Regeling vervallen per 30-12-2011

Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van Groningen 2001

Geldend van 11-10-2007 t/m 29-12-2011

Intitulé

VERORDENING OP DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN VAN GRONINGEN 2001

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

(bijlage raadsverslag nr. 126);

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 november 2000;

 

gelet op de Wet op de lijkbezorging en de Gemeentewet;

 

HEEFT BESLOTEN:

 

de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van Groningen 2001 vast te stellen.

I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijke begraafplaatsen : de begraafplaatsen Selwerderhof, Esserveld, Klein Selwerderhof I, Klein Selwerderhof II, de Zuiderbegraafplaats, de Noorderbegraafplaats en de gemeentelijke begraafplaatsen te Hoogkerk, Middelbert en Noorddijk;

  • b.

    rechthebbende : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie het uitsluitend recht tot begraven in een grafruimte is verleend;

  • c.

    uitsluitend recht tot begraven : het recht om in een graf één of meer stoffelijke

    overschotten te doen begraven of begraven te houden;

  • d.

    grafruimte : een ruimte waarin stoffelijke overschotten kunnen worden begraven of asbussen kunnen worden bijgezet;

  • e.

    onbepaalde tijd : het tijdvak gelegen tussen het tijdstip, waarop het uitsluitend recht tot begraven is aangevangen en dat, waarop de desbetreffende begraafplaats gesloten wordt verklaard;

  • f.

    asbus : een hermetisch gesloten bus, bevattende het stoffelijk overschot van een overledene na crematie;

  • g.

    heffingsverordening : de Verordening op de heffing en invordering van rechten voor het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen in de gemeente Groningen;

  • h.

    opzichter : de door de algemeen directeur van de dienst Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken aangewezen ambtenaar, belast met het toezicht op de gemeentelijke begraafplaatsen.

  • i.

    sierurn : een stenen vaas, waarin een asbus is opgeborgen.

  • j.

    incidentele asverstrooiing : het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een nader daartoe aangegeven plek op de gemeentelijke begraafplaatsen

II ALGEMENEBEPALINGEN

Artikel 2

  • 1. De gemeente Groningen houdt gemeentelijke begraafplaatsen, bestemd voor de begraving van stoffelijke overschotten van personen van alle gezindten, in stand:

    • a.

      te Groningen, gelegen aan de Iepenlaan, genaamd 'Selwerderhof';

    • b.

      te Groningen, gelegen aan de Hereweg, genaamd 'Zuiderbegraafplaats';

    • c.

      te Groningen, gelegen aan de Moesstraat, genaamd 'Noorderbegraafplaats', behoudens het in artikel 3 bedoelde gedeelte van die begraafplaats;

    • d.

      te Groningen, gelegen aan de Esserweg, genaamd 'Esserveld';

    • e.

      te Groningen, gelegen aan de Iepenlaan, genaamd 'Klein Selwerderhof I' en

      'Klein Selwerderhof II';

    • f.

      te Hoogkerk, gelegen aan de Kerkstraat en aan de Leegeweg;

    • g.

      te Middelbert, gelegen aan de Middelberterweg;

    • h.

      te Noorddijk, gelegen aan de Noorddijkerweg.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders heeft het beheer over de gemeentelijke begraafplaatsen.

Artikel 3

  • 1. Het beheer over en de zorg voor de beide Israëlistische begraafplaatsen aan de Moesstraat en de Iepenlaan berust, tenzij daarin ten genoegen van het college van burgemeester en wethouders op andere wijze is voorzien, bij de besturen van die gezindte.

  • 2. Op de begraafplaats 'Selwerderhof' is een Islamitische begraafplaats ingericht.

Artikel 4

Onder het begraven van een stoffelijk overschot wordt in deze verordening mede verstaan het plaatsen van een asbus in een grafruimte.

Artikel 5

Op de in artikel 2, eerste lid, onder e genoemde begraafplaatsen en de begraafplaats te Hoogkerk, gelegen aan de Leegeweg, worden geen grafruimten meer uitgegeven.

III VAN DE BEGRAAFPLAATSEN

Selwerderhof

Artikel 6

Ten aanzien van de grafruimten, grafkelders, grafbedekkingen en het uitvoeren van begravingen, steenhouwerswerken en dergelijke, zijn onderstaande bepalingen in de artikelen 6.1 tot en met 6.17 van toepassing op de begraafplaats 'Selwerderhof'.

Indeling aanduiding en afmeting van grafruimten

Artikel 6.1

  • 1. De grafruimten worden als volgt ingedeeld:

    • a.

      familiegrafruimten, dat zijn één of meer afzonderlijke grafruimten, die aaneengesloten met de eventueel daarbij beschikbaar te stellen grond, als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, van deze verordening, als één geheel aan één gegadigde worden uitgegeven en waarin door de rechthebbende mag worden begraven tot het tijdstip, waarop de begraafplaats gesloten wordt verklaard;

    • b.

      huurgrafruimten, dat zijn grafruimten, waarin door de rechthebbende mag worden begraven, doch slechts gedurende een bepaald aantal jaren, zoals in artikel 6.3 aangegeven;

    • c.

      algemene kindergrafruimten, dat zijn grafruimten, waarin geen andere stoffelijke overschot ten worden begraven dan die van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar en van levenloos geborenen;

    • d.

      urnengraven, dat zijn huurgrafruimten, waarin door de rechthebbende maximaal

      4 asbussen mogen worden bijgezet;

    • e.

      kinderhuurgraven, dat zijn huurgrafruimten, waarin door de rechthebbende geen andere stoffelijke overschotten mogen worden begraven dan die van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar en van levenloos geborenen;

    • f.

      huurgrafruimten op de Islamitische begraafplaats, dat zijn grafruimten op het gedeelte van de begraafplaats bestemd voor het begraven van Islamieten, waarin door de rechthebbende mag worden begraven, doch slechts gedurende een bepaald aantal jaren, zoals in artikel 6.3 aangegeven;

    • g.

      kinderhuurgraven op de Islamitische begraafplaats, dat zijn huurgrafruimten op het gedeelte van de begraafplaats bestemd voor het begraven van Islamieten, waarin door de rechthebbende geen andere stoffelijke overschotten mogen worden begraven dan die van kinderen beneden de leeftijd van 4 jaar alsmede van levenloos geborenen;

    • h.

      urnenmuur, waar in een nis een sierurn geplaatst kan worden;

    • i.

      sierurnentuin, een apart gedeelte op de begraafplaats, waar op een siertegel een sierurn geplaatst kan worden.

    • j.

      kinderurnengraven, dat zijn huurgrafruimten waarin asbussen kunnen bijgezet worden van kinderen jonger dan 12 jaar en van levenloos geborenen. Er mogen maximaal twee asbussen worden bijgezet

  • 2. De grafruimten, bedoeld in het eerste lid, onder b, c, d, e, f en g, h, i en j worden slechts voor directe teraardebestelling of asbusbijzetting uitgegeven. Het college van burgemeester en wethouders kan evenwel, indien daartoe naar hun oordeel aanleiding bestaat, in bijzondere gevallen toestaan, dat twee of meer aaneengelegen grafruimten aan één gegadigde worden uitgegeven.

