Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Wmo voorzieningen gemeente Groningen

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

VERORDENING WMO VOORZIENINGEN GEMEENTE GRONINGEN

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

(GR. 11.2593780);

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 april 2011;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning;

HEEFT BESLOTEN:

de Verordening Wmo voorzieningen gemeente Groningen vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    College: college van burgemeester en wethouders van Groningen;

  • c.

    Persoon met beperking: persoon met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem die al dan niet ten gevolge hiervan belemmeringen ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie;

  • d.

    Woonachtig: de woonplaats als bedoeld in artikel 10, lid 1 en artikel 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

  • e.

    Leefeenheid: geheel aan personen, daaronder begrepen de echtgenoot en kinderen, waarmee de persoon op hetzelfde adres woonachtig is, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangerrelatie;

  • f.

    Gebruikelijke Zorgzorg: die redelijkerwijs verwacht mag worden van personen die deel uitmaken van de leefeenheid en om die reden een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor het functioneren van het huishouden;

  • g.

    Aanvrager: persoon die de aanvraag indient dan wel de persoon voor wie de aanvraag wordt ingediend;

  • h.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruik- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • i.

    Dagopvang: een mogelijkheid voor een persoon met beperkingen om in groepsverband medemensen te ontmoeten, waarbij beperkte ondersteuning wordt geboden, met als doel dreigende vereenzaming te voorkomen en structuur te bieden;

  • j.

    Persoonsgebonden budget (PGB): een geldbedrag gebaseerd op de waarde van de voorziening die het college doelmatig acht, waarmee een persoon de mogelijkheid wordt geboden zelf een voorziening te kopen;

  • k.

    Financiële tegemoetkoming: voor een specifiek doel te verstrekken bedrag, zonder dat dit kostendekkend hoeft te zijn, al dan niet forfaitair vastgesteld;

  • l.

    Financieel Besluit: bedoeld wordt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Groningen.

  • m.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel: een financiële bijdrage die door de persoon met beperkingen over de voorziening betaald moet worden. Bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget heet dit een eigen bijdrage, bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming heet dit een eigen aandeel.

  • n.

    Maximale periodebijdrage: bedrag dat de persoon met beperking maximaal aan de eigen bijdrage en het eigen aandeel gezamenlijk, per periode van 4 weken, moet betalen. De bedragen zijn vastgelegd in het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning en overgenomen in het Financieel besluit;

  • o.

    Verzamelinkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2. lid 1 en lid 2 van het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning.

    Dit inkomensbegrip wordt gebruikt bij de bepaling van de hoogte van de Maximale periodebijdrage;

  • p.

    Voorliggende voorziening: een voorziening waarmee eenzelfde resultaat kan worden bereikt als met de gevraagde Wmo-voorziening.

Artikel 2 Compensatie beperking(en) met een individuele voorziening

  • 1. Een persoon met beperking kan aanspraak maken op een individuele voorziening op grond van deze verordening, voor zover deze langdurig noodzakelijk is om de belemmeringen op het gebied van het voeren van een huishouding, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan te compenseren.

  • 2. Het college betrekt, voor zover relevant, bij zijn oordeel over de noodzaak om een voorziening aan te bieden:

    • a.

      de vastgestelde beperkingen van de persoon en de belemmeringen die hij daardoor ondervindt op een of meerdere van de in het eerste lid genoemde onderdelen;

    • b.

      de woon- en gezinssituatie van de persoon en de sociale structuur om de persoon heen;

    • c.

      de beschikbaarheid van gebruikelijke zorg en mantelzorg.

  • 3. De voorzieningen die onder andere op grond van artikel 2 lid 1 kunnen worden verstrekt zijn huishoudelijke hulp, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen, rolstoelvoorzieningen en dagopvang.

Artikel 3 Voorwaarden en weigering van voorzieningen

  • 1. Het college verstrekt een voorziening die naar objectieve maatstaven gemeten voor de persoon het goedkoopst compenserend is.

  • 2. Er bestaat in ieder geval geen recht op een voorziening indien:

    een persoon met beperking niet woonachtig is in de gemeente Groningen;

    • b.

      een voorziening, gelet op de situatie van de persoon met beperking, algemeen gebruikelijk is;

    • c.

      een persoon met beperking de belemmeringen die hij ondervindt in voldoende mate kan compenseren door gebruik te maken van een adequate voorliggende voorziening;

    • d.

      een persoon met beperking, eventueel met behulp van de mensen die tot zijn leefeenheid behoren, de belemmeringen die hij ondervindt kan compenseren door het anders organiseren van het dagelijkse leven of het huishouden;

    • e.

      een voorziening als gevolg van de beperking van de persoon voor zichzelf of voor derden onveilig is of gezondheidsrisico’s met zich meebrengt;

    • f.

      een voorziening wordt aangevraagd op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie, woonsituatie en/of gezondheidssituatie ruim van te voren te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

    • g.

      het een aanvraag betreft voor een voorziening die eerder is toegekend krachtens deze verordening of een aan deze verordening voorafgaande verordening en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken.

