Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

RE-INTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

(GR 10.2237488);

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 april 2010;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, artikel 8, eerste lid onderdelen a, e en f, tweede lid onderdelen a en c, en artikel 10 Wet werk en bijstand, de artikelen 35 en 36 van deWet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

HEEFT BESLOTEN:

de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand vast te stellen.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet : de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    IOAW : Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • c.

    IOAZ : Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • d.

    Uitkeringsgerechtigden : personen met een uitkering ingevolge de wet, de IOAW of de IOAZ;

  • e.

    Awb : de Algemene wet bestuursrecht;

  • f.

    Anw-ers : personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het UWV Werkbedrijf;

  • g.

    Nuggers : personen die als werkzoekenden zijn ingeschreven bij het UWV Werkbedrijf en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;

  • h.

    Belanghebbende : de persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet, of artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAW of de IOAZ, die woonachtig is in de gemeente Groningen.

  • i.

    Het college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen;

  • j.

    De raad : de gemeenteraad van de gemeente Groningen;

  • k.

    Gesubsidieerde

    werknemer : de persoon als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.

Artikel 1a Afwijkende bepalingen voor jongeren

In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen en instrumenten niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

  • 1.

    onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

  • 2.

    premies en vrijlatingen als bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.

Paragraaf 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1. Het college biedt aan bijstandsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden, personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 4. Het college kan een vergoeding geven voor flankerende kosten die noodzakelijk zijn om de voorziening te kunnen starten en volgen.

Artikel 3 Programmabegroting

De raad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks in de programmabegrotingeen beleidsplan vast, waarin beleidsdoelen worden aangegeven.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Iedere belanghebbende heeft aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college betrekt bij zijn oordeel over de noodzaak om een voorziening aan te bieden:

    • a.

      De mogelijkheden tot arbeidsinschakeling van de belanghebbende;

    • b.

      De beschikbaarheid van de benodigde voorziening of alternatieven daarvoor;

    • c.

      De financiële middelen die beschikbaar zijn ten behoeve van de voorziening;

    • d.

      De zienswijze van de belanghebbende.

  • 3. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, de in artikel 3 genoemde programmabegroting en in de op grond van deze verordening vastgestelde uitvoeringsbesluiten.

Artikel 5 Ontheffingen arbeidsverplichtingen

  • 1. Het college kan met inachtneming van artikel 9, tweede lid van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a van de IOAW en de IOAZ bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 9, eerste lid van de wet genoemde verplichtingen. Ontheffing vindt in ieder geval plaats indien belanghebbende ouder is dan 57,5 jaar en de afstand tot de arbeidsmarkt dermate groot is dat het opleggen van de arbeidsverplichtingen niet reëel is.

  • 2. Ontheffing van de arbeidsverplichtingen wordt slechts voor een door het college vast te stellen periode verleend.

  • 3. Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

  • 4. Indien de alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot vijf jaar een verzoek om ontheffing van de arbeidsverplichting indient, verleent het college op grond van artikel 9a van de wet algehele ontheffing van de verplichting tot het verkrijgen en aanvaarden van algemene geaccepteerde arbeid als bedoeld in artikel 9, eerste lid onderdeel a, van de wet.

  • 5. In aanvulling op artikel 9a, lid 9 van de wet kan het college ten aanzien van een alleenstaande ouder die reeds beschikt over een startkwalificatie na overleg met belanghebbende beoordelen of scholing of opleiding die toeleidt naar een hoger kwalificatieniveau dan MBO4-niveau de toegang tot de arbeidsmarkt verder bevordert en bepalen dat die opleiding als voorziening geldt.

Artikel 6 Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2. Het college kan bij uitvoeringsbesluit een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Paragraaf 3 Voorzieningen

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Aan voorzieningen met een werkcomponent wordt de voorwaarde gesteld dat de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en dat verdringing niet of zo min mogelijk plaatsvindt.

  • 2. Het college kan besluiten een voorziening te beëindigen, als naar het oordeel van het college:

    • a.

      de voorziening niet langer noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling;

    • b.

      de voorziening onvoldoende blijkt bij te dragen aan de arbeidsinschakeling;

    • c.

      de belanghebbende onvoldoende medewerking verleent aan zijn arbeidsinschakeling.

  • 3. Het college kan besluiten een voorziening te beëindigen, als:

    • a.

      de belanghebbende niet meer behoort tot de doelgroep van de wet dan wel deze verordening;

    • b.

      de belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening.

  • 4. Met inachtneming van hetgeen daarover in deze verordening of de programmabegroting is bepaald, kan het college met betrekking tot voorzieningen, nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      het stellen van nadere verplichtingen bij het gebruikmaken van een voorziening;

    • c.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • d.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of vaststelling;

    • e.

