Regeling vervallen per 01-01-2021

Nadere regels bij artikel 2.6 (gebruik openbare ruimte) en 4.24 (reclamevergunning) van de APVG

Geldend van 24-12-2016 t/m 31-12-2020

Intitulé

Nadere regels bij artikel 2.6 (gebruik openbare ruimte) en 4.24 (reclamevergunning) van de APVG

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GRONINGEN HEEFT OP 23 NOVEMBER 2016 BESLOTEN:

de nadere regels bij artikel 2.6 (gebruik openbare ruimte) en 4.24 (reclamevergunning) van de APVG te wijzigen.

Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod in het eerste lid van artikel 4:24 van de APVG geldt niet voor:

  • 1.

    opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;

  • 2.

    opschriften en aankondigingen van maximaal 0,50 m2 en niet langer dan 1 meter, betreffende:

    • a.

      openbare verkoping of aanbiedingen ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijk betekenis hebben;

    • b.

      het beroep, de dienst, of het bedrijf dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd.

Melding

In plaats van een vergunning kan voor de volgende objecten worden volstaan met een melding:

  • 1.

    opschriften of aankondigingen van kennelijke tijdelijke aard, voor zover zij feitelijke betekenis hebben, voor een periode van maximaal 6 weken;

  • 2.

    pandgebonden handelsreclame voor tijdelijke detailhandelsvestigingen voor een periode van maximaal 3 maanden, die passen binnen de sneltoetscriteria;

  • 3.

    voor een éénmalige verlenging van één maand van een eerdere melding van handelsreclame voor tijdelijke detailhandelsvestigingen.

  • 4.

    Een melding moet voor de uitvoering schriftelijk aan het college worden gemeld.

  • 5.

    Het college kan binnen 14 dagen na ontvangst van die kennisgeving aangeven dat de melding niet voldoet aan de welstands- en/of algemene criteria en het object niet mag worden geplaatst met een melding.

Nadere regels gebruik openbare ruimte voor reclame

Uitstallingen en reclameborden

Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod in het eerste lid van artikel 2.6 van de APVG geldt niet voor:

  • 1.

    uitstallingen en aanwijsborden in portieken en ruimte achter de gevellijn (met een hoogte van circa 1 meter), voor zover deze ruimten geen functie hebben voor het openbare verkeer;

  • 2.

    uitstallingen van koopwaren en pandgebonden reclameobjecten tot 0,50 meter uit de gevel in het gebied binnen de diepenring (met uitzondering van de Grote Markt, de Herestraat, de Guldenstraat, de Waagstraat, de noordzijde van de Vismarkt, de noordzijde van het A kerkhof, de Brugstraat, de A-straat (tot de aan de Westersingel) en de Westerkade);

  • 3.

    uitstallingen van koopwaren en reclameobjecten tot 1,00 meter uit de gevel in het gebied buiten de diepenring indien het trottoir over een breedte van ten minste 1,50 meter vrij begaanbaar blijft en er een vrije ruimte in de straat van ten minste 4,00 meter aanwezig is;

  • 4.

    het plaatsen van ten hoogste twee planten of boompjes ter markering van de toegangsdeur van winkels (maximaal 0,50 x 0,50 meter, tegen de gevel).

Reclamedragend straatmeubilair

Nadere regels bij artikel 2.6 A van de APVG

  • 1.

    Als afgeleide van genoemde weigeringsgronden in het derde lid van artikel 2.6 van de APVG gelden per categorieën reclamedragend straatmeubilair de navolgende bepaling:

    • a.

      2-signs-borden rond lichtmasten, met een maximum van 250 borden of daarmee te vergelijken objecten;

    • b.

      lichtmastreclame, met een maximum van 350 lichtbakken of daarmee vergelijkbare objecten;

    • c.

      reclame geïntegreerd in abri’s;

    • d.

      reclame geïntegreerd in mupi’s, met een maximum van 115 mupi’s of daarmee vergelijkbare objecten;

    • e.

      wisselframes of daarmee vergelijkbare objecten met uitzondering van de beschermde stadsgezichten;

    • f.

      billboards, met een maximum van 28 billboards of daarmee vergelijkbare objecten;

    • g.

      plakzuilen, met een maximum van 26 zuilen;

    • h.

      cityborden ten behoeve van culturele activiteiten of evenementen met een maximum van 11 borden met uitzondering van de beschermde stadsgezichten.

  • 2.

    Per categorie, genoemd in lid 1 onder a tot en met g, wordt slechts één vergunning voor de exploitatie van de reclameobjecten, via een aanbesteding, verleend;

  • 3.

    In geval van verlichte reclame wordt getoetst aan de normen van de NSVV in de brochure Richtlijnen Lichthinder;

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste en tweede lid genoemde categorieën en aantallen en situering van de reclameobjecten.

Melding

In plaats van een vergunning kan worden volstaan met een melding voor:

  • 1.

