Regeling vervallen per 21-10-2011

Algemeen mandaatbesluit 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 20-10-2011

Intitulé

ALGEMEEN MANDAATBESLUIT 2011

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,

(BD 10.2469727);

gezien het voorstel van 6 december 2010;

HEBBEN BESLOTEN:

het Algemeen Mandaatbesluit 2011 vast te stellen.

HOOFDSTUK 1: REGELS VOOR MANDAAT

Artikel 1 Algemeen

  • 1. Het college en/of de burgemeester kunnen de hen toegedeelde bevoegdheden opdragen aan in dit (of een specifiek) mandaatbesluit genoemde functionarissen, voor zover in overeenstemming met de voorschriften genoemd in dit Mandaatbesluit en voor zover de bevoegdheden zich daar niet tegen verzetten.

  • 2. Het college en/of de burgemeester kunnen het nemen van besluiten behoudens bijzondere uitzonderingen slechts opdragen aan de diensthoofden.

  • 3. Ingeval van afwezigheid van de onder lid 2 genoemde functionarissen, waaraan volgens dit besluit bevoegdheden kunnen worden opdragen, worden deze bevoegdheden toegekend aan hun plaatsvervanger of waarnemer.

  • 4. Uit de ondertekening blijkt wie als plaatsvervanger of waarnemer tekent door zowel de naam als functie te vermelden.

Toelichting:

In lid 1 wordt de basis van het Algemeen Mandaatbesluit 2010 gelegd. De mandaatbevoegdheid van afdeling 10.1.1 Algemene wet bestuursrecht wordt hierin geconcretiseerd voor de gemeente Groningen.

Lid 2 beperkt de kring van ondergeschikten waaraan direct mandaat door het college en/of de burgemeester kan worden gegeven tot de diensthoofden. Onder diensthoofd wordt dan verstaan de algemeen directeuren van diensten en de gemeentesecretaris, voor zover het de Bestuursdienst betreft.

Lid 3 zorgt er voor dat de gemandateerde bevoegdheid niet wegvalt bij afwezigheid van het diensthoofd.

In lid 4 komt tot uitdrukking dat uit oogpunt van transparantie het goed is om ook de plaatsvervanging of de waarneming in de ondertekening tot uiting te brengen. Zie ook de toelichting bij artikel 6. Voor de goede orde wordt hier nog opgemerkt dat vervanging of waarneming alleen mogelijk is, waar daarover uitdrukkelijk besloten is. In gevallen waarin niet in vervanging of waarneming is voorzien, gaat de gemandateerde bevoegdheid, indien de mandataris niet in staat is te ondertekenen, terug naar de mandans.

Artikel 2 Terugleggen

  • 1. Een in mandaatverhouding te nemen besluit dient vóóraf voorgelegd te worden aan de portefeuillehouder of teruggelegd te worden bij het college en/ of de burgemeester indien het beleid van deze(n) hierbij is betrokken of het besluit op overige wijze beleidsmatige aspecten kent.

  • 2. Het eerste lid is in ieder geval van toepassing:

    • a.

      indien het besluit leidt tot afwijking van of aanvulling op het tot dan toe gevoerde beleid;

    • b.

      indien te verwachten valt dat de burgemeester of het college of een portefeuillehouder op zijn verantwoordelijkheid voor het te nemen besluit zal worden aangesproken;

    • c.

      indien uit het besluit financieel, juridisch, organisatorisch, politiek/bestuurlijk en/of publicitair belangrijke consequenties kunnen voortvloeien;

    • d.

      indien het college, de burgemeester, een verantwoordelijk portefeuillehouder of de gemeentesecretaris dit kenbaar heeft gemaakt;

    • e.

      indien het een brief of verzoek met een persoonlijk karakter betreft.

Toelichting:

Dit artikel geeft de belangrijkste (politieke) randvoorwaarden voor mandaatverlening.

Alle verderop in dit besluit aan de orde zijnde bevoegdheden moeten in het licht van deze bepaling worden uitgeoefend. Er is voor gekozen om dit artikel een eigen plek te geven om het belang van afstemming bij gevoelige zaken te onderstrepen. In dit artikel worden twee vormen van afstemming opgevoerd, namelijk voorleggen aan de portefeuillehouder en terugleggen bij het college.