  • 3. De grafruimten bedoeld in het eerste lid, onder a, b, c, d, e, f, g en j worden per akker zo veel mogelijk aaneensluitend in de rij volgens datum van begraven uitgegeven.

  • 4. De aanduiding van de grafruimten geschiedt voor familiegrafruimten, door vermelding van het veld, een letter en het grafnummer, en voor de overige grafruimten, door vermelding van het veld en het vak, waarin de grafruimte is gelegen, en van het grafnummer.

  • 5. Alle grafruimten zijn aan een (gras)pad gelegen.

Artikel 6.2

  • 1. De afmetingen van elke afzonderlijke grafruimte bedragen:

    • a.

      voor een familiegrafruimte: lengte 2.60 m en breedte 1.30 m;

    • b.

      voor een huurgrafruimte: lengte 2.20 m en breedte 1.10 m;

    • c.

      van elk afzonderlijke urnengrafruimte: lengte 1.00 m en breedte 1.00 m;

    • d.

      voor een kinderhuurgraf, als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, onder e: lengte 1.30 m en

      breedte 0,90 m;

    • e.

      voor een kinderhuurgraf op de Islamitische begraafplaats, als bedoeld in artikel 6.1,

      eerste lid, onder g: lengte 1.10 m. en breedte 1.10;

    • f.

      een ruimte op de sierurnentuin, als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid onder i.:

      lengte 1.00 m en breedte 1.00 m

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan, indien daartoe naar hun oordeel aanleiding bestaat, voor een familiegrafruimte meer grond beschikbaar stellen dan in het eerste lid is bepaald.

Uitgifte van grafruimten

Artikel 6.3

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan grafruimte met het uitsluitend recht tot begraven uitgeven.

  • 2. De grafruimte wordt uitgegeven voor een termijn van 30. De grafruimten voor kinderurngraven,, grafruimten op het urnenveld, op de sierurnentuin, in de urnenmuur worden uitgegeven voor een termijn van 30 of 20 jaar.

  • 3. Het uitsluitend recht tot begraven in de algemene kindergrafruimten blijft berusten bij de gemeente.

  • 4. Het uitsluitend recht tot begraven in een grafruimte vervalt als de begraafplaats wordt gesloten en als er niet meer verlengd wordt.

Artikel 6.4

  • 1. Indien is voldaan aan de voorschriften van de Wet op de Lijkbezorging moet het college van burgemeester en wethouders de in artikel 6.3, tweede lid, genoemde termijn verlengen met een termijn van telkens tien jaren.

  • 2. Grafruimten, welke oorspronkelijk zijn uitgegeven voor de termijn van 20, 40, 60 en 80 jaar kunnen worden verlengd, telkens met tien jaren.

  • 3. Bij een begrafenis, waarvan het beschikbare aantal huurjaren minder dan 10 jaar is, dient er tenminste verlengd te worden met de benodigde restjaren, welke nodig zijn voor de wettelijk vereiste grafrusttermijn van 10 jaar.

Artikel 6.5

De huurgrafruimten worden door de gemeente niet eerder geruimd dan na verloop van 2 jaar na het tijdstip, waarop het recht tot begraven beëindigd is.

Artikel 6.6

  • 1. De grafruimten zijn als volgt te onderscheiden:

    • a.

      grafruimten die kunnen worden gebruikt voor het begraven van één stoffelijk overschot;

    • b.

      grafruimten die kunnen worden gebruikt voor het begraven van zo mogelijk drie stoffelijke overschotten boven elkaar, waarbij de plaats van de bovenste kist de eerste verdieping wordt genoemd, die voor de tweede kist de tweede verdieping en die voor de onderste kist de derde verdieping.

  • 2. In de grafruimten die kunnen worden gebruikt voor het begraven van drie stoffelijke overschotten heeft de eerste bijzetting plaats in de derde verdieping. De eerste bijzetting kan in de tweede of eerste verdieping plaatsvinden, waardoor in de derde respectievelijk tweede en derde verdieping niet meer kan worden begraven.

  • 3. De grafruimten op de Islamitische begraafplaats worden gebruikt voor het begraven van slechts één stoffelijk overschot en wel op de eerste verdieping.

  • 4. De in artikel 6.1, eerste lid, onder e genoemde kinderhuurgraven kunnen worden gebruikt voor het begraven van één stoffelijk overschot op de eerste verdieping. Onder het begraven van een stoffelijk overschot wordt mede verstaan het plaatsen van een asbus in deze grafruimte, bevattende het stoffelijk overschot na crematie van een levenloos geborene of van een kind tot 12 jaar. In de kinderhuurgraven mag een asbus ook geplaatst worden in een urnenkelder of in een sierurn op het graf. In een kinderhuurgraf mag een asbus ook geplaatst worden in een urnenkelder of in een sierurn op het graf.

Artikel 6.7

De uitgifte van de in artikel 6.1, eerste lid, onder b, c en e bedoelde grafruimten geschiedt in:

  • a.

    een groep, waarvoor uitsluitend liggende grafzerken zijn toegelaten;

  • b.

    een groep, waarvoor uitsluitend staande stenen, met gras als hoofdbestanddeel van de grafbedekking en een strookje van 50 cm voor kleinschalige beplanting, zijn toegelaten;

  • c.

    een groep, waarvoor uitsluitend andere dan de onder a en b bedoelde grafbedekkingen zijn toegelaten.

Afstand doen van grafruimten

Artikel 6.8

  • 1. De rechthebbende op een familiegrafruimte waarin niet is begraven kan bij schriftelijke verklaring ten behoeve van de gemeente afstand doen van het uitsluitend recht tot het doen begraven in die grafruimte.

  • 2. Voor het doen van afstand van het in het eerste lid bedoelde recht ontvangt de rechthebbende een vergoeding van de gemeente. Deze vergoeding bedraagt 1/3 van het grafrecht dat ingevolge artikel 5, eerste lid, onder a, van de heffingsverordening wordt geheven voor het verkrijgen van het uitsluitend recht tot begraven in een familiegrafruimte.

Stichten van grafkelders

Artikel 6.9

  • 1. Op verzoek van de rechthebbende kan het college van burgemeester en wethouders toestemming verlenen tot het stichten van een grafkelder in familiegrafruimten.

  • 2. Asbussen worden bijgezet in een in de urnengrafruimte te plaatsen afgesloten urnenkelder, met de afmetingen 0.50 m x 0.50 m x 0.50 m.

