Regeling vervallen per 01-01-2012

Maatregelenverordening Wet Investeren in Jongeren

Geldend van 01-07-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

MAATREGELENVERORDENING WET INVESTEREN IN JONGEREN

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

(Gr10.2247709);

gelet op artikelen 12, eerste lid, sub e, en 35 van de Wet investeren in jongeren;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 april 2010;

overwegende dat het noodzakelijk is een maatregel mogelijk te maken voor jongeren van 18 tot 27 jaar en dat bij verordening te regelen;

HEEFT BESLOTEN:

de Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet : de Wet investeren in jongeren (WIJ);

  • b.

    WIJ-norm : de op grond van hoofdstuk 4 van de wet van toepassing zijnde inkomensvoorziening, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

  • c.

    maatregel : de verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid WIJ;

  • d.

    benadelingsbedrag : het nettobedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verstrekt als inkomensvoorziening of werkleeraanbod op grond van de wet;

  • e.

    college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen;

  • f.

    jongere : de jongere als bedoeld in artikel 2 van de wet.

Artikel 2 Afstemming

  • 1. Gelet op artikel 41 van de wet en onverminderd artikel 42 van de wet, verlaagt het college, overeenkomstig deze verordening, het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening, indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de jongere en kan daarom afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassing zijnde WIJ-norm.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5 Afzien van het opleggem van een maatregel

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;

    • c.

      het college daartoe dringende redenen aanwezig acht.

  • 2. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de jongere daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6 Ingangsdatum

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de jongere is bekendgemaakt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, doch niet verder terug dan tot de datum waarop de maatregelwaardige gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 7 Samenloop

Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, dan wel tegelijkertijd van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en de duur van deze maatregel wordt uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

Artikel 8 Recidive

Onverminderd artikel 2 wordt de duur of hoogte van de maatregel verdubbeld als de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

HOOFDSTUK 2 HET NIET NAKOMEN VAN DE VERPLICHTINGEN OVER DE ARBEIDSINSCHAKELING EN HET WERKLEERAANBOD

Artikel 9 Indeling in categorieën

  • Indeling in categorieën Gedragingen van de jongere inhoudende het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1. Eerste categorie:

    • a.

      het onvoldoende meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de arbeidsinschakeling, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • b.

      het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard op advies van een arts.

  • 2. Tweede categorie:

    • a.

      het stellen van onredelijke eisen in verband met door de jongere te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

    • b.

      het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

    • c.

      het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsinschakeling;

    • d.

      het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.

Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel

  • 1. De maatregel wordt vastgesteld op:

    • a.

      10 procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      20 procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de tweede categorie.

  • 2. De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

HOOFDSTUK 3 HET NIET NAKOMEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT, MEDEWERKINGSPLICHT EN IDENTIFICATIEPLICHT

Artikel 11 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

  • 1. Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet, niet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt een maatregel opgelegd van 5 procent van de

    WIJ-norm.

  • 2. De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

Artikel 12 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    De maatregel bedoeld in het eerste lid wordt op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,00: 10 procent van de WIJ-norm;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1.000,00 tot € 2.000,00: 20 procent van de

      WIJ-norm;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2.000,00 tot € 4.000,00: 40 procent van de

      WIJ-norm;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4.000,00 of meer: 100 procent van de WIJ-norm.

  • 3. De duur van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand.

  • 4. Van een maatregel wordt afgezien:

    • a.

      zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

    • b.

      zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met de jongere heeft getroffen.

Artikel 13 Niet verlenen van de gevraagde medewerking

Indien de jongere niet de gevraagde medewerking heeft verleend die nodig is voor de uitvoering van de wet bedoeld in artikel 44 tweede lid van de wet, wordt een maatregel opgelegd van 10 procent van de WIJ-norm gedurende een maand.

Artikel 14 Niet tonen van een identificatiebewijs

Indien de jongere op verzoek niet een identiteitsbewijs kan tonen als bedoeld in artikel 44 derde en vierde lid van de wet, wordt een maatregel opgelegd van 5 procent van de WIJ-norm gedurende een maand.

HOOFDSTUK 4 ZEER ERNSTIGE MISDRAGINGEN

Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

  • 1. Indien de jongere zich tegenover het college of zijn ambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WIJ, zeer ernstig misdraagt als bedoeld in artikel 41, eerste lid van de wet, wordt de maatregel afgestemd op de ernst van de gedraging.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij verbaal geweld: 20 procent van de WIJ-norm gedurende een maand;

    • b.

      bij discriminatie: 50 procent van de WIJ-norm gedurende een maand;

    • c.

      bij zaakgericht fysiek geweld: 50 procent van de WIJ-norm gedurende een maand;

    • d.

      bij intimidatie: 100 procent van de WIJ-norm gedurende een maand;

    • e.

      bij mensgericht fysiek geweld: 100 procent van de WIJ-norm gedurende een maand.

HOOFDSTUK 5 HANDHAVING

Artikel 16 Handhavingsbeleid

Het college biedt jaarlijks een handhavingsplan aan de raad aan met daarin het te voeren beleid op gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet en de te verwachten resultaten en rapporteert hierover jaarlijks aan de raad.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

  • 2. De Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren

    (raadsbesluit d.d. 30 september 2009, besluitnummer 6q, Gemeenteblad, nummer 2009-75) komt met ingang van 1 juli 2010 te vervallen.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 26 mei 2010.
 
 
De griffier,                                                     De voorzitter,              
 
 
 
 
 
D.H. Vrieling.                                                   Dr. J.P. (Peter) Rehwinkel.
 

Artikelsgewijzetoelichting

Toelichting