Regeling vervallen per 16-04-2024

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Gouda houdende regels omtrent de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Gouda Financiële verordening 2019 gemeente Gouda, ex artikel 212 Gemeentewet

Geldend van 01-01-2019 t/m 15-04-2024

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Gouda houdende regels omtrent de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Gouda Financiële verordening 2019 gemeente Gouda, ex artikel 212 Gemeentewet

De raad van de gemeente Gouda;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 oktober 2018; gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit

de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Gouda vast te stellen.

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • b.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Gouda en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • c.

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • d.

    netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • e.

    onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting;

  • f.

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

Hoofdstuk 2 - Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de programma’s vast.

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. In de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s weergegeven:

    • a.

      het overzicht van lasten en baten en eventuele toevoegingen en onttrekkingen reserves en

    • b.

      het saldo van de lasten minus de baten per taakveld.

  • 2. In de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie inde begroting wordt, in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt voor het zomerreces aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. De programma’s worden financieel toegelicht op het niveau van de taakvelden.

  • 3. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. Met het vaststellen van de begroting autoriseert de raad de investeringen voor het begrotingsjaar.

  • 4. Voor een investering, waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van een tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de in de tussenrapportage opgenomen periode van het jaar.

  • 2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma, toegelicht per taakveld;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

  • 3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van de programma’s en afwijkingen in investeringskredieten toegelicht, indien groter dan € 50.000 per taakveld.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1. Het college legt jaarlijks aan de raad verantwoording af door middel van het jaarverslag en de jaarrekening.

  • 2. In de jaarstukken worden afwijkingen toegelicht die bestuurlijk relevant zijn en/of verschillen die groter zijn dan € 50.000 per taakveld ten opzichte van de raming.

  • 3. De raad stelt het Beleidskader rechtmatigheid en accountantscontrole vast, waarin de kaders ten aanzien van de uitvoering van de accountantscontrole zijn beschreven.

  • 4. Het college actualiseert jaarlijks het normen- en toetsingskader en stelt een overzicht vast van de in het controlejaar geldende wet- en regelgeving. Deze stukken worden ter informatie aan de raad aangeboden.

  • 5. De raad stelt de jaarstukken vast en verleent décharge aan het college.

Hoofdstuk 3 - Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. De raad stelt tenminste eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) Nota waardering en afschrijving vaste activa vast, waarin de regels ten aanzien van de waardering, activering en afschrijving van de vaste activa zijn beschreven.

  • 2. De raad stelt de Nota waardering en afschrijving vaste activa vast binnen drie maanden nadat deze is aangeboden.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de mogelijke oninbaarheid van vorderingen, wordt een voorziening gevormd.

  • 2. De voorziening dubieuze debiteuren, behoudens de voorziening dubieuze belastingdebiteuren (zie lid 3), wordt bepaald volgens de methode, waarbij iedere vordering (of groep van vorderingen) afzonderlijk op oninbaarheid wordt beoordeeld.

  • 3. De hoogte van de voorziening dubieuze belastingdebiteuren wordt bepaald door het historisch gemiddelde percentage oninbaarheid (uit de 3 laatst vastgestelde jaarrekeningen), te vermenigvuldigen met het saldo van de openstaande belastingdebiteuren aan het einde van het jaar.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1. De raad stelt ten minste één maal in de vier jaren een bijgestelde nota reserves en voorzieningen vast, waarin de regels ten aanzien van de vorming en besteding van reserves en voorzieningen worden beschreven.

  • 2. Het instellen, opheffen en wijzigen van een bestemmingsreserve vindt plaats bij een afzonderlijk raadsbesluit.

  • 3. De actualisatie van de reserves en voorzieningen vindt plaats bij de tussentijdse rapportages, programmabegroting en jaarrekening.

Artikel 11. Overhead

  • 1. Bij het bepalen van de overhead, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

    • a.

      directe kosten worden zoveel mogelijk direct toegerekend aan de betreffende taakvelden;

    • b.

      ondersteunende taken zijn niet direct dienstbaar aan de externe klant of het externe product en behoren derhalve tot de overhead. Wanneer deze ondersteunende taken worden uitbesteed, behoren de uitbestedingskosten bedrijfsvoering tot de overhead (bijvoorbeeld uitbesteding salarisadministratie);

    • c.

      sturende taken, vervult door hiërarchisch leidinggevenden, behoren tot de overhead. De bijbehorende loonkosten behoren ondeelbaar tot de overhead;

    • d.

      de positionering van een functie binnen de organisatie heeft geen invloed op de beoordeling of er sprake is van overhead.

  • 2. De kosten van overhead worden uitgedrukt in een percentage ten opzichte van de exploitatielasten exclusief toevoegingen aan reserves.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een extracomptabel systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen en reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa, de overheadkosten, de rente van de inzet van vreemd vermogen, gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid, en voor rioolrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3. Voor de rentetoerekening aan de activa wordt het vastgestelde rekenrentepercentage gebruikt dat bij de begroting wordt berekend.

  • 4. Overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie (zoals bij grondexploitaties) worden apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 5. Voor het toerekenen van overheadskosten aan activiteiten die betrokken worden in de aangifte vennootschapsbelasting, wordt het totaal van de directe lasten vermeerderd met het percentage zoals bedoeld in artikel 11, lid 2.

