Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015

Geldend van 21-03-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

(4886844);

Gelezen het voorstel van het college van 17 maart 2015;

Gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet;

HEEFT BESLOTEN:

de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015 vast te stellen.

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • -

      inkomen: totaal van het inkomen, bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, en de algemene bijstand;

    • -

      peildatum: datum waartegen een persoon een verzoek om individuele inkomenstoeslag indient;

    • -

      referteperiode: periode van twee jaar voorafgaand aan de peildatum;

    • -

      wet: Participatiewet.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2 Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

Een persoon heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan honderd procent van de toepasselijke bijstandsnorm zoals die is vermeld in paragraaf 3.2 van de wet, met uitzondering van artikel 22a.

Artikel 3a Tijdelijk hoger inkomen

  • 1. De referteperiode als bedoeld in artikel 1, eerste lid kan gedurende een aaneengesloten termijn van maximaal drie maanden worden onderbroken zonder dat het gevolgen heeft voor het recht op individuele inkomenstoeslag, indien:

    • a.

      het in aanmerking te nemen inkomen gedurende die termijn niet hoger is dan honderdveertig procent van de toepasselijke bijstandsnorm zoals die is vermeld in paragraaf 3.2 van de wet met uitzondering van artikel 22a; en

    • b.

      een persoon direct voorafgaand aan de onderbreking onafgebroken ten minste twee jaar een laag inkomen als bedoeld in artikel 3 heeft gehad.

  • 2. Het voorgaande lid is eenmalig van toepassing.

Artikel 4 Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1. De individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

    • a.

      voor een alleenstaande: 27,18 procent van de gehuwdennorm als bedoeld in artikel 21 onderdeel b van de wet zoals die op 1 januari van elk kalenderjaar geldt;

    • b.

      voor een alleenstaande ouder: 34,81 procent van de gehuwdennorm als bedoeld in artikel 21 onderdeel b van de wet zoals die op 1 januari van elk kalenderjaar geldt;

    • c.

      voor gehuwden: 38,78 procent van de gehuwdennorm als bedoeld in artikel 21 onderdeel b van de wet zoals die op 1 januari van elk kalenderjaar geldt.

  • 2. Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de wet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 3. Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4. De bedragen genoemd in het eerste lid worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 5 Onvoorzien en nadere regels

  • 1. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 6 Intrekken oude verordening

De Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Groningen wordt ingetrokken.

Artikel 7 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet 2015.

Ondertekening

Gedaan te Groningen ter openbare raadsvergadering van 22 april 2015.
De griffier,
Toon Dashorst.
De voorzitter,
Peter den Oudsten.

Toelichting

Toelichting

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht

(hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening.

Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Inkomen

Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag. Wat voor een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag geldt, dat geldt ook voor een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag op grond van de WWB zoals die luidde vóór 1 januari 2015.

Peildatum

De peildatum is de datum waartegen een persoon een verzoek om individuele inkomenstoeslag indient (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om een verzoek om individuele inkomenstoeslag in te dienen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de wet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de wet.

Referteperiode

Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 24 maanden voorafgaand aan de peildatum. Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder ‘Langdurig’.

Artikel 2 Indienen verzoek

De Wet maatregelen WWB heeft artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet dusdanig gewijzigd dat een persoon een verzoek tot verlening van individuele inkomenstoeslag kan indienen. Voorheen was de langdurigheidstoeslag alleen op aanvraag verkrijgbaar. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet.

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

Van belang bij het bepalen wat een langdurig laag inkomen is, is wat onder ‘langdurig’ en onder ‘laag’ wordt verstaan.

Langdurig

De door de gemeenteraad vastgestelde langdurige periode voorafgaand aan de peildatum, wordt aangeduid als referteperiode. De referteperiode is vastgesteld in artikel 1 van deze verordening.

Laag inkomen

Een inkomen is laag als het niet hoger is dan honderd procent van de toepasselijke bijstandsnorm. Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van de regeling is er voor gekozen geen toepassing te geven aan de kostendelersnorm van artikel 22a van de wet bij beoordeling van de vraag of sprake is van een laag inkomen.

De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van honderd procent van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet al te rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd.1 Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven, dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan toekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten.2

Artikel 3a Tijdelijk hoger inkomen

Een persoon die recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt niet gemakkelijk aan een baan met een inkomen boven bijstandsniveau. Daarbij komt dat snel kan blijken dat arbeid van die omvang niet vol te houden is, waarna hij twee jaar zou moeten wachten voordat mogelijk weer recht op de toeslag bestaat. Teneinde een persoon niet te belemmeren in een poging om door middel van arbeid of anderszins zijn inkomenspositie te verbeteren, kan hij eenmalig gedurende enkele maanden een hoger inkomen ontvangen, terwijl hij blijft voldoen aan de eis van een langdurig laag inkomen.

Artikel 4 Hoogte individuele inkomenstoeslag

Bij de hoogte van de individuele inkomenstoeslag wordt onderscheid gemaakt tussen een alleenstaande, een alleenstaande ouder en gehuwden.

Indexering

Ten einde de bedragen elk jaar automatisch te laten meestijgen met de geïndexeerde normen is er voor gekozen om met percentages van de gehuwdennorm van artikel 21, onderdeel b van de wet te werken, in plaats van met vaste bedragen. Er wordt echter alleen rekening gehouden met de jaarlijkse wijziging per 1 januari, zodat iedere belanghebbende in hetzelfde kalenderjaar hetzelfde bedrag aan individuele inkomenstoeslag krijgt.

Gehuwden

Bij gehuwden moet in het oog worden gehouden dat het recht op individuele inkomenstoeslag de gehuwden gezamenlijk toekomt. Worden personen op de peildatum als gehuwden aangemerkt, dan moeten beide gehuwden voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet. Voldoet één van hen niet aan deze voorwaarden, dan bestaat voor beiden geen recht op individuele inkomenstoeslag.3

Is één van de echtgenoten uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, anders dan vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, dan komt de rechthebbende partner wel in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag. Het gaat hier om een partner die op een van de in artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet genoemde gronden geen recht heeft op bijstand. Als slechts één partner recht heeft op individuele inkomenstoeslag, komt deze rechthebbende partner in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden. Dat is geregeld in het tweede lid.

Artikel 5 Onvoorzien en nadere regels

Dit artikel is bedoeld als een vangnetartikel. Waar de verordening onvoldoende aansluit bij een bijzondere situatie uit de praktijk, kan het college een besluit nemen om daarin te voorzien. Dit kan in een individueel geval zijn waarin de verordening niet voorziet. Dit kan ook door het college nadere regels over de uitvoering van deze verordening te laten vaststellen.


Noot
1

CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141 WWB, ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532.

Noot
2

(CRvB 27-03-2012, nr. 10/2488 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en CRvB 31-07-2012, nr. 12/1825 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BX7178.

Noot
3

CRvB 13-07-2010, nr. 08/2345 WWB, ECLI:NL:CRVB:2010:BN2529.