Het eerste houdt overleg met de portefeuillehouder in of het diensthoofd zelf in mandaat zal besluiten, dan wel dat er gekozen wordt voor de tweede vorm. Terugleggen bij het college houdt in dat de gevoelige zaak niet in mandaat afgedaan wordt, maar ter besluitvorming voorgelegd wordt aan het college.

Dit artikel geeft de situaties aan waarin er in elk geval teruggekoppeld moet worden, en/of de beslissing door het college en/ of de burgemeester genomen moet worden. Naast de genoemde voorbeelden dat er teruggelegd moet worden (lid 2) is het de verantwoordelijkheid van het diensthoofd om ook in andere gevallen deze afweging te maken (lid 1). Deze verantwoordelijkheid strekt zich ook uit tot de ondermandaten.

Hieraan wordt nadere uitwerking gegeven in artikel 8 van dit mandaatbesluit.

Overigens moet de teruglegverplichting gezien worden als een interne verplichting, die bedoeld is om het college zo veel mogelijk grip op de besluitvorming in (onder)mandaat te geven. Het artikel is niet bedoeld als vorm van rechtsbescherming met externe werking. Met andere woorden, een in mandaat genomen besluit geldt, overeenkomstig artikel 10:2 Algemene wet bestuursrecht, als een besluit van de mandaatgever, ook al is er niet teruggelegd.

Voor alle duidelijkheid wordt de toepasselijkheid van dit artikel expliciet vermeld in de toelichtingen op de mandaten in Hoofdstuk 2.

Artikel 3 Onderlinge afstemming

  • 1. Indien bij een te nemen besluit het diensthoofd van een andere dienst belang heeft of dit op overige wijze het taakgebied van die dienst raakt, wordt dit besluit vooraf aan het diensthoofd van die betreffende dienst voorgelegd.

  • 2. Mocht over het te nemen besluit geen overeenstemming worden bereikt, dan wordt het besluit aan de betrokken portefeuillehouder(s) of het college voorgelegd.

Toelichting:

Net als bij politieke afstemming kan het noodzakelijk of wenselijk zijn om bepaalde besluiten aan andere diensthoofden voor te leggen.

Lid 2 waarborgt dat als de diensthoofden niet tot overeenstemming kunnen komen dit probleem alsnog aan de betrokken portefeuillehouder(s) of het college voorgelegd wordt. Feitelijk is het een aanvulling op de opsomming van artikel 2 lid 2.

Artikel 4 Uitvoering

  • 1. Waar in een mandaatbesluit de uitvoering van bepaalde regelingen wordt opgedragen, wordt deze opgedragen in de ruimste zin des woords, voor zover niet in strijd met enige wettelijke of gemeentelijke bepaling.

  • 2. Onder uitvoering van een regeling wordt daarom verstaan het nemen van besluiten, met inbegrip van onder andere:

    • a.

      beslissen op verzoeken om schade­vergoeding (w.o. zelfstandige en onzelfstandige schadebesluiten);

    • b.

      besluiten betreffende de toepassing van een openbare voorbereidingsprocedure o.g.v. de Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      het voeren van correspondentie in het kader van de uitoefening van de opgedragen bevoegdheden;

    • d.

      nadere regels, 156 lid 3?het voeren van verhaals- en incassoprocedures

    • e.

      het doen van aangifte van strafbare feitenhet doen van h.

Toelichting:

De gemeente Groningen kent binnen de kaders van het zelfbeheer, een ruim systeem van mandatering. Uitgangspunt is dat bevoegdheden ter uitvoering van de dagelijkse taak in algemene zin worden opgedragen, steeds weer onder volledige verantwoordelijkheid van de betreffende bestuursorganen.

Voor alle duidelijkheid: in dit artikel is een niet-limitatieve lijst met bevoegdheden

opgenomen. Het reguliere beslissen op aanvragen en verzoeken is vanzelfsprekend begrepen onder hetgeen in de eerste zin van dit artikel is geformuleerd.

Voor correspondentie geldt dat dit de briefwisseling betreft die direct te maken heeft met de opgedragen taken. Brieven die gericht zijn aan burgemeester of wethouder en een persoonlijk karakter dragen of een persoonlijke afhandeling vragen worden hier niet onder begrepen

(zie artikel 2, lid 2 sub e).

In lid 2, sub e is de bevoegdheid tot het doen van aangifte genoemd, bij strafbaar gestelde overtredingen genoemd in de regelgeving. Op basis van artikel 161 Wetboek van strafvordering is ieder die kennis draagt van een begaan strafbaar feit bevoegd daarvan aangifte of klacht te doen. Met de bepaling in dit subonderdeel kan het diensthoofd uit hoofde van zijn functie aangifte doen van strafbare feiten die betrekking hebben op de regelgeving die de gemeente uitvoert.

