien de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de vergunning is afgege­ven zodanig zijn gewijzigd dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 7, onder e;

    • c.

      indien gehandeld wordt in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen;

    • d.

      indien de exploitatie van een speelauto­maten­hal voor een periode van langer dan zes maanden wordt onderbroken.

Artikel 10

  • 1. Indien een ondernemer komt te overlijden dient, indien voortzetting van de exploitatie wordt beoogd, binnen twaalf weken een nieu­we ver­gun­ning te worden aangevraagd.

  • 2. In alle andere gevallen van wisseling van on­dernemer dient binnen vier weken na overna­me van de speelautomatenhal een nieuwe vergun­ning te worden aangevraagd.

  • 3. Zolang op een tijdig ingediende aanvrage niet is beslist is voortzetting van de exploitatie toegestaan, met inachtneming van de voor­schriften en beperkingen, verbonden aan de van rechtswege vervallen vergunning.

Artikel 11 aanwezigheidsvergunning

Ten aanzien van de aanwezigheidsvergunning gelden in elk geval de volgende voorschriften c.q. beperkingen:

  • 1.

    Een aanwezigheidsvergunning kan maximaal voor twee speelautomaten per inrichting, als bedoeld in artikel 30c, lid 1, onder a en b van de wet worden verleend.

  • 2.

    Voor hoogdrempelige inrichtingen kan maxi­maal voor twee speelautomaten, zijnde kans­spelautomaten of behendigheidsautomaten per inrichting, een vergunning worden verleend.

  • 3.

    Voor laagdrempelige inrichtingen kan maximaal voor twee behendigheidsauto­maten per inrichting een vergunning wor­den verleend. Kansspelautomaten zijn daarin niet toegestaan.

  • 4.

    Een vergunning, als bedoeld in lid 1, wordt verleend voor een periode van twee jaar.

  • 5.

    Het is de exploitant van een inrichting, als bedoeld in artikel 30c, lid 1, onder a en b van de wet, verboden personen beneden de zes­tien jaar toe te staan gebruik te maken van een kansspelautomaat.

Artikel 12 Strafbepaling

Overtreding van de artikelen 2 en 11 van deze verordening en van de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie, alsmede openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 13 Handhaving

De opsporing van de in artikel 12 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voorzover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 14

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, wordt de bevoegdheid te allen tijde de speelauto­matenhal en de inrichtingen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende of gebruiker, te betreden verleend aan de ambtenaren:

  • a.

    die en voorzover zij door het bevoegde be­stuursorgaan be­last zijn met de uitvoering van bestuurs­dwang ter handha­ving van het bepaal­de bij of krach­tens deze veror­dening;

  • b.

    die en voorzover zij door het bevoegde be­stuursorgaan be­last zijn met het toezicht op de nale­ving van het bepaalde bij of krachtens deze verorde­ning;

  • c.

    die en voorzover zij belast zijn met de opspo­ring van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 15 overgangsbepaling

  • 1. Vergunningen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend voor het exploi­teren van een speelautomatenhal blijven van kracht totdat op een aanvrage, ingevolge arti­kel 2 van deze verordening, is beslist.

  • 2. De bestaande vergunning vervalt, indien geen aanvrage is ingediend binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. De burgemeester kan bij de verlening van de vergunning als in artikel 2 van deze verorde­ning bedoeld, voor een periode van maximaal zes maanden ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, onder b, van deze verordening.

  • 4. Voor inrichtingen die voor de inwerkingtreding van deze verordening als hoogdrempelig wer­den aangemerkt, en die nu door de begrips­omschrijving laagdrempelig zijn, wordt voor maximaal één jaar nog een vergunning voor twee kansspelautomaten verleend.

Artikel 16 aanhaling

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening speelautomaten".

Artikel 17 inwerkingtreding

Deze verordening treedt drie dagen na bekendmaking in werking.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Gouda in de openbare vergadering van 23 januari 1995..

De raad van de gemeente voornoemd,

drs. K.F. Broekens , voorzitter

P. v.d. Brink , secretaris

1e wijziging:

- raadsbesluit van 20 december 1993, met toe­passing van artikel 202 Gemeentewet

2e wijziging:

- raadsbesluit van 23 januari 1995

- afgekondigd op 8 februari 1995

- in werking getreden op 11 februari 1995

3e wijziging:

