Regeling vervallen per 01-01-2024

Handhavingsprotocol Horeca Grave 2012

Geldend van 04-04-2012 t/m 31-12-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2012

Intitulé

Handhavingsprotocol Horeca Grave 2012

Hoofdstuk 1. Inleiding

Horecagelegenheden zijn van groot belang voor de gemeente Grave. Ze zijn sfeerbepalend en het is voor vele mensen een sociale ontmoetingsplaats. Ook zorgt de horeca onder andere voor bedrijvigheid en werkgelegenheid. De horeca is dus een belangrijke factor op economisch en sociaal gebied binnen de gemeente Grave.

De horeca heeft niet alleen positieve effecten op de gemeente maar brengt ook negatieve gevolgen met zich mee. Het kan bijvoorbeeld leiden tot aantasting van de openbare orde en het kan zorgen voor overlast voor de omgeving. Daarom is het belangrijk dat er een duidelijke regelgeving is en dat deze wordt gehandhaafd.

In deze notitie wordt aangegeven over welke handhavinginstrumenten de gemeente beschikt en hoe deze instrumenten toegepast worden bij overtredingen. Het handhavingprotocol gaat in op de aspecten over de openbare orde en veiligheid. Het doel van deze notitie is een leidraad te bieden aan iedereen die betrokken is bij de handhaving van de wet- en regelgeving voor de horeca. Ook biedt deze notitie voor de horecaondernemers en derden inzicht in het bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden tegen overtredingen in de horeca. Het uitgangspunt voor dit stappenplan is de Kadernota Integrale Handhaving 2011 – 2015.

Eerst wordt ingegaan op het juridisch kader en de handhavinginstrumenten. Vervolgens wordt ingegaan op de toepassing van de handhavinginstrumenten in de meest voorkomende overtredingen. De tabellen in bijlage 1 geven de onderstaande sancties en feiten schematisch weer.

Hoofdstuk 2. Juridisch kader

Handhaving is het door middel van diverse inspanningen zorgen dat regels nageleefd worden.

Handhaving bestaat uit vier verschillende fases.

De eerste fase is voorlichting en communicatie. In deze fase worden het beleid en de regels uitgelegd, waarom de regels er zijn en hoe er wordt toegezien op een juiste naleving.

De tweede fase is toezicht, controle en opsporing. In deze fase worden de instrumenten toezicht, controle en opsporing gebruikt om de mate van naleving en de gepleegde overtredingen in beeld te krijgen.

Onder de derde fase vallen alle activiteiten die verricht worden in de fase tussen de constatering van de overtreding en het daadwerkelijk optreden door middel van bijvoorbeeld het opleggen van een last onder dwangsom.

De laatste fase is het optreden zelf. Dit kan bestuursrechtelijk, civielrechtelijk en strafrechtelijk of een combinatie daarvan. Handhaving door middel van het civiel recht is zeer beperkt.

De fases worden in de onderstaande piramide schematisch weergeven.

<Voor piramide: neem contact op met de gemeente>

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) verdeelt de bestuurlijke sancties (handhavingmiddelen) die het bestuur kan opleggen in ‘herstelsancties’ en ‘bestraffende sancties’. Herstelsancties strekken ertoe om de overtreding geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken of te beëindigen, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Bestraffende sancties beogen (uitsluitend) de overtreder leed toe te voegen. Een voorbeeld van een bestraffende sanctie is een bestuurlijke boete. In dit stappenplan wordt vooral ingegaan op de bestuurlijke herstelsancties. De bestuurlijke herstelsancties worden in paragraaf 2.1 besproken.

2.1 Bestuursrechtelijke herstelsancties

De onderstaande punten vallen onder de bestuurlijke herstelsancties.

  • 1.

    Het toepassen van last onder bestuursdwang, zoals dit is geregeld in artikel 125 van de Gemeentewet en afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • 2.

    Het opleggen van een last onder dwangsom, zoals dit is geregeld in afdeling 5.3 Awb;

  • 3.

    Het overgaan tot sluiting van de inrichting door middel van een last onder bestuursdwang;

  • 4.

    De toegang tot een ruimte ontzeggen ingevolge artikel 36 DHW indien daar in strijd met de Wet alcoholhoudende drank wordt gehandeld;

  • 5.