  • 3. Een voorziening wordt tevens geweigerd indien de aanvraag betrekking heeft op kosten die de persoon met een beperking voorafgaand aan het moment van beschikken op de aanvraag heeft gemaakt, tenzij

    • a.

      het college vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, of

    • b.

      de persoon met beperking de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten aantoont.

Hoofdstuk 2 De vorm waarin de voorziening wordt verstrekt

Artikel 4 De vorm waarin de voorziening wordt verstrekt

  • 1. Tenzij er sprake is van een financiële tegemoetkoming, kan de persoon met beperking kiezen om de voorziening in natura of als persoonsgebonden budget te ontvangen.

  • 2. Het college bepaalt of een voorziening in natura in eigendom, bruikleen of huur wordt verstrekt.

  • 3. Als de persoon met beperking ervoor kiest de voorziening als persoonsgebonden budget te ontvangen, kan het college in haar besluit aangeven op welke wijze de persoon met beperking de voorziening moet terugbetalen of teruggeven als deze voor afloop van de afschrijvings-termijn niet meer wordt gebruikt.

  • 4. Een persoon met beperking heeft niet de mogelijkheid te kiezen voor een persoonsgebonden budget als daarvoor overwegende bezwaren zijn. Daarvan is in ieder geval sprake als:

    • a.

      de voorziening een collectieve vervoerspas betreft;

    • b.

      er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de persoon met beperking zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget en deze hulp niet beschikbaar is.

  • 5. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming verstrekt het college een programma van eisen waaraan de aan te schaffen voorziening moet voldoen om verantwoord en duurzaam te zijn.

  • 6. Het college kan in het Financieel Besluit nadere regels stellen die betrekking hebben op:

    • a.

      de omvang van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming;

    • b.

      de kosten van onderhoud, keuring, reparatie en eventuele verzekeringen;

    • c.

      de wijze en voorwaarden waaronder de voorziening wordt verstrekt;

    • d.

      de frequentie waarmee een voorziening kan worden verstrekt.

Artikel 5 Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. Voor een voorziening die niet in de vorm van een financiële tegemoetkoming is verstrekt, is een eigen bijdrage verschuldigd;

  • 2. Voor een voorziening die in de vorm van een financiële tegemoetkoming is verstrekt, is een eigen aandeel verschuldigd;

  • 3. In afwijking van lid 1 en lid 2 is geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd voor:

    • a.

      rolstoelvoorzieningen;

    • b.

      collectief vervoer;

    • c.

      woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten;

    • d.

      tijdelijke huisvesting;

    • e.

      huurderving;

    • f.

      een voorziening voor een kind jonger dan 18 jaar;

    • g.

      dagopvang..

  • 4. Indien de aanvraag is ingediend vóór 1 juli 2011is in afwijking van lid 1 en lid 2 geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd voor:

    • a.

      een voorziening die in eigendom wordt verstrekt;

    • b.

      een woningaanpassing;

    • c.

      een woonvoorziening die in bruikleen wordt verstrekt.

  • 5. Het college regelt in het Financieel Besluit de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel.

Hoofdstuk 3 Huishoudelijke Hulp

Artikel 6 Recht op huishoudelijke hulp

  • 1. Een persoon met beperking heeft recht op huishoudelijke hulp als hij door zijn belemmeringen, rekening houdend met de beschikbaarheid van gebruikelijke zorg en mantelzorg, niet of onvoldoende in staat is tot het verzorgen van het huishouden van zichzelf of van de leefeenheid waartoe hij behoort.

  • 2. In afwijking van artikel 2 lid 1, kan er ook recht zijn op huishoudelijke hulp als deze kortdurend, al dan niet in verband met het tijdelijk ontbreken van mantelzorg, noodzakelijk is.

Artikel 7 Soort, omvang en vorm van de huishoudelijke hulp

  • 1. Huishoudelijke hulp wordt verstrekt als huishoudelijke hulp 1 (HH1) of huishoudelijke hulp 2 (HH2). Daarbij geldt dat:

    • a.

      HH1 omvat het geheel of gedeeltelijk overnemen van activiteiten op het gebied van het huishouden;

    • b.