- raadsbesluit van 30 juni 2010

- bekend gemaakt op 28 juli 201

- in werking getreden op 29 juli 2010

toelichting behorende bij speelautomatenverordening

artikel 1

De gegeven omschrijving van "weg" is ruimer, dan die van de wegenverkeerswetgeving en omvat met name ook de kampeerplaatsen.De kampeerplaatsen worden in het bijzonder ver­meld, omdat in kantines op campings speelautoma­ten mogen worden opgesteld, wanneer het inrichtin­gen betreft in de zin van artikel 30c van de wet. Het verdient de aandacht, dat de omschrijving van het begrip speelautomaat wordt gegeven in artikel 30 van de wet en alleen duidelijkheidshalve in deze verordening is opgenomen. Deze wettekst is in de herziening van de Wet op de kansspelen (wetsont­werp 16.481), gelijkluidend aan de tekst in artikel 1, onder c, van deze verordening.De aanpassing van de herziening van de Wet op de kansspelen (wetsontwerp 19.266) geeft een enigs­zins gewijzigde formulering, namelijk:speelautomaat: een toestel, ingericht voor de beoe­fening door één of enkele spelers van een spel, dat bestaat uit een mechanisch, elektrisch of elektro­nisch proces, waarbij het spelresultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen.Na inwerkingtreding van de aanpassingswet zal de verordening op dit onderdeel derhalve wijziging behoeven.De begrippen behendigheidsautomaat en kansspel­automaat zijn onder het regime van de herziening van de Wet op de kansspelen opgenomen in het Speelautomatenbesluit (KB van 24 november 1986, Stbl. 589), maar worden in de aanpassingswet omschreven in artikel 30. De begripsomschrijving blijft gelijkluidend aan artikel 1, onder d en e, van de verordening.Het begrip aanwezigheidsvergunning is overeen­komstig de omschrijving in het genoemde Speelau­tomatenbesluit.

artikel 2

Eerste lid

De bevoegdheid die de raad heeft geen speelauto­matenhallen in de gemeente toe te laten door het vaststellen van de onderhavige verordening achter­wege te laten, impliceert ook de bevoegdheid het aantal te beperken tot een bepaald maximum.De wetgevende bevoegdheid is gebaseerd op artikel 30c, eerste lid, onder c, van de wet.

Derde lid: lex silencio positivo

Deze vergunning beoogt met name de bescherming van de openbare orde. Daarnaast speelt het bestrijden van gokverslaving een rol. Het is hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.

artikel 3

De ondernemer kan tevens eigenaar en beheerder zijn, maar het is ook mogelijk dat deze hoedanighe­den niet samenvallen. De bescheiden die moeten worden overgelegd zijn afhankelijk van de concrete situatie die zich voordoet.De onder c bedoelde verklaring kan bijvoorbeeld een huurcontract zijn, waaruit de beschikkingsbe­voegdheid blijkt.Het aangeven van het aantal kansspel- en/of be­hendigheidsautomaten in de plattegrond, als be­doeld onder a, staat in verband met artikel 21 van het Speelautomatenbesluit. Het staat los van het in artikel6, derde lid, onder c, bepaalde op grond waarvan in de exploitatievergunning beperkingen kunnen worden gesteld aan het aantal speelauto­maten.

artikel 4

Dit artikel is aangepast vanwege de Europese Dienstenrichtlijn (artikel 13, derde lid) en de Dienstenwet. In beginsel schrijft de Dienstenrichtlijn (artikel 11, eerste lid) voor dat een vergunning voor onbepaalde tijd wordt verstrekt. Bij deze vergunning doet zich wat dat betreft een uitzonderingssituatie voor. Omdat het aantal vergunningen doorgaans beperkt is (in Gouda slechts één vergunning te vergeven), zou er volgens de Dienstenrichtlijn de vergunning in dit geval juist wel periodiek heroverwogen moeten worden, zodat de markt niet permanent afgesloten blijft voor andere partijen.

artikel 5

Behoeft geen toelichting.

artikel 6

Het is niet geoorloofd een voorwaarde op te nemen, inhoudende dat voorafgaan de aan de aanvrage voor een speelautomatenhalvergunning, beschikt wordt over een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten. Een voorwaarde van die strekking verdraagt zich namelijk niet met artikel 30c, eerste lid, onder c en artikel 30f, eerste lid, onder b, van de wet. Het is wel mogelijk beide vergunningaan­vragen gelijktijdig in behandeling te nemen.

