Beleidsregel hergebruik voormalige stortplaatsen

Geldend van 01-11-2007 t/m heden

Intitulé

BELEIDSREGEL HERGEBRUIK VOORMALIGE STORTPLAATSEN

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,

(MD 07.1463427);

 

gezien het voorstel van 14 september 2007;

 

HEBBEN BESLOTEN:

 

de Beleidsregel hergebruik voormalige stortplaatsen vast te stellen.

Inleiding

Waar voorheen voormalige stortplaatsen als een bedreiging werden gezien in de vorm van een chemische tijdbom, komen deze stortplaatsen steeds meer in aanmerking voor hergebruik. Vroeger werd vooral aan de rand van de stad gestort. Door stadsuitbreiding zijn veel stortplaatsen ingesloten door bebouwing (bijvoorbeeld de voormalige stortplaatsen Gideon en Bouwman).

Vanuit het oogpunt van de compacte stad en duurzaamheid neemt de druk toe om deze locaties te ontwikkelen voor bijvoorbeeld woningbouw, bedrijventerrein of recreatie. Door het geven van een nieuwe gebruiksfunctie aan de ruimte, wordt ergens anders ruimte voor landbouw en natuur bespaard.

Het ministerie van VROM hanteert het uitgangspunt dat in principe afgraven en opnieuw storten elders niet aan de orde is.

Pakt men het stortmateriaal op, omdat men het wil herschikken of deels afgraven, dan zal zonder het nu voorliggende beleid, het stortmateriaal beschouwd moeten worden als afval. Het afval zal dan aan een erkende bewerker, verwerker of stortplaats aangeboden moeten worden. Dit brengt mede door de extra belastingtoeslag hoge kosten met zich mee. Het milieurendement van herstorten is gering doordat men alleen het materiaal verplaatst. Door deze beperking stagneren de ontwikkelingen op deze voormalige stortlocaties.

Daarnaast vormen de voormalige stortplaatsen een hiaat in de wetgeving. Zolang er geen ernstige bodemverontreiniging is aangetoond kan er geen monitoringsverplichting worden opgelegd. Terwijl een groot deel van de voormalige stortplaatsen een blijvend risico voor het milieu vormen.

De gemeente heeft daarom, in overleg met de provincie Groningen, beleid uitgewerkt waarbij het mogelijk is om een voormalige stortplaats in zijn geheel onder de Wet bodembescherming (Wbb) te brengen. Doordat het daardoor juridisch mogelijk wordt om naast de deklaag ook het stortmateriaal te herschikken, kunnen de kosten voor ontwikkeling van deze locaties omlaag. Daartegenover staat wel dat de initiatiefnemer een nazorgverplichting op zich neemt. Door de randvoorwaarden die we aan de uitvoering van het beleid stellen zorgen we voor een milieuhygiënisch beter eindresultaat en een duurzaam beheer van deze locaties.

Voormalige stortplaatsen

Beleidsuitgangspunt Gemeente Groningen

De beleidsregel beperkt zich tot voormalige stortplaatsen en dempingen waar het storten voor

1 september 1996 is gestopt. De omvang van de stortplaats of demping dient minimaal 25 m3 te bedragen.

We gebruiken de gewenste ontwikkelingen op voormalige stortplaatsen om te komen tot een beheersbaar eindresultaat. Om dit te realiseren bieden we de gelegenheid om stortmateriaal binnen een voormalige stortplaats te herschikken. Dit kan alleen door de stortplaats in zijn geheel onder de Wet bodembescherming te brengen. De Wbb en deze beleidsregel bieden het kader om vervolgens voorwaarden aan onderzoek, sanering en nazorg te stellen. Met deze voorwaarden zijn en blijven de huidige en de toekomstige verspreidings- en blootstellingsrisico’s voor mens, dier en milieu, acceptabel en beheersbaar.

Het beleid is bedoeld als nadere invulling van de wet- en regelgeving. Als een initiatiefnemer daarentegen besluit een demping of stortplaats af te graven en de bodemvreemde materialen aan te bieden bij een erkende bewerker, verwerker of stortplaats kan dat nog steeds. De afvalwetgeving uit de Wet milieubeheer is dan van toepassing.

Echter in die gevallen waar men het bodemvreemd materiaal wil herschikken op de locatie is dit alleen mogelijk binnen dit beleidskader en gelden alle randvoorwaarden (zie hoofdstuk 3) die hieraan zijn verbonden.

Afstemming beleid

Omdat de Provincie Groningen bevoegd gezag is voor de afvalstoffenwetgeving, is met hen overlegd. De provincie zit op hetzelfde spoor. De Provincie is bezig om haar strategie voor stortplaatsen om te zetten in eensluidend beleid.

