Regeling vervallen per 24-01-2014

Winkeltijdenverordening Gouda 2011

Geldend van 11-07-2013 t/m 23-01-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2013

Intitulé

Winkeltijdenverordening Gouda 2011

De raad van de gemeente Gouda

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 november 2010;

gelet op de artikelen 3, 4, 5, en 7 van de Winkeltijdenwet en het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Winkeltijdenverordening Gouda 2011

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Winkeltijdenwet;

  • b.

    winkel: winkel als bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • c.

    feestdagen: Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste Kerstdag en tweede Kerstdag;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2. Zon- en feestdagenregeling (koopzondagen)

  • 1. De verboden genoemd in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b van de wet, gelden niet op door het college aan te wijzen, zondagen of feestdagen per kalenderjaar.

  • 2. Het college kan de zondagen of feestdagen, bedoeld in het eerste lid, afzonderlijk vaststellen voor één of meer van de navolgende delen van de gemeente: Binnenstad, Nieuwe Park Oost, Nieuwe Park West, bedrijventerrein Goudse Poort, Bloemendaal, Plaswijck, Noord/Achterwillens, Goverwelle, Kort Haarlem/Oost, Stolwijkersluis, Korte Akkeren, Industrieterrein Kromme Gouwe en Westergouwe, zulks overeenkomstig de bijgevoegde kaart.

Artikel 3. Ontheffing zon- en feestdagenregeling voor bijzondere situaties

  • 1. Het college kan voor wat betreft zondagen of feestdagen ontheffing verlenen van de in artikel 2 van de wet genoemde verboden, ten behoeve van:

    • a.

      bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard;

    • b.

      het uitstallen van goederen;

    • c.

      tentoonstellingen in kunstateliers en galeries

  • 2. De ontheffing kan worden verleend in geval van feestelijkheden, bijeenkomsten, veilingen of beurzen.

Artikel 3a Bepaalde winkels

De in artikel 2, eerste lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van: a. musea; b. winkels, waar uitsluitend maaltijden, voor directe consumptie geschikte eetwaren, alcoholvrije dranken en, door middel van een automaat, tabak en tabaksprodukten, middelen ter voorkoming van zwangerschap en damesverband plegen te worden verkocht; c. winkels waar de bedrijfsactiviteit hoofdzakelijk bestaat uit het verhuren van voorbespeelde videobanden en andere voorbespeelde beelddragers, mits in die winkel geen andere goederen worden te koop aangeboden of verkocht dan videobanden en andere beelddragers, alsmede tijdschriften en catalogi, die betrekking hebben op het te huur aangeboden assortiment.

Artikel 3b Openstelling anders dan voor verkoop

1.De in artikel 2, eerste lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van: a. winkels, waarin zich een restaurant of lunchroom bevindt, voor zover het laten betreden van de winkel noodzakelijk is voor het bezoeken van het restaurant of de lunchroom; b. winkels waar uitsluitend of hoofdzakelijk fietsen en bromfietsen plegen te worden verkocht, voor zover het laten betreden van de winkel noodzakelijk is voor het huren van fietsen en bromfietsen.

2.De in het eerste lid vervatte vrijstellingen gelden niet ten aanzien van het verkopen van goederen.

Artikel 3c Straatverkoop van bepaalde goederen

De in artikel 2, tweede lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van voor directe consumptie geschikte eetwaren en alcoholvrije dranken.

Artikel 3d Begraafplaatsen

1.De in artikel 2, eerste lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van winkels, waar uitsluitend of hoofdzakelijk bloemen en planten plegen te worden verkocht en die zijn gelegen op een afstand van ten hoogste 100 meter van de publieksingang van een begraafplaats, gedurende de openingstijden van die begraafplaats.

2.De in artikel 2, tweede lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van bloemen en planten op een begraafplaats dan wel op een afstand van ten hoogste 100 meter van de publieksingang daarvan, gedurende de openingstijden van die begraafplaats.

Artikel 3e Culturele evenementen

1.De in artikel 2, eerste lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van gebouwen, waar voorstellingen, uitvoeringen of evenementen van culturele aard plaatsvinden, en waar uitsluitend of hoofdzakelijk goederen die rechtstreeks verband houden met aldaar te houden voorstellingen, uitvoeringen en evenementen plegen te worden verkocht, vanaf een uur voor de aanvang van de voorstelling, de uitvoering of het evenement tot een uur na afloop daarvan.