      HH2 omvat het geheel of gedeeltelijk overnemen van activiteiten op het gebied van het huishouden met inbegrip van hulp bij de organisatie van het huishouden.

  • 2. Huishoudelijke hulp kan verstrekt worden in de vorm van:

    • a.

      zorg in natura;

    • b.

      een persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een alfahulp.

  • 3. De omvang van de huishoudelijke hulp per week in natura wordt vastgesteld in klassen of uren. De omvang van de huishoudelijke hulp per week in de vorm van een PGB wordt vastgesteld in uren.

Hoofdstuk 3a Dagopvang

Artikel 7a Recht op dagopvang

  • 1. Een persoon met een beperking kan aanspraak maken op dagopvang als hij door zijn belemmeringen, rekening houdend met gebruikelijke zorg, mantelzorg, voorliggende voorzieningen en/of andere voorzieningen, niet in staat is mensen te ontmoeten en er sprake is van dreigende vereenzaming.

  • 2. In afwijking van artikel 2 lid 1 kan er ook recht zijn op dagopvang als deze kortdurend, al dan niet in verband met het tijdelijk ontbreken van mantelzorg, noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 8 Recht op een woonvoorziening

  • 1. Een persoon met beperking kan voor een woonvoorziening in aanmerking komen als deze voorziening noodzakelijk is voor het compenseren van de belemmeringen die worden ondervonden bij het normale gebruik van de woning.

  • 2. Een woonvoorziening wordt slechts verstrekt ten behoeve van de woonruimte waar de persoon met beperking woonachtig is of zal zijn en die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden.

  • 3. Het college kan nadere voorwaarden stellen ten aanzien van:

    • a.

      de aanpassing van woonschepen en woonwagens;

    • b.

      het verwerven van grond voor realisatie van een woningaanpassing.

Artikel 9 Soorten woonvoorzieningen

  • 1. Woonvoorzieningen worden onderscheiden in:

    • a.

      verhuis- en inrichtingskosten;

    • b.

      een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing;

    • c.

      roerende woonvoorzieningen;

    • d.

      overige woonvoorzieningen.

  • 2. Een traplift wordt beschouwd als een roerende woonvoorziening.

Artikel 10 Primaat van verhuizen

Het college hanteert het primaat van verhuizen indien een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten de goedkoopst compenserende oplossing biedt voor de belemmeringen die er zijn in het normale gebruik van de woning.

Artikel 11 Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als:

    • a.

      de woonruimte voldoet aan het programma van eisen, zoals die zijn gesteld in de voorwaardelijke beschikking en

    • b.

      een persoon met beperking de gevonden woonruimte heeft gemeld en is verhuisd binnen 2 jaar na de datum van de voorwaardelijke beschikking tot toekenning van een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten.

  • 2. Geen financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten wordt verstrekt als:

    • a.

      een persoon met beperking is verhuisd voordat op zijn aanvraag voor verhuis- en inrichtingskosten is beschikt, tenzij

      • I.

        het college vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, of

      • II.

        de persoon met beperking de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de nieuwe woning ten opzichte van de oude woning aantoont;

    • b.

      een persoon met beperking voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      een persoon met beperking geen belemmeringen in het normale gebruik van de woning ondervindt, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft;

    • d.

      een persoon met beperking verhuist naar een AWBZ instelling.

Artikel 12 Geen recht op een woonvoorziening

  • 1. Geen recht op een woonvoorziening bestaat indien:

    • a.

      de belemmeringen in het normale gebruik van de woning zijn ontstaan na een verhuizing, tenzij de verhuizing heeft plaatsgevonden vanwege een belangrijke reden;

    • b.

      de ondervonden belemmeringen voortvloeien uit de aard van de in de woonruimte gebruikte materialen;

    • c.

      het woningaanpassingen in levensloopbestendige woongebouwen en woningen betreft die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen;

    • d.

      de persoon met beperking niet is verhuisd naar de meest geschikte woning, tenzij vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • e.

      de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau van de sociale woningbouw.

  • 2. Geen woonvoorziening wordt verstrekt ten behoeve van het verblijf in hotels/pensions, kloosters, trekkerswoonwagens, vakantiewoningen, recreatiewoningen, tweede woningen en onzelfstandige woonruimte.

Artikel 13 Aanpassing van gemeenschappelijke ruimten

  • 1. Het college kan de volgende woningaanpassingen verstrekken voor de gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex, als zonder deze voorziening de woonruimte voor een bewoner ontoegankelijk blijft:

    het aanbrengen van elektrische deuropeners;

    • b.

      de aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw;

    • c.

      het plaatsen van drempelhulpen of vlonders;

    • d.

      het aanbrengen van een extra trapleuning;

    • e.

      het realiseren van een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het wooncomplex.