  • 6. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt het totaal van de directe lasten vermeerderd met het percentage zoals bedoeld in artikel 11, lid 2.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven, belastingen, leges en rechten.

  • 2. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de door de raad vastgestelde kaders vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. Het college zorgt bij de uitoefening van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofd van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 3. De gemeenteraad stelt in een treasurystatuut nadere regels vast ter uitvoering van het gestelde onder het eerste en tweede lid.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

  • 1. Het college draagt zorg voor een actueel overzicht van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst.

  • 2. Het college geeft aan de raad inzicht in de mate van kostendekkendheid voor de door de gemeente verstrekte diensten, waarover de tarieven, en heffingen in rekening worden gebracht.

Artikel 17. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. Het college geeft in de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing van de programmabegroting en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang aan.

  • 2. Het college geeft in deze paragraaf van de programmabegroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit aan en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

  • 3. Onderdeel van het weerstandsvermogen is de post Onvoorzien. Deze post is beschikbaar voor incidentele tegenvallers die onontkoombaar, onvermijdelijk en onuitstelbaar zijn.

  • 4. Het college rapporteert in deze paragraaf over de financiële positie en de schuldpositie door inzicht te geven in:

    • a.

      het EMU-saldo;

    • b.

      de prognosebalansen;

    • c.

      de verplichte ratio’s (BBV), met toelichting en duiding;

    • d.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • e.

      het saldo van baten en lasten als percentage van de baten;

    • f.

      de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting als percentage van de baten;

    • g.

      risico’s.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college draagt zorg voor meerjarige beheerplannen in het kader van onderhoud openbare ruimte, onderhoud riolering, en onderhoud gebouwen.

  • 2. Bij de programmabegroting gaat het college in de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen in op de toekomstige ontwikkelingen in het vereiste kwaliteitsniveau aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering en gebouwen. Per beheerdiscipline wordt de voortgang van het geplande onderhoud, het eventuele achterstallig onderhoud en de bijbehorende financiële prognose vermeld. Tevens wordt aangegeven of de huidige reserves of voorzieningen toereikend zijn voor de toekomstige lasten.

  • 3. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een:

    • a.

      een onderhoudsplan openbare ruimte aan, waaronder begrepen het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair;

    • b.

      een rioleringsplan;

    • c.

      een onderhoudsplan gebouwen.

  • 4. De onderwerpen in het vorige lid bevatten kaders voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning, de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. Bij wijziging van de kaders of als er financiële consequenties zijn, worden de plannen genoemd in lid 3 sub a en c ter vaststelling aan de raad aangeboden. Sub b wordt altijd ter goedkeuring aan de raad aangeboden.

Artikel 19. Financiering

In de programmabegroting en in de jaarstukken doet het college in de paragraaf Financiering in ieder geval verslag van:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisiconorm;

  • c.

    de financieringsbehoefte;

  • d.

    de rentevisie;

  • e.

    de rentekosten, renteopbrengsten en het renteresultaat verbonden aan de financieringsfunctie;

  • f.

    de omslagrente;

  • g.

    de omvang van garantieportefeuille en waarborgen.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

  • 1. In de paragraaf Bedrijfsvoering van de programmabegroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de actuele onderwerpen die aandacht behoeven.

  • 2. In de paragraaf Bedrijfsvoering van het jaarverslag wordt in ieder geval gerapporteerd over:

    • a.

      de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

    • b.

      de kosten van inhuur derden;

    • c.

      de huisvestingskosten;

    • d.

      de automatiseringskosten.

  • 3. Het college informeert in de programmabegroting en rapporteert bij de jaarstukken in de paragraaf Bedrijfsvoering over de rechtmatigheid, en over de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid, zoals bedoeld in artikel 213a Gemeentewet.

Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een nota Grondbeleid aan.

  • 2. Het college biedt telkens bij de jaarrekening een geactualiseerd Meerjarenprogramma Grondontwikkeling (MPG) ter vaststelling aan.

  • 3. In de betreffende doelstelling en de paragraaf Grondbeleid van de programmabegroting en het jaarverslag wordt op hoofdlijnen ingegaan op (de uitvoering van) het grond- en vastgoedbeleid.

  • 4. In het MPG wordt minimaal aandacht besteed aan:

    • a.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • b.

      risico's die samenhangen met de grondontwikkeling;

    • c.

      planning en financiële uitkomsten, mede in relatie tot de voorgaande rapportage;

    • d.

      afwijkingen ten opzichte van de begroting (inclusief begrotingswijzigingen);

    • e.

      financiële prognoses.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekking

  • 1. De Financiële verordening gemeente Gouda, zoals vastgesteld in de openbare vergadering van 9 maart 2016, wordt ingetrokken per 1 januari 2019. De oude verordening blijft van toepassing op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de oude verordening van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 27. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2019.

Artikel 28. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening 2019 gemeente Gouda, ex artikel 212 Gemeentewet.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 7 november 2018.

De raad van de gemeente voornoemd,

griffier

mr. drs. E.J. Karman-Moerman

voorzitter

dr. M. Schoenmaker