Regeling vervallen per 01-01-2016

Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen - hoofdstuk 23 Bezoldigingsregeling

Geldend van 01-07-2015 t/m 31-12-2015

Intitulé

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE GRONINGEN

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Ambtenarenwet;

HEEFT BESLOTEN:

de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen vast te stellen.

Wijzigingen, inhoudsopgave en bijlagen

[leeg artikel]

[lege alinea]

Hoofdstuk 23 Bezoldigingsregeling

Paragraaf 1 Salarisschalen en vaste salarisbedragen

Artikel 23:1:1 Salarisschalen

  • 1. De salarisschalen zijn opgenomen in:

    bijlage II van de CAR, salaristabel gemeenteambtenaren, oude structuur (bijlage 2);

    bijlage IIa van de CAR, salaristabel gemeenteambtenaren, nieuwe structuur (bijlage 4);

    bijlage 5, salarisschaal 11a, tussenschaal oude structuur;

    (de bijlagen 1 en 3 zijn met ingang van 1 januari 1999 vervallen).

  • 2. Het college is bevoegd de bijlage 5 vast te stellen en te wijzigen overeenkomstig de adviezen van het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden.

Artikel 23:1:2 Tussenschalen

Ambtenaren kunnen worden ingeschaald in de tussenschalen 10a en 11a van bijlage IIa van de CAR, salaristabel gemeenteambtenaren, nieuwe structuur (bijlage 4) en in de tussenschaal 11a, oude structuur (bijlage 5).

Artikel 23:1:3 Ervaringstreden per schaal * *=Met terugwerkende kracht in werking m.i.v. 01-01-1999: Artikel nrs. 23:1:1 en 23:1:3

Elke salaristabel gemeenteambtenaren bevat salaristreden, overeenkomend met het aantal jaren of gedeelten van jaren, dat in de betreffende schaal is doorgebracht.

Artikel 23:1:4 (vervallen)

Paragraaf 2 Inschaling en schaalovergangen

Artikel 23:2:1 Relatie functiewaardering, persooneelsbeoordeling en schaalovergang

  • 1. Door middel van functiewaardering stelt het college de functionele schaal vast voor elke functie.[1]

    Een ambtenaar kan worden benoemd in de aanloop‑ of in de functionele schaal.

    [1]Zie Reglement functiewaardering 1999 (IV.0.N)

  • 2. Deze paragraaf is niet van toepassing op:

    • a.

      functies genoemd in bijlage 6;

    • b.

      functies waarbij toepassing van het systeem met een aanloop- en functionele schaal niet mogelijk of niet wenselijk is vanwege regelingen/voorschriften/subsidievoorwaarden van rijkswege.

Artikel 23:2:2 Afwijkende inschaling van personen met lagere arbeidsproductiviteit

Het college is bevoegd bij aanstelling van personen, die wegens arbeidsongeschiktheid een lagere arbeidsproductiviteit hebben, af te wijken van hetgeen in deze regeling omtrent de bezoldiging is bepaald.

Artikel 23:2:3 Aanloop-, functioneleschaal: voorwaarden bij schaalovergangen

  • 1.

    • a.

      Er geldt voor de ambtenaar een aanloopschaal, te weten één schaal lager dan de functionele schaal, zolang hij de functie nog niet volledig vervult en zolang zijn functioneren niet als 'voldoende', 'goed' of 'uitstekend' beoordeeld wordt. 

    • b.

      Bij een benoeming in de aanloopschaal vindt in de regel binnen één jaar de beoordeling plaats.

    • c.

      De ambtenaar die als tenminste 'voldoende' wordt beoordeeld, gaat over naar de functionele schaal wanneer hij de functie volledig vervult.

    • d.

      De schaalovergang van de aanloopschaal naar de functionele schaal vindt plaats met ingang van de maand waarin de ambtenaar aan de beide voorwaarden voldoet: een beoordeling met tenminste ‘voldoende’ en volledige vervulling van de functie.

  • 2. Wanneer een ambtenaar in een vorige functie al relevante kennis en ervaring heeft opgedaan, waardoor het aannemelijk is dat hij de functie vrijwel direct in alle omvang kan uitoefenen, wordt hij direct in de functionele schaal benoemd.