    Reclameobjecten rondom lichtmasten in de omgeving van de scholen ten behoeve van de verkeersveiligheid van de kinderen gedurende het tijdbestek tussen twee weken voor en na de start van de scholen (‘Wij gaan weer naar school’).

  • 2.

    Een melding moet voor de uitvoering schriftelijk aan het college worden gemeld.

  • 3.

    Het college kan binnen 14 dagen na ontvangst van die kennisgeving aangeven dat de melding niet voldoet aan de welstands- en/of algemene criteria en het object niet mag worden geplaatst met een melding.

Borden op bedrijventerreinen

Nadere regels bij artikel 2.6 van de APVG

Het verbod in het eerste lid van artikel 2.6 van de APVG geldt niet voor:

  • 1.

    uniforme bewegwijzering bedrijventerreinen;

  • 2.

    reclame op markeringen ten behoeve van de beveiliging van bedrijventerreinen met een maximum van 25% van de markering.

Tijdelijke reclame in de openbare ruimte

Nadere regels bij artikel 2.6 van de APVG

  • 1.

    banieren aan lichtmasten zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van citymarketing op de Grote Markt, aan de zuidzijde van het Gedempte Zuiderdiep/Kattendiep, bij de Ebbingebrug, op het Hanzeplein, aan het Damsterdiep en bij de zuidelijke entree van het Zernikecomplex;

  • 2.

    exposureboxen of daarmee vergelijkbare objecten ten behoeve van commerciële reclame mogen worden geplaatst met een maximum van vier keer per jaar per locatie gedurende maximaal één week en één keer per maand;

  • 3.

    trotters of daarmee vergelijkbare objecten ten behoeve van commerciële reclame mogen uitsluitend ten tijde van grote evenementen worden geplaatst en uitsluitend ten behoeve van sponsoren die een wezenlijke bijdrage leveren aan het evenement;

  • 4.

    reclame op steigerdoek, voor zover het steigerdoek feitelijk betekenis heeft, met een maximum van 25% van het steigerdoek.

  • 5.

    In geval van verlichte reclame wordt getoetst aan de normen van de NSVV in de brochure Richtlijnen Lichthinder;

  • 6.

    Het college kan ontheffing verlenen van de in lid 2 en 3 genoemde categorieën en voorwaarden ten behoeve van niet-commerciële doeleinden;

  • 7.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid onder 4 genoemd percentage in geval het reclame betreft van een bedrijf dat een wezenlijke financiële bijdrage levert aan de verbouw van een publiek gebouw.

Melding

In plaats van een vergunning kan worden volstaan met een melding voor:

  • 1.

    spandoeken haaks boven de weg ten behoeve van citymarketing/citypromotie op maximaal twee locaties per straat uit de onderstaande lijst:

Straat waarin spandoeken zijn toegestaan

Bijzonderheden

Folkingestraat

Gelkingestraat

Herestraat

(niet aan het pand nr. 7)

Nieuwe Ebbingestraat

(niet aan het pand nr. 3)

Oosterstraat

Oude Boteringestraat

Nieuweweg

(alleen Schuitendiepkant )

Oude Ebbingestraat

(niet aan de panden 67-69)

Oude Kijk in ’t Jatstraat

Pelsterstraat

(alleen aan de panden 22-24)

Steentilstraat

(niet aan Gedempte Zuiderdiepkant)

Stoeldraaierstraat

Zwanestraat

  • 2.

    spandoeken haaks boven de weg ten behoeve van niet-commerciële doeleinden op maximaal één locatie per straat uit de lijst in lid 1.

  • 3.

    Voor de spandoeken als genoemd onder lid 1 en 2 gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het spandoek mag maximaal 1 meter hoog zijn en 5 meter lang;

    • b.

      Het spandoek dient van luchtdoorlatend materiaal te zijn vervaardigd, voldoende sterk te zijn en te worden bevestigd in een frame;

    • c.

      De vrije ruimte tussen de onderzijde van het spandoek en de bovenkant van de rijweg dient minimaal 5 meter te bedragen;

    • d.

      Het spandoek mag niet worden bevestigd aan bomen en/of lichtmasten;

    • e.

      Sponsorreclame is toegestaan op maximaal 10% van de totale oppervlakte van het spandoek;

    • f.

      Voor het ophangen van de spandoeken is uitdrukkelijk toestemming vereist van de winkeliersverenigingen en de eigenaren van de betreffende panden.

  • 4.

    Een melding moet voor de uitvoering schriftelijk aan het college worden gemeld.

  • 5.

    Het college kan binnen 14 dagen na ontvangst van die kennisgeving aangeven dat de melding niet voldoet aan de welstands- en/of algemene criteria en het object niet mag worden geplaatst met een melding.

Ondertekening

Gedaan in de collegevergadering van 25 oktober 2016.

De burgemeester,
Peter den Oudsten.
De secretaris,
Peter Teesink.