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • f.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • g.

      het vaststellen van een eigen bijdrage;

    • h.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies of premies.

Artikel 8 Werkstages

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden een werkstage aanbieden, gericht op arbeids-inschakeling.

  • 2. Het doel van de werkstage is het kwalificeren voor de arbeidsmarkt dan wel het voorbereiden op reguliere arbeid.

  • 3. De werkstage duurt maximaal zes maanden en vindt plaats met behoud van uitkering. Een werkstage kan eenmaal met een zelfde periode worden verlengd indien dit noodzakelijk is voor arbeidsinschakeling.

  • 4. Gedurende de werkstage vindt begeleiding plaats.

Artikel 9 Participatieplaats

  • 1. Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is, een participatieplaats als bedoeld in artikel 10a van de wet aanbieden, met als doel belanghebbende dichter bij de arbeidsmarkt te brengen.

  • 2. Een participatieplaats bestaat uit het met behoud van uitkering onbeloond verrichten van additionele werkzaamheden.

  • 3. Een participatieplaats duurt maximaal zes maanden. Een participatieplaats kan maximaal driemaal met een zelfde periode worden verlengd, tot in totaal 24 maanden, indien dit noodzakelijk is voor een grotere kans op arbeidsinschakeling.

  • 4. Gedurende in het kader van de participatieplaats verrichte werkzaamheden vindt begeleiding plaats.

  • 5. Voor zover de belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie, beoordeelt het college binnen zes maanden na aanvang van de werkzaamheden in hoeverre scholing of opleiding de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

    Het college betrekt bij deze beoordeling:

    • a.

      in hoeverre belanghebbende de krachten en bekwaamheden bezit om scholing of opleiding te volgen;

    • b.

      het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de werkzaamheden uitvoert;

    • c.

      de scholingswens van belanghebbende.

Artikel 10 Participatieplaatsbijdrage

  • 1. Indien de uitkeringsgerechtigde twaalf maanden of meer werkzaamheden in het kader van een participatieplaats als bedoeld in artikel 8 heeft verricht, kan van degene in opdracht van wie hij deze werkzaamheden uitvoert iedere zes maanden een bijdrage worden verlangd.

  • 2. De bijdrage bedraagt 50 procent van de in artikel 25 bedoelde premie.

  • 3. De bijdrage wordt enkel verlangd voor zover aan de uitkeringsgerechtigde de premie als bedoeld in artikel 25 is uitgekeerd.

  • 4. Geen bijdrage wordt verlangd als degene in wiens opdracht de werkzaamheden zijn verricht op andere wijze heeft bijgedragen.

Artikel 11 Detacheringsbanen

  • 1. Het college kan aan een belanghebbende een dienstverband aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling of participatie.

  • 2. De werknemer wordt gedetacheerd bij een onderneming of welzijnsinstelling. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel werkgever en inlenende organisatie als tussen werknemer en inlenende organisatie.

  • 3. Het college kan als werkgever van de belanghebbende optreden, dan wel een organisatie aanwijzen die in opdracht van, of namens de gemeente het werkgeversschap voor de dienstverbanden, bedoeld in het eerste lid, uitvoert.

  • 4. Op het dienstverband, bedoeld in het eerste lid, is een bijzondere arbeidsvoorwaardenregeling van toepassing. Wanneer een organisatie wordt aangewezen om in opdracht van de gemeente het werkgeversschap uit te voeren, worden in ieder geval schriftelijke afspraken gemaakt over de van toepassing zijnde rechtspositie.

  • 5. Indien de detacheringsbaan is gericht op participatie, wordt in overleg met de werknemer en de werkgever eenmaal per jaar bezien of voor de betreffende werknemer toch mogelijkheden zijn voor arbeidsinschakeling.

Artikel 12 Loonkostensubsidies en premies

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken aan de werkgever die met de belanghebbende een arbeidsovereenkomst sluit gericht op arbeidsinschakeling of participatie.

  • 2. Indien de arbeidsovereenkomst is gericht op arbeidsinschakeling , kan het college aan de werkgever een premie verstrekken.

  • 3. Indien de loonkostensubsidie is verstrekt met als doelstelling participatie, wordt in overleg met de werknemer en de werkgever eenmaal per jaar bezien of voor de betreffende werknemer toch mogelijkheden zijn voor arbeidsinschakeling.

Artikel 13 Werkgeversarrangement

  • 1. Het college kan met een werkgever een overeenkomst sluiten over een pakket voorzieningen gericht op re-integratie ten behoeve van de arbeidsinschakeling van een of meer belanghebbenden. Dit pakket kan bestaan uit verschillende voorzieningen zoals in de verordening en de uitvoeringsbesluiten zijn vastgelegd.