    Het intrekken van de vergunning op grond van artikel 31 DHW of artikel 1:6 APV;

Het bestuursorgaan is op grond van artikel 5:21 Awb, bevoegd om een last onder bestuursdwang toe te passen. Ook is het bestuursorgaan, op grond van artikel 5:32 lid 1 Awb, bevoegd last onder dwangsom toe te passen.

2.2 Strafrechtelijke overtredingen

De bestuursrechtelijke regelingen die verbod- en gebodsbepalingen bevatten, kunnen overtredingen van die bepalingen als een strafbaar feit bestempelen.

De politie kan strafrechtelijk handhaven door eventueel een proces-verbaal op te maken. Het hanteren van strafrechtelijke handhavingmiddelen is geen gemeentelijke aangelegenheid. Het Openbaar Ministerie beslist over de strafvervolging.

2.3 Afstemming juridische handhavingmiddelen

De kracht van de wijze van handhaving schuilt in de combinatie van verschillende typen handhavingmiddelen. Een goede communicatie tussen de politie, de gemeente en het Openbaar Ministerie is daarom van essentieel belang. Strafvervolging en een bestuursrechtelijke maatregel kunnen zowel los van elkaar, gelijktijdig, als na elkaar worden toegepast.

2.4 Overtredingen en handhavingmiddelen

Op de horeca is verschillende wet- en regelgeving van toepassing die ten doel heeft kwaliteitseisen te stellen aan de bedrijven en hun medewerkers en de overlast van de horeca voor de woon- en leefomgeving te voorkomen en te beperken c.q. de veiligheid te waarborgen. Enkele overtredingen en de handhavingmiddelen die daarop vervolgens worden toegepast, worden hierna beschreven.

2.5 Zienswijze

Bij een voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke maatregel wordt de mogelijkheid geboden om hierop te reageren door het indienen van zienswijze. Deze mogelijkheid is wettelijk geregeld in artikel 4:7 en 4:8 van de Awb. Een termijn voor het indienen van de zienswijze is niet nadrukkelijk bepaald in de Awb, maar kan door het bestuursorgaan gesteld worden. In dit stappenplan is de termijn voor het indienen van de zienswijze

3 weken, mits anders is bepaald.

2.6 Bezwaar

De belanghebbende kan, op grond van de Awb, tegen het definitieve besluit van het bestuursorgaan bezwaar maken. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt 6 weken. Dit is geregeld in artikel 6:7 Awb.

2.6 Proeftermijn

Indien na de 1e constatering een waarschuwing is gegeven, dient de 2e constatering in alle gevallen binnen een periode van 2 jaar gedaan te worden, om een maatregel op te kunnen leggen. Indien er na de waarschuwing een periode van meer dan 2 jaar is verstreken, wordt er bij de volgende constatering opnieuw een waarschuwing gegeven en wordt gehandeld alsof het de eerste overtreding betreft.

Hoofdstuk 3. Drank- en Horecawet en Horeca exploitatievergunning

Drank- en Horecavergunning

Op grond van de Drank- en Horecawet dienen ondernemers van horeca- en slijterbedrijven in het bezit te zijn van een drank- en horecavergunning. Artikel 3 DHW verbiedt het uitoefenen van een horecabedrijf of een slijterbedrijf zonder vergunning van de burgemeester en wethouders. Deze vergunning wordt afgegeven als aan zedelijkheids- en inrichtingseisen wordt voldaan en als de ondernemer over kennis van sociale hygiëne beschikt. De vergunning wordt geweigerd als niet aan deze eisen wordt voldaan.

Exploitatievergunning

Ingevolge artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Grave 2010 (APV) is het verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. Deze vergunning wordt afgegeven indien vestiging of exploitatie van een openbare inrichting niet in strijd is met het geldend bestemmingsplan, niet in strijd is met artikel 1:8 APV en indien er wordt voldaan aan de zedelijkheidseisen. De burgemeester kan de vergunning voorts geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de openbare inrichting.

De burgemeester verleent op grond van artikel 2:28 lid 5 APV op verzoek of ambtshalve vrijstelling van de vergunningsplicht aan openbare inrichtingen indien:

  • -

    zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en –handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting dan wel

  • -

    indien de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 en 2:28 lid 2 of 3 APV.