De bepalingen van artikel 2 en 3 zijn onverkort van kracht op dit artikel.

Artikel 5 Bestuursdwang/dwangsom

Waar uitvoering van wetten, algemene regelen van bestuur en van provinciale en gemeentelijke verordeningen of andere regelingen wordt opgedragen, wordt daarmee ook de bevoegdheid tot het toepassen van last onder bestuursdwang/last onder dwangsom (de bepalingen als bedoeld in artikel 125 e.v. van de Gemeentewet of in de specifieke regeling en de afdelingen 5.3 en 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht) opgedragen.

Toelichting:

In dit artikel wordt expliciet en apart de mogelijkheid van toepassing van last onder bestuursdwang/ dwangsom aan de uitvoering gekoppeld. Deze bevoegdheid wordt bewust apart genoemd om het belang van deze mogelijkheid te benadrukken.

Het blijft natuurlijk wel zo dat waar de toepassing van last onder bestuursdwang/last onder dwangsom mogelijk grote beleidsmatige, financiële, publicitaire of overige gevolgen met zich brengt, dit vooraf moet worden teruggekoppeld aan de verantwoordelijk wethouder, de burgemeester en/of het college, overeenkomstig artikel 2.

Artikel 6 Ondertekeningsbevoegdheid

  • 1. Daar waar door de burgemeester of het college een bevoegdheid wordt opgedragen, wordt door de burgemeester of het college tevens de bijbehorende bevoegdheid tot ondertekening opgedragen.

  • 2. In de desbetreffende ondertekening dient de mandaatverhouding tot uiting teworden gebracht.

  • 3. Lid 2 is onverkort van toepassing in situaties waarin door een plaatsvervanger of waarnemer wordt ondertekend.

Toelichting:

Het eerste lid koppelt de bevoegdheid om een besluit te nemen of te besluiten een overeenkomst aan te gaan aan de bevoegdheid om dit besluit of deze overeenkomst te ondertekenen. Dit geldt ook voor privaatrechtelijke overeenkomsten, waar de besluit- en tekeningsbevoegdheid bij verschillende organen ligt (besluiten doet het college op grond van artikel 160 lid 1 onder e Gemeentewet, de burgemeester ondertekent namens de rechtspersoon gemeente op grond van artikel 171 Gemeentewet). Beoogd wordt dit onderwerp helder te regelen, zonder dat er ingewikkelde ondertekeningsconstructies in contracten en brieven hoeven te worden geformuleerd.

Op grond van het tweede lid kan dus volstaan worden met het aangeven van de ondertekeningsbevoegde (burgemeester namens de gemeente of het college) en degene die op basis van mandaat het besluit heeft genomen en ondertekent (het diensthoofd of de ondergemandateerde). Bij privaatrecht moet het zijn 'de gemeente Groningen, de burgemeester, namens hem, de (onder)gemandateerde'. Bij publiekrecht blijft het: het college van burgemeester en wethouders, namens hen, de (onder)gemandateerde'.

Onder het tweede lid moet ook begrepen worden de situatie waarin er een waarneming of plaatsvervanging optreedt. De ondertekening kan dan gepaard gaan met de afkortingen loco (bij burgemeester of secretaris), plv. of wnd.

Artikel 7 Ondermandatering

  • 1. Diensthoofden zijn bevoegd de hun opgedragen bevoegdheden rechtstreeks te ondermandateren, waarbij de bepalingen van dit Mandaatbesluit onverkort van toepassing zijn.

  • 2. Ondermandatering geschiedt bij schriftelijk besluit.

  • 3. De ondergemandateerde bevoegdheden worden in een ondermandaatbesluit gebundeld en één keer per jaar geactualiseerd.

  • 4. In de ondertekening van het desbetreffende besluit dient de ondermandaatverhouding tot uiting te worden gebracht.

Toelichting:

In dit mandaatbesluit is gekozen om het ondermandateren in beginsel vrij te laten. Daarbij moeten drie dingen worden opgemerkt:

  • 1.

    er kan alleen rechtstreeks ondergemandateerd worden. Verder ondermandateren is niet toegestaan;

  • 2.

    ondermandaten dienen gebundeld te worden in een ondermandaatbesluit;

  • 3.

    artikel 8 geeft aan welke waarborgen rond ondermandatering ingericht moeten worden.

