Regeling vervallen per 01-01-2017

Algemene subsidieverordening Grave 2011

Geldend van 21-12-2011 t/m 31-12-2016

Intitulé

Algemene subsidieverordening Grave 2011

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRAVE;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 juli 2011, inzake de Algemene subsidieverordening Grave 2011;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de Algemene subsidieverordening Grave 2011.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Grave;

  • b.

    raad: raad van de gemeente Grave;

  • c.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door de gemeente Grave verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de gemeente geleverde goederen of diensten.

  • d.

    incidentele subsidie: een eenmalige subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager;

  • e.

    prestatiesubsidie: een jaarlijkse subsidie die de intentie heeft om een relatie te leggen tussen de door de gemeente essentieel geachte voorziening en de subsidie. Aan prestatiesubsidies worden jaarlijks prestatieovereenkomsten gekoppeld;

  • f.

    integratiesubsidie: een jaarlijkse subsidie die beoogt de instemming van de gemeente uit te drukken voor bepaalde activiteiten waar niet, of in mindere mate, resultaatgerichte activiteiten worden geëist.

  • g.

    algemene reserve: reserve bedoeld ter egalisatie van tekorten en overschotten.

  • h.

    bestemmingsreserve: reserve waaraan een bepaalde bestemming is gegeven.

  • i.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • j.

    jaar: kalenderjaar.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

Het college stelt nadere beleidsregels vast, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van het beschikbare subsidiebedrag worden omschreven.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidie met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

Artikel 4. Afzien van evaluatie subsidiëring

Voor subsidiëring op grond van deze verordening geldt niet de verplichting als bedoeld in artikel 4:24 van de Awb.

Artikel 5. Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 Awb

Van toepassing is afdeling 4.2.8 (per boekjaar verstrekte subsidie aan rechtspersonen) van de Awb.

HOOFDSTUK 2. FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 6. Doelmatigheid

  • 1. Het verstrekken van subsidies geschiedt doelmatig, met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, teneinde daarmee zo veel mogelijk resultaat te bereiken.

  • 2. Het verstrekken van subsidies geschiedt doeltreffend, door er nauwgezet op toe te zien, dat de gewenste prestaties en de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Artikel 7. Reservervorming door aanvrager

  • 1. Bestemmingsreserves dienen een nauw omschreven doel te hebben, en ter goedkeuring te worden voorgelegd aan het college. Onttrekking van de bestemmingsreserves mag uitsluitend aan de daarvoor bestemde doelen worden besteed. De organisatie dient deze onttrekkingen te verantwoorden in de jaarrekening.

  • 2. In de toelichting op de balans wordt elke reserve en wijze van aanwending vermeld en toegelicht.

  • 3. Het vormen van een algemene reserve als gevolg van de subsidieverstrekking mag jaarlijks niet meer bedragen dan 10 % van de jaarlijkse subsidiesom.

Artikel 8. Indexering

Met uitzondering van subsidieverstrekking die door een gemeenschappelijke regeling, bovenlokale regeling of doeluitkering tot stand is gekomen, past de gemeente gedurende de looptijd van een overeenkomst geen indexering toe. Instellingen, organisaties en verenigingen hebben de autonome mogelijkheid om prijsstijgingen en opgelopen tekorten te compenseren door:

  • a.

    Inverdieneffecten toe te passen.

  • b.

    Deelnemersbijdragen aan te passen.

  • c.

    Fondsen te verwerven.

Artikel 9. Subsidieverdeelsleutel

Het college kan per subsidievorm, beleidsterrein of per activiteit een subsidieverdeelsleutel vaststellen met de volgende criteria:

  • a.

    Prestatiesubsidies krijgen voorrang op integratiesubsidies;

  • b.

    Integratiesubsidies krijgen voorrang op incidentele subsidies;

  • c.

    Organisaties die in het voorgaande jaar, dan wel voorgaande jaren subsidie hebben ontvangen krijgen voorrang op nieuwe organisaties die hetzelfde doel beogen;

  • d.

    Organisaties die op dorps- dan wel wijkniveau gelijksoortige activiteiten willen organiseren terwijl reeds andere organisaties daartoe door de gemeente worden gesubsidieerd, komen niet in aanmerking voor subsidie.

  • e.

    Afsplitsing van een organisatie is geen reden om de nieuwe organisatie subsidie te verstrekken.

    Artikel 10. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

    • 1.

      De raad stelt jaarlijks bij de vaststelling van de begroting één of meerdere subsidieplafonds vast.

    • 2.

      Het college kan nadere regels vaststellen over de verdeling van het beschikbare subsidiebedrag.

    • 3.

      Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 11. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag die niet met behulp van het aanvraagformulier is ingediend wordt alleen in behandeling genomen indien alle gegevens die in het aanvraagformulier worden gevraagd op andere wijze bij de aanvraag worden meegezonden.