De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoeld in artikel 2:28 lid 5 onder a APV.

3.1 Intrekking drank- en horecavergunning

Op grond van artikel 31 lid 1 DHW wordt een vergunning ingetrokken, indien:

  • a.

    de te harer verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvrage een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

  • b.

    niet langer wordt voldaan aan de ingevolge de artikelen 8 en 10 DHW geldende eisen;

  • c.

    een niet daarin vermelde persoon leidinggevende is geworden met betrekking tot de inrichting, waarop de vergunning betrekking heeft;

  • d.

    zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven der vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;

  • e.

    de vergunninghouder in het in artikel 30 DHW bedoelde geval geen melding als in dat artikel bedoeld heeft gedaan.

Indien er sprake is van een van de bovenstaande punten, wordt de drank- en horecavergunning door het bevoegde bestuursorgaan na een belangenafweging ingetrokken.

Op grond van artikel 31 lid 2 DHW kan een vergunning worden ingetrokken, indien:

  • a.

    is gehandeld in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, bedoeld in artikel 4 of artikel 23, derde lid DHW;

  • b.

    een bij of krachtens de artikelen 2, 13 tot en met 17, 19 tot en met 21, 22, eerste lid, onder b, tot en met 23, tweede lid, of 24 gesteld verbod of het bij artikel 29, tweede lid, DHW gesteld gebod wordt overtreden;

  • c.

    het reglement bedoeld in artikel 9, eerste lid, DHW niet wordt nageleefd, of niet wordt voldaan aan het gebod, bedoeld in artikel 9, tweede lid, DHW dat de dagen en tijdstippen waarop bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt duidelijk zichtbaar in de horecalokaliteit zijn aangegeven;

  • d.

    er sprake is van het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Indien er sprake is van een van de bovenstaande punten, heeft het bevoegde bestuursorgaan de mogelijkheid om de drank- en horecavergunning intrekken. Het bestuursorgaan zal de volgende stappen ondernemen:

Bestuursrechtelijk

1 e constatering: De exploitant wordt door het bevoegde bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

2 e constatering: De exploitant krijgt een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang voor het intrekken van de drank- en horecavergunning.

3 e constatering: Het definitieve bestuursdwangbesluit wordt verzonden met daarin een begunstigingstermijn.

4 e constatering: De vergunning kan op grond van artikel 31 lid 2 DHW worden ingetrokken door het bevoegde bestuursorgaan.

De sancties en de feiten worden in Tabel 2 van bijlage 1 schematisch weergeven.

Hoofdstuk 4. Terrassen

Volgens artikel 2:27 APV maken terrassen bij de horeca onderdeel uit van de exploitatie van een openbare inrichting. Op grond van artikel 2:28 is voor exploitatie van een openbare inrichting, al dan niet inclusief een terras, in bepaalde gevallen een exploitatievergunning verplicht (zie hoofdstuk 3 van dit protocol). De onderstaande punten worden in Tabel 3 van bijlage 1 schematisch weergeven.

4.1 Overtreding vergunningsvoorschriften

Bestuursrechtelijk

1 e constatering: De exploitant krijgt van het bevoegde bestuursorgaan een schriftelijke waarschuwing.

2 e constatering: De exploitant krijgt een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuurdwang. In dit voornemen wordt aangegeven dat als de overtreding niet wordt beëindigd, dit van gemeentewege zal gebeuren door beperkende maatregelen aan de exploitatievergunning toe te voegen of de exploitatievergunning (gedeeltelijk) in te trekken.

3 e constatering: Het definitieve bestuursdwangbesluit wordt verzonden met daarin een begunstigingstermijn.

4 e constatering: De exploitatievergunning wordt gewijzigd door beperkende maatregelen aan de vergunning toe te voegen of de exploitatievergunning wordt (gedeeltelijk) ingetrokken door het bevoegde bestuursorgaan op grond van artikel 1:6 APV.

4.2 Geluidsoverlast terrassen

Op grond van artikel 4:6 APV is het verboden om buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt. Indien dit verbod wordt overtreden, worden de volgende maatregelen genomen:

Bestuursrechtelijk

1 e constatering: De exploitant krijgt van het bevoegde bestuursorgaan een mondelinge of schriftelijke waarschuwing.