2.De in artikel 2, tweede lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van het ter gelegenheid van voorstellingen, uitvoeringen of evenementen van culturele aard te koop aanbieden en verkopen van goederen, die rechtstreeks verband houden met die voorstellingen, uitvoeringen of evenementen, vanaf een uur voor de aanvang van de voorstelling, de uitvoering of het evenement tot een uur na afloop daarvan.

Artikel 3f Sportcomplexen

1.De in artikel 2, eerste lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van winkels in of op het terrein van sportcomplexen, waar uitsluitend of hoofdzakelijk goederen worden verkocht, die rechtstreeks verband houden met de aldaar beoefende sporten, gedurende de openstellingsuren van die sportcomplexen.

2.De in artikel 2, tweede lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van het in of op het terrein van sportcomplexen te koop aanbieden en verkopen van goederen, die rechtstreeks verband houden met de aldaar beoefende sporten, gedurende de openstellingsuren van die sportcomplexen.

Artikel 3g Bejaardenoorden

1.De in artikel 2, eerste lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van winkels in of op het terrein van bejaardenoorden, waar uitsluitend of hoofdzakelijk eet- en drinkwaren, prentbriefkaarten, nieuwsbladen en tijdschriften alsmede bloemen en planten plegen te worden verkocht.

2.De in artikel 2, tweede lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden in of op het terrein van bejaardenoorden niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van eet- en drinkwaren, prentbriefkaarten, nieuwsbladen en tijdschriften alsmede bloemen en planten.

Artikel 3h E.H. Communie

1.De in artikel 2, eerste lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van winkels, waar uitsluitend of hoofdzakelijk foto-artikelen plegen te worden verkocht, voor zover het betreden van die winkel noodzakelijk is voor het vervaardigen van portretfoto's ter gelegenheid van de Eerste Heilige Communie.

2.De in het eerste lid vervatte vrijstelling geldt niet ten aanzien van het verkopen van goederen.

Artikel 3i Allerheiligen en Allerzielen

1.De in artikel 2, eerste lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag, gelden niet ten aanzien van winkels, waar uitsluitend of hoofdzakelijk bloemen en planten plegen te worden verkocht, op de dagen waarop Allerheiligen en Allerzielen worden gevierd.

2.De in artikel 2, tweede lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag, gelden niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van bloemen en planten op de dagen waarop Allerheiligen en Allerzielen worden gevierd.

Artikel 3j Ramadan

1.De in artikel 2, eerste lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden gedurende de Ramadan vanaf twee uur voor zonsondergang tot zonsondergang niet ten aanzien van winkels, waar brood en gebak wordt verkocht dat in het bijzonder is bestemd voor hen die zich aan de Ramadan houden, mits in die winkel dat brood en gebak ook pleegt te worden verkocht buiten de periode van de Ramadan.

2.De in artikel 2, tweede lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden gedurende de Ramadan vanaf twee uur voor zonsondergang tot zonsondergang niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van brood en gebak dat in het bijzonder is bestemd voor hen die zich aan de Ramadan houden.

Artikel 3k Bedevaartplaats

1.De in artikel 2, eerste lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van winkels die zijn gelegen in de directe omgeving van een bedevaartplaats, gedurende de tijd dat deze plaats als zodanig wordt bezocht, indien in die winkel op die dagen en gedurende die tijd geen andere goederen worden verkocht dan: a. voor directe consumptie geschikte eetwaren en alcoholvrije dranken; b. religieuze artikelen en souvenirs; c. bloemen en planten.

2.De in artikel 2, tweede lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden in de directe omgeving van een bedevaartplaats, gedurende de tijd dat deze plaats als zodanig wordt bezocht, niet ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van: a. voor directe consumptie geschikte eetwaren en alcoholvrije dranken; b. religieuze artikelen en souvenirs; c. bloemen en planten.

Artikel 3l Carnaval

1.De in artikel 2, eerste lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag, gelden op de zondag vanaf 12 uur waarop carnaval wordt gevierd, niet ten aanzien van winkels, waar uitsluitend of hoofdzakelijk feestartikelen plegen te worden verkocht.

2.De in artikel 2, tweede lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag, gelden op de zondag vanaf 12 uur waarop carnaval wordt gevierd, niet voor het te koop aanbieden en verkopen van feestartikelen.