  • 2. Een aanpassing als bedoeld in het eerste lid is niet mogelijk ten behoeve van wooncomplexen die specifiek bestemd zijn voor ouderen of personen met een beperking, omdat deze woonvoorzieningen algemeen gebruikelijk zijn in dergelijke wooncomplexen.

Artikel 14 Hoofdverblijf in instelling

  • 1. In afwijking van artikel 8 lid 2 en artikel 3 lid 2 onder a kan aan een persoon met beperking die woonachtig is in een AWBZ instelling, een financiële tegemoetkoming worden verleend in de kosten van het bezoekbaar maken van één woonruimte onder de voorwaarde dat de woonruimte regelmatig wordt bezocht. Deze financiële tegemoetkoming is aan een in het Financieel Besluit vastgesteld maximum gebonden.

  • 2. Onder het bezoekbaar maken van de woonruimte wordt verstaan dat de persoon met beperking de woonruimte, de woonkamer en een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken.

Artikel 15 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar, die een woningaanpassing heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient te worden terugbetaald overeenkomstig een in het Financieel Besluit vastgelegde afschrijving.

Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen

Artikel 16 Recht op een vervoersvoorziening

  • 1. Een persoon met beperking kan aanspraak maken op een vervoersvoorziening als hij belemmeringen ondervindt in het lokaal verplaatsen en gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer niet mogelijk is.

  • 2. Bij de verstrekking van een vervoersvoorziening gaat het college uit van het primaat van het collectief vervoer.

  • 3. De compensatieplicht voor een vervoersvoorziening beperkt zich tot de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Artikel 17 Soorten vervoersvoorzieningen

De door het college te verstrekken vervoersvoorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    collectief vervoer;

  • b.

    een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel;

  • c.

    een scootmobiel;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een eigen auto, taxi, rolstoeltaxi en/of bruikleenauto;

  • e.

    een auto aanpassing;

  • f.

    brommobiel, een gesloten gehandicaptenvoertuig of een personenauto.

Artikel 18 Collectief vervoer

  • 1. Met het collectief vervoer kan een persoon met beperkingen zich lokaal verplaatsen van deur tot deur, waarbij geldt dat:

    • a.

      een bijdrage verschuldigd is, die gebaseerd is op het tarief van het openbaar vervoer;

    • b.

      medisch noodzakelijke persoonlijke begeleiding bij het gebruik van het collectieve vervoer gratis is;

    • c.

      de persoon met beperking iemand mag meenemen tegen een in het Financieel Besluit vastgesteld tarief.

  • 2. Het college kan het aantal verplaatsingen maximeren.

  • 3. In afwijking van artikel 16 lid 1 komen senioren van 80 jaar of ouder altijd in aanmerking voor collectief vervoer

Artikel 19 Door spierkracht voortbewegen vervoermiddel

  • 1. Een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel kan bestaan uit:

    • a.

      de aanpassing van een fiets;

    • b.

      een niet algemeen gebruikelijke fiets;

    • c.

      een rolstoelfiets of handbike;

  • 2. In afwijking van artikel 16 lid 2 kan een persoon met beperking in aanmerking komen voor een voorziening als bedoeld in het vorige lid indien:

    • a.

      zijn beperking het gebruik van een gewone fiets of aankoppelfiets onmogelijk maakt en

    • b.

      hij zijn vervoersbehoefte merendeels met een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel kan invullen.

  • 3. Voor een kind kan een vervoersvoorziening tevens bestaan uit een individueel aangepast fietszitje of fietsaanhanger als een standaard voorziening niet mogelijk is.

Hoofdstuk 6 Rolstoelvoorzieningen

Artikel 20 Algemene omschrijving

De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een handbewogen rolstoel of een transportrolstoel;

  • b.

    een elektrische rolstoel;

  • c.

    individuele aanpassingen aan de rolstoel;

  • d.

    rolstoelaccessoires;

  • e.

    een rolstoel of vastframe handbike voor sportdoeleinden.

Artikel 21 Het recht op een rolstoel

Een persoon met beperkingen kan voor een rolstoel in aanmerking komen als een rolstoel noodzakelijk is voor dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning.

Artikel 22 Rolstoel en vastframe handbike voor sportdoeleinden

  • 1. Een persoon met beperkingen kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel of een vastframe handbike indien het sporten zonder deze voorziening onmogelijk is.