2 e constatering: De exploitant krijgt een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuurdwang. In dit voornemen wordt aangegeven dat als de overtreding niet wordt beëindigd, dit van gemeentewege zal gebeuren door beperkende maatregelen aan de exploitatievergunning toe te voegen of de exploitatievergunning (gedeeltelijk) in te trekken.

3 e constatering: Het definitieve bestuursdwangbesluit wordt verzonden met daarin een begunstigingstermijn.

4 e constatering: De exploitatievergunning wordt gewijzigd door beperkende maatregelen aan de vergunning toe te voegen of de exploitatievergunning wordt (gedeeltelijk) ingetrokken door het bevoegde bestuursorgaan op grond van artikel 1:6 APV.

Bij ernstig overlast kan worden afgeweken van het beleid conform hoofdstuk 16.

Hoofdstuk 5. Brandveiligheid

Op grond van artikel 2.1, lid 1, sub d Wabo is het verboden om zonder vergunning een bouwwerk in gebruik te nemen met het oog op de brandveiligheid. In het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken staat vermeld welke bouwwerken vergunningsplichtig zijn op grond van het bovenstaand artikel.

Voor het handhaven hiervan wordt verwezen naar de Kadernota Integrale Handhaving 2011 – 2015 en naar het desbetreffende handhavingprogramma.

Hoofdstuk 6. Speelautomaten

De onderstaande punten worden in Tabel 4 van bijlage 1 schematisch weergeven. De volgende overtredingen worden onderscheiden:

6.1 Exploitatie speelautomaten zonder vergunning

Op grond van artikel 30b Wet op de Kansspelen (WoK) is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester één of meer kansspelautomaten aanwezig te hebben.

Indien dit verbod wordt overtreden, worden de volgende maatregelen genomen:

Bestuursrechtelijk

1 e constatering: De horecaondernemer wordt door het bevoegde bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

2e constatering: De horecaondernemer krijgt een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, waarin aan wordt gegeven dat als de overtreding binnen een bepaalde termijn niet wordt beëindigd, de gemeente de automa(a)t(en) zal verwijderen.

3 e constatering: Het definitieve bestuursdwangbesluit wordt verzonden met daarin een begunstigingstermijn.

4 e constatering: Er vindt verwijdering van de automa(a)t(en) plaats door middel van bestuursdwang.

6.2 Overtreding vergunningvoorschriften

Bestuursrechtelijk

Indien er sprake is van een overtreding van de vergunningsvoorschriften, dient hiertegen te worden opgetreden als ware er geen vergunning is afgegeven. (zie paragraaf 6.1)

De vergunning tot aanwezig hebben van speelautomaten kan op grond van artikel 30f lid 1 Wet op de Kansspelen (Wok) worden ingetrokken.

6.3 Exploiteren van niet goedgekeurde speelautomaten

Op grond van artikel 30t WoK is het verboden om één of meer speelautomaten, die niet overeenstemmen met het door de Minister van Economische Zaken toegelaten model in de handel te brengen, te verkopen, ten verkoop in voorraad te hebben, ten verkoop aan te bieden of af te leveren, te exploiteren of aanwezig te hebben op plaatsen en/of inrichtingen.

Bestuursrechtelijk

Indien illegale (niet goedgekeurde) speelautomaten aanwezig zijn, dient hiertegen te worden opgetreden als ware er geen vergunning is afgegeven. (zie paragraaf 6.1)

De vergunning tot het aanwezig hebben van speelautomaten kan op grond van artikel 30l Wet op de Kansspelen worden ingetrokken.

Wanneer door de politie een proces-verbaal wordt opgemaakt tegen een exploitatievergunninghouder, wordt het Nederlands Meetinstrument (NMi) op de hoogte gebracht. Het ministerie van Economische Zaken kan de exploitatie vergunning als bedoeld in de wok intrekken op grond van artikel 30l Wok.

Hoofdstuk 7. Handel in openbare inrichtingen

De onderstaande punten worden in Tabel 5 van bijlage 1 schematisch weergeven.