 

Artikel 3m Kermis

1.De in artikel 2, eerste lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet ten aanzien van winkels, waar uitsluitend of hoofdzakelijk feestartikelen plegen te worden verkocht, indien in de gemeente, waarin de winkel is gelegen, een kermis wordt gehouden, gedurende de openingstijden van die kermis.

2.De in artikel 2, tweede lid, van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, gelden niet voor het te koop aanbieden en verkopen van feestartikelen en speelgoed op een terrein, waar een kermis wordt gehouden.

Artikel 4. Ontheffing voor verkoop toeristische produkten

  • 1. Het college kan, om reden van op de gemeente gericht toerisme, op aanvraag ontheffing verlenen van de verboden vervat in artikel 2, eerste lid van de wet, in het tijdvak van 1 april tot en met 30 september, ten behoeve van de verkoop van typisch toeristische produkten, zoals Goudse stroopwafels, Goudse Kaas, souvenirs, prentbriefkaarten en dergelijke.

  • 2. In een jaar, waarin de eerste paasdag valt op een datum voor 1 april, vangt het in het vorige lid bedoelde tijdvak aan op eerste paasdag.

Artikel 5. Avondopenstelling

  • 1. Het college kan op aanvraag ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van de wet.

  • 2. Het college verleent de ontheffing, als bedoeld in het eerste lid, tot maximaal 24.00 uur, tenzij een ontheffing wordt gevraagd voor een eenmalige activiteit van korte duur.

  • 3. Het college kan op aanvraag ontheffing verlenen van de in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b van de wet genoemde verboden.

  • 4. Aan de ontheffing, bedoeld in het derde lid, worden in elk geval de volgende voorschriften verbonden: a. ten behoeve van de winkel is een ontheffing verleend als bedoeld in het eerste lid, tenzij door het college anders wordt bepaald; b. de winkel is tenminste vier werkdagen van 16.00 uur tot 24.00 uur geopend, tenzij door het college anders wordt bepaald; c. in de winkel worden hoofdzakelijk eet- en drinkwaren verkocht met uitzondering van sterke drank als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet; d. de winkel is op zondagen en feestdagen vóór 16.00 uur gesloten.

  • 5. Het college verleent voor ten hoogste vier winkels een ontheffing als bedoeld in het eerste lid of het derde lid. Het maximum van vier ontheffingen kan slechts worden overschreden voorzover het ontheffingen betreft als bedoeld in het eerste lid voor eenmalige activiteiten van korte duur.

Artikel 6. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een ontheffing binnen acht weken.

  • 2. Het college kan de beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 7. Intrekken, wijzigen of weigeren van de ontheffing

  • 1.

    Het college kan een ontheffingintrekken of wijzigen indien:

    • a.

      ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten dit noodzakelijk maken in verband met het belang of de belangen ter bescherming waarvan de ontheffing is vereist;

    • c.

      het gebruik van de winkel of de uitoefening van een bedrijf anders dan in een winkel gevaar oplevert voor de openbare orde, de veiligheid of het woon- en leefklimaat ter plaatse;

    • d.

      de aan de ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • e.

      van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een half jaar;

    • f.

      de houder dit aanvraagt.

2 De ontheffing kan worden geweigerd indien de woonsituatie of de leefsituatie, de veiligheid of de openbare orde in de omgeving van de winkel op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de openstelling van de winkel.

Artikel 8. Intrekking voorgaande regeling

De Winkeltijdenverordening Gouda 1996 wordt ingetrokken.

Artikel 9 overgangsbepaling

  • 1.

    Ontheffingen die zijn verleend onder de werking van de Winkeltijdenverordening Gouda 1996 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, worden aangemerkt als ontheffingen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Winkeltijdenverordening Gouda 1996 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 3.

    Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de Winkeltijdenverordening Gouda 1996 wordt beslist met toepassing van deze verordening.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgend op die van haar bekendmaking.

Artikel 11. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Winkeltijdenverordening Gouda 2011

Aldus besloten in de openbare vergadering van:

De raad der gemeente voornoemd,

, voorzitter

, griffier

kaart met winkelgebieden

Algemene toelichting

Op 1 juni 1996 is de Winkeltijdenwet tezamen met het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet in werking getreden. Deze wet stelt ruimere regels voor de openingstijden van winkels dan zijn voorganger, de Winkelsluitingswet 1976.

De Winkeltijdenwet kent de volgende uitgangspunten:

  • a.