Daarnaast heeft de provincie al op voorhand diverse beschikkingen Wbb afgegeven waarbij herschikken van stortmateriaal is meegenomen (bijvoorbeeld saneringsplan De Halm ten behoeve van de aanleg van een weg).

Uit diverse informatiebronnen (publicaties in vakbladen, internet, mondeling netwerk) blijkt dat in een groot aantal gemeenten en provincies in Nederland op voormalige stortplaatsen voorbereidingen worden getroffen voor het herontwikkelen van voormalige vuilstortplaatsen. Hiervoor hebben diverse gemeenten en provincies beleid vastgesteld om dit onder de Wbb te kunnen doen. Zo is in Delft is in 2006 een vuilstort al succesvol tot bedrijfslocatie ontwikkeld (bron: blad Bodem, februari 2007).

Voorwaarden hergebruik

Voorwaarden aan hergebruik

Door de onderstaande voorwaarden op te nemen in ons beleid geven we duidelijkheid aan initiatiefnemers. We zorgen ervoor dat het eindresultaat milieuhygiënisch beter is en dat de locatie duurzaam beheerd wordt.

De voorwaarden zijn een aanvulling op de eisen die al vanuit de Wet Bodembescherming (Wbb) gelden.

Onderzoek

Omdat deze beleidsregel het stortmateriaal als onderdeel van de bodem ziet, is inzicht in de kwaliteit en de risico’s van het stortmateriaal noodzakelijk. De kwaliteit en de risico’s van het stortmateriaal worden daarom in het besluit over ernst en spoedeisendheid meegenomen.

Een stortplaats en haar omgeving dient volgens het protocol Nader Onderzoek te worden onderzocht met de aanvulling dat er sleuven worden getrokken ter beoordeling van het stortmateriaal. Als richtlijn hanteren wij dat circa 1% van het stort visueel (en eventueel analytisch) onderzocht moet worden.

De afperking gebeurt met streef- en interventiewaarden. Bij de risicobeoordeling dient tevens rekening te worden gehouden met aard van het stortmateriaal en de onzekerheden die hieraan ten grondslag blijven liggen.

Sanering

Iedereen die een locatie wil ontwikkelen waar een voormalige stortplaats is gelokaliseerd moet aantonen dat bij het beoogde gebruik de stortplaats geschikt is voor dat gebruik en geen risico’s voor de volksgezondheid, het ecosysteem en/of verspreiding oplevert.

Bij de planvorming dient specifiek aandacht besteed te worden aan de terugwinbaarheid van secundaire grondstoffen (afvalmining) en kostenefficiëntie van de maatregelen in relatie tot het milieurendement.

In het saneringsplan waarborgt de initiatiefnemer dat de veiligheid tijdens de uitvoering van de sanering gegarandeerd wordt waarbij voldoende rekening wordt gehouden met de onzekerheden over de heterogeniteit van het stortmateriaal. In principe wordt uitgegaan van 3T en 2F condities (hoogste veiligheidscategorie).

In het saneringsplan wordt duidelijk aangegeven op welke wijze wordt omgegaan met gevaarlijke afvalstoffen die een mogelijk toekomstig risico vormen. Hierbij wordt met name gedacht aan vloeistoffen in containers of vaten die alsnog kunnen gaan lekken. Daarbij wordt expliciet aangegeven op welke wijze de aannemer tijdens de werkzaamheden controle hierop uitvoert. Het uitgangspunt is in beginsel dat dergelijke stoffen worden afgevoerd.

Nazorg en financiële zekerheid

Nazorg en financiële zekerheid

In aanvulling op de wettelijke verplichtingen waaraan het nazorgplan moet voldoen neemt de initiatiefnemer in het plan een communicatieparagraaf op. In dit communicatieplan wordt opgenomen op welke wijze belanghebbenden en omwonenden blijvend geïnformeerd worden over de gebruiksvoorwaarden en de beperkingen in het gebruik van de locatie. Hierbij wordt tevens ingegaan op welke wijze de initiatiefnemer geborgd heeft dat de werkzaamheden voor nazorg uitgevoerd kunnen worden en de nazorgvoorzieningen in stand houdt.

Voor het treffen van maatregelen ter uitvoering van het nazorgplan van voormalige stortplaatsen is de initiatiefnemer in beginsel verplicht om financiële zekerheid te stellen.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 23 oktober 2007.
 
 
De burgemeester,                                               De secretaris,
 
 
 
 
J. Wallage.                                                          H.P. Bakker.