Artikel 23:2:3a Uitloopschalen

  • 1. Met ingang van 31 december 2014 wordt de uitloopschaal afgeschaft, behalve voor ambtenaren die vallen onder het onderstaande overgangsrecht.

  • 2. Overgangsrecht

    Voor de ambtenaar die is ingeschaald in de functionele schaal 1, 2, 3 of 4 geldt nog wel een uitloopschaal, dat is één schaal hoger dan de functionele schaal, en kan hij nog het maximum van de uitloopschaal bereiken, als hij:

    • a.

      op 31 december 2013 al in dienst was èn

    • b.

      na het bereiken van het maximum van de functionele schaal èn

    • c.

      als daarna zijn functioneren in drie opeenvolgende jaren elk jaar als 'goed' is beoordeeld, dan wel in twee opeenvolgende jaren elk jaar als ‘uitstekend’ is beoordeeld.

  • 3. In afwijking van lid 2c geldt voor de ambtenaar van 50 jaar en ouder een uitloopschaal als na het bereiken van het maximum van de functionele schaal zijn functioneren in twee opeenvolgende jaren elk jaar als 'goed' of 'uitstekend' is beoordeeld.

  • 4. Indien in een jaar geen beoordeling plaatsvindt wordt dit niet gelijk gesteld met een beoordeling als ‘goed’.

  • 5. De schaalovergang van de functionele naar de uitloopschaal vindt plaats met ingang van de maand waarop de ambtenaar voorheen zijn periodieke verhoging ontving.[1]

     

    [1] Hiermee wordt bereikt dat een medewerker die aan de eisen voldoet niet langer dan exact 3 of 2 jaar op zijn maximum hoeft te staan.

  • 6. De ambtenaar die al wel op 31 december 2014 de uitloopschaal heeft bereikt blijft ingeschaald in de uitloopschaal, maar hij krijgt na 31 december 2014 geen periodieke salarisverhogingen meer. Dit geldt niet voor de ambtenaar die voldoet aan de voorwaarden in lid 2.

     

Paragraaf 3 Inschaling binnen de van toepassing zijnde salarisschaal

Artikel 23:3:1 Inschaling bij indiensttreding

  • 1. Bij indiensttreding wordt voor de inschaling rekening gehouden met: het aantal jaren relevante werkervaring en de bestaande salarispositie.

  • 2. De ambtenaar ontvangt, onverminderd het overigens in deze regeling bepaalde, het voor zijn functie vastgestelde minimumsalaris, van de voor hem geldende salarisschaal. De Wet minimumloon en minimum-vakantiebijslag zijn voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het college kan in afwijking van het bepaalde in het vorige lid aan een ambtenaar een hoger salaris toekennen, met dien verstande, dat daardoor het aan de functie verbonden maximumsalaris niet wordt overschreden.

  • 4. Het maximumsalaris is het hoogste bedrag van een salarisschaal, dat kan worden bereikt zonder diensttijduitloop.

Artikel 23:3:2 Inschaling na schaalovergang binnen de oude salarisstructuur als bedoeld in bijlage II van de CAR, salaristabel gemeenteambtenaren, oude structuur (bijlage 2)

  • 1. Ingeval van schaalovergang van een ambtenaar die in zijn oude salarisschaal nog niet het maximum schaalbedrag heeft bereikt, vindt inschaling plaats op het schaalbedrag dat betrokkene had in zijn oude salarisschaal, als dit schaalbedrag tevens voorkomt in de nieuwe schaal, en wordt de datum waarop de ambtenaar zijn periodieke verhoging in de oude salarisschaal kreeg gehandhaafd.

  • 2. Ingeval van schaalovergang van een ambtenaar die in zijn oude salarisschaal nog niet het maximum schaalbedrag heeft bereikt, terwijl het schaalbedrag dat betrokkene had in zijn oude salarisschaal, niet voorkomt in de nieuwe salarisschaal, vindt inschaling plaats in het naasthogere schaalbedrag, dan wel op het minimum schaalbedrag in de nieuwe salarisschaal en wordt de datum waarop de eerstvolgende periodieke verhoging vastgesteld op één jaar na ingang van de schaalovergang.

