Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand

Geldend van 21-12-2012 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

VERORDENING TOESLAGEN EN VERLAGINGEN WET WERK EN BIJSTAND

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,

(GR 10.2237489);

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 april 2010;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid onderdeel c Wet werk en bijstand;

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

HEEFT BESLOTEN:

de Wijzigingsverordening Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet : de Wet Werk en Bijstand (Staatsblad 2003, nummer 375);

    • b.

      alleenstaande : de ongehuwde die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien één van de bloedverwanten in de tweede graad verzorgingsbehoeftige is;

    • c.

      alleenstaande ouder : de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien één van de bloedverwanten in de tweede graad verzorgingsbehoeftige is;

    • d.

      woningdelende : de alleenstaande of de alleenstaande ouder die met een of meerdere anderen zijn hoofdverblijf heeft in dezelfde woning en met geen van hen een gezamenlijke huishouding voert;

    • e.

      gehuwde : een persoon die gehuwd is;

    • f.

      kind : het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind;

    • g.

      ten laste komend kind : het kind, jonger dan 18 jaar, voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken;

    • h.

      verzorgingsbehoeftige : woningdelende die, indien hij niet tezamen met een andere persoon de woning zou bewonen, zou zijn aangewezen op beroepsmatige verpleging of verzorging in een daartoe bestemde inrichting;

    • i.

      woning : een woning, een woonwagen en een woonschip;

    • j.

      netto minimumloon : basisnorm voor gehuwden als bedoeld in artikel 21, onder c, van de wet;

    • k.

      schoolverlater : de persoon die bijstand aanvraagt, indien hij in de zes maanden voorafgaande aan de toekenning van de algemene bijstand de deelname heeft beëindigd aan onderwijs of een beroepsopleiding waarvoor aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten. Het aanmerken als schoolverlater eindigt zes maanden na het beëindigen van voornoemd onderwijs of beroepsopleiding;

    • l.

      thuisloze : persoon die zijn vaste woon- of verblijfplaats heeft in een instelling bedoeld voor de opvang van thuislozen;

    • m.

      dakloze : persoon zonder vaste woon- of verblijfplaats die de nacht doorgaans buiten doorbrengt of in een instelling bedoeld voor de opvang van daklozen.

  • 2. Als gehuwd of als echtgenoot wordt mede aangemerkt de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien één van de bloedverwanten in de tweede graad verzorgingsbehoeftige is.

  • 3. Als ongehuwd wordt mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

  • 4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

  • 5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

    • a.

      zij met elkaar gehuwd zijn geweest of in de periode van twee jaar voorafgaande aan de aanvraag van bijstand voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt;

    • b.

      uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;

    • c.

      zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract;

    • d.

      zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding bedoeld in het vierde lid.

Hoofdstuk 2 Categorieën

Artikel 2

  • 1. Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorie-aanduiding.

  • 2. De categorieën worden aangeduid als:

    • a.

      niet-woningdelende alleenstaande;

    • b.

      woningdelende alleenstaande;

    • c.

      niet-woningdelende alleenstaande ouder;

    • d.

      woningdelende alleenstaande ouder;

    • e.

      gehuwde;

    • f.

      daklozen en thuislozen.

  • 3. De verordening heeft alleen betrekking op de in lid 2 genoemde belanghebbenden voorzover zij 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn.

  • 4. Een toeslag volgens deze verordening kan alleen worden gegeven als er recht bestaat op algemene bijstand.

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3

  • 1. De bijstandsnorm, als bedoeld in artikel 21 in paragraaf 3.2 van Hoofdstuk 3 WWB, wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.

  • 2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kind(eren) in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, 20% van het netto minimumloon.

  • 3. De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt voor de woningdelende en de alleenstaande of alleenstaande ouder die thuis- of dakloos is, 12% van het netto minimumloon.

  • 4. De toeslag bedraagt voor de woningdelende die verzorgingsbehoeftig is en voor de woningdelende die de verzorgingsbehoeftige verzorgt, 20% van het netto minimumloon.

Hoofdstuk 4 Criteria voor het verlagen van de toeslag

Artikel 4

  • 1. De toeslagen als bedoeld in artikel 3 worden lager vastgesteld of zijn nihil voor alleenstaanden van 21 en 22 jaar, alsmede voor alleenstaande thuis- of daklozen van 21 en 22 jaar.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, is voor de alleenstaande van 21 jaar nihil.

  • 3. De toeslag als bedoeld in artikel 3, tweede lid, bedraagt voor de alleenstaande van 22 jaar in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft 10% van het netto minimumloon.

  • 4. De toeslag als bedoeld in artikel 3, derde lid, is voor de woningdelende alleenstaande van 22 jaar nihil.

  • 5. De toeslag als bedoeld in artikel 3, derde lid, is voor de alleenstaande thuis-of daklozen van 21 en 22 jaar, nihil.

Artikel 5

  • 1. De verlaging op grond van artikel 26 van de wet bedraagt 1% van het netto minimum loon indien de gehuwden beiden een inkomensvoorziening op grond van de wet ontvangen.

  • 2. Als een van de gehuwden een bijstandsuitkering heeft op grond van de wet bedraagt de verlaging 0,5% van het netto minimum loon.

Artikel 6

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet is voor de alleenstaande schoolverlater nihil.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet is voor de alleenstaande ouder, die als schoolverlater is aan te merken,12%.

  • 3. Het bepaalde in artikel 3, 4 en 5 is niet van toepassing op een uitkeringsgerechtigde op wie dit artikel van toepassing is.

Hoofdstuk 4a Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012

Artikel 6a Wijziging betekenis begrippen

  • 1. Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2. Waar in deze verordening wordt gesproken over ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 6b Wijziging verwijzingen

  • 1. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21 van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 20, eerste lid, onderdeel b en tweede lid, onderdeel b, van de wet.

  • 2. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel c, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 6c Intrekking WIJ

In afwijking van hetgeen onder ‘overwegende dat’ is gesteld zijn de bepalingen van deze verordening vanaf 1 januari 2012 van toepassing op personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 7

Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 8

Deze verordening kan worden aangehaald als: de Verordening toeslagen en verlagingen Wet Werk en Bijstand.

Artikel 9

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

  • 2. De Verordening toeslagen en verlagingen Algemene bijstandswet wordt ingetrokken per 1 januari 2005, met dien verstande dat deze verordening van toepassing blijft op belanghebbenden die op het moment van inwerkingtreding van de Verordening toeslagen en verlagingen Wet Werk en Bijstand in aanmerking komen voor bijstand naar de in § 3.2 van Hoofdstuk 3 van de wet aangegeven norm met in aanvulling daarop een toeslag die geldt voor een alleenstaande of alleenstaande ouder en die wordt aangemerkt als schoolverlater als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 27 oktober 2004.
 
 
De voorzitter,                                                      De griffier,
 
 
 
 
 
J. Wallage.                                                           D.H. Vrieling.
 
 
 
 
                                                    
 

Toelichting

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting

[Klik hier om het document te downloaden]

[Klik hier om het document te downloaden]