Ten aanzien van het eerste punt wordt opgemerkt dat voorkomen moet worden dat de ondertekening uit een serie bevoegdheidsopdrachten gaat bestaan, waarbij de tussenliggende schakels geen afzonderlijke inbreng of verantwoordelijkheid hebben.

Dat betekent dat de algemeen directeur direct mandateert aan degene die inhoudelijk de beslissing neemt. Dat laat onverlet dat leidinggevenden terzake van de uitoefening van de bevoegdheid instructies kunnen geven aan degene die door middel van het ondermandaat bevoegd is gemaakt.

Het is ook van belang duidelijk te stellen dat dezelfde randvoorwaarden die voor mandatering gelden, ook voor ondermandaat gelden. Van het diensthoofd wordt verwacht dat hij hiervoor waarborgen schept. Artikel 8 legt daar nog eens speciaal de nadruk op.

Verder is uitgangspunt dat organisatorische en noodzakelijke functiescheidingen vanuit het oogpunt van administratief beheer gehandhaafd blijven. Er moet dus goed worden nagegaan bij wie of waar in de organisatie de betreffende bevoegdheid wordt neergelegd.

De genoemde restricties dragen er toe bij dat binnen de dienst een overzicht beschikbaar moet zijn van de verleende ondermandaten. Dit overzicht wordt ook bij het Gemeentelijk Informatie Centrum ter inzage gelegd, op basis van artikel 9.

Artikel 8 Waarborgen rond ondermandatering

  • 1. De diensthoofden blijven verantwoordelijk voor de uitvoering van ondergemandateerde bevoegdheden.

  • 2. De diensthoofden zorgen voor waarborgen dat ook in ondermandaat wordt voldaan aan de vereisten van artikel 2.

  • 3. De diensthoofden nemen daarbij tenminste de volgende randvoorwaarden in acht:

    • a.

      de diensthoofden beoordelen wie ondergemandateerd wordt en motiveren deze keuze in het ondermandaatbesluit;

    • b.

      de diensthoofden bepalen hoe de ondermandataris de bevoegdheid moet uitoefenen;

    • c.

      de diensthoofden zien toe op naleving van artikel 2 van het Algemeen mandaatbesluit.

Toelichting:

Ten einde het politieke en beleidsmatige belang van het college en/of de burgemeester te waarborgen wordt in artikel 7 aan het diensthoofd expliciet de verantwoordelijkheid voor de

uitvoering van ondergemandateerde bevoegdheden toebedeeld. Daaronder valt ook verantwoorde-lijkheid voor de toepassing van artikel 2. In artikel 8 wordt het diensthoofd omtrent die verantwoordelijkheid opgedragen te waarborgen dat de bepaling van artikel 2 goed toegepast wordt.

Dit artikel gaat uit van een monitorfunctie van het diensthoofd, die daarmee duidelijke

kaders aangeeft voor het al dan niet terugleggen van in ondermandaat te nemen besluiten. De invulling van deze verantwoordelijkheid is grotendeels vormvrij gelaten om verdergaande bureaucratisering te voorkomen.

Om invulling aan dit artikel te geven zou het diensthoofd bijvoorbeeld een checklist voor terugleggen kunnen opstellen, specifieke aanwijzingen kunnen geven in het ondermandaatbesluit of periodieke correspondentie- en mandaataudits kunnen organiseren.

Op basis van de concernbrede juridische audit, die jaarlijks in het kader van Stad en Stadhuis uitgevoerd wordt blijkt dat ondertekening bij afwezigheid en in opdracht vaak voorkomt. Niet altijd is duidelijk wie dan tekent, hetgeen tot onduidelijkheid kan leiden. Op basis van lid 3 sub b. kan het diensthoofd over deze vervanging aanwijzingen geven. De vervanger dient in elk geval zijn naam en functie bij zijn ondertekening te vermelden.

Artikel 9 Terinzagelegging en bekendmaking

  • 1. Mandaatbesluiten en ondermandaatbesluiten worden ter inzage gelegd bij het Gemeentelijk Informatie Centrum.

  • 2. Tussentijdse wijzigingen en aanvullingen zullen ter inzage gelegd worden bij het Gemeentelijk Informatie Centrum.