Op grond van artikel 2:32 APV is het voor de exploitant van de openbare inrichting verboden om toe te laten dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in de inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

Bestuursrechtelijk:

1 e constatering: De exploitant wordt door het bevoegde bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

2 e constatering: De exploitant krijgt een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuurdwang. In dit voornemen wordt aangegeven dat als de overtreding niet wordt beëindigd, dit van gemeentewege zal gebeuren door de inrichting te sluiten.

3 e constatering: Het definitieve bestuursdwangbesluit wordt verzonden met daarin een begunstigingstermijn.

4 e constatering: Indien er sprake is van handel in de inrichting, kan het bevoegde bestuursorgaan de inrichting tijdelijk sluiten voor de duur van 3 maanden.

5 e en volgende constateringen:

De stap vermeld onder de 4e constatering wordt telkens herhaald, met dien verstande dat de inrichting wordt gesloten voor een periode van 6 maanden.

Wanneer redelijkerwijs verwacht mag worden dat het van kracht blijven van de drank- en horecavergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid, dan kan de vergunning op grond van art. 31 lid 1 onder d DHW worden ingetrokken. Ook kan op grond van artikel 1:6 APV de exploitatievergunning worden ingetrokken.

Hoofdstuk 8. Sluitingsuur

De onderstaande punten worden in Tabel 6 van bijlage 1 schematisch weergeven. Het sluitingstijdstip is geregeld in artikel 2:29 van de APV.

Bestuursrechtelijk

1 e constatering: De exploitant wordt door het bevoegde bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

2 e constatering: De exploitant krijgt een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuurdwang. In dit voornemen wordt aangegeven dat als de overtreding niet wordt beëindigd, dit van gemeentewege zal gebeuren door de inrichting te sluiten.

3 e constatering: Het definitieve bestuursdwangbesluit wordt verzonden met daarin een begunstigingstermijn.

4 e constatering: Het bevoegde bestuursorgaan kan de openbare inrichting, na advies van de politie, sluiten voor de duur van een weekend (3 avonden).

5 e constatering: De stap vermeld onder de 3e constatering wordt herhaald, met dien verstande dat de sluitingstermijn wordt gesteld op 2 weekenden.

6 e constatering: De stap vermeld onder de 3e constatering wordt herhaald, met dien verstande dat de sluitingstermijn wordt gesteld op 4 weekenden.

Daarnaast kan het bevoegd bestuursorgaan, na advies van de politie, de drank- en horecavergunning op grond van artikel 31 lid 1 onder d DHW intrekken.

Hoofdstuk 9. Aanwezigheid in een gesloten openbare inrichting

Op grond van artikel 2:31 APV is het voor bezoekers verboden om zich in een openbare inrichting te bevinden gedurende de tijd dat het gesloten dient te zijn. De onderstaande punten worden in Tabel 7 van bijlage 1 schematisch weergeven.

Bestuursrechtelijk

1 e constatering: De exploitant wordt door het bevoegde bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

2 e constatering: De exploitant krijgt een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. In dit voornemen wordt aangegeven dat als de overtreding niet wordt beëindigd, dit van gemeentewege zal gebeuren door het sluiten van de inrichting.

3 e constatering: Het definitieve bestuursdwangbesluit wordt verzonden met daarin een begunstigingstermijn.

4 e constatering: Het bevoegde bestuursorgaan kan de inrichting, na advies van de politie, sluiten voor de duur van een weekend (3 avonden).

5 e constatering: De stap vermeld onder de 3e constatering wordt herhaald, met dien verstande dat de sluitingstermijn wordt gesteld op 2 weekenden.

6 e constatering: De stap vermeld onder de 3e constatering wordt herhaald, met dien verstande dat de sluitingstermijn wordt gesteld op 4 weekenden.

De Burgemeester en Wethouders zijn op grond van artikel 36 DHW bevoegd om aan andere personen dan hen, die wonen in de ruimte, waarin in strijd met de DHW alcoholhoudende drank wordt verstrekt, de toegang tot die ruimte te ontzeggen.

Hoofdstuk 10. Zwarte lijst

In artikel 2:33a APV is het de houder van een openbare inrichting, als bedoeld in artikel 2:27 APV, eerste lid, verboden in die openbare inrichting toe te laten of te laten verblijven niet tot zijn gezin behorende personen, die naar het oordeel van de burgemeester misbruik van alcoholhoudende drank plegen te maken en wier namen als zodanig schriftelijk door de burgemeester aan die houder zijn opgegeven.