Van de grafbedekkingen

Artikel 6.10

  • 1. De afmetingen van de in artikel 6.7 bedoelde grafbedekkingen van de in artikel 6.1, eerste lid, onder b en c bedoelde grafruimten, mogen bedragen:

    • a.

      van de grafzerken, bedoeld onder a: lengte 2 m; breedte 0.80 m; dikte tenminste 0.08 m.

      De grafzerken moeten worden aangelegd onder een helling van één op 20 en wel zodanig, dat de hoogte aan de voorzijde met inbegrip van de dikte van de zerk, 0.20 m boven het maaiveld bedraagt;

    • b.

      van de grafstenen, bedoeld onder b: breedte tot 0.80 m; hoogte 0.50 tot 1.20 m; dikte tenminste 0.08 m;

    • c.

      van de grafbedekkingen, bedoeld onder c: lengte 2 m; breedte tot 0,80 m; hoogte van

      0,90 m tot 1,20 m. De omrandingen mogen geen grotere hoogte hebben dan 0.20 m.

  • 2. De afmetingen van de grafbedekking op de in artikel 6.9 bedoelde grafkelder moeten in overeenstemming zijn met de afmetingen van de grafkelder; de dikte is tenminste 0.08 m.

  • 3. Op de grafruimten, als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, onder d, mogen uitsluitend liggende grafstenen worden geplaatst met de afmetingen 0.70 m lang, 0.54 m breed en 0.06 m dik.

    De liggende steen wordt onder een helling gelegd, zodanig het voorste gedeelte 0.03 m beneden het maaiveld ligt en het achterste gedeelte met de onderkant gelijk met het maaiveld komt te liggen. Op een apart gedeelte van het urnenveld mogen grafbedekkingen met afwijkende vormen en afmetingen geplaatst worden. De hoogte is maximaal 70 cm.

  • 4. De in het vorige lid genoemde grafstenen mogen onderling van steensoort verschillen. Hardsteen is niet toegestaan.

  • 5. De afmetingen van de in artikel 6.7 bedoelde grafbedekkingen van de in artikel 6.1, eerste lid, onder e bedoelde grafruimten, mogen bedragen:

    • a.

      van de grafzerken, bedoeld onder a: breedte tot 0.60 m en lengte 1.00 tot 1.20 m; dekplaat 0.04 tot 0.06 m dik. De grafzerken moeten worden aangebracht onder een helling van 1 op 20 en wel zodanig, dat de hoogte aan de voorzijde, met inbegrip van de dikte van de zerk, 0.10 m boven het maaiveld bedraagt;

    • b.

      van de grafstenen, bedoeld onder b: breedte tot 0.60 m, hoogte 0.50 tot 0.60 m en dikte 0.04 tot 0.06 m;

    • c.

      van de grafbedekkingen bedoeld onder c: breedte tot 0.60 m, lengte 1.00 tot 1.20 m; letterplaat als genoemd onder b; helling en hoogte als genoemd onder a; dikte dekplaat 0.03 tot 0.05 m.

  • 6. De in het vorige lid, onder a, b en c genoemde grafbedekkingen mogen door elkaar worden geplaatst.

  • 7. Op de grafruimten bedoeld als in artikel 6.1, onder j, mag naast een liggend, met de afmetingen 0.70 m lang, 0.54 m breed en 0.06 m dik, ook een staand gedeelte geplaatst worden met afmetingen breedte tot 0.80 m; hoogte 0.50 tot 1.20 m; dikte tenminste 0.08 m.

  • 8. Het college van burgemeester en wethouders kan toestaan, dat ten opzichte van grafbedekkingen, aan te brengen op aaneengelegen grafruimten, die zijn uitgegeven aan dezelfde rechthebbende, alsmede, indien daartoe in een bijzonder geval naar hun oordeel aanleiding bestaat en ten opzichte van grafbedekkingen, als bedoeld in artikel 6.7, onder c, van de daarvoor in het eerste en vierde lid genoemde afmetingen wordt afgeweken.

  • 9. Op de grafbedekkingen mogen sierurnen geplaatst worden.

Artikel 6.11

  • 1. Op de algemene kindergrafruimten mogen uitsluitend worden geplaatst één staande steen en onder enige helling twee liggende stenen, met dien verstande, dat de staande steen op het achterste gedeelte van de grafruimte wordt geplaatst.

  • 2. De afmetingen van deze stenen moeten bedragen:

    • a.

      van een staande steen: hoogte 0.35 m, breedte 0.25 m, dikte 0.04 m;

    • b.

      van een liggende steen: lengte 0.25 m, breedte 0.35 m, dikte 0.04 m.

  • 3. De plaatsing van deze steen moet geschieden van achteren af naar volgorde van begraven in de desbetreffende grafruimte.

Artikel 6.12

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders op een grafruimte één of meer grafzerken, grafstenen, gedenktekenen, kruisen of enig ander voorwerp dan wel beplanting aan te brengen of te hebben.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht verstrekt de rechthebbende bij zijn aanvraag als bedoeld in het eerste lid een tekening waarop het te gebruiken materiaal, alsmede de vorm, de kleur en de afmetingen van het voorwerp, duidelijk zijn aangegeven.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde vergunning wordt ondermeer geweigerd indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het uiterlijk aanzien van de aan te brengen grafbedekking op zichzelf of in verband met de omgeving uit een oogpunt van orde en schoonheid aanstoot zou geven.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid voorschriften en beperkingen verbinden. De vergunninghouder is verplicht de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen na te leven.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders beslist op een aanvraag binnen vier weken na ontvangst.

Artikel 6.13

Het is verboden op de graven voorwerpen aan te brengen of te hebben die naar het oordeel van de opzichter ontsierend zijn voor de begraafplaats.

Artikel 6.14

Op elke zerk, gedenksteen of kruis moet bij de plaatsing aan de linkervoorzijde de aanduiding van de desbetreffende grafruimte zijn aangebracht.

Artikel 6.15

  • 1. Het schoonhouden van de op de grafruimten geplaatste voorwerpen - het vastzetten van losse banden en kopstukken daaronder begrepen - en het onderhouden van de daarop aanwezige beplantingen geschieden uitsluitend vanwege de gemeente tegen betaling van het daarvoor ingevolge de heffingsverordening verschuldigde recht.

  • 2. Bij niet-betaling van het in het eerste lid bedoelde recht wordt de op de desbetreffende grafruimte aanwezige grafbedekking vanwege de gemeente verwijderd, echter niet eerder dan na verloop van vier weken nadat de rechthebbende een schriftelijke waarschuwing ter zake is gezonden.

    De grafbedekking is alsdan volledig ter beschikking van de gemeente, die het recht heeft deze na verloop van minstens twee jaar te verkopen of te vernietigen.

  • 3. Op schriftelijk verzoek van de rechthebbende kan het college van burgemeester en wethouders toestemming verlenen tot het wegnemen van de grafbedekking.