  • 3. Mandaatbesluiten worden ter kennis gebracht aan de raad.

Toelichting:

Volgens de Awb dienen mandaatbesluiten bekend gemaakt te worden. Mandaatbesluiten hebben ten aanzien van derden geen directe rechtsgevolgen, derden worden niet direct in hun belangen getroffen. Wel vindt er een verschuiving van bevoegdheden (maar niet van de verantwoordelijkheid) plaats doordat de gemandateerde gerechtigd wordt om een bepaalde bevoegdheid uit te oefenen.

Waar het bij bekendmaking om gaat is dat de burger op eenvoudige wijze na kan gaan of en hoe de betreffende functionaris bevoegd is. Om rechtszekerheid te bieden wordt in dit artikel opgenomen dat alle geldende mandaatbesluiten (alsmede ondermandaatbesluiten) ter inzage worden gelegd bij het Gemeentelijk Informatie Centrum.

Eén maal per jaar wordt in de Groninger Gezinsbode per mandaatbesluit gemeld dat er een geactualiseerde versie is vastgesteld en ter inzage ligt bij het Gemeentelijk Informatie Centrum. Tussentijdse wijzigingen worden opgenomen in de ter inzage liggende versie. Deze wijzigingen zullen dus niet apart gepubliceerd worden. Deze werkwijze wordt in de jaarlijkse bekendmaking in de Groninger Gezinsbode uitgelegd, waardoor de wijzigingen ook rechtsgeldig bekend gemaakt zijn.

Mandaatbesluiten worden ter kennis gebracht aan de raad, teneinde de raad in de gelegenheid te stellen zijn controlerende rol uit te voeren.

Hoofdstuk 2: Mandaten

Artikel 10 Privaatrechtelijke rechtshandelingen

  • 1. Aan de diensthoofden wordt opgedragen het namens het college:

    • a.

      besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen voor zover hierbij geen gemeentelijke midde­len worden aangewend;

    • b.

      besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen voor zover daarbij wel ge­meentelijke middelen worden aangewend, tot een maximum ­waarde in geld uitge­drukt van € 50.000,00;

    • c.

      besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen, voor zover daarbij gemeente­lijke middelen worden aangewend, tot een hogere tegenwaar­de dan € 50.000,00, mits het routine-uitgaven of -investeringen be­treft;

    • d.

      besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen tot een hogere tegenwaarde dan € 50.000,00 en indien de raad bij eerde­re besluit­vorming hier­voor de bestem­ming en de aanwending heeft aangegeven.

  • 2. Besluiten tot lease zijn uitgezonderd van dit mandaat.

Toelichting:

In dit mandaatbesluit blijft de € 50.000,00 grens voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen gelden. Het gaat dan om die overeenkomsten waarbij financiële uitgaven worden gedaan in het kader van de dagelijkse uitoefening van taken van een dienst.

Expliciet is aangegeven dat indien de gemeente een rechtshandeling aangaat waarbij de contractpartner een hoger bedrag dan het normbedrag dient te betalen (en de gemeente de

‘geldontvangende’ partij is), de grens niet van toepassing is. In het kader van bedrijfsmatig werken is dit een noodzakelijke aanpassing om de slagvaardigheid en handelingssnelheid te verbeteren.

Voor diensten waarbij vanuit bedrijfsmatig oogpunt dit mandaatbesluit nog te weinig armslag biedt, kan middels het dienstmandaat een meeromvattende regeling aan het college voorgesteld worden.

Aan de bepaling dat er routine-investering met een hogere tegenwaarde dan € 50.000,00 door diensthoofden gedaan mogen worden is toegevoegd dat dit ook geldt voor routine-uitgaven. Routine-investeringen en -uitgaven dienen dan wel in de dienstbegroting gedekt te worden.

Verder zijn ook bij dit artikel de bepalingen van de artikelen 2 en 3 onverkort van kracht.

Besluiten tot lease werden door de algemeen directeuren genomen, in principe nadat de concerncontroller was geraadpleegd. Dit mandaat is al eerder ingetrokken. Besluiten tot het aangaan van lease worden sindsdien door het college genomen.

Artikel 11 Uitvoering dwangsom bij termijnoverschrijding

Aan de diensthoofden wordt gemandateerd de bevoegdheid om besluiten op grond van paragraaf 4.1.3.2. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te nemen.