  • 3. Ingeval van schaalovergang van een ambtenaar die in zijn oude salarisschaal het maximum schaalbedrag heeft bereikt, vindt inschaling plaats op het naasthogere schaalbedrag in de nieuwe salarisschaal en wordt de datum waarop de eerstvolgende periodieke verhoging plaatsvindt vastgesteld op één jaar na ingang van de schaalovergang.

Artikel 23:3:3 Inschaling na schaalovergang binnen de nieuwe salarisstructuur als bedoeld in bijlage IIa van de CAR en na schaalovergang van de oude naar de nieuwe salarisstructuur

  • 1. Bij de overgang naar een hogere schaal wordt de ambtenaar in de regel ingeschaald op het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal.

  • 2. In het geval dat het salarisverschil tussen het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal en het oude salaris minder bedraagt dan 75% van het salarisverschil tussen het bedrag dat de ambtenaar aan salaris zou hebben ontvangen, indien hij niet zou zijn overgegaan naar de nieuwe schaal, maar in zijn oude schaal een periodieke verhoging zou hebben gekregen, en het bedrag van zijn oude salaris, wordt de ambtenaar in de nieuwe schaal ingeschaald op het bedrag dat direct volgt op het naasthogere bedrag.

  • 3. In het geval dat het het salarisverschil tussen het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal en het oude salaris minder bedraagt dan 75% van het salarisverschil tussen het bedrag dat de ambtenaar aan salaris zou hebben ontvangen, indien hij niet zou zijn overgegaan naar de nieuwe structuur, maar in zijn oude schaal een periodieke verhoging zou hebben gekregen, en het bedrag van zijn oude salaris, wordt hij ingeschaald op het bedrag dat direct volgt op het naasthogere bedrag in de nieuwe structuur.

  • 4. Bij schaalovergang vanuit een maximumsalaris van een schaal van bijlage II van de CAR naar een naasthogere schaal in de nieuwe structuur, volgt een inschaling op het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal.

Artikel 23:3:3a Inschaling na bereiken van de hoogste trede van een schaal ingevolge bijlage II

De ambtenaar met een salaris ingevolge bijlage II, die reeds de hoogste trede heeft bereikt van de schaal en die binnen die betrekking geen perspectief heeft op een hogere schaal gaat een salaris ontvangen op basis van het maximum van dezelfde schaal ingevolge bijlage IIa.

Paragraaf 4 Salarisverhoging

Artikel 23:4:1 Periodieke salarisverhoging

De salarissen van de ambtenaren worden binnen de voor elke functie vastgestelde grenzen door het college periodiek verhoogd, rekening houdende met de anciënniteit in de betrokken salarisschaal verkregen.

Artikel 23:4:1a Tijdelijke compensatie bij nadeel nieuwe periodiekdatum

Door de toepassing van de 75%-regel, als bedoeld in artikel 23:3:3, kan een ambtenaar in sommige gevallen, te rekenen vanaf de voormalige periodiekdatum tot de nieuwe periodiekdatum, een lagere bezoldiging ontvangen dan wanneer er geen overschaling had plaatsgevonden en de ambtenaar in zijn oude schaal een periodieke verhoging had gekregen. De ambtenaar krijgt in dat geval een tijdelijke compensatie ter hoogte van het nadelig verschil.

Artikel 23:4:2 Onthouding van periodieke salarisverhoging

  • 1. Het college kan een periodieke verhoging onthouden bij een beoordeling 'onvoldoende'. Een ambtenaar aan wie een periodieke verhoging wordt onthouden, ontvangt daarvan schriftelijk mededeling met vermelding van de redenen, die daartoe hebben geleid.

  • 2. Indien na toepassing van het bepaalde in het eerste lid daartoe termen aanwezig zijn, kan het college bepalen, dat de daaruit voor de ambtenaar voortvloeiende nadelen, hetzij met terugwerkende kracht, hetzij voor de toekomst, geheel of gedeeltelijk ongedaan worden gemaakt.

  • 3. Wanneer een periodieke verhoging is onthouden, zullen, tenzij het college anders bepaalt, verdere periodieke verhogingen zoveel later worden toegekend als deze onthouding heeft geduurd.

