Regeling vervallen per 01-01-2016

Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen - hoofdstuk 5a

Geldend van 01-10-2006 t/m 31-12-2015

Intitulé

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE GRONINGEN

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Ambtenarenwet;

HEEFT BESLOTEN:

de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen vast te stellen.

Wijzigingen, inhoudsopgave en bijlagen

[leeg artikel]

[lege alinea]

Hoofdstuk 5a FPU-gemeenten en nieuwe seniorenregelingen

§1 FPU-gemeenten

Artikel 5a:1 Recht op uitkering

De ambtenaar die:

  • a.

    ontslag wordt verleend op grond van artikel 8:11 en

  • b.

    geen gebruik maakt of heeft gemaakt van een of meer van de in hoofdstuk 5 genoemde regelingen

    en

  • c.

    geen betrekking heeft vervuld die door de gemeente is aangewezen als bezwarende functie en waarvoor afwijkende regels zijn gesteld,

heeft in het kader van de FPU Gemeenten recht op een Aanvulling werkgever.

Artikel 5a:2 Berekeningsgrondslag

  • 1. In dit hoofdstuk wordt onder berekeningsgrondslag verstaan: de pensioengrondslag zoals die is vastgesteld in januari in het jaar voorafgaand aan het moment van gebruikmaking van de aanvulling van de werkgever, met dien verstande dat indien de ambtenaar direct voorafgaande aan het ontstaan van het recht op een Aanvulling werkgever meer dan een betrekking vervult, voor de vaststelling van de berekeningsgrondslag wordt uitgegaan van het inkomen uit de betrekking waaruit het recht op een aanvulling werkgever ontstaat.

  • 2. Voor de ambtenaar die een deeltijdbetrekking vervult, wordt als berekeningsgrondslag de in het eerste lid genoemde berekeningsgrondslag gehanteerd, vermenigvuldigt met de deeltijdfactor zoals genoemd in artikel 1.2, tweede lid van het pensioenreglement, direct voorafgaande aan het ontstaan van het recht op een aanvulling werkgever.

Artikel 5a:3 Hoogte van de aanvulling werkgever

  • 1. De Aanvulling werkgever bedraagt een percentage van de berekeningsgrondslag, dat eenmalig wordt vastgesteld op het moment dat hij voor het eerst gebruikmaakt van de FPU Gemeenten aan de hand van de leeftijd van de ambtenaar op 31 december 2005 en bedraagt:

  • Leeftijd ambtenaar op 31 december 2005

    Aanvulling werkgever als percentage van berekeningsgrondslag bij uittreden op spilleeftijd

    56

    6,9

    57

    8,0

    58

    9,4

    59

    11,3

    60

    14

    61 of ouder

    16

  • 2. De hoogte van de aanvulling werkgever wordt actuarieel neutraal herrekend indien de ambtenaar uittreedt op een eerder of later moment dan de voor hem geldende spilleeftijd.

  • 3.

    • a.

      De in het tweede lid genoemde spilleeftijd is voor de ambtenaar geboren:

      • i.

        vóór of op 1 april 1947: 61 jaar en twee maanden;

      • ii.

        na 1 april 1947: 62 jaar en drie maanden.

    • b.

      Voor zover dit leidt tot een vroegere spilleeftijd dan genoemd onder a, is de in het tweede lid genoemde spilleeftijd voor de ambtenaar die onder de FPU maatregel 42, 43, 44 FPU-jaren valt, het moment waarop hij het aantal dienstjaren van 42 jaar en twee maanden, respectievelijk 43 jaar en twee maanden, respectievelijk 44 jaar en twee maanden bereikt.

Artikel 5a:4 Aftopping aanvulling werkgever voor medewerkers die vanaf 1 juli 2006 gebruikmaken van de FPU Gemeenten

  • 1. Voor medewerkers die vanaf 1 juli 2006 op of na de spilleeftijd gebruikmaken van hun recht op FPU Gemeenten wordt de uitkering afgetopt op 100% van het totaalinkomen. Voor de definitie van totaalinkomen wordt verwezen naar artikel 5a:4b eerste lid. Als de Aanvulling werkgever niet of niet volledig tot uitkering komt wordt dat gedeelte van de Aanvulling werkgever doorgeschoven naar het ouderdoms- en nabestaandenpensioen vanaf 65 jaar.

  • 2. Voor werknemers die vanaf 1 juli 2006 vóór de spilleeftijd gebruikmaken van hun recht op FPU Gemeenten wordt de uitkering afgetopt op 90% van het totaalinkomen. Voor de definitie van totaalinkomen wordt verwezen naar artikel 5a:4b, eerste lid.

  • 3.

    • a.

      De in het tweede lid genoemde spilleeftijd is voor de ambtenaar geboren:

      • i.

        vóór of op 1 april 1947: 61 jaar en twee maanden;

      • ii.

        na 1 april 1947: 62 jaar en drie maanden.

    • b.