Artikel 6.16

Het schoonhouden van de op een algemene kindergrafruimte geplaatste grafsteen, alsmede het onderhouden van de op die grafruimte aanwezige beplantingen, eindigt na het verstrijken van een termijn van 15 jaar na de datum waarop de laatste begraving in de grafruimte heeft plaats gevonden. Na deze termijn kan de grafbedekking door de gemeente worden verwijderd en heeft deze het recht na verloop van minstens tien jaren de grafbedekking te verkopen of te vernietigen.

Van het uitvoeren van begravingen, steenhouwerswerken e.d.

Van het uitvoeren van begravingen, steenhouwerswerken e.d.

Artikel 6.17

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders begravingen uit te voeren of steenhouwerswerken op de grafruimten aan te brengen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders beslist op een aanvraag binnen vier weken na ontvangst.

  • 3. Aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden ter verzekering van de naleving van deze verordening en ter bevordering van de goede orde op de begraafplaats. De vergunninghouder is verplicht de voorschriften en beperkingen na te leven.

  • 4. De vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden ingetrokken, indien de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen niet worden nagekomen.

'Zuiderbergraafplaats', 'Noorderbegraafplaats'en 'Eserveld'

Artikel 7

Ten aanzien van de grafruimten, grafbedekkingen en het uitvoeren van begravingen, steenhouwerswerken en dergelijke, zijn onderstaande bepalingen in de artikelen 7.1 tot en met 7.9 van toepassing op de begraafplaatsen: 'Zuiderbegraafplaats', 'Noorderbegraafplaats' en 'Esserveld'.

Artikel 7.1

  • 1. Op deze begraafplaatsen zijn de grafruimten volgens de daaraan door het college van burgemeester en wethouders gegeven onderscheiding ingedeeld in vier klassen.

  • 2. De grafruimten op de 'Zuiderbegraafplaats' en op de 'Noorderbegraafplaats' zijn gelegen in rijen en worden aangeduid door vermelding van de klasse en de rij in die klasse en van het nummer.

  • 3. De grafruimten op de begraafplaats 'Esserveld' zijn, met uitzondering van de grafruimten van de eerste klasse, die afzonderlijk zijn gelegen, gegroepeerd in grafvelden.

    De aldaar aanwezige grafruimten worden, indien zij in grafvelden zijn gegroepeerd, aangeduid door vermelding van de klasse, het grafveld, zo nodig van het vak, en van een nummer, te weten aan de rand of in het midden. De afzonderlijk gelegen grafruimten worden aangeduid door vermelding van de klasse en van een letter.

  • 4. Urnengraven, dat zijn huurgrafruimten, waarin door de rechthebbende maximaal 4 asbussen mogen worden bijgezet.

Artikel 7.2

De afmetingen van elke grafruimte bedragen:

  • a.

    op de 'Zuiderbegraafplaats' en de 'Noorderbegraafplaats':

    • 1.

      in de eerste klasse: lengte, tenminste 2.50 m en breedte tenminste 1.10 m;

    • 2.

      in de overige klassen: lengte tenminste 2.20 m en breedte tenminste 0.80 m.

  • b.

    op de begraafplaats 'Esserveld':

    • 1.

      in de eerste klasse: lengte 2.30 m en breedte 0.90 m;

    • 2.

      in de overige klassen: lengte 2.20 m en breedte 0.80 m.

  • c.

    van elk afzonderlijke urnengrafruimte: lengte 1.00 m en breedte 1.00 m

Tussen de grafruimten worden stroken vrijgehouden ter breedte van tenminste 0.30 m.

Artikel 7.3

  • 1. De grafruimten kunnen worden gebruikt voor het begraven van twee stoffelijke overschotten boven elkaar. Indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders de gesteldheid van de grond een diepere uitgraving toelaat, kunnen die grafruimten worden gebruikt voor het begraven van drie stoffelijke overschotten boven elkaar.

  • 2. De plaats voor de bovenste kist wordt eerste verdieping genoemd, die voor de tweede kist tweede verdieping en, indien toegelaten, die voor de onderste kist derde verdieping.

Artikel 7.4

De grafruimten worden onderscheiden in die welke zijn uitgegeven:

  • a.

    met het uitsluitend recht tot begraven voor onbepaalde tijd;

  • b.

    met het uitsluitend recht tot begraven voor de tijd van 30 jaar.

Artikel 7.5

Op schriftelijk verzoek van de rechthebbende kan het college van burgemeester en wethouders toestemming verlenen tot het stichten van een grafkelder in graven, welke zijn uitgegeven voor onbepaalde tijd.

Artikel 7.6

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders op de begraafplaatsen één of meer zerken, gedenktekenen, kruisen of enig ander voorwerp dan wel beplanting aan te brengen of te hebben.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht verstrekt de rechthebbende bij zijn aanvraag twee tekeningen met de omschrijving van het aan te brengen gedenkteken, waaruit bij een te plaatsen monument het voor-, boven- en zijaanzicht, de te gebruiken materiaalsoort en de afmetingen moeten blijken.

  • 3. Een aanvraag wordt ondermeer geweigerd indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het uiterlijk aanzien van de aan te brengen grafbedekking op zichzelf of in verband met de omgeving uit een oogpunt van orde en schoonheid aanstoot zou geven.

  • 4. Een monument, al dan niet op een grafkelder geplaatst, dient een lengte te hebben van 2,00 m, een breedte van maximaal 0,80 m en een hoogte van maximaal 1,20 m. De dikte van een letterplaat moet minimaal 0,06 m zijn.

  • 5. Een monument, dat niet op een grafkelder wordt geplaatst, zal moeten worden gefundeerd op een onderplaat van gewapend beton ter dikte van 0,10 m, wapening kruisnet 0,08 m - 0,10 m.

    De afmetingen van deze betonplaat moeten gelijk zijn aan de buitenomtrek van het te plaatsen monument, terwijl de zijkanten van deze plaat strak en haaks moeten worden afgewerkt. Bij de plaatsing van een staande steen moeten onder de funderingsplaat (dikte 0,10 m) aan beide uiteinden twee stiepen worden aangebracht, zodanig dat deze schuin naar buiten gaan en rusten op niet geroerde grond. De letterplaat moet gedookt worden met roestvrije massieve metalen doken 1 cm en 2 x 4 cm lang.

  • 6. Op de grafruimten, als bedoeld in artikel 7.1, lid 4 mogen uitsluitend liggende grafstenen worden geplaatst met de afmetingen 0.70 m lang, 0.54 m breed en 0.06 m dik. De liggende steen wordt onder een helling gelegd, zodanig het voorste gedeelte 0.03 m beneden het maaiveld ligt en het achterste gedeelte met de onderkant gelijk met het maaiveld komt te liggen. Op een apart gedeelte van het urnenveld mogen grafbedekkingen met afwijkende vormen en afmetingen geplaatst worden. De hoogte is maximaal 70 cm.