Toelichting:

Per 1 oktober 2009 is in de Awb de mogelijkheid van de dwangsom bij termijnoverschrijding opgenomen. Besluiten naar aanleiding van ingebrekestellingen vanwege termijnoverschrijding kunnen op dienstniveau worden afgehandeld.

Artikel 12 Procesvertegenwoordiging

  • 1. Aan de diensthoofden wordt opgedragen het (besluiten tot het) voeren van verweer in bestuursrechtelijke, strafrechtelijke en civielrechtelijke procedures.

  • 2. Diensthoofden wordt daarbij de bevoegdheid verleend tot het verrichten van alle, het belang van de gemeente dienende proceshandelingen, inclusief de eis in reconventie bij een kort geding.

  • 3. Tevens wordt opgedragen het (besluiten tot het) doen van aangifte bij jegens de gemeente veroorzaakte schade en het desgewenst voegen in eventuele (straf)procedures.

  • 4. Aan de diensthoofden wordt opgedragen het (besluiten tot het) overgaan tot mediation.

Toelichting:

In dit artikel wordt het voeren van procedures opgedragen, voor zover de gemeente of een gemeentelijk orgaan in een geding is geroepen. Het betreft daarmee de vertegenwoordigingsbevoegdheid in ruime zin, zoals het (besluiten tot) schriftelijk voeren van verweer, verzoeken om uitstel, versnelde behandeling, de vertegenwoordiging ter zitting, incidenteel appèl, maar ook zaken als schikken, het treffen van dadingen, het overgaan tot mediation etc. Hierbij zij opgemerkt dat de actieve kant van procederen uitdrukkelijk voorbehouden blijft aan het college. Hierop is één uitzondering aangebracht, namelijk het doen van een eis in reconventie (tegeneis), als er een kort geding tegen de gemeente aangespannen wordt en indien de tijd ontbreekt voor het college om hierover zelf te beslissen. Verder zijn ook bij dit artikel de bepalingen van de artikelen 2 en 3 onverkort van kracht.

Artikel 13 Privacy, Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en Wet openbaarheid van bestuur

  • 1. Aan diensthoofden wordt opgedragen het bij of krachtens de Wet bescherming persoonsgegevens bepaalde met betrekking tot de uitvoering van taken en bevoegdheden ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens.

  • 2. Aan diensthoofden wordt opgedragen het identificeren van de gemeente bij het aangaan van dienstverleningscontracten overeenkomstig de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

  • 3. Aan diensthoofden wordt opgedragen het nemen van verdagingsbesluiten in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur.

Toelichting:

Verzoeken met betrekking tot de Wet bescherming persoonsgegevens worden bij vrijwel alle diensten ingediend. In dit artikel worden diensthoofden gemandateerd om besluiten met betrekking tot deze regelgeving te nemen. Tegen genomen besluiten staat vervolgens de bezwaarmogelijkheid van de Awb open.

In dit artikel wordt ook geregeld dat het diensthoofd de verplichte identificatie van de gemeente op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme uit kan voeren. Deze wet eist ook van overheden dat zij zich identificeren bij het aangaan van dienstverleningscontracten (zoals met accountants en andere economische dienstverleners), om witwaspraktijken en financiering van terrorisme te voorkomen.

De bevoegdheid tot het nemen van verdagingsbesluiten in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) wordt in lid 3 gemandateerd. Het nemen van besluiten op Wob-verzoeken blijft een collegebevoegdheid. Verder zijn ook bij dit artikel de bepalingen van de artikelen 2 en 3 onverkort van kracht.

Artikel 14 Financiën

Aan de diensthoofden wordt opgedragen het uitvoeren van de dienstbegrotingen, voor wat betreft het financiële beleid en beheer zoals die nader omschreven zijn in verordeningen en de concernrichtlijnen. Daaronder is te verstaan het aangaan van verplichtingen ten laste van de posten van de desbetreffende dienstbegroting.

Toelichting:

Evenals voor het handelen op het gebied van personeel en organisatie, is het nodig om in het kader van zelfbeheer randvoorwaarden te stellen aan het handelen op financieel gebied. Vanuit de Directie Middelen van de Bestuursdienst wordt een aantal randvoorwaarden gesteld aan het financiële beheer van de diensten, dit voor zover het betreft de uitvoering van bestaand beleid alsmede de dagelijkse sturing. Dit artikel biedt daarvoor het algemeen kader.

Verder zijn ook bij dit artikel de bepalingen van de artikelen 2 en 3 onverkort van kracht.