De onderstaande punten worden in Tabel 8 van bijlage 1 schematisch weergeven.

Bestuursrechtelijk

1 e constatering: De exploitant wordt door het bevoegde bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

2 e constatering: De exploitant krijgt een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. In dit voornemen wordt aangegeven dat als de overtreding niet wordt beëindigd, dit van gemeentewege zal gebeuren door het sluiten van de inrichting.

3 e constatering: Het definitieve bestuursdwangbesluit wordt verzonden met daarin een begunstigingstermijn.

4 e constatering: Het bevoegde bestuursorgaan kan de openbare inrichting, na advies van de politie, sluiten voor de duur van een weekend (3 avonden).

5 e constatering: De stap vermeld onder de 3e constatering wordt herhaald, met dien verstande dat de sluitingstermijn wordt gesteld op 2 weekenden.

6 e constatering: De stap vermeld onder de 3e constatering wordt herhaald, met dien verstande dat de sluitingstermijn wordt gesteld op 4 weekenden.

Hoofdstuk 11. Verstoring openbare orde

De onderstaande punten worden in Tabel 9 van bijlage 1 schematisch weergeven.

De burgemeester is op grond van artikel 172 lid 1 Gemeentewet belast met de handhaving van de openbare orde. Bij verstoringen van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het bestaan daarvan, is de burgemeester bevoegd de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving hiervan.

Indien door de exploitatie van een inrichting de openbare orde, veiligheid, of zedelijkheid in of nabij deze inrichting wordt verstoord, of dit op voorhand redelijkerwijs mag worden aangenomen, worden de volgende stappen genomen:

Bestuursrechtelijk:

1 e constatering: De exploitant wordt door het bevoegde bestuursorgaan schriftelijk gewaarschuwd.

2 e constatering: De exploitant krijgt een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuurdwang. In dit voornemen wordt aangegeven dat als de overtreding niet wordt beëindigd, dit van gemeentewege zal gebeuren door de inrichting te sluiten.

3 e constatering: Het definitieve bestuursdwangbesluit wordt verzonden met daarin een begunstigingstermijn.

4 e constatering: Het bevoegde bestuursorgaan kan de inrichting, na advies van de politie, sluiten voor een periode van 3 maanden.

5 e constatering: De stap vermeld onder de 3e constatering wordt herhaald, met dien verstande dat de inrichting wordt gesloten voor een periode van 6 maanden.

Daarnaast kan het bevoegde bestuursorgaan de drank- en horecavergunning intrekken op grond van artikel 31 lid 1 onder d DHW. De exploitatievergunning kan op grond van artikel 1:6 APV worden ingetrokken.

Hoofdstuk 12. Ernstige incidenten

De onderstaande punten worden in Tabel 10 van bijlage 1 schematisch weergeven.

Op basis van artikel 174 Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven. De burgemeester is bevoegd bij de uitoefening van het toezicht de bevelen te geven die voor de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn. De burgemeester is ook belast met de uitvoering van verordeningen zover deze betrekking hebben op hierboven vermeld toezicht.

Indien er sprake is van een ernstig incident en/of ernstige verstoring van de openbare orde, dan wel dreigende ernstige verstoring van de openbare orde, dan kan door het bevoegde bestuursorgaan direct tot sluiting van een inrichting en/of het intrekken van een drank- en horecavergunning worden besloten. Het horeca stappenplan is dan niet van toepassing. De duur van de sluiting van de inrichting is gesteld op maximaal 12 maanden.

Hoofdstuk 13. Milieuwetgeving

Op grond van artikel 2.1 lid 1 onder d van de Wabo is het verboden om een inrichting zonder vergunning in werking te hebben, veranderen of oprichten die nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Voor de bedrijven die niet vergunningsplichting zijn, gelden de milieuvoorschriften die geregeld zijn in de Wet Milieubeheer en het Activiteitenbesluit. Deze voorschriften hebben onder meer betrekking op het gebied van geluid, vetlozingen, geur en opslag van koolzuur en afvalstoffen.