  • 7. Het college van burgemeester en wethouders kan aan een vergunning als bedoeld in het eerste lid voorschriften en beperkingen verbinden. De vergunninghouder is verplicht de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen na te leven.

Artikel 7.7

  • 1. De rechthebbende op een grafruimte op de 'Zuiderbegraafplaats' of op de 'Noorderbegraaf-plaats' is verplicht zorg te dragen voor het naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders op bevredigende wijze schoonhouden en onderhouden van de op de grafruimte aanwezige grafbedekking.

  • 2. Op schriftelijk verzoek van de rechthebbende kunnen de in het eerste lid genoemde werkzaamheden voor tenminste vijf jaren worden opgedragen aan de gemeente tegen betaling van het daarvoor ingevolge de heffingsverordening verschuldigde recht.

  • 3. Het schoonhouden en het onderhouden van de bedekking die aanwezig is op graf- en urngrafruimtes op de begraafplaats 'Esserveld', geschieden vanwege de gemeente tegen betaling van het daarvoor ingevolge de heffingsverordening verschuldigde recht.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan de uitvoering van de in het derde lid bedoelde werkzaamheden onder door hen te stellen voorwaarden aan de rechthebbende of de betrokken grafruimte of het op zijn naam staande gedeelte van de grafruimte overlaten.

  • 5. Bij niet-betaling van het in het tweede en derde lid bedoelde recht wordt de op de desbetreffende grafruimte aanwezige grafbedekking vanwege de gemeente verwijderd, echter niet eerder dan na verloop van vier weken nadat de rechthebbende een schriftelijke waarschuwing ter zake is gezonden. De grafbedekking is alsdan volledig ter beschikking van de gemeente, die het recht heeft deze na verloop van minstens twee jaar te verkopen of te vernietigen.

Artikel 7.8

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan huurgrafruimten met het recht tot begraven uitgeven.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde recht kan slechts aan één rechthebbende worden verleend.

  • 3. De grafruimten worden slechts voor directe teraardebestelling uitgegeven.

  • 4. De grafruimten worden uitgegeven voor de tijd van 30 jaar.

  • 5. Indien is voldaan de voorschriften van de Wet op de Lijkbezorging moet het college van burgemeester en wethouders de in het vierde lid genoemde termijn verlengen met een termijn van telkens tien jaren.

  • 6. Het is verboden grafkelders te stichten.

  • 7. Op verzoek van de rechthebbende kan het college van burgemeester en wethouders toestemming verlenen tot het stichten van een grafkelder. Grafkelders worden niet geplaatst in huurgrafruimten.

  • 8. Het uitsluitend recht tot begraven in een grafruimte vervalt als een begraafplaats wordt gesloten.

Artikel 7.9

  • 1. De rechthebbende op een familiegrafruimte waarin niet is begraven kan bij schriftelijke verklaring ten behoeve van de gemeente afstand doen van het uitsluitend recht tot het doen begraven in die grafruimte.

  • 2. Voor het doen van afstand van het in het eerste lid bedoelde recht ontvangt de rechthebbende een vergoeding van de gemeente. Deze vergoeding bedraagt 1/3 van het grafrecht dat ingevolge artikel 17 of 18 van de heffingsverordening wordt geheven voor het verkrijgen van het uitsluitend recht tot begraven in een huurgrafruimte.

'Klein Selwerderhof I' en 'Klein Selwerderhof II'

Artikel 8

Ten aanzien van de grafruimten, grafkelders, grafbedekkingen en het uitvoeren van steenhouwers-werken en dergelijke, zijn onderstaande bepalingen in de artikelen 8.1 tot en met 8.5 van toepassing op de begraafplaatsen 'Klein Selwerderhof I' en 'Klein Selwerderhof II'.

Artikel 8.1

De afmetingen van elke grafruimte bedragen: lengte 2.20 m en breedte 0.80 m.

Artikel 8.2

Vevallen

Artikel 8.3

Het stichten van grafkelders is verboden.

Artikel 8.4

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders het op de grafruimte aanwezige kunststof gedenkteken te vervangen.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde vergunning moet door of namens de rechthebbende schriftelijk worden aangevraagd.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders beslist op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid binnen vier weken.

  • 4. Het is verboden enig ander voorwerp op een dergelijke grafruimte te plaatsen of te hebben.

Artikel 8.5

  • 1. Het schoonhouden en het onderhouden van de op de grafruimten aanwezige grafbedekkingen geschieden uitsluitend vanwege de gemeente tegen betaling van het daarvoor ingevolge de heffingsverordening verschuldigde recht.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan de uitvoering van deze werkzaamheden onder door hen te stellen voorwaarden aan de rechthebbende op de betrokken grafruimte of het op zijn naam staande gedeelte van de grafruimte overlaten.

  • 3. Bij niet-betaling van het in het eerste lid bedoelde recht wordt de op de desbetreffende grafruimte aanwezige grafbedekking vanwege de gemeente verwijderd, echter niet eerder dan na verloop van één maand nadat de rechthebbende een schriftelijke waarschuwing ter zake is gezonden. De grafbedekking is alsdan volledig ter beschikking van de gemeente die het recht heeft deze na verloop van minstens twee jaar te verkopen of te vernietigen.

Hoogkerk, Middelbert en Noorddijk

Artikel 9

Ten aanzien van de indeling, aanduiding en afmetingen van de grafruimten, de uitgifte van grafruimten, het afstand doen van grafruimten, het stichten van grafkelders en het plaatsen en onderhouden van grafbedekkingen, zijn onderstaande bepalingen in de artikelen 9.1 tot en met 9.9 van toepassing op de begraafplaatsen te Hoogkerk, Middelbert en Noorddijk.

Indeling, aanduiding en afmetingen van grafruimten

Artikel 9.1

  • 1. Op de begraafplaatsen zijn de grafruimten volgens de daaraan door het college van burgemeester en wethouders gegeven onderscheiding als volgt ingedeeld:

    • a.

      op de begraafplaatsen te Hoogkerk: 

      1.   grafruimten in twee groepen, te weten grafruimten met het uitsluitend recht tot begraven voor onbepaalde tijd en grafruimten met het uitsluitend recht tot begraven voor een termijn van 30 jaar;

      2.   urnengraven, dat zijn huurgrafruimten voor het bijzetten van maximaal vier asbussen;

      3.   kinderhuurgraven, dat zijn huurgrafruimten, waarin geen andere stoffelijke overschotten mogen worden begraven dan die van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar en van levenloos geborenen.

    • b.

      op de begraafplaats te Middelbert grafruimten voor onbepaalde tijd;

    • c.

      op de begraafplaats te Noorddijk:

      1.   grafruimten in twee groepen, te weten grafruimten met het uitsluitend recht tot begraven voor onbepaalde tijd en grafruimten met het uitsluitend recht tot begraven voor een termijn van 30 jaar;

      2.  urnengraven, dat zijn huurgrafruimten voor het bijzetten van maximaal vier asbussen;

      3.   kinderhuurgraven, dat zijn huurgrafruimten, waarin geen andere stoffelijke overschotten mogen worden begraven dan die van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar en van levenloos geborenen.