  • 2. Het college kan in de overeenkomst afwijken van hetgeen in de verordening of de uitvoeringsbesluiten is bepaald, voor zover dit de arbeidsinschakeling van een of meer belanghebbenden bevordert.

  • 3. Het college kan aan een werkgever die met een belanghebbende een arbeidsovereenkomst sluit van ten minste zes maanden een no risk verzekering aanbieden.

Artikel 14 Vrijwilligerswerk

  • 1. Het college kan ten behoeve van de uitkeringsgerechtigde die naar het oordeel van het college langdurig zal zijn aangewezen op een uitkering, vrijwilligerswerk aanbieden of het uitvoeren van vrijwilligerswerk toestaan.

  • 2. Vrijwilligerswerk heeft als doel dat deelnemers maatschappelijk actief worden of blijven.

Artikel 15 Scholing

  • 1. Het college kan scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan bij uitvoeringsbesluit regels stellen ten aanzien van de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 16 Persoonsgebonden re-integratiebudget

  • 1. Het college kan een subsidie verstrekken in de vorm van een op arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden re-integratiebudget.

  • 2. Onder een persoonsgebonden re-integratiebudget wordt verstaan een subsidie voor noodzakelijke kosten in verband met activiteiten die gericht zijn op arbeidsinschakeling.

Artikel 17 Schuldhulpverlening

  • 1. Schuldhulpverlening kan worden aangeboden als schulden naar het oordeel van het college een belemmering kunnen vormen voor de arbeidsinschakeling van de belanghebbende en de belanghebbende ook overigens voldoet aan de voorwaarden die door het college voor schuldhulpverlening worden gesteld.

  • 2. Schuldhulpverlening kan tevens worden aangeboden als zelfstandige voorziening wanneer schulden voor de belanghebbende een belemmering vormen voor de inzet van andere re-integratievoorzieningen.

  • 3. Indien de schulden van een uitkeringsgerechtigde naar het oordeel van het college zijn arbeidsinschakeling belemmeren, is de uitkeringsgerechtigde verplicht mee te werken aan door het college aangeboden schuldhulpverlening.

Artikel 18 Nazorg

  • 1. Het college kan aan werkgevers bij wie belanghebbende in dienst treedt voor het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid, niet zijnde een voorziening als bedoeld in de artikelen 11, 12 en 13 voorzieningen bieden gericht op nazorg.

Paragraaf 4 Premies en vergoedingen

Artikel 19 Inkomstenvrijlating

  • 1. Voor de uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel o van de wet waarbij het percentage wordt bepaald op 25 procent en het maximumbedrag wordt bepaald op het in de wet genoemde maximum.

  • 2. De uitkeringsgerechtigde heeft het recht om de vrijlating op een later moment in te laten gaan dan het eerste moment waarop inkomsten zijn verdiend. De uitkeringsgerechtigde dient hiervan de gemeente bij de eerste opgave van de inkomsten schriftelijk op de hoogte te stellen.

  • 3. Een uitkeringgerechtigde kan eerst pas opnieuw aanspraak maken op de vrijlatingsfaciliteit indien er gedurende twaalf maanden geen recht is geweest op algemene bijstand.

Artikel 20 Uitstroompremie gesubsidieerde werknemer

  • 1. De gesubsidieerde werknemer met een dienstbetrekking voor onbepaalde tijd heeft recht op een uitstroompremie wanneer hij algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt bij een andere werkgever dan de huidige, niet zijnde arbeid waarbij sprake is van een voorziening of tegenprestatie. De inkomsten uit arbeid dienen zodanig te zijn dat geen beroep wordt gedaan op een uitkering op grond van de wet, de IOAW, de IOAZ, de Werkloosheidswet of wachtgeldregelingen.

  • 2. De hoogte van de premie bedraagt € 1.200,-- en wordt eenmalig toegekend aan diegene die aantoonbaar reguliere arbeid gaat verrichten hetzij in loondienst, hetzij als zelfstandige.

  • 3. De gesubsidieerde werknemer, wiens dienstbetrekking is omgezet in een reguliere arbeidsovereenkomst in het kader van de beleidsregels Stimulering regulier maken gesubsidieerde Maatschappelijke en Re-integratiebanen, komt niet in aanmerking voor een premie als bedoeld in het eerste lid.

     

Artikel 21 Stimuleringspremie werkgever

  • 1. Het college kan een premie verstrekken aan een werkgever die met een uitkeringsgerechtigde of een gesubsidieerde werknemer een arbeidsovereenkomst sluit waarbij geen sprake is van een voorziening.

