Beleidsregels computers voor kinderen 2009 – 2012

1. Voor het schooljaar 2009/2010 komt voor de computervoorziening in aanmerking het kind dat in het jaar van de peildatum voortgezet onderwijs volgt en niet ouder is dan 18 jaar, en van wie de ouder(s) op de peildatum over een gezamenlijk inkomen beschikken dat niet hoger is dan het toetsinkomen.

2. Voor de schooljaren 2010/2011, 2011/2012 en 2012/2013 komt voor de computervoorziening in aanmerking het ten laste komende kind dat in het schooljaar van de peildatum voortgezet onderwijs volgt en van wie de ouder(s) op de peildatum over een gezamenlijk inkomen beschikken dat niet hoger is dan het toetsinkomen.

3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid bestaat geen recht voor het kind dat al eerder op grond van deze beleidsregels voor een computervoorziening in aanmerking is gekomen, dan wel het kind dat deel uitmaakt van een gezin waartoe een ander kind behoort dat voor deze computervoorziening in aanmerking is gekomen.

1. Om voor de computervoorziening in aanmerking te komen kan in het schooljaar 2009/2010 tot 1 april 2010 een aanvraag worden ingediend.

2. Voor het schooljaar 2010/2011 kan tot 1 januari en voor de schooljaren 2011/2012 en 2012/2013 kan tot 1 mei van het betreffende schooljaar een aanvraag worden ingediend.

3. Een aanvraag kan niet worden ingediend op een datum die ligt voor 1 september van het schooljaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

4. Bij de aanvraag dienen de volgende bewijsstukken te worden overgelegd:

• a.

  voor de ouder die geen lopende bijstandsuitkering heeft of periodieke bijzondere bijstand ontvangt, een kopie van een geldig legitimatiebewijs

• b.

  een bewijs van het inkomen van de ouder(s) over de maand voorafgaand aan de maand waarin de peildatum valt

• c.

  een bewijs dat het kind in het schooljaar waarin de peildatum valt voortgezet onderwijs volgt

• d.

  een bewijs waaruit blijkt dat de ouder voor het kind kinderbijslag ontvangt

• e.

  voor de ouder die alleen vergoeding van internetkosten aanvraagt, een bewijs waaruit blijkt dat hij over een internetaansluiting beschikt.

5. Het bewijsstuk genoemd in het vorige lid onder c wordt niet opgevraagd in gevallen waarin de gemeente door middel van bestandsvergelijking over het gewenste bewijs beschikt.

1. De maandelijkse vergoeding van internetkosten door de gemeente eindigt in de volgende situaties:

• a.

  verhuizing van het gezin buiten de gemeente Groningen

• b.

  het jongste in het gezin verblijvende kind 18 jaar wordt

• c.

  er voor de ouder(s) niet langer aanspraak op kinderbijslag bestaat voor een kind als bedoeld in artikel 3 derde lid

• d.

  als het inkomen van de ouder(s) groter is dan het toetsinkomen

• e.

  het laatste in het gezin verblijvende kind dat jonger is dan 18 jaar overlijdt

• f.

  als het kind door overlijden van een of beide ouders wees is geworden.

2. Het recht op de maandelijkse vergoeding als bedoeld in het vorige lid onder:

• a.

  a. tot en met c. eindigt met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de maand van de gebeurtenis uit het vorige lid.

• b.

  d. eindigt met ingang van de eerste dag van de maand waarin de situatie uit het vorige lid zich voordoet.

• c.

  e. en f. stopt met ingang van de eerste dag van de tweede maand die volgt op de maand van de gebeurtenis uit het vorige lid.

1. De maandelijkse vergoeding van internetkosten die is beëindigd op grond van artikel 5, eerste lid herleeft op aanvraag met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de beëindigingsreden niet meer bestaat.

2. Het aantal maanden gelegen tussen de dag als bedoeld in artikel 5, tweede lid en de dag als bedoeld in het vorige lid wordt in mindering gebracht op het totaal aantal maanden waarop maximaal recht op de vergoeding van internetkosten bestaat.

3. Het recht op herleving kan niet ingaan na 31 december 2016.