artikel 7

Het vereiste onder b dient om een speelautomaten­hal duidelijk van de openbare weg af voor een ieder herkenbaar te maken. Tevens om te voorkomen dat in een achteraf lokaal van een gebouw, waarin bijvoorbeeld een horecabedrijf wordt uitgeoefend, een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd en deze automatenhal mede of uitsluitend via het andere bedrijf bereikbaar zou zijn.Verwezen zij voorts naar de toegangseisen die in artikel 21 van het Speelautomatenbesluit zijn ge­steld, wanneer in een hal zowel kansspel- als behendigheidsautomaten aanwezig zijn.Het criterium openbare orde wordt niet opgenomen in de verordening voor de exploitatie van speelauto­matenhallen. De wet noemt dit criterium reeds in verband met de weigeringsgronden voor een aan­wezigheidsvergunning van speelautomaten.De strekking van de verordening is het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving van de hal.In het bepaalde onder e komt tot uiting dat de ver­gunning dient te worden geweigerd, wanneer ge­vreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van (nog) een hal op ontoelaatba­re wijze zal worden aangetast. Daarbij wordt reke­ning gehouden met het karakter van de straat, het winkelniveau aldaar en van de wijk waarin de speel­automatenhal is gelegen of zal komen te liggen. In de beoordeling van de aanvraag wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan betrokken.Het is ook mogelijk om een vergunning te weigeren, wanneer er sprake is van een op ontoelaatbare wijze aantasten van het karakter van een (deel van) winkelstraat/-buurt/-centrum.Onder f is als weigeringsgrond opgenomen dat er geen sprake mag zijn van strijd met een geldend bestemmingsplan.In dit verband dient gewezen te worden op de mo­gelijkheden van vrijstelling of ontheffing die het bestemmingsplan nogal eens biedt, als ook de mogelijkheid van een anticipatieprocedure als be­doeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 50, achtste lid, van de Woning­wet.Deze mogelijkheden beperken de burgemeester niet in de weigeringsmogelijkheid, maar het lijkt een zaak van behoorlijk bestuur om, voordat tot weige­ring van de vergunning wordt overgegaan, de mo­gelijkheid van ontheffing, vrijstelling of anticipatie in overweging te nemen. Voor de toepassing van deze bepaling wordt handelen op grond van een vrijstel­ling van het geldende bestemmingsplan beschouwd als handelen in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Doel van dit lid is de koppeling van de vereiste vergunning met het planologisch regime.Vereist is dus niet dat de lokatie waar vergunning voor wordt gevraagd is aangewezen als speelauto­matenhal in het bestemmingsplan, maar dat een bestemmingsplan de vestiging niet mag uitsluiten. Op deze wijze wordt voorkomen dat op basis van deze verordening een vergunning moet worden verleend, terwijl later op grond van strijd met het bestemmingsplan tegen de vestiging moet worden opgetreden.

artikel 8

Indien een ondernemer de beheerder verliest, hetzij door overlijden, hetzij door vertrek, behoeft de ondernemer de bedrijfsuitoefening niet te staken, indien binnen de aangegeven termijn een nieuwe vergunning wordt aangevraagd. Het vervallen van de bestaande vergunning van rechtswege betekent dat belanghebbenden hiertegen geen bezwaar of beroep kunnen aantekenen, aangezien van een beschikking geen sprake is.Het verdient aanbeveling schriftelijk mededeling te doen van de constatering, dat niet meer wordt vol­daan aan de eisen die aan een beheerder worden gesteld. Daarbij kan erop gewezen worden dat een situatie dreigt waardoor de vergunning kan verval­len.De vaststelling van de termijnen is arbitrair. Voor de in het tweede lid gestelde termijn is gezocht bij artikel 34, tweede lid, van de Drank- en Horecawet, waar voor een soortgelijke situatie een termijn van zes maanden wordt gesteld na het verlies van be­doelde hoedanigheid.

artikel 9

Onderbreking van de exploitatie voor een periode langer dan in de bepaling genoemd, behoeft niet in alle gevallen aanleiding te geven om de vergunning in te trekken. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan verbouwingen die langere tijd blijken te vergen of aan campings die buiten het seizoen zijn gesloten.Met betrekking tot de in het eerste lid, onder b, genoemde intrekkingsgrond (intrekking in verband met gewijzigde omstandigheden of inzichten) zij opgemerkt, dat bij gebruikmaking daarvan de motivering aan zware eisen dient te voldoen. Het betreft immers omstandigheden waarop de betrok­ken ondernemer doorgaans geen invloed kan uitoefenen. Voorts mag hij erop vertrouwen dat een aan hem verleende vergunning normaal gesproken in stand blijft, temeer gelet op de financiële conse­quenties.Het in het tweede lid bepaalde is gelijk aan de procedure in artikel 30f, vierde lid, van de wet met betrekking tot intrekking van de aanwezigheidsver­gunning voor speelautomaten.