    Op maandag t/m zaterdag, de werkdagen, is openstelling van winkels toegestaan tussen 06.00 en 22.00 uur. Gemeenten mogen tijdens deze uren geen beperkingen opleggen aan de openstelling van winkels.

  • b.

    Aan het aantal openingsuren per winkel per week is geen maximum verbonden.

  • c.

    Tijdens de nachturen van 22.00 tot 06.00 uur is winkelopening op werkdagen niet toegestaan. Gemeenten kunnen echter vrijstellingen of ontheffingen van deze verplichte winkelsluiting verlenen. Op Goede Vrijdag, Kerstavond (24 december) en Dodenherdenking (4 mei) moeten de winkels vanaf 19.00 uur dicht zijn.

  • d.

    Op zon- en feestdagen is winkelopening niet toegestaan. Voor maximaal 12 zon- en feestdagen per kalenderjaar kan de gemeente vrijstelling of ontheffing van deze verplichte sluiting verlenen. De Winkeltijdenwet merkt in dit verband als feestdagen aan: Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste en tweede Kerstdag.

  • e.

    Winkels waar uitsluitend of hoofdzakelijk levensmiddelen worden verkocht (in de praktijk gaat het vaak om supermarkten) kunnen ontheffing krijgen om op zon- en feestdagen vanaf 16.00 uur open te zijn. Ze moeten dan wel op alle zon- en feestdagen voor 16.00 uur dicht zijn, ook als die als koopzondag zijn aangewezen. Belangrijk is ook dat er in een gemeente maar één ontheffing per 15.000 inwoners mag worden verleend.

  • f.

    De raden kunnen bij verordening vrijstelling verlenen van de verplichte winkelsluiting op zon- en feestdagen in verband met op de gemeente of een deel daarvan gericht autonoom toerisme.

De Winkeltijdenwet is niet alleen van toepassing op winkels: het is op de in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde dagen en tijden ook verboden om in de uitoefening van een bedrijf (anders dan in een winkel) goederen te koop aan te bieden of te verkopen aan particulieren. Dit volgt uit artikel 2, tweede lid.

Deze verordening is vastgesteld teneinde ondernemers meer keuzevrijheid te geven bij het vaststellen van de twaalf koopzondagen per jaar. Deze koopzondagen worden per stadsdeel vastgesteld. In de Winkeltijdenverordening 1996 vielen binnen een stadsdeel vaak bedrijventerreinen én winkelcentra in woonwijken. Ondernemers op deze locaties hebben echter verschillende voorkeuren voor de aan te wijzen koopzondagen; zo willen de supermarkten in de winkelcentra op de zondagen voor de feestdagen open en wil men op bedrijventerreinen bijvoorbeeld op tweede Paasdag open zijn. Om deze reden zijn er thans meer stadsdelen vastgesteld en zijn de bedrijventerreinen als apart stadsdeel aangewezen.

Voorts is de verordening nu voorzien van een toelichting, waarin de laatste jurisprudentie is verwerkt. Inhoudelijk is grotendeels de modelverordening van de VNG gevolgd. Om de leesbaarheid te vergroten is de volgorde van de artikelen aangepast. Verder zijn de twee artikelen waarin de ontheffing voor avondopenstelling op werkdagen (vanaf 22.00 uur) en zondagen en feestdagen (vanaf 16.00) is geregeld, samengevoegd in een artikel, aangezien de avondopenstelling voor zondagen en feestdagen is gekoppeld aan de avondopenstelling op werkdagen.

Gemeentelijke bevoegdheden

Als algemene regel geldt dat op zon- en feestdagen de winkels gesloten zijn. Hierop bestaat een aantal uitzonderingen in de vorm van vrijstellings- en ontheffingsmogelijkheden. Hiermee kan het gemeentebestuur ook buiten de wettelijk geregelde sluitingstijden winkelopening toestaan. Deze bevoegdheden kunnen worden ingedeeld in de volgende vier categorieën.

1.Bevoegdheden op werkdagen

De gemeentelijke bevoegdheden op werkdagen behelzen feitelijk de mogelijkheid om ook na 22.00 uur winkelopening toe te staan (artikel 7 van de Winkeltijdenwet). De winkeltijdenverordening moet in een grondslag voorzien om de detailhandelsactiviteiten mogelijk te maken die na 22.00 uur op werkdagen plaatsvinden. Dat is gebeurd in artikel 5 van de verordening.