  • 2. De grafruimten zijn gelegen in rijen en worden als volgt aangeduid:

    • a.

      op de begraafplaatsen te Hoogkerk door vermelding van het perk, de rij en het nummer in de rij;

    • b.

      op de begraafplaats te Middelbert door vermelding van de rij en het nummer in de rij;

    • c.

      op de begraafplaats te Noorddijk door vermelding van de kavel, de rij en het nummer in de rij.

Artikel 9.2

  • De afmetingen van elke grafruimte bedragen:

  • 1.

    • a.

      voor de grafruimten genoemd in het vorige artikel, eerste lid, onder a.1: lengte 2.30 m en breedte 1.00 m;

    • b.

      voor elk afzonderlijke urnengrafruimte, als genoemd in het vorige artikel, eerste lid, onder a.2: lengte 1.00 m en breedte 1.00 m;

    • c.

      voor een kinderhuurgraf, als genoemd in het vorige artikel, eerste lid, onder a.3: lengte 1.30 m en breedte 0.90 m.

  • 2. voor de begraafplaats te Middelbert: lengte 2.50 m en breedte 1.00 m;

  • 3.

    • a.

      voor de grafruimten genoemd in het vorige artikel, eerste lid, onder c.1: lengte 2.50 m en breedte 1.00 m;

    • b.

      voor elk afzonderlijke urnengrafruimte, als genoemd in het vorige artikel, eerste lid, onder c.2: lengte 1.00 m en breedte 1.00 m;

    • c.

      voor een kinderhuurgraf, als genoemd in het vorige artikel, eerste lid, onder c.3: lengte 1.30 m en breedte 0.90 m.

Uitgifte van grafruimten

Artikel 9.3

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan grafruimte met het uitsluitend recht tot begraven uitgeven.

  • 2. De grafruimten worden uitgegeven voor de tijd van 30 jaar. De grafruimten op het urnenveld worden uitgegeven voor een termijn van 30, 20 of 10 jaar.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders moet de in het tweede lid genoemde termijn verlengen met een termijn van telkens tien jaren.

  • 4. Het in dit artikel bedoelde recht eindigt in alle gevallen op het tijdstip waarop de begraafplaats gesloten wordt verklaard.

  • 5. Het uitsluitend recht tot begraven, als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend.

  • 6. De grafruimten op de begraafplaatsen te Hoogkerk, Middelbert en Noorddijk worden slechts voor directe teraardebestelling uitgegeven. De urnengrafruimten op de begraafplaatsen te Hoogkerk en Noorddijk worden slechts voor directe bijzetting uitgegeven. In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders hiervan afwijken.

  • 7. De in artikel 9, eerste lid, genoemde grafruimten worden slechts voor directe begraving en zoveel mogelijk aaneensluitend in de rij volgens datum van begraven uitgegeven.

Artikel 9.4

  • 1. De grafruimten, waaronder de kinderhuurgraven op de begraafplaatsen te Hoogkerk en Noorddijk, worden uitgegeven voor het begraven van één stoffelijk overschot. Voor de begraafplaatsen te Hoogkerk en Middelbert wordt onder het begraven van een stoffelijk overschot mede verstaan het plaatsen van een asbus in een kinderhuurgraf, bevattende het stoffelijk overschot na crematie van een levenloos geborene of van een kind tot 12 jaar.

  • 2. Aan dezelfde persoon worden niet meer dan twee grafruimten uitgegeven.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen, te hunner beoordeling, van de in het tweede lid genoemde regel afwijken.

Afstand doen van grafruimten

Artikel 9.5

  • 1. De rechthebbende op een grafruimte waarin niet is begraven kan bij schriftelijke verklaring ten behoeve van de gemeente afstand doen van het uitsluitend recht tot het doen begraven in dit grafruimte.

  • 2. Voor het doen van afstand van het in het eerste lid bedoelde recht ontvangt de rechthebbende een vergoeding van de gemeente. Deze vergoeding bedraagt 1/3 van het grafrecht dat ingevolge artikel 27 van de heffingsverordening wordt geheven voor het verkrijgen van het uitsluitend recht tot begraven in een grafruimte.

Stichten van grafkelders

Artikel 9.6

  • 1. Op verzoek van de rechthebbende kan het college van burgemeester en wethouders toestemming verlenen tot het stichten van een grafkelder, in graven welke zijn uitgegeven voor onbepaalde tijd.

  • 2. Asbussen worden bijgezet in een afgesloten urnenkelder, met de afmetingen 0.50 m x 0.50 m x 0.50 m.

Grafbedekkingen

Artikel 9.7

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders op de begraafplaatsen één of meer zerken, gedenktekenen, kruisen of enig ander voorwerp, dan wel beplanting aan te brengen of te hebben.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht verstrekt de rechthebbende bij zijn aanvraag twee tekeningen met de omschrijving van het aan te brengen gedenkteken te worden overgelegd, waaruit bij een te plaatsen monument het voor-, boven- en zij-aanzicht, de te gebruiken materiaalsoort en de afmetingen moeten blijken.

  • 3. Een monument al dan niet op een grafkelder geplaatst dient een lengte te hebben van 2.00 m. De breedte van een enkel monument zal ten hoogste 0.95 m en die van een dubbel monument ten hoogste 1.90 m bedragen. De maximumhoogte is 1.20 m.

  • 4. Een monument, dat niet op een grafkelder wordt geplaatst moet worden gefundeerd op een onderplaat van gewapend beton ter dikte van tien cm, wapening kruisnet diameter 8 - 15 mm. Deze plaat zal op vier hoeken moeten rusten op stiepen, reikende met de onderkant tot op de ongeroerde grond. De afmetingen van deze plaat moeten gelijk zijn aan de buitenomtrek van het te plaatsen monument, terwijl de zijkanten van deze plaat strak en haaks moeten worden afgewerkt. De letterplaat moet gedookt worden met roestvrije massieve metalen doken 1 cm en 2 x 4 cm lang.

    Bij de plaatsing van een staande steen kan worden volstaan met twee stiepen, terwijl bij de plaatsing van een dubbel monument zes stiepen moeten worden aangebracht.

  • 5. Op urnengrafruimten op de begraafplaatsen te Hoogkerk en Noorddijk mogen uitsluitend liggende grafstenen worden geplaatst. De afmetingen van de grafstenen zijn 0.70 m lang, 0.54 m breed en 0.06 m dik. De liggende steen wordt onder een helling gelegd, zodanig, dat het voorste gedeelte 0.03 m beneden het maaiveld ligt en het achterste gedeelte met de onderkant gelijk met het maaiveld komt te liggen. De in dit lid genoemde grafstenen mogen onderling van steensoort verschillen. Hardsteen is niet toegestaan.

