Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2013

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,

(GR 12.3328594);

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 oktober 2012;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2013 vast te stellen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    jaar : een kalenderjaar;

  • b.

    seizoen : de periode van 1 maart tot en met 31 oktober;

  • c.

    maand : een kalendermaand;

  • d.

    week : een tijdvak van zeven opeenvolgende dagen;

  • e.

    dag : een tijdvak van vierentwintig opeenvolgende uren, beginnend bij 0.00 uur;

  • f.

    tabel : de bij deze verordening behorende tabel;

  • g.

    bouwmaterialen : door bouwmaterialen, grond of zand, keten, loodsen, bouwwerktuigen (waaronder begrepen rails en kraanbanen) en stellingen ingenomen of doorschuttingen en omheiningen afgesloten oppervlakte;

  • h.

    diepenring : het gebied dat wordt omsloten door Verbindingskanaal, Zuiderhaven, A-diep (de A), Spilsluizen, Turfsingel, Schuitendiep, Winschoterkade en Oosterhaven.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

  • 1. De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van:

    • a.

      voorwerpen, aangebracht of geplaatst door de gemeente, de provincie, het rijk of de waterschappen, noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak;

    • b.

      voorwerpen, aangebracht of geplaatst door de ANWB of een andere overeenkomstige instelling, voor zover deze voorwerpen uitsluitend een openbaar belang dienen of een verkeersaanwijzing bevatten;

    • c.

      voorwerpen ten behoeve van de afvoer van regen- of grondwater;

    • d.

      voorwerpen aan of in de onmiddellijke nabijheid van een perceel, bestaande uit rolluiken, alarminstallaties, televisiecamera's, lampen en dergelijke, die uitsluitend ten behoeve van de veiligheid zijn aangebracht;

    • e.

      vlaggenstokken, vlaggenstokhouders, vlaggen, spionnetjes, bloembakken, lampen, feestverlichting, spandoeken en zonneschermen;

    • f.

      bouwmaterialen aangebracht of geplaatst door derden ter uitvoering van een opdracht van de gemeente, verstrekt in het kader van de uitoefening van haar publiekrechtelijke taak;

    • g.

      billboards, mupi’s, abri’s en reclameobjecten rond lichtmasten.

  • 2. De precariobelasting wordt niet geheven indien en voor zover ter zake daarvan al uit hoofde van een privaatrechtelijke overeenkomst of een andere gemeentelijke belasting-verordening een bedrag wordt gevorderd.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarieven

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde van de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak

Artikel 9

  • 1. De belasting wordt verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien het belastingtijdvak een jaar is en het aanwezig zijn van voorwerpen als bedoeld in artikel 2 in de loop van dat jaar aanvangt, wordt de belasting geheven naar evenredigheid van het aantal volle maanden dat na aanvang van de belastingplicht in het jaar nog overblijft.

  • 3. Indien het belastingtijdvak een jaar is en het aanwezig zijn van voorwerpen als bedoeld in artikel 2 in de loop van dat jaar eindigt, wordt op verzoek van de belastingplichtige ontheffing verleend naar evenredigheid van het volle aantal maanden dat na beëindiging van de belastingplicht in het jaar nog overblijft.

Artikel 10 Termijn van betaling

De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De 'Verordening precariobelasting 2012' van 9 november 2011, nr. 3d1, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2013, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013 welke datum tevens de datum van ingang van de heffing is.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening precariobelasting 2013'.

Ondertekening

Gedaan te Groningen ter openbare raadsvergadering van 28 november 2012.
 
 
De griffier,                                                       De voorzitter,
 
 
 
 
 
drs. A.G.M. (Toon) Dashorst.                              dr. J.P. (Peter) Rehwinkel.
 

Tarieventabel behorende bij de Verordening precariobelasting 2013

Tarieventabel behorende bij de Verordening precariobelasting 2013