      Voor zover dit leidt tot een vroegere spilleeftijd dan genoemd onder a, is de in het tweede lid genoemde spilleeftijd voor de ambtenaar die onder de FPU maatregel 42, 43, 44 FPU-jaren valt, het moment waarop hij het aantal dienstjaren van 42 jaar en twee maanden, respectievelijk 43 jaar en twee maanden, respectievelijk 44 jaar en twee maanden bereikt.

Artikel 5a:4a Aftopping aanvulling werkgever voor medewerkers die vanaf 1 januari 2006 tot 1 juli 2006 gebruikmaken van de FPU Gemeenten

  • 1. Voor werknemers die vanaf 1 januari 2006 tot 1 juli 2006 op of na de spilleeftijd van de FPU Gemeenten gebruikmaken van hun recht op FPU Gemeenten wordt de uitkering afgetopt op 100% van het totaalinkomen. Voor de definitie van totaalinkomen wordt verwezen naar artikel 5a:4b eerste lid. Als de Aanvulling werkgever niet of niet volledig tot uitkering komt wordt dat gedeelte van de Aanvulling werkgever doorgeschoven naar het ouderdoms- en nabestaandenpensioen vanaf 65 jaar.

  • 2. Voor werknemers die vanaf 1 januari 2006 tot 1 juli 2006 vóór de spilleeftijd van de FPU Gemeenten gebruikmaken van hun recht op FPU Gemeenten wordt de uitkering afgetopt op 90% van het totaalinkomen. Voor de definitie van totaalinkomen wordt verwezen naar artikel 5a:4b eerste lid.

  • 3. De in het eerste en tweede lid genoemde spilleeftijd is voor de ambtenaar geboren:

    • a.

      vóór of op 1 april 1947: 60 jaar;

    • b.

      na 1 april 1947: 61 jaar.

Artikel 5a:4b Aftopping aanvulling werkgever die vóór 1 januari 2006 gebruikmaken van de FPU Gemeenten

  • 1. Onder het totaalinkomen van de ambtenaar wordt verstaan de som van:

    • a.

      de FPU-uitkering;

    • b.

      de Aanvulling werkgever; en in het geval dat een deeltijdbetrekking resteert na het ontslag op grond van ;

    • c.

      de berekeningsgrondslag zoals genoemd in , eerste lid, vermenigvuldigd met de deeltijdfactor die ontstaat op het moment dat ontslag is verleend op grond van ;

    • d.

      de andere inkomsten uit of in verband met de resterende deeltijdbetrekking.

  • 2. De Aanvulling werkgever wordt slechts uitgekeerd voor zover het totaalinkomen van de ambtenaar niet meer bedraagt dan 90% van de berekeningsgrondslag.

  • 3. De beoordeling of het totaalinkomen boven 90% van de berekeningsgrondslag uitkomt, vindt plaats bij elk ontslag op grond van artikel 8:11.

  • 4. Bij de in het eerste lid, onder a, bedoelde FPU-uitkering blijft buiten beschouwing dat gedeelte van de uitkering krachtens de FPU-regeling dat gebaseerd is op een individuele opbouw zoals geregeld in het pensioenreglement.

  • 5. Indien de in het eerste lid, onder a, bedoelde FPU-uitkering is verminderd krachtens artikel 9 of 10 van het Reglement flexibel pensioen en uittreden (FPU) ter zake van basisuitkering en aanvullende uitkering, respectievelijk in verband met samenloop met inkomsten uit arbeid of bedrijf, of in verband met samenloop met uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid, wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van de onverminderde FPU-uitkering.

Artikel 5a:5 Einde van het recht op een aanvulling werkgever

Het recht op een aanvulling werkgever eindigt bij een ontslag anders dan op grond van artikel 8:11 dan wel wanneer niet langer recht bestaat op een uitkering krachtens de FPU-regeling.

Artikel 5a:6 Pensioenopbouw

De werkgever betaalt aan de ambtenaar die gebruik maakt van de FPU-gemeenten een vergoeding pensioenpremie die overeenkomt met de werkgeversbijdrage in de doorsnee premie die vereist is voor 20% pensioenopbouw gedurende de periode dat gebruik wordt gemaakt van de regeling. De in de eerste volzin genoemde pensioenopbouw heeft betrekking op dat deel van de dienstbetrekking waarvoor ontslag is verleend op grond van artikel 8:11.

Artikel 5a:7 Lokaal beleid

Het college kan een nadere regeling treffen op grond waarvan het gebruik van de FPU-gemeenten kan worden beïnvloed. Deze nadere regeling laat de aanspraken van de ambtenaar op de FPU-gemeenten onverlet.

Artikel 5a:8

Vervallen

§ 2 Pensioenopbouw bij afloop loopbaan

Artikel 5a:9

Indien de ambtenaar op grond van artikel 3:1, zevende lid, bij dezelfde of een andere werkgever in de gemeentelijke sector, een andere functie met een gelijke formele arbeidsduur accepteert, blijft de pensioenopbouw gebaseerd op de oude inschaling.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 6 december 1995.
 
 
De burgemeester,                                                              De secretaris,
 
 
H. Ouwerkerk                                                                    J. Bosma