2.Bevoegdheden op zon- en feestdagen en 19-uurdagen

De gemeenteraad heeft op grond van artikel 3, eerste lid, Winkeltijdenwet de bevoegdheid om per kalenderjaar maximaal twaalf zondagen of feestdagen als koopzondag aan te wijzen. Deze bevoegdheid geldt per deel van de gemeente afzonderlijk en kan worden overgedragen aan het college. Ook kan de raad het college een ontheffingsbevoegdheid toekennen.

Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, Winkeltijdenwet bepaalt dat de winkels op zondag gesloten moeten zijn. In het eerste lid, onder b, wordt een aantal andere dagen genoemd waarop de winkels gesloten moeten zijn, namelijk Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste en tweede Kerstdag. Daarnaast noemt artikel 2, eerste lid onder b, van de Winkeltijdenwet nog drie dagen waarop de winkels gesloten moeten zijn vanaf 19.00 uur: Goede Vrijdag, 4 mei en 24 december. Deze dagen vallen dus niet onder het begrip feestdagen. In deze toelichting worden ze verder aangeduid als “19-uurdagen”. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Winkeltijdenwet kunnen de 19-uurdagen niet als koopzondag kunnen worden aangewezen indien zij op een zondag vallen.

3.Bevoegdheden voor specifieke situaties

De gemeente heeft de bevoegdheid om bij verordening een vrijstelling te verlenen van het verbod om op zon- en feestdagen open te zijn vanwege op de gemeente of een deel daarvan gericht autonoom toerisme (artikel 3, derde lid, onder a). Van deze bevoegdheid maakt de gemeente Gouda geen gebruik.

De wet voorziet in artikel 3, vierde lid, in een bevoegdheid van de gemeenteraad om in een verordening een bevoegdheid aan het college toe te kennen om aan winkels die uitsluitend of hoofdzakelijk eet- en drinkwaren verkopen een ontheffing te verlenen voor opening op zondagen en feestdagen vanaf 16.00 uur. Per 15.000 inwoners van de gemeente mag slechts één winkel worden aangewezen.

In de gemeente Gouda wordt deze ontheffing gekoppeld aan een ontheffing voor avondopenstelling op werkdagen. Zie hiervoor de toelichting op artikel 5 van de verordening.

Het college heeft op grond van artikel 4, eerste lid, van de wet de bevoegdheid om bij plotseling opkomende bijzondere omstandigheden een vrijstelling van de verplichte winkelsluiting te verlenen. Daarnaast kan de raad het college in bij de verordening aangewezen gevallen de bevoegdheid toe kennen op verzoek een ontheffing verlenen bij bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard en voor het uitstallen van goederen. Zie daarover ook de toelichting bij artikel 3.

Het college kan op grond van artikel 6 van de Winkeltijdenwet op verzoek een ontheffing verlenen voor de openstelling van de winkel op zondag aan winkeliers die tot een kerkgenootschap behoren dat de wekelijkse religieuze rustdag op een andere dag dan de zondag houdt. Deze winkeliers moeten dan wel op hun eigen religieuze rustdag hun winkel gesloten houden.

4.Algemeen

Alle op grond van de wet en de verordening te verlenen vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend; ook kunnen er voorschriften aan worden gebonden. Aan de ontheffingen op grond van artikel 3, vierde lid, en op grond van artikel 7 van de Winkeltijdenwet (avondopenstelling op zondag respectievelijk op werkdagen) kan bijvoorbeeld de beperking worden verbonden dat er na een bepaald tijdstip geen alcoholhoudende drank mag worden verkocht (CBB 18-03-2009, AWB 08/802 S2, Zaanstad).

artikelgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de definitie van winkel wordt verwezen naar artikel 1 van de Winkeltijdenwet. Daarin is een winkel gedefinieerd als: een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin goederen aan particulieren plegen te worden verkocht.

Voor de omschrijving van het begrip feestdagen is aansluiting gezocht bij artikel 2, eerste lid onder b van de Winkeltijdenwet. In de wet is geen definitie opgenomen van feestdag, maar worden de volgende dagen genoemd als dagen waarop de winkels gesloten moeten zijn (naast de zondag): Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste en tweede Kerstdag. Deze dagen zijn in artikel 1 van de verordening gedefinieerd als feestdag. Daarnaast noemt artikel 2, eerste lid onder b van de Winkeltijdenwet nog drie dagen waarop de winkels gesloten moeten zijn vanaf 19.00 uur: Goede Vrijdag, 4 mei en 24 december. Koninginnedag en Bevrijdingsdag zijn, voor zover deze dagen niet op zondag vallen, in de wet niet aangemerkt als dagen waarop de winkels gesloten moeten zijn. Deze dagen vallen dus niet onder het begrip feestdag in de verordening.