artikel 10

Het eerste lid van het onderhavige artikel beoogt aan de erfgenamen bij overlijden van een onderne­mer enig respijt te geven om zich te beraden over de al dan niet voortzetting van het bedrijf. Ingevolge het bepaalde in artikel 6, eerste lid, is de vergun­ning niet overdraagbaar en dient een nieuwe ver­gunning te worden aangevraagd door degene die de exploitatie voortzet. In afwachting hiervan be­hoeft de bedrijfsuitvoering niet te worden gestaakt, mits de aard van de inrichting en overige omstan­digheden ongewijzigd blijven.Bij wisseling van ondernemerschap geldt eveneens dat de bedrijfsuitoefening niet behoeft te worden gestaakt gedurende de beslissingsperiode op een nieuwe aanvraag. Ook hier geldt als voorwaarde, evenals in het eerste lid, voor het voortzetten van de exploitatie dat de aard van de inrichting en de wijze van exploitatie ongewijzigd blijven.

artikel 11

Dit artikel is gebaseerd op artikel 30d, eerste lid, van de wet. Per inrichting worden maximaal twee speelautomaten toegestaan. Door middel van spreiding van de automaten wordt getracht te bevorderen dat de speelautomaten een onderge­schikte functie vervullen in de inrichtingen.De limiet van twee automaten geldt voor horeca-inrichtingen.Het toegestane aantal automaten op of aan de openbare weg bij tijdelijke gelegenheden van open­baar vermaak (artikel 30c, lid 1, onder d, van de wet) kan per geval worden bezien.Met het bepaalde in lid 3 wordt getracht te voorko­men dat personen beneden de 16 jaar gebruikma­ken van een kansspelautomaat. Het is immers mogelijk dat personen beneden de 16 jaar onder geleide een horeca-inrichting betreden, in welke inrichting kansspelautomaten zijn opgesteld.

artikel 12

Behoeft geen toelichting.

artikel 13

In artikel 30w, tweede lid, van de wet wordt aan B.en W. de bevoegdheid toegekend ambtenaren aan te wijzen die met het toezicht op de naleving van de speelautomatenvergunningen worden belast. De in artikel 141 Sv. genoemde ambtenaren (o.a. de ambtenaren van de gemeentepolitie) hebben een algemene opsporingsbevoegdheid. Ingevolge artikel 142 Sv. kunnen met de opsporing van de strafbare feiten ook zijn belast zij aan wie bij veror­de­ning de handhaving of de zorg voor de naleving daarvan is toevertrouwd.Zonodig kan aan speciale opsporingsambtenaren het toezicht op de naleving van de speelautomaten­vergunningen worden opgedragen.

artikel 14

Behoeft geen toelichting.

artikel 15

Voor de vestiging en exploitatie van speelautoma­tenhallen bevatte de wet vóór de herziening van de Wet op de kansspelen geen specifieke regeling. De daarvoor verleende vergunningen vonden een basis in artikel 30 (oud) en in de Verordening op inrichtin­gen van vermakelijkheden (overlastvergunning).De overgangsregeling in artikel V van de wet is dan ook niet op de speelautomatenhallen van toepas­sing, maar betreft, voorzover in het kader van deze verordening van belang:

  • 1.

    vergunningen, die op het moment van inwer­kingtreding van de wet van kracht zijn op grond van artikel 30 (oud);

    speelautomaten die op het moment van inwer­kingtreding op basis van de onder 1 genoem­de vergunningen zijn opgesteld.

ad 1

Op grond van artikel V, tweede lid, van de wet gelden vergunningen, gebaseerd op artikel 30 (oud) zolang zij niet zijn vervallen of ingetrokken, als een aanwezigheidsvergunning in de zin van artikel 30b van de wet.

Deze vergunningen zijn op voet van artikel 30 (oud) verlengbaar tot uiterlijk 2 jaar na de inwerkingtre­ding van de herziene wet. Binnen die periode kan de vergunning derhalve aflopen of worden ingetrok­ken.

ad 2

De toelatingsregeling in de artikelen 30m en 30t treedt op grond van artikel V, eerste lid, pas twee maanden na het van kracht worden van de wet in werking.Het verbod inzake niet-toegelaten speelautomaten is dan ingevolge artikel V, vierde lid, nog niet van toepassing op de speelautomaten die op de voet van de oude regeling zijn opgesteld.Op grond van de overgangsbepalingen (artikel 24 van het Speelautomatenbesluit) mogen behendig­heidsautomaten, als in het vorenstaande bedoeld, mits voorzien van een "sticker" in totaal uiterlijk 32 kalendermaanden zijn opgesteld. Twee jaar op de voet van artikel 30 (oud) en 8 maanden op basis van een aanwezigheidsvergunning ingevolge artikel 30b van de wet.Voor kansspelautomaten, waarvan de inzet niet meer dan /0,25 per spel bedraagt en die zodanig zijn ingericht dat de inworp slechts in de vorm van geldige Nederlandse pasmunt kan worden gedaan, geldt een overgangstermijn, mits voorzien van een "sticker", tot uiterlijk 26 kalendermaanden.

artikel 16

Behoeft geen toelichting.

artikel 17

Behoeft geen toelichting.