Artikel 23:4:3 Extra periodieke salarisverhoging voor de ambtenaar van 50 jaar en ouder in de salarisschalen 1 tot en met 5

  • 1. Bij bezoldiging volgens de functionele schaal kan een extra periodieke verhoging tot het maximum van de functionele schaal worden toegekend wanneer de ambtenaar als 'uitstekend' beoordeeld is.

  • 2. Bij bezoldiging volgens de uitloopschaal kan een extra periodieke verhoging worden toegekend tot het maximum van de uitloopschaal wanneer de ambtenaar als 'goed' of 'uitstekend' beoordeeld is. Als in een jaar geen beoordeling heeft plaatsgevonden wordt dit niet gelijkgesteld met een beoordeling als ‘goed’.

  • 3. Toekenning van een extra periodieke verhoging heeft geen invloed op het tijdstip waarop ook zonder toekenning van extra verhoging aanspraak op een periodieke verhoging bestond.

Artikel 23:4:4 (vervallen)

Artikel 23:4:5 Periodieke salarisverhoging bij militaire of vervangende dienst

De tijd, gedurende welke de ambtenaar krachtens wettelijk voorschrift verlof geniet ter vervulling van militaire- of daarvoor in de plaats tredende dienst, wordt in aanmerking genomen bij het bepalen van het tijdstip, waarop een salarisverhoging ingaat, onverminderd hetgeen overigens dienaangaande in deze regeling is bepaald.

Artikel 23:4:6 Niet meetellende tijd voor bepaling tijdstip periodieke verhoging

  • 1. Voor het bepalen van het tijdstip, waarop een salarisverhoging ingaat, telt niet mee:

    • a.

      de tijd, doorgebracht met verlof buiten genot van bezoldiging, indien het verlof is verleend uitsluitend in het belang van de ambtenaar, dan wel is verleend onder voorwaarde, dat bedoelde tijd niet zal meetellen voor het bepalen van het tijdstip, waarop een salarisverhoging ingaat;

    • b.

      de tijd, doorgebracht met verlof buiten genot van bezoldiging, voor zover deze een tijdvak van een jaar te boven gaat;

    • c.

      de tijd, gedurende welke een ambtenaar in de uitoefening van zijn functie is geschorst:

      • a.

        bij wijze van disciplinaire straf;

      • b.

        op grond van het feit, dat een strafrechtelijke vervolging tegen hem is ingesteld, of hem het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag is te kennen gegeven, of hem van de oplegging van deze straf mededeling is gedaan, dan wel dat hij zich in verzekerde bewaring bevindt;

      • c.

        omdat het belang van de dienst de schorsing vorderde tenzij door het college het tegendeel wordt bepaald.

  • 2. Indien vaststaat, dat een schorsing, als bedoeld in het vorige lid onder C, onder b, niet door het tenuitvoerleggen van een straf is gevolgd noch zal worden gevolgd, telt de tijd van deze schorsing alsnog mede voor het bepalen van het tijdstip, waarop een salarisverhoging ingaat.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid onder B, kan, indien in het algemeen belang verlof buiten genot van bezoldiging wordt genoten voor een tijdvak van langer dan een jaar, dit tijdvak volledig in aanmerking worden genomen voor het bepalen van het tijdstip, waarop een salarisverhoging ingaat.

  • 4. De vorige leden van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de verhoging van het salaris van een minderjarige.

Artikel 23:4:7 Ingang salarisverhoging

Verhoging van salaris gaat in met ingang van de eerste dag van het kwartaal van een kalenderjaar, waarin de aanspraak op de verhoging is verkregen.

Paragraaf 5 Toelagen

Artikel 23:5:1 Toelage onregelmatige dienst

  • 1. Een ambtenaar als bedoeld in artikel 4:3 is werkzaam in onregelmatige dienst, als hij anders dan bij wijze van overwerk, geregeld of vrij geregeld arbeid verricht op andere tijden dan op werkdagen maandag tot en met vrijdag tussen 8 en 18 uur.