Artikel 2. Zon- en feestdagenregeling (koopzondagen)

Dit artikel is een uitwerking van artikel 3, tweede lid, Winkeltijdenwet, dat de raad de mogelijkheid geeft de bevoegdheid die in het eerste lid aan de raad wordt gegeven, te delegeren aan het college. Dit is wel een beperkte delegatie: de raad zelf verleent vrijstelling, het college bepaalt wanneer die precies geldt door het aanwijzen van koopzondagen per jaar. De eerste twee leden van artikel 3 Winkeltijdenwet luiden:

1. De gemeenteraad kan voor door hem aan te wijzen dagen per kalenderjaar vrijstelling verlenen van de in artikel 2 vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag, Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste of tweede Kerstdag. De beperking tot twaalf dagen per kalenderjaar geldt voor elk deel van de gemeente afzonderlijk.

2. De gemeenteraad kan, al dan niet onder het stellen van regels, de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders.

Er is voor gekozen om Gouda op te splitsen in verschillende delen, met een onderscheid tussen bedrijventerreinen en woonwijken. Dit omdat ondernemers op bedrijventerreinen andere voorkeuren hebben voor koopzondagen dan winkeliers in winkelcentra in wijken.

Artikel 3. Ontheffing zon- en feestdagenregeling voor bijzondere situaties

Dit artikel steunt op artikel 4, tweede lid, Winkeltijdenwet. Artikel 4 luidt:

1. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling van de in artikel 2 vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag, Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag en eerste of tweede Kerstdag, verlenen op grond van plotseling opkomende bijzondere omstandigheden.

2. Zij kunnen in door de gemeenteraad bij verordening aangewezen gevallen ontheffing verlenen van de in het eerste lid bedoelde verboden ten behoeve van bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard en ten behoeve van het uitstallen van goederen.

3. De vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend. Aan de vrijstellingen en ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden.

Aangezien de Winkeltijdenwet in artikel 4, eerste lid, een directe bevoegdheid verleent aan het college om vrijstelling te verlenen op grond van plotseling opkomende bijzondere omstandigheden hoeft deze mogelijkheid niet afzonderlijk te worden genoemd in de verordening. Wel worden hier op grond van het tweede lid van artikel 4 van de Winkeltijdenwet de gevallen aangewezen waarin ontheffing kan worden verleend ten behoeve van bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard.

Uit de bewoordingen van artikel 4, eerste lid, van de Winkeltijdenwet in relatie tot die van 3, vierde lid volgt dat deze ontheffing zowel op aanvraag als ambtshalve kan worden verleend.

In artikel 3, eerste lid onder c van de verordening worden tentoonstellingen in kunstateliers en galeries genoemd. De reden daarvan is het volgende. Kunstateliers en galeries zijn winkels, maar hebben in de Winkeltijdenwet een speciale status, die voortkomt uit de oude Winkelsluitingswet en het daarop berustende Besluit gemeentelijke ontheffingen Winkelsluitingswet. De achtergrond van deze bijzondere status voor kunstateliers en galeries is dat de mogelijkheden voor kunstenaars aan hun werk bekendheid te geven door middel van (verkoop)tentoonstellingen niet te zeer aan banden gelegd mag worden. Bovendien spelen concurrentieoverwegingen hier nauwelijks een rol, gezien het individuele karakter van de betrokken voorwerpen.

Onder bijzondere omstandigheden van tijdelijke aard kunnen feestelijkheden worden verstaan. In een uitspraak van 28 oktober 2008, LJN: BG2147 (Amsterdam Noord), heeft het CBB het begrip “feestelijkheden” ingevuld. Het ging in deze zaak onder meer om de vraag of allerlei buitenlandse en nogal buitenissige feestdagen zoals de Chinese dag van het kind, de Amerikaanse "doe vriendelijk dag" en dergelijke konden worden aangemerkt als "feestelijkheden" zoals bedoeld in de Winkeltijdenverordening van het desbetreffende stadsdeel. Uit de uitspraak blijkt "….dat het moet gaan om feestelijkheden die bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard zijn. Bij het hanteren van het begrip "bijzondere gelegenheid van tijdelijke aard" moet er een verband kunnen worden aangewezen met een gebeurtenis dan wel met het beleven of uiten van opvattingen of gevoelens, waaraan blijkens een breed gedragen mening van de bevolking of een bevolkingsgroep op landelijk dan wel op lokaal niveau, een feestelijke, gedenkwaardige betekenis moet worden gehecht."