  • 2. Het college kan een premie verstrekken aan een werkgever die substantieel bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van een gesubsidieerde werknemer die bij hem werkzaamheden verricht.

  • 3. Bij uitvoeringsbesluit stelt het college regels ten aanzien van de hoogte van de premie en de voorwaarden waaronder deze wordt verstrekt.

Artikel 22 Deeltijdpremie alleenstaande ouder

Vervallen

Artikel 23 Premies participatieplaats

  • 1. De uitkeringsgerechtigde die met behoud van uitkering werkzaamheden als bedoeld in artikel 9 verricht, komt telkens na zes maanden in aanmerking voor een premie van € 600,--, indien hij naar het oordeel van het college in die zes maanden voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 2. De participatieplaats wordt door het college aangeboden dan wel het college verleent vooraf goedkeuring aan de participatieplaats die voor een premie als bedoeld in het eerste lid in aanmerking komt.

Artikel 24 Premie doorstroom naar gesubsidieerd werk

Vervallen

Artikel 25 Premie seniorenbaan

  • 1. De werknemer van 57,5 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die een door het college aangeboden dienstverband als bedoeld in artikel 11eerste lid is aangegaan, heeft recht op een activeringspremie, indien de werknemer ten minste 24 uur per week, arbeid gaat verrichten.

  • 2. De hoogte van de activeringspremie wordt bepaald door het aantal maanden dat in het betreffende kalenderjaar het dienstverband voortduurt vermenigvuldigd met een bedrag van

    € 50,--. De premie wordt in de maand december in een keer uitbetaald.

Artikel 26 Overige vergoedingen

  • 1. De belanghebbende kan in aanmerking komen voor vergoeding van kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn in het kader van de voorziening waarvan de belanghebbende gebruik maakt.

Paragraaf 4a Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012 (vervallen)

Paragraaf 5 Bijzondere bepalingen

Artikel 27 Inburgering

  • 1. De voorzieningen, genoemd in deze verordening, kunnen onderdeel uitmaken van een inburgeringsprogramma, waaraan de belanghebbende op grond van de Wet inburgering verplicht dient deel te nemen.

  • 2. Activiteiten uit het inburgeringsprogramma kunnen onderdeel uitmaken van voorzieningen, zoals genoemd in artikel 7 van de wet.

Artikel 28 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 29 Voorzieningen voor kunstenaars

  • 1. Het college kan op verzoek van een kunstenaar als bedoeld in artikel 1 van de Wet werk en inkomen kunstenaars, die woonachtig is in de gemeente Groningen, een voorziening aanbieden gericht op het bevorderen van de arbeidsinschakeling in het kader van de uitoefening van een gemengde beroepspraktijk van de kunstenaar.

  • 2. De kunstenaar kan aanspraak maken op een voorziening indien deze naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor het realiseren van een gemengde beroepspraktijk waarmee hij in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan voorzien.

  • 3. Indien de kunstenaar een beroep doet op een voorziening, is hij gehouden aan de voorwaarden of verplichtingen als bedoeld in artikel 7.

  • 4. Indien de kunstenaar die een beroep doet op een voorziening, hiervan niet of in onvoldoende mate gebruik maakt, dan wel een of meerdere aan deze voorziening verbonden verplichtingen niet nakomt, kan het college de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen kunstenaars verlagen op grond van artikel 22van de Wet werk en inkomen kunstenaars.

Artikel 30 Wet participatiebudget

In verband met de inwerkingtreding van de Wet particpatiebudget met ingang van 1 januari 2009, worden de participatievoorzieningen die door het college met ingang van deze datum aan de personen zoals genoemd in arikel 1 Wet participatiebudget zijn aangeboden, in aanmerking genomen als voorzieningen gericht op participatie in welke kosten wordt voorzien door het participatiebudget ingevolge de bepaling in artikel 2, eerste lid, Wet participatiebudget.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Re-integratieverordening Wet werk en bijstand”.

Artikel 32 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2010.

  • 2. Met ingang van 1 juli 2010 vervalt: de Re-integratieverordening Wet werk en bijstand, door de raad vastgesteld bij besluit van 29 september 2004, besluitnummer 12, in werking getreden op 1 januari 2005, opgenomen in het Gemeenteblad 2009-44.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 26 mei 2010.
 
 
De griffier,                                                        De voorzitter,
 
 
 
 
 
D.H. Vrieling.                                                     dr. J.P. (Peter) Rehwinkel.

Toelichting algemeen

Toelichting algemeen

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting

[Klik hier om het document te downloaden]

[Klik hier om het document te downloaden]

[Klik hier om het document te downloaden]

[Klik hier om het document te downloaden]

[Klik hier om het document te downloaden]