  • 6. De afmetingen van grafbedekkingen van kinderhuurgraven op de begraafplaatsen te Hoogkerk en Noorddijk mogen bedragen:

    • a.

      van de grafzerken op de kinderhuurgraven, als bedoeld in artikel 9.2, eerste lid, onder c: breedte tot 0.60 m en lengte 1.00 tot 1.20 m; dekplaat 0.04 tot 0.06 m dik. De grafzerken moeten worden aangebracht onder een helling van één op 20 en wel zodanig, dat de hoogte aan de voorzijde, met inbegrip van de dikte van de zerk, 0.10 m boven het maaiveld bedraagt;

    • b.

      van de grafstenen op de kinderhuurgraven, als bedoeld in artikel 9.2, eerste lid, onder c: breedte tot 0.60 m, hoogte 0.50 tot 0.60 m en dikte 0.04 tot 0.06 m;

    • c.

      van de grafbedekkingen op de kinderhuurgraven, als bedoeld in artikel 9.2, eerste lid, onder c: breedte tot 0.60 m, lengte 1.00 tot 1.20 m; letterplaat als genoemd onder b; helling en hoogte als genoemd onder a; dikte dekplaat 0.03 tot 0.05 m.

  • 7. De in het vorige lid, onder a, b en c genoemde grafbedekkingen mogen door elkaar worden geplaatst.

Artikel 9.8

De rechthebbende op een grafruimte is verplicht voor het onderhouden en het schoonhouden van de zich op die grafruimte bevindende voorwerpen en/of beplantingen zorg te dragen.

Artikel 9.9

  • 1. Het schoonhouden van de op een grafruimte, niet zijnde een urnengrafruimte, geplaatste voorwerpen - het vastzetten van losse banden en kopstukken daaronder begrepen - en het onderhouden van de daarop eventueel aanwezige beplantingen, kunnen op schriftelijk verzoek van de rechthebbende en tegen betaling van het daarvoor ingevolge de heffingsverordening verschuldigde recht, aan de gemeente worden opgedragen.

  • 2. Het schoonhouden en het onderhouden van de grafbedekking die aanwezig is op een grafruimte geschieden vanwege de gemeente tegen betaling van het daarvoor ingevolge de heffingsverordening verschuldigde recht.

  • 3. Op schriftelijk verzoek van de rechthebbende kunnen de in het eerste lid genoemde werkzaamheden voor tenminste vijf jaren worden opgedragen aan de gemeente tegen betaling van het daarvoor ingevolge de heffingsverordening verschuldigde recht.

  • 4. Het schoonhouden van de grafsteen en het maaien van het gras rondom de grafsteen op een urnengrafruimte geschiedt uitsluitend van gemeentewege.

IV OVERIGE BEPALINGEN

In- en overschrijving van grafruimten

Artikel 10

  • 1. Het verkrijgen van het uitsluitend recht tot het doen begraven in een grafruimte, hetzij voor bepaalde tijd, hetzij voor onbepaalde tijd, wordt in de daartoe bestemde gemeentelijke registers ingeschreven.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits het verzoek hiertoe schriftelijk wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende.

    Overschrijving ten name van een ander dan de in vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor naar het oordeel van Burgemeester en wethouders gewichtige redenen bestaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende geen schriftelijk verzoek tot overschrijving aan burgemeester en wethouders wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, zijn burgemeester en wethouders bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kunnen burgemeester en wethouders het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

Sluiting van graven

Artikel 10A

  • 1. Op schriftelijk verzoek van rechthebbende kunnen burgemeester en wethouders een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaatshebben, of asbus worden bijgezet, dan wel as worden verstrooid dan die van de stoffelijke overschotten van de personen die de rechthebbende in zijn verzoek met name heeft genoemd. Graven kunnen voor maximaal 30 jaren gesloten worden

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen in overleg met de rechthebbende de periode waarvoor de in het eerste lid bedoelde sluiting zal geschieden. Zij stellen de bijzondere voorwaarden vast, waaraan moet worden voldaan alvorens het graf gesloten wordt verklaard.

Het begraven

Artikel 11

Het is verboden:

  • a.

    zonder de medewerking van de opzichter een grafruimte te openen en te sluiten;

  • b.

    zonder het onmiddellijk toezicht van de opzichter een grafkelder, een kist of een urn in de grafruimte te plaatsen.

Artikel 12

  • 1. Degene, die wil laten begraven, doet daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de tweede dag vóór die waarop de begraving plaats zal hebben, aangifte bij de daartoe door of namens het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar.

  • 2. Behoudens ingeval van begraving van de rechthebbende zélf, dient bij aangifte een schriftelijke verklaring te worden overgelegd van de rechthebbende op de grafruimte, waarin de begraving wordt verlangd, krachtens welke toestemming wordt verleend voor begraving in die grafruimte.

  • 3. Door de daartoe bevoegde ambtenaar wordt na de aangifte een permissiebiljet afgegeven aan de opzichter.

Artikel 13

De tijd en de plaats van de begraving worden geregeld door de opzichter.

Artikel 14

Geen begraving geschiedt zonder overlegging aan de opzichter van het 'Verlof tot begraven' van de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Artikel 15

  • 1. De draagbaren en gereedschappen, nodig voor het neerlaten van de kisten, worden van gemeentewege ter beschikking gesteld.

  • 2. De bediening van het begraaftoestel geschiedt door de opzichter.

Tijden van begraven

Artikel 16

  • 1. De begraafplaatsen zijn voor het begraven opengesteld:

    • a.

      op maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur tot 15.00 uur;

    • b.

      op zaterdag van 09.00 uur tot 12.00 uur.

  • 2. Door of namens het college van burgemeester en wethouders kan, in bijzondere omstandigheden of indien ter plaatse gebruikelijk, worden toegestaan, dat ook buiten de in het eerste lid genoemde gewone uren van begraven wordt begraven.

Grafbedekkingben (algemeen)

Artikel 17

Onverminderd hetgeen in de hiervoor genoemde artikelen is bepaald, gelden ten aanzien van de grafbedekkingen de volgende algemene bepalingen.

Artikel 17.1

Het is verboden de grafbedekking, waardoor naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders hinder of nadeel aan de in de omgeving gelegen grafruimten of aan de begraafplaats als zodanig wordt toegebracht, op een grafruimte te hebben, wanneer het college van burgemeester en wethouders aan de rechthebbende schriftelijk te kennen heeft gegeven dat die grafbedekking verwijderd moet worden.

Artikel 17.2

De rechthebbende op een grafruimte is verplicht te gedogen, dat de op de grafruimte aanwezige bedekking vanwege de gemeente en op haar kosten geheel of gedeeltelijk wordt weggenomen of verplaatst, voor zolang dit ter begraving van stoffelijke overschotten in de nabijheid of om andere redenen nodig is.