In een uitspraak van 18 december 2009 bepaalde de voorzieningenrechter dat het verlenen van ontheffing om op zondag 20 december open te zijn in verband met het plaatsvinden van een feestelijkheid (de laatste zondag voor Kerstmis), niet mogelijk was. In deze mondelinge uitspraak overwoog de rechter: “Er is echter niet gebleken welke feestelijkheid op die dag plaats zal vinden en tevens niet of de genoemde feestelijke activiteiten ten tijde van het verlenen van de ontheffing reeds gepland waren. Doordat de ontheffing is verleend aan alle winkeliers in de gemeente Lisse, komt de ontheffing eigenlijk overeen met het aanwijzen van een extra algemene koopzondag. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat de gemeenteraad de mogelijkheid heeft om het college de bevoegdheid te geven twaalf koopzondagen aan te wijzen. De gemeenteraad heeft deze bevoegdheid echter beperkt tot zes zon- en feestdagen, van welke bevoegdheid ook gebruik is gemaakt. Door het aanwijzen van deze extra koopzondag, hebben burgemeester en wethouders in strijd met de verordening gehandeld.” (LJN BK 7097, Lisse).

Artikel 3a tot en met 3m

Met de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Winkeltijdenwet (wetsvoorstel 32 412) zijn de artikelen 10 tot en met 22 van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet van rechtswege vervallen. Deze voorheen landelijk geregelde vrijstellingen zijn thans opgenomen in deze verordening. Het gaat met name om vrijstellingen voor detailhandel die traditioneel veel (ook) op zon- en feestdagen plaatsvindt, zoals snackbars, ijscomannen, videotheken, bloemenwinkels bij begraafplaatsen, winkels in musea en in bejaardenoorden en winkels in feestartikelen, alsmede openstellingen ter gelegenheid van sport- en culturele evenementen.

Artikel 4. Ontheffing voor verkoop toeristische produkten

De grondslag van het artikel in de modelverordening is artikel 3, derde lid, onder a van de Winkeltijdenwet. De wet laat de keuze tussen het verlenen van vrijstelling door de raad of het op basis van de verordening verlenen van ontheffing door burgemeester en wethouders. In deze verordening is voor de laatste optie gekozen. Artikel 3, derde lid, aanhef en onder a van de wet luidt:

3. De gemeenteraad kan bij verordening vrijstelling verlenen van de in het eerste lid bedoelde verboden of aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen om in de gevallen, in die verordening aan te wijzen, en met inachtneming van de daarin gestelde regels op een daartoe strekkende aanvraag ontheffing van die verboden te verlenen ten behoeve van:

a. op de betrokken gemeente of een deel daarvan gericht toerisme, mits de aantrekkingskracht voor dat toerisme geheel of nagenoeg geheel is gelegen buiten de verkoopactiviteiten die door de vrijstelling of ontheffing mogelijk worden gemaakt; (…....)

Artikel 5. Avondopenstelling

In dit artikel wordt de ontheffing voor avondopenstelling op werkdagen (vanaf 22.00 uur) en zondagen en feestdagen (vanaf 16.00) geregeld.

Conform de modelverordening van de VNG wordt de ontheffing voor openstelling op zondagen en feestdagen gekoppeld aan een ontheffing voor avondopenstelling op werkdagen. Hierdoor zullen de meeste supermarkten geen ontheffing aanvragen. Dat is ook de bedoeling geweest van dit artikel. Doordat supermarkten doorgaans veel groter zijn dan de “gewone” avondwinkels, is de impact voor de omgeving door permanente openstelling van een supermarkt op zondag groter en in beginsel ongewenst. Het college behoudt de mogelijkheid hiervan af te wijken, door de toevoegingen in artikel 5 lid 4 onder a en b: “tenzij door het college anders wordt bepaald”.

Het eerste lid van dit artikel steunt op artikel 7, tweede lid, van de Winkeltijdenwet. Artikel 7 Winkeltijdenwet luidt:

1. De gemeenteraad kan bij verordening vrijstelling verlenen van de in artikel 2 vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op werkdagen.

