Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2015

Intitulé

VERORDENING HONDENBELASTING 2015

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,

(4619278);

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 september 2014;

Gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

HEEFT BESLOTEN:

de Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2015 vast te stellen.

Artikel 1 Voorwerp der belasting

Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven op honden die binnen de gemeente worden gehouden.

Artikel 2 Belastingplicht

Belastingplichtig is de houder van een hond.

Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief

  • 1. De belasting wordt geheven per hond, met dien verstande dat meer dan één hond in één aanslag kan worden begrepen.

  • 2. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    a.

    voor de eerste hond

    114,60

    b.

    voor de tweede hond van dezelfde houder

    170,40

    c.

    en voor elke hond boven het aantal van twee van dezelfde houder

    229,20

    d.

    voor honden, gehouden in kennels, ingeschreven bij de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland, per kennel

    285,00

     

Artikel 5 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 6

Ten aanzien van de belastingplichtige aan wie over het vorige belastingjaar een aanslag werd opgelegd, wordt de belasting geheven naar hetzelfde aantal honden als waarnaar hij voor het laatst aangifte heeft gedaan, tenzij blijkt dat het aantal honden waarvoor hij belastingplichtig is, vóór de aanvang van het belastingjaar wijziging heeft ondergaan of zijn belastingplicht is geëindigd.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht respectievelijk de toename van het aantal honden, nog kalendermaanden overblijven.

    Bij de aanvang van de belastingplicht of toename van het aantal honden vóór de zestiende van een kalendermaand is over die maand de volle belasting verschuldigd. Bij aanvang van de belastingplicht of toename van het aantal honden op een later tijdstip wordt over de lopende kalendermaand geen belasting geheven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog kalendermaanden overblijven. Bij beëindiging van de belastingplicht of vermindering van het aantal honden na de vijftiende van een kalendermaand is over die maand de volle belasting verschuldigd. Bij beëindiging van de belastingplicht of vermindering van het aantal honden op een eerder tijdstip wordt over de lopende kalendermaand geen belasting geheven.

Artikel 8 Vrijstellingen

  • 1. In dit artikel wordt onder hondenasiel en hondenpension verstaan: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

  • 2. De belasting wordt niet geheven voor honden:

    • a.

      waarvan de houder geen ingezetene van de gemeente is en de hond niet langer dan 30 dagen in het belastingjaar in de gemeente verblijft;

    • b.

      die jonger zijn dan twee maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond

      worden gehouden;

    • c.

      die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig

      door een blind persoon worden gehouden;

    • d.

      die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig

      door een gehandicapt persoon worden gehouden;

    • e.

      die verblijven in een hondenasiel of hondenpension;

    • f.

      die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een

      inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

Artikel 9 Termijn van betaling

  • 1. De aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2. Ingeval het totaalbedrag van het aanslagbiljet waarop de aanslagen staan vermeld € 10.000,-- of meer bedraagt, moet dit bedrag, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 3. De belastingschuldige kan machtiging tot automatische incasso verlenen indien het totale bedrag van het gecombineerde aanslagbiljet gemeentelijke belastingen minder dan € 10.000,-- bedraagt. Het minimum termijnbedrag bedraagt € 10,--. Ingeval een machtiging tot automatische incasso is verleend, wordt het aantal termijnen bepaald door het totale bedrag van het gecombineerde aanslagbiljet gemeentelijke belastingen te delen door het minimum termijnbedrag, met dien verstande dat het aantal termijnen niet meer dan tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4. De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien drie van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Als dan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening hondenbelasting 2014’ van 13 november 2013, nr. 2b, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015 welke datum tevens de datum van ingang van de heffing is.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening hondenbelasting 2015'.

Ondertekening

Gedaan te Groningen ter openbare raadsvergadering van 12 november 2014.
De griffier,
drs. A.G.M. (Toon) Dashorst.
De voorzitter,
dr. R.L. (Ruud) Vreeman.