  • 3. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b. de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In het bijzonder: ook de mate waarin de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en de door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

  • c. een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • d. indien van toepassing de stand van de algemene reserve op het moment van de aanvraag.

  • 4. Indien de aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de statuten, een exemplaar van het huishoudelijk reglement en een opgave van de bestuurssamenstelling als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 5. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het derde en vierde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 12. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om jaarlijkse subsidie wordt uiterlijk vóór 1 mei in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren, waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft schriftelijk ingediend.

  • 2. Een aanvraag voor een incidentele subsidie dient ten minste 8 weken voordat met de activiteiten wordt begonnen te zijn ingediend.

  • 3. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 13. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist over een aanvraag om incidentele subsidie uiterlijk 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 2. Het college beslist over een aanvraag om jaarlijkse subsidie uiterlijk 31 december voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 14. Weigeringgronden

De subsidie kan naast de in de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien

  • 1.

    de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • 2.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • 3.

    de aanvrager niet voldoet aan de bepalingen, gesteld bij of krachtens deze verordening, die op haar van toepassing zijn;

  • 4.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • 5.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan of heeft kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • 6.

    de aanvrager criteria hanteert, waarmee deelnemers op grond van hun ras, sekse, godsdienst, levensbeschouwing, politieke overtuiging en dergelijke geweerd kunnen worden;

  • 7.

    de aanvrager en/of de activiteit uitsluitend of in hoofdzaak gericht is op, ten dienste is van of verbonden is met een levensbeschouwelijke instelling, politieke partij of vakorganisatie;

  • 8.

    de aanvrager niet of niet tijdig alle wettelijk voorgeschreven dan wel door de gemeente gevraagde informatie verstrekt die naar het oordeel van de gemeente nodig is voor de beoordeling van het subsidieverzoek;

  • 9.

    het aangevraagde en/of toe te kennen subsidiebedrag lager is dan 250 euro, met uitzondering van jeugdledensubsidies en subsidies in het kader van de jubileumregeling;

  • 10.

    de activiteiten van de aanvrager onvoldoende gericht zijn op het beleid van de gemeente;

  • 11.

    al een gemeentelijke subsidie voor de activiteiten is ontvangen;

  • 12.

    de aanvrager activiteiten ontplooit die al door andere subsidieontvangende organisaties worden uitgevoerd.

Artikel 15. Wet BIBOB

De aangevraagde subsidie wordt geweigerd of de verleende subsidie wordt ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 16. Verlening subsidie

  • 1. In het besluit tot subsidieverlening geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2. Het college is bevoegd om nadere verplichtingen te stellen aan de subsidieontvanger met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 17. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 21 wordt gegeven vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2. Voor subsidies van 5.000 euro en hoger geldt dat de gemeente in eerste instantie een voorschot uitbetaalt van 80% van het maximale subsidiebedrag, tenzij het college besluit 100% van de subsidiesom uit te betalen. De beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 24 geeft pas de definitieve aanspraak op subsidie. Het resterende subsidiebedrag zal vervolgens worden uitbetaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 18. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies van 50.000 euro en hoger kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 19. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 20. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

  • a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

  • b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

  • d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor de rechtshandelingen, als vermeld in artikel 4:71 Awb.

  • 4. Aan subsidies vanaf 5000 euro zullen in het kader van beleidsgestuurde contractfinanciering product- en prestatieovereenkomsten worden gekoppeld.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 21. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro

  • 1. Subsidies tot 5.000 euro worden door het college direct vastgesteld.

  • 2. Bij incidentele subsidies: de subsidieontvanger stuurt uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een overzicht van inkomsten en uitgaven en een activiteitenoverzicht.

  • 3. Bij jaarlijkse subsidies: de subsidieontvanger stuurt vóór 1 mei volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft een overzicht van inkomsten en uitgaven en een activiteitenoverzicht.

Artikel 22. Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening 5.000 euro bedraagt of hoger, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college:

  • a. bij een eenmalige subsidie: uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

  • b. bij een jaarlijkse subsidie: uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat:

  • a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

  • b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

  • 3. Het college kan verlangen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de subsidievaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 23. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening 50.000 euro bedraagt of hoger, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college:

  • a. bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

  • b. bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat:

  • a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

  • b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

  • c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

  • d. een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de subsidievaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 24. Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie definitief vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger gehouden is een aanvraag om subsidievaststelling in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemde tijdstip is ontvangen, wordt de subsidie door het college zes weken na een eenmalig rappel ambtshalve vastgesteld.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 25. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieverstrekker leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 26. Intrekking

De Algemene subsidieverordening Grave 2007 wordt ingetrokken, alsmede de bijbehorende beleidsregels.

Artikel 27. Overgangsbepalingen

Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening is de Algemene subsidieverordening Grave 2007 van toepassing.

Artikel 28. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Grave 2011.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 27 september 2011.
De raad voornoemd,
De griffier, de voorzitter,
J.A.M. Roelofs S.Haasjes-van den Berg