2. De gemeenteraad kan bij verordening aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen om, met inachtneming van de in die verordening te stellen regels, vrijstelling en op een daartoe strekkende aanvraag ontheffing van de in het eerste lid bedoelde verboden te verlenen.

3. De vrijstellingen en ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend. Aan de vrijstellingen en ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden.

Met artikel 5, eerste lid, van de verordening heeft de gemeenteraad haar bevoegdheid tot het verlenen van deze ontheffing aan het college overgedragen.

Ingevolge het tweede lid worden ontheffingen voor avondwinkels op grond van dit artikel in principe tot 24.00 uur afgegeven. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt indien ontheffing wordt gevraagd voor eenmalige activiteiten van korte duur. Hierbij valt te denken aan winkels die eenmalig om 24.00 de deuren willen openen ter promotie van bijvoorbeeld het nieuwe Harry Potter-boek of elektronica gadgets. Ook een ontheffing voor opening van een winkel voor het suikerfeest kan hieronder vallen.

Het derde lid van dit artikel is gebaseerd op artikel 3, vierde lid, van de Winkeltijdenwet, dat luidt:

4. Voorts kan de gemeenteraad bij verordening aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen op een daartoe strekkende aanvraag en met inachtneming van de in die verordening gestelde regels ontheffing te verlenen van de in artikel 2, eerste lid, onder a en b , vervatte verboden, voor zover het winkels betreft die gesloten zijn op de in die verboden bedoelde dagen tussen 0 uur en 16 uur, en waar uitsluitend of hoofdzakelijk eet- en drinkwaren plegen te worden verkocht met uitzondering van sterke drank als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet . De verordening bepaalt in ieder geval het aantal winkels waarvoor in de gemeente ontheffing kan worden verleend. Dit aantal kan ten hoogste één winkel per 15 000 inwoners van de gemeente zijn of, indien het inwonertal lager is dan 15 000, één winkel.

De vereisten uit de Winkeltijdenwet zijn dus:

de ontheffing kan alleen worden verleend aan winkels:

  • -

    die gesloten zijn op zon- en feestdagen vóór 16 uur, ook als die als koopzondag zijn aangewezen (zie artikel 3, lid 4 van de Winkeltijdenwet), en

  • -

    waar hoofdzakelijk eet- en drinkwaren worden verkocht met uitzondering van sterke drank als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet (verwerkt in het eerste lid van artikel 5 van deze verordening);

    er mag maar 1 ontheffing verleend worden per 15.000 inwoners (verwerkt in het vijfde lid van artikel 5 van de verordening). Dit aantal moet strikt worden toegepast, er mag dus niet naar boven worden afgerond.

Genoemde voorwaarden zijn opgenomen in het vierde lid.

Ingevolge het vijfde lid geeft het college maximaal vier ontheffingen af voor de hele gemeente. Voor wat betreft de avondwinkels op zondagen en feestdagen is dit reeds bepaald in de wet. Omdat avondwinkels in verhouding tot andere winkels meer overlast geven voor de omgeving, is het toegestane aantal avondwinkels, ongeacht of ze wel of niet op zondag open mogen zijn, beperkt tot vier.

Hierop kan een uitzondering worden gemaakt in geval van ontheffingen van eenmalige activiteiten van korte duur, zoals genoemd in de toelichting op het tweede lid van dit artikel. Zonder deze uitzondering zou het onmogelijk zijn om eenmalig ’s nachts een winkel te openen als er reeds vier ontheffingen zijn verleend voor reguliere avondwinkels.

Artikel 7 Intrekken, wijzigen of weigeren van de ontheffing

Per aanvraag voor ontheffing wordt getoetst of de gewenste openstelling zich verhoudt met belangen van de woon- en leefomgeving, de veiligheid en de openbare orde.

Artikel 9. Overgangsbepaling

De Winkeltijdenverordening 1996 kende geen bepaling dat avondwinkels die op werkdagen open zijn, evenredig over de stad worden verdeeld. Thans zitten twee avondwinkels dicht bij elkaar in het stadsdeel Binnenstad, hetgeen in strijd is met de huidige verordening. Volgens het eerste lid blijven deze ontheffingen van kracht. Dit laat onverlet dat de ontheffing met toepassing van artikel 7, eerste lid, kan worden ingetrokken of gewijzigd. Daarnaast geldt dat de vergunning bij beëindiging van de exploitatie vervalt.