Artikel 15 Personeel en organisatie

Aan de diensthoofden wordt opgedragen het personeelsmanagement van de betreffende dienst, als bedoeld in de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen en het Uitvoeringsbesluit Personeelsmanagement en de Personele Organisatie van de gemeente Groningen.

Uitgesloten zijn echter:

  • a.

    besluiten tot benoeming/aangaan van arbeidsovereenkomst of bevordering van medewerkers in salarisschaal 12 en hoger;

  • b.

    besluiten op bezwaarschriften ambtelijk personeel;

  • c.

    het treffen van zogenaamde vertrekregelingen;

  • d.

    besluiten op meldingen zoals bedoeld in de Regeling Klokkenluiders gemeente Groningen;

  • e.

    het toepassen van de volgende regelingen alsmede het opleggen van disciplinaire maatregelen als genoemd in de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen (ARG) onder:

    • 1.

      Hoofdstuk 16 (disciplinaire straffen, met uitzondering van artikel 16:1:2, lid 1, a en b);

    • 2.

      Artikel 8:15:1 en 8:15:2 (schorsingen);

    • 3.

      Artikel 8:3 (ontslag wegens reorganisatie); artikel 8:5a (ontslag binnen de termijnen die gelden bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, omdat ambtenaar niet aan zijn verplichtingen in het kader van herplaatsing heeft voldaan, als daarbij wordt afgeweken van het advies van UVW); artikel 8:6 (ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid); artikelen 8:7 en 8:8 (overige ontslaggronden) en artikel 8:13 (strafontslag);

    • 4.

      Artikel 3:1:1 eerste lid (voor zover daarbij wegens bijzondere omstandigheden wordt afgeweken van de reguliere inschaling en/of toelagen op grond van de hoofdstukken 3 en 23);

    • 5.

      Artikel 3:1:2 vijfde lid (samenloop vergoedingen), artikel 15:1:28 (gratificatie voor zover boven € 1.200) en artikel 15:1:28a (hogere beloning);

    • 6.

      De hoofdstukken 9 (FLO), 9b tot en met 9d (overgangsrecht ambtenaren in een functie die op 31 december 2005 recht gaf op functioneel leefdijdsontslag, etc.), 10 (Wachtgeld), 10a (Bovenwettelijke werkloosheidsuitkering), 10d (Voorzieningen bij werkloosheid, met uitzondering van paragraaf 4 Reïntegratiefase), 11 (Uitkeringsregeling ontslag) en 11a (Suppletie).

Toelichting:

In het Groningse model van zelfbeheer zijn directeuren van diensten in hoge mate verantwoordelijk voor het personeel(sbeleid) binnen een dienst. Binnen concernrandvoorwaarden die helder omschreven zijn is dit ook mogelijk.

Bewust is hier gekozen voor een zogenaamde ‘open formule’. Dat gaat gepaard met een aantal restricties heeft zowel principiële als praktische oorzaken. Doorslaggevend is daarbij dat het vanuit juridisch oogpunt zeer belangrijk is dat in rechtspositionele kwesties de gemeente een eenduidig standpunt inneemt.

Verder zijn ook bij dit artikel de bepalingen van de artikelen 2 en 3 onverkort van kracht.

Artikel 16 Aanvragen van subsidies

Aan diensthoofden wordt opgedragen het aanvragen van subsidies voor zover die dienstbaar kunnen zijn aan de gemeentelijke taakuitoefening.

Toelichting:

Op diverse plaatsen in de gemeentelijke organisatie wordt gewerkt met subsidiestromen op basis van Europese of rijksregelgeving. Uit praktische overweging wordt de bevoegdheid om de aanvraag in te dienen bij de diensthoofden gelegd. Hieronder vallen ook alle uitvoeringshandelingen die voortvloeien uit het aanvragen van een subsidie (zoals het onderbouwen van de subsidieaanvraag, het indienen van aanvullende stukken, (tussen)rapportages en handelingen ten behoeve van de subsidievaststelling). Overigens zijn hierop ook weer de algemene bepalingen van de artikelen 2 en 3 van dit besluit van toepassing.

HOOFDSTUK 3: Slotbepalingen

Artikel 17 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Algemeen mandaatbesluit 2011’.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 21 december 2010.
 
 
De burgemeester,                                                   De secretaris,
 
 
 
 
dr. J.P. (Peter) Rehwinkel.                                        L.J. Bosdijk.