  • 2. Een ambtenaar als bedoeld in artikel 4:3 kan voor het werken in onregelmatige dienst een toelage krijgen, als zijn salaris niet hoger is dan het maximum van salarisschaal 9 van bijlage 4.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde toelage bedraagt per gewerkt uur op de werkdagen:

    • a.

      maandag tot en met vrijdag tussen 6 en 8 uur en tussen 18 en 22 uur 20%;

    • b.

      zaterdag tussen 6 en 22 uur 40%;

    • c.

      maandag tot en met zaterdag tussen 0 en 6 uur en tussen 22 en 24 uur 40% en op zondagen en daarmee ingevolge artikel 4:5 derde lid ARG gelijkgestelde dagen 65% van het salaris, eventueel vermeerderd met minimumloon-toelage, persoonlijke toelage, garantietoelage of toelage voor uitstekend functioneren per uur, hetwelk wordt gesteld op 1/156 deel van het salaris per maand, met dien verstande, dat genoemde percentages ten hoogste worden berekend over een bedrag gelijk aan 1/156 deel van het maximumsalaris per maand van schaal 6 van bijlage 3. Ingeval van niet volledige werktijd worden de noemers van bovenstaande breuken in evenredigheid met de verlaging van het salaris verminderd.

  • 4. Voor de in het vorige lid, onder a genoemde morgen- en avonduren wordt de toelage niet toegekend, indien de arbeid niet is aangevangen vóór 7 uur, respectievelijk niet is beëindigd na l9 uur.

  • 5. In bijzondere gevallen kan het college een regeling treffen, opgenomen als bijlage 8 van deze regeling.

Artikel 23:5:2 Afbouw toelage onregelmatige dienst

  • 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 23:5:1 een blijvende verlaging ondergaat, wordt door het college een aflopende toelage toegekend, indien:

    • 1.

      die blijvende verlaging tenminste 3% bedraagt van de bezoldiging bedoeld in artikel 3:1 lid 2

      en

    • 2.

      de ambtenaar de toelage, als bedoeld in artikel 23:5:1, direct voorafgaande aan het tijdstip van bovenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2. De maandelijkse toelage wordt afgebouwd in drie jaar: het eerste jaar bedraagt de compensatie 75%, het tweede jaar 50% en het derde jaar 25%.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt aan de ambtenaar van 55 jaar of ouder, wiens bezoldiging als gevolg van buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in artikel 23:5:1 een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend indien de ambtenaar de toelage als bedoeld in artikel 23:5:1 direct voorafgaande aan het tijdstip van bovenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 4. De in het eerste en tweede lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar bereikt en hij, onmiddellijk voor de aanvang van die toelage, gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in artikel 23:5:1 heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 5. Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

  • 6. Het college stelt voor de uitvoering van dit artikel nadere regels vast.

Artikel 23:5:3 Toelage voor 'uitstekend' functioneren

  • 1. Aan een ambtenaar, die als 'uitstekend' wordt beoordeeld en/of die is belast met bijzondere taken als gevolg van 'uitstekend' functioneren, kan door het college een tijdelijke toelage worden verleend.

  • 2. De toelage kan worden toegekend voor de periode waarop de beoordeling betrekking heeft, met een maximum van drie jaar.

  • 3. De toelage wordt op ten hoogste 5% van het maandsalaris bepaald.

Artikel 23:5:4 Toelage voor het verrichten van wacht- en storingsdiensten, die als bijlage 9 onderdeel uitmaakt van deze regeling

Toelage voor het verrichten van wacht- en storingsdiensten

Het college stelt een regeling vast inzake vergoeding voor het verrichten van wacht- en storingsdiensten, die als bijlage 9 onderdeel uitmaakt van deze regeling.

Artikel 23:5:5 EHBO- en BHV-toelage

Het college stelt een regeling vast inzake toelage bij aanwijzing als EHBO-er respectievelijk in het kader van de Bedrijfshulpverlening, die als bijlage 10 onderdeel uitmaakt van deze regeling.

Paragraaf 6 (vervallen)

Artikel 23:6:1 (vervallen)

Paragraaf 7 Overige en slotbepalingen

Artikel 23:7:1 Bezoldiging over gedeelte van een maand

  • 1. In gevallen, waarin de bezoldiging moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt de bezoldiging per dag vastgesteld door de bezoldiging per maand te delen door het aantal dagen van de desbetreffende kalendermaand.

  • 2. De ingevolge het vorige lid vastgestelde bedragen worden op een cent naar boven afgerond.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de raadsvergadering van 6 december 1995.
de burgemeester,
H. Ouwerkerk
de secretaris,
J. Bosma