Regeling vervallen per 01-01-2012

Maatregelenverordening WWIK

Geldend van 01-07-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

MAATREGELENVERORDENING WWIK

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

(Gr 10.2274203);

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 mei 2010;

gelet op artikel 147, eerste lid, artikel 149 en artikel 108, tweede lid Gemeentewet, artikel 22, derde lid, aanhef en onderdelen a en b, en artikel 22, eerste en tweede lid WWIK;

HEEFT BESLOTEN:

de Maatregelenverordening WWIK vast te stellen;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    WWIK : Wet werk en inkomen kunstenaars;

  • b.

    uitkeringsnorm : de naar een netto bedrag omgerekende uitkering, bedoeld in artikel 15, eerste en tweede lid, van de WWIK;

  • c.

    maatregel : het tijdelijk verlagen van de uitkering op grond van artikel 22, eerste lid, van de WWIK;

  • d.

    benadelingsbedrag : bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de WWIK;

  • e.

    kunstenaar : de kunstenaar die recht heeft op een uitkering op grond van de WWIK;

  • f.

    echtgenoot : de echtgenoot, bedoeld in artikel 2, van de WWIK;

  • g.

    het college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen.

Artikel 2 Afstemming

  • 1. Een maatregel wordt overeenkomstig deze verordening opgelegd:

    • a.

      als de kunstenaar naar het oordeel van het college blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    • b.

      als de kunstenaar onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWIK zich jegens het college zeer ernstig heeft misdragen;

    • c.

      als de kunstenaar naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 20 WWIK niet of niet naar behoren is nagekomen;

    • d.

      als de echtgenoot van de kunstenaar naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderdelen c en d, van de WWIK niet naar behoren is nagekomen;

    • e.

      als de echtgenoot van de kunstenaar arbeid in een eigen bedrijf of zelfstandig beroep verricht en naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 20, derde lid, van de WWIK heeft geschonden.

  • 2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de kunstenaar of de echtgenoot van de kunstenaar en kan daarom afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm (netto).

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. Onverminderd artikel 22, tweede lid van de WWIK, ziet het college af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

    • b.

      de gedraging meer dan één jaarvóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jarennadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;

    • c.

      het college daartoe dringende redenen aanwezig acht.

  • 2. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de kunstenaar of de echtgenoot van de kunstenaar daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand waarin een uitkering wordt ontvangen, volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de kunstenaar is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, doch niet verder terug dan tot de datum waarop de maatregelwaardige gedraging heeft plaatsgevonden. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand(en) geldende uitkeringsnorm.

Artikel 7 Samenloop

Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de WWIK genoemde verplichtingen, dan wel tegelijkertijd van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de WWIK genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en de duur van deze maatregel wordt uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

Artikel 8 Recidive

Onverminderd artikel 2 wordt de duur of hoogte van de maatregel verdubbeld als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoel in artikel 5, tweede lid.

Hoofdstuk 2 Niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichtingen gericht op de inkomensvorming en de bedrijfs- en beroepsuitoefening

Artikel 9 Niet of niet behoorlijk nakomen van de inspanningsverplichtingen

  • 1. Onverminderd artikel 2, tweede lid en artikel 5, eerste en tweede lid, legt het college een maatregel op van tien procent van de uitkeringsnorm, indien de kunstenaar naar het oordeel van het college, de in artikel 20 van de WWIK opgenomen inspanningsverplichtingen niet of niet behoorlijk is nagekomen. Het gaat daarbij om:

    • a.

      verplichting om zich naar vermogen in te spannen om met kunst zelfstandig in het bestaan te voorzien, al dan niet in een gemengde beroepspraktijk;

    • b.

      verplichtingen die het college oplegt in verband met de aard en het doel van de WWIK, die strekken tot vermindering of beëindiging van het beroep op de WWIK of die het college nodig acht voor een doelmatige bedrijfs- en beroepsuitoefening;

    • c.

      de verplichting om gebruik te maken of gebruik te blijven maken van een op zijn verzoek aangeboden voorziening, als bedoeld in artikel 21 van de WWIK.

  • 2. De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

Artikel 10 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de bestaansvoorziening

  • 1. Onverminderd artikel 2, tweede lid en artikel 5, eerste en tweede lid, legt het college een maatregel op van tien procent van de uitkeringsnorm, indien de kunstenaar naar het oordeel van het college anderszins blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

  • 2. De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

Artikel 11 Niet naar behoren een administratie voeren

  • 1. Onverminderd artikel 2, tweede lid en artikel 5, eerste en tweede lid legt het college een maatregel op van tien procent van de uitkeringsnorm, indien de kunstenaar naar het oordeel van het college niet naar behoren een administratie, als bedoeld in artikel 20, tweede lid onder a, van de WWIK heeft gevoerd.

  • 2. De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 12 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente

  • 1. Onverminderd artikel 2, tweede lid en artikel 5 eerste en tweede lid, legt het college een maatregel op van vijf procent van de uitkeringsnorm, indien het niet of niet behoorlijk nakomen, dan wel te laat nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 20 van de WWIK niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.

  • 2. De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

Artikel 13 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

  • 1. Onverminderd artikel 2, tweede lid en artikel 5, eerste en tweede lid, legt het college een maatregel op van tien procent van de uitkeringsnorm, indien het niet of niet behoorlijk nakomen, dan wel te laat nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 20 van de WWIK heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.

  • 2. De duur van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand.

  • 3. Van een maatregel wordt afgezien:

    • a.

      zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b.

      zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

Artikel 14 Niet tonen van een identiteitsbewijs

Indien de belanghebbende op verzoek niet een identiteitsbewijs kan tonen als bedoeld in artikel 20, tweede lid, sub d WWIK, legt het college een maatregel op van vijf procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand.

Hoofdstuk 4 Niet tonen van een identiteitsbewijs

Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

  • 1. Indien de kunstenaar zich tegenover het college of zijn ambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWIK zeer ernstig misdraagt wordt de maatregel afgestemd op de ernst van de gedraging.

  • 2. Onverminderd artikel 2, tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij verbaal geweld: twintig procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

    • b.

      bij discriminatie: vijftig procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

    • c.

      bij zaakgericht fysiek geweld: vijftig procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

    • d.

      bij intimidatie: honderd procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

    • e.

      bij mensgericht fysiek geweld: honderd procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand.

Hoofdstuk 5 Handhaving

Artikel 16 Handhavingsbeleid

Het college biedt jaarlijks een handhavingsplan aan de raad aan met daarin het te voeren beleid op gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWIK en de te verwachten resultaten en rapporteert hierover jaarlijks aan de raad.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Maatregelenverordening WWIK.

Artikel 18 De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de raadsvergadering van 23 juni 2010.
De griffier,
D.H. Vrieling.
De voorzitter,
dr. J.P. (Peter) Rehwinkel.

Algemene- artikelsgewijze toelichting.

Bijlage