Indien de bepalingen van de Wet Milieubeheer en/of het Activiteitenbesluit worden overtreden, wordt er volgens deze wet gehandhaafd.

De geluidslimitering wordt aangegeven in artikel 4:5 APV.

Indien er sprake is van geluidsoverlast binnen openbare inrichtingen, wordt op grond van artikel 4:5 APV de volgende stappen ondernomen:

Bestuursrechtelijk

1 e constatering: De exploitant krijgt van het bevoegde bestuursorgaan een mondelinge of schriftelijke waarschuwing.

2 e constatering: De exploitant krijgt een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuurdwang. In dit voornemen wordt aangegeven dat als de overtreding niet wordt beëindigd, dit van gemeentewege zal gebeuren door beperkende maatregelen aan de exploitatievergunning toe te voegen of de exploitatievergunning (gedeeltelijk) in te trekken.

3 e constatering: Het definitieve bestuursdwangbesluit wordt verzonden met daarin een begunstigingstermijn.

4 e constatering: De exploitatievergunning wordt gewijzigd door beperkende maatregelen aan de vergunning toe te voegen of de exploitatievergunning wordt (gedeeltelijk) ingetrokken door het bevoegde bestuursorgaan op grond van artikel 1:6 APV.

De bovenstaande punten worden in Tabel 11 van Bijlage 1 schematisch weergeven.

Hoofdstuk 14. Cumulatie van incidenten

Bij een cumulatie van incidenten in of in nabijheid van de inrichting met een zodanige negatieve invloed op de omgeving dat de openbare orde en/of het woon- en leefklimaat in ernstige maten wordt aangetast, worden de afzonderlijke stappen per incident niet meer gevolgd.

Indien de exploitant al in een eerder stadium schriftelijk of mondeling is gewaarschuwd, dan wordt de inrichting door het bevoegde bestuursorgaan gesloten. Afhankelijk van de ernst van de gepleegde feiten wordt de duur van de sluiting op maximaal 12 maanden gesteld. Ook kan het bestuursorgaan de drank- en horecavergunning intrekken op grond van artikel 31 DHW.

Hoofdstuk 15. Wet BIBOB

Het doel van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB) is het voorkomen dat de overheid ongewild criminele activiteiten faciliteert. Een vergunning kan op grond van de Wet BIBOB worden geweigerd wanneer er ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt voor het benutten van uit strafbare feiten verkregen voordelen; er ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten; er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de vergunning, dan wel gegeven vergunning, een strafbaar feit is begaan.

Voor het toepassen van de Wet BIBOB wordt verwezen naar de beleidsregels van de gemeente Grave met betrekking tot BIBOB.

Hoofdstuk 16. Afwijking beleidscriteria

Er zijn situaties waarin van de beleidscriteria en de stappen afgeweken kan worden. Bijvoorbeeld indien er een combinatie is van overtredingen en/of strafbare feiten. Ook indien niet dezelfde overtreding voor de 2e of 3e keer is begaan, maar een andersoortige overtreding, kan er aanleiding zijn af te wijken. Of als bijvoorbeeld de openbare orde en veiligheid in het geding is waardoor mogelijk gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Van de beleidscriteria zal dan ook in bepaalde gevallen (gemotiveerd) worden afgeweken door de burgemeester en wethouders, dan wel de burgemeester.

Indien er sprake is van een ernstig incident en/of ernstige verstoring van de openbare orde, dan wel dreigende ernstige verstoring van de openbare orde, dan kan door de burgemeester op grond van artikel 172 Gemeentewet direct tot sluiting van een inrichting worden overgegaan.

Hoofdstuk 17. Flankerend beleid

De gemeente informeert, nadat een overtreden door het college is medegedeeld dat de exploitatie moet worden beëindigd, de politie en de voedsel en Warenautoriteit (VWA) hierover. Ook informeert de politie en/of VWA de gemeente als er een proces-verbaal is opgemaakt of een drankvoorraad in beslag is genomen.

Hoofdstuk 18. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Handhavingsprotocol Horeca Grave 2012.

Hoofdstuk 19. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 april 2012

Sluiting

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 20 maart 2012

Hoogachtend,

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GRAVE;

De secretaris, De burgemeester,

R.Bransz S.Haasjes-van den Berg