Artikel 17.3

Verwelkte bloemen, vergane kransen en naar het oordeel van de opzichter ontsierende elementen kunnen zonder voorafgaande waarschuwing vanwege de gemeente worden verwijderd en zijn alsdan volledig ter beschikking van de gemeente.

Artikel 17.4

De gemeente is niet aansprakelijk voor de zich op de grafruimten bevindende voorwerpen of beplantingen of voor schade daaraan ontstaan door storm, molest of derden.

Artikel 17.5

  • 1. Op aanvraag van de rechthebbende en tegen betaling van het hiervoor ingevolge de heffingsverordening verschuldigde recht, kan het college van burgemeester en wethouders toestemming verlenen tot herplaatsing van een op grond van de artikelen 6.15, 7.7 en 8.5 verwijderde grafbedekking.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid dient te geschieden binnen twee jaar na dagtekening van de in dat lid bedoelde artikelen genoemde waarschuwing van het college van burgemeester en wethouders.

Schudden van grafruimten en op- en herbegraven

Artikel 18

  • 1. In bijzondere gevallen kan het schudden van grafruimten en het op- en herbegraven geschieden op aanvraag van de rechthebbende tegen betaling van het overeenkomstig artikel 22 van de heffingsverordening te berekenen recht.

  • 2. Het schudden van grafruimten en het op- en herbegraven vinden plaats met inachtneming van de wettelijke bepalingen.

Incidentele asverstrooiing

Artikel 18A

  • 1. Het is verboden zonder toestemming van het college van burgemeester en wethouders een asbus op de gemeentelijke begraafplaats te verstrooien.

  • 2. Op schriftelijk verzoek van de nabestaande, die een asbus in beheer heeft, kan het college van burgemeester en wethouders toestemming verlenen voor incidentele asverstrooiing.

  • 3. Incidentele asverstrooiing kan worden toegestaan op de volgende begraafplaatsen:

    • a.

      Noorddijk, op beide gazons of heestervakken aan weerszijden van het toegangspad.

    • b.

      Hoogkerk, op het grasperk bij de ingang en de grasstrook tussen de haag en de gracht.

    • c.

      Esserveld, op grasstrook rondom het rododendronvak en in de heestervakken langs de buitenrand.

    • d.

      Selwerderhof, op het gazon langs het hoofdpad; het gazon tussen veld V en de vijver en het gazon rond het rododendronvak met het oorlogsmonument en in de brede heestervakken langs de buitenrand.

    • e.

      Klein Selwerderhof I, op het gazon van het middenvak.

    • f.

      Zuiderbegraafplaats, in het heestervak langs de Fongerslaan.

  • 4. Incidentele asverstrooiing mag in een eigen graf op de 3e, 2e of 1e verdieping op alle begraafplaatsen, behalve Leegkerk, Klein Selwerderhof I en II en Oud Hoogkerk.

  • 5. Geen asverstrooiing mag plaatsvinden als er sprake is van de volgende omstandigheden:

    • a.

      als de grond bevroren is;

    • b.

      bij harde wind;

    • c.

      op sneeuw.

  • 6. As uit een asbus dient verstrooid te worden onder toezicht van een medewerker van de begraafplaats en moet worden uitgevoerd met behulp van een asverstrooiingsapparaat.

Ordemaatregelen

Artikel 19

  • 1. De begraafplaatsen zijn voor bezoekers geopend:

    • a.

      van 1 oktober tot en met 31 maart op alle dagen van 09.00 tot 16.00 uur;

    • b.

      van 1 april tot en met 30 september op alle dagen van 09.00 tot 18.00 uur.

  • 2. Het verblijf op de begraafplaatsen is verboden voor:

    • a.

      personen, die zich op een zodanige wijze gedragen dat de rust en orde op de begraafplaatsen worden verstoord;

    • b.

      kinderen beneden de leeftijd van 16 jaar zonder geleide van een persoon van 18 jaar of ouder.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan voor één of meer begraafplaatsen afwijkende openstellingsuren bepalen.

Artikel 20

  • 1. Buiten de in het eerste lid van artikel 19 genoemde openstellingsuren is het verboden zich op de begraafplaatsen te begeven of te bevinden.

  • 2. Belanghebbenden bij het delven van graven, alsmede zij die daartoe gemachtigd zijn, worden desgewenst te allen tijde op de desbetreffende begraafplaats toegelaten.

Artikel 21

Bezoekers, bedienaren van begrafenissen en personen, die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de rust, orde en netheid te houden aan de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde voorschriften of door de opzichter te geven aanwijzingen.

Artikel 22

  • 1. Van plechtigheden, zoals dodenherdenkingen, overdrachten of onthullingen moet tenminste 48 uur tevoren schriftelijk kennis worden gegeven aan de opzichter.

  • 2. In deze kennisgeving dient in ieder geval vermeld te worden de datum, het uur en de wijze waarop de plechtigheid zal geschieden.

Artikel 23

  • 1. Onverminderd het bepaalde in andere verordeningen is het niet toegestaan op de begraafplaatsen:

    • a.

      te colporteren of goederen ten verkoop aan te bieden;

    • b.

      op enigerlei wijze reclame te maken voor handel of bedrijf;

    • c.

      op de graven te lopen of de begraafplaats te verontreinigen;

    • d.

      één of meer honden mee te nemen;

    • e.

      gereedschappen, kleding, kleden of andere niet tot de graven behorende voorwerpen neer te leggen of te laten liggen op de graven, de graftekenen of de beplantingen;

    • f.

      zich te gedragen in strijd met de eerbied aan de doden verschuldigd.

  • 2. De opzichter is bevoegd degene die handelt in strijd met het bepaalde in het eerste lid de toegang tot de begraafplaats te ontzeggen.

Strafbepalingen

Artikel 24

Overtreding van enige in deze verordening voorkomende bepaling kan worden gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Overgangsbepalingen

Artikel 25

Rechten op graven en vergunningen, onder vroegere verordeningen verkregen, blijven van kracht, doch daarvan mag slechts gebruik worden gemaakt met inachtneming van de bij deze verordening gestelde regelen, voor zover die op deze rechten en vergunningen van toepassing kunnen worden gebracht.

Artikel 26

  • 1. In gevallen, waarin ten aanzien van verkregen rechten en vergunningen, of bij twijfel omtrent de toepassing van de bepalingen, deze verordening niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. Ingeval van artikel 6.13 beslist het college van burgemeester en wethouders na het horen van één of meer ter zake deskundigen.

Slotbepalingen

Artikel 27

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam 'Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen van Groningen 2001'.

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 3. Op de in het tweede lid bedoelde datum vervalt de Verordening op de algemene begraafplaatsen van Groningen 1996, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 maart 1998, nr. 5o.

Ondertekening

Gedaan te Groningen ter openbare raadsvergadering van 22 november 2000.
 
 
De griffier,                                                                De voorzitter,
 
 
 
 
D.H. Vrieling.                                                             J. Wallage.