  • 2. De hoogte van deze tegemoetkoming is vastgelegd in het Financieel Besluit.

Hoofdstuk 7 Procedures

Artikel 23 Aanvraag en informatieplicht

  • 1. Een aanvraag is ingediend als deze schriftelijk is binnengekomen bij de afdeling van de gemeente die met de uitvoering van deze verordening is belast.

  • 2. De persoon met beperking die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening, dan wel op de aard, de hoogte of de duur daarvan.

Artikel 24 Onderzoek en indicatiestelling

  • 1. De persoon met beperking die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om aan het college desgevraagd medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet en deze verordening. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het voldoen aan een oproep om op een aangegeven tijdstip en plaats te verschijnen, dan wel iemand op een van te voren aangegevenmoment toegang tot zijn woning te verlenen;

    • b.

      het meewerken aan de indicatiestelling door één of meer daartoe aangewezen deskundigen, daaronder zo nodig begrepen een lichamelijk of andersoortig onderzoek om de belemmeringen te kunnen vaststellen.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat aanvragen op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en op grond van deze verordening zoveel mogelijk in samenhang met elkaar worden beoordeeld en afgehandeld.

  • 3. Het college stelt in het Verstrekkingenboek nadere beleidsregels vast.

Artikel 25 Heronderzoek

Het college is bevoegd, om voor een voorziening die op grond van deze of een aan deze verordening voorafgaande verordening is verstrekt, een heronderzoek uit te voeren om vast te kunnenstellen of de omstandigheden die hebben geleid tot de verlening van de voorziening, gewijzigd zijn.

Artikel 26 Intrekking en wijziging van een besluit tot verlening van een voorziening

  • 1. Het college kan een besluit geheel of gedeeltelijk intrekken of ten nadele van de persoon met beperking wijzigen als:

    • a.

      niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden of verplichtingen zoals opgenomen bij of krachtens de wet;

    • b.

      de persoon met beperking, zijn echtgenoot, ouder, pleegouder of wettelijk vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • c.

      de voorziening onjuist was of ten onrechte is verstrekt en de belanghebbende dit wist of behoorde te weten;

    • d.

      uit onderzoek blijkt dat de persoon met beperking geen gebruik maakt van een aan hem verstrekte voorziening en naar alle waarschijnlijkheid de komende twee maanden ook geen gebruik zal maken van deze voorziening;

    • e.

      de persoon met beperking zijn verplichtingen ingevolge artikel 23 lid 2 onvoldoende nakomt en daardoor het recht op of de noodzaak van de gevraagde voorziening niet of niet langer kan worden vastgesteld;

    • f.

      de financiële tegemoetkoming of het Persoonsgebonden Budget niet of niet volledig is aangewend voor het doel waarvoor deze is verstrekt;

    • g.

      de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget 6 maanden na toekenning nog niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening.

  • 2. De intrekking of wijziging van het besluit tot verlening van een voorziening werkt terug tot en met het tijdstip waarop deze voorziening is verleend of de situatie, bedoeld in het eerste lid, zich heeft voorgedaan, tenzij anders is bepaald.

Artikel 27 Terugvordering

  • 1. In geval een besluit tot verstrekking van een voorziening geheel of gedeeltelijk is ingetrokken of ten nadele van de persoon met beperking is gewijzigd, kan het college de ten onrechte betaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget dan wel de in natura verstrekte voorziening terugvorderen.

  • 2. Alle ingevolge deze verordening terug te vorderen bedragen kunnen worden verhoogd met de wettelijke rente.

Artikel 28 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen bij of krachtens deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 29 Indexering

Het college kan de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Financieel Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen.

Artikel 30 Evaluatie

Het algemeen gevoerde Wmo beleid wordt jaarlijks geëvalueerd. Indien deze evaluatie hiertoe aanleiding geeft of indien dit om andere redenen noodzakelijk is, vindt aanpassing van deze verordening plaats.

Artikel 31 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2011.

Artikel 32 Citeertitel

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als:Verordening Wmo voorzieningen gemeente Groningen.

  • 2. Met ingang van de dag waarop de Verordening Wmo voorzieningen gemeente Groningen in werking treedt, wordt de Verordening Wmo voorzieningen gemeente Groningen vastgesteld op 27 september 2006, ingetrokken.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 25 mei 2011.
 
De griffier,                                                      De voorzitter,
 
 
 
 
mr. L.A.M. (Leo) Aarden.                                   dr. J.P. (Peter) Rehwinkel.
 

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting

[Klik hier om het document te downloaden]

Toelichting

Toelichting