Beleidsregel subsidiëring integratie nieuwkomers en minderheden 2009

1. Onder nieuwkomers wordt verstaan degenen die buiten Nederland zijn geboren in een niet EEG/EER land en zich voor het eerst in Nederland hebben gevestigd met een niet tijdelijk doel, en niet eerder in Nederland een inburgeringprogramma hebben gevolgd.

2. Onder inburgeringprogramma wordt verstaan een door de Wet inburgering nieuwkomers (Win) dan wel de Wet inburgering (Wi) aan nieuwkomers opgelegde verplichting een inburgeringtraject te volgen, zodat Nieuwkomers in staat worden gesteld (beter) aan de samenleving deel te nemen.

3. Onder Minderheden wordt verstaan: groepen met een niet Nederlandse culturele achtergrond, die een minderheidspositie / achterstandspositie in de samenleving innemen, en dit ook als zodanig ervaren.

4. Onder minderhedenbeleid wordt verstaan: activiteiten gericht op:- het bevorderen van bestaanszekerheid, zelfredzaamheid en zelfstandigheid;- het bevorderen van participatie en integratie in maatschappelijke en sociale verbanden.

5. Onder activiteiten wordt verstaan die activiteiten die binnen dit beleidsterrein een bijdrage leveren aan het realiseren van de doelstelling en beleidsdoelen van het MO-beleid.

1. De subsidieaanvraag dient voor 1 mei in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar (=kalenderjaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd) te zijn ingediend.

2. Activiteiten die geen wettelijk verplicht karakter hebben zijn aangemerkt als gewenste voorziening. Derhalve vindt subsidieverstrekking plaats via de zogenaamde korte procedure; dit houdt in, dat op basis  van de subsidieverlening, direct een beschikking tot subsidievaststelling wordt afgegeven. Deze beschikking geeft aanspraak op uitbetaling. Aan deze procedure is een beperkende werking verbonden. De in de beschikking vastgelegde subsidiesom mag het bedrag van € 5.000,- niet overstijgen.

3. Ongeacht de beschikking tot subsidievaststelling is de subsidie ontvanger verplicht een overzicht van de uitgaven in te dienen, en wel voor

• a.

  1 april van het jaar volgend op het betreffende subsidiejaar of subsidieperiode (lange procedure).

• b.

  1 mei van het jaar volgend op het betreffende subsidiejaar of subsidieperiode (korte procedure). Een overzicht van inkomsten en uitgaven volstaat.

4. Het college kan met de voor subsidie in aanmerking komende organisaties een budgetovereenkomst af-sluiten voor 1 – tot maximaal 4 jaar. Het college kan indien met dezelfde opdrachtnemer ook een pro-ducten en prestatieovereenkomst wordt afgesloten voor basisvoorzieningen/activiteiten, ook de gewenste voorzieningen/activiteiten in de producten en prestatieovereenkomst opnemen (zie artikel 4, tweede lid).

1. De subsidieaanvraag dient voor 1 mei in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar (kalenderjaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd) te zijn ingediend.

2. Het college sluit met de voor subsidie in aanmerking komende instellingen een producten– en prestatie-overeenkomst af voor een periode van 1 tot maximaal 4 jaar. In deze overeenkomst worden de producten/ activiteiten vastgelegd en de prestaties die ter zake door de gemeente worden verlangd (zie artikel 3 vierde lid).

3. De subsidieverstrekking vindt plaats via de zogenaamde lange procedure; dit houdt in, dat op basis van de beschikking subsidieverlening, voorschotten kunnen worden verleend.

4. De subsidieontvanger dient zelf voor 1 april in het jaar volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot subsi-dievaststelling in. Indien het college de verleende subsidie vaststelt, wordt een beschikking subsidievast-stelling afgegeven. Deze beschikking geeft aanspraak op uitbetaling. Bij de aanvraag tot vaststellen van de verleende subsidie worden tenminste de volgende bescheiden meegezonden: de jaarrekening en een jaar-verslag van het betreffende subsidiejaar. Het college kan nadere voorwaarden stellen die het proces subsi-die vaststellen dienen.