Regeling vervallen per 01-01-2018

Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Groningen 2018

Geldend van 10-03-2018 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Groningen 2018

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Groningen,ieder voor zover het de uitoefening van zijn bevoegdheid betreft;

Overwegende,

  • -

    dat op 1 november 2013 overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Groningen (hierna: de regeling) met de Omgevingsdienst Groningen een dienstverleningsovereenkomst is aangegaan voor het uitvoeren van vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken op het gebied van het omgevingsrecht;

  • -

    dat daarbij ten behoeve van de uitvoering van deze taken mandaat, volmacht en machtiging is verleend als bedoeld in afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    dat een dienstverleningsovereenkomst met de Omgevingsdienst is aangegaan, waarin aan de Omgevingsdienst de opdracht is verleend tot het uitvoeren van de basistaken, als bedoeld in artikel 4 van de regeling;

  • -

    dat naast deze basistaken ook opdracht is verleend tot uitvoering van:

    ☐het milieupakket, als bedoeld in artikel 5 van de regeling

    ☐het wabo-pakket, als bedoeld in artikel 6 van de regeling

    ☐het BRZO-pakket, als bedoeld in artikel 7 van de regeling

    ☒overige werkzaamheden, als bedoeld in artikel 8 van de regeling

  • -

    dat het gewenst is de uitoefening van de hen bij of krachtens wettelijk voorschrift toekomende bevoegdheden met betrekking tot bovengenoemde taken mandaat te verlenen aan de directeur van de Omgevingsdienst Groningen en de directeur toe te staan ondermandaat te verlenen;

  • -

    dat het met het oog op een efficiënte bedrijfsvoering van de Omgevingsdienst gewenst is om zoveel mogelijk bevoegdheden, alsmede uitvoeringsaspecten daarvan op te dragen aan de directeur van de Omgevingsdienst;

  • -

    dat zij dientengevolge zoveel mogelijk de aan hen - uit welken hoofde dan ook - toekomende

  • -

    bevoegdheden door middel van een algemeen mandaat wensen op te dragen aan de directeur;

  • -

    dat het voorts gewenst is instructies te geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden.

Gelet op de bepalingen van afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht, de bepalingen van de Gemeentewet respectievelijk Provinciewet en Titel 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek; 

Besluiten

vast te stellen het navolgende mandaatbesluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    mandaat: de bevoegdheid om namens gedeputeerde staten, de commissaris van de Koning, burgemeesters en wethouders of burgemeesters van de gemeenten besluiten te nemen als bedoeld in artikel 10:3 van de Awb;

  • b.

    ondermandaat: de opdracht om de in mandaat aan de Omgevingsdienst Groningen verleende bevoegdheden uit te oefenen, als bedoeld in artikel 10:9 van de Awb;

  • c.

    volmacht: bevoegdheid om namens gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning, burgemeester en wethouders of de burgemeesters van de gemeenten privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

  • d.

    machtiging: bevoegdheid om namens gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning, burgemeester en wethouders of de burgemeesters van de gemeenten feitelijke handelingen te verrichten;

  • e.

    de regeling: de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Groningen

  • f.

    directeur: de directeur tevens secretaris van de Omgevingsdienst Groningen bedoeld in artikel 27 van de regeling.

Artikel 2 Bevoegdheden

  • 1. Aan de directeur wordt mandaat verleend als bedoeld in afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht voor de uitoefening van de bevoegdheden, behorende tot de handhaving van het aan de Omgevingsdienst Groningen opgedragen basistakenpakket.

  • 2. Bij afwezigheid van de directeur van de Omgevingsdienst Groningen is zijn plaatsvervanger bevoegd.

Artikel 3 Ondermandaat

  • 1. De directeur is bevoegd aan de onder hem ressorterende leidinggevenden ondermandaat te verlenen. Het ondermandaat wordt vermeld op een gewaarmerkte ondermandaatlijst.

  • 2. Op het ondermandaat zijn de bepalingen ten aanzien van het verleende mandaat onverkort van toepassing.

Artikel 4 Voorschriften

  • 1. Bij de uitoefening van het verleende mandaat wordt het daaromtrent gestelde bij of krachtens wettelijke regelingen, besluiten, verordeningen, circulaires, aanwijzingen, richtlijnen, beleidsregels van het Rijk en de mandaatgever in acht genomen.

  • 2. Het mandaat omvat niet alleen de bevoegdheid om te besluiten, maar tevens:

    • a.

      de bevoegdheid tot het voeren van correspondentie in het kader van de voorbereiding van krachtens mandaat te nemen besluiten;

    • b.

      de correspondentie over de krachtens mandaat genomen besluiten;

    • c.

      besluiten betreffende de toepassing van een openbare voorbereidingsprocedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5 Algemene uitzondering

  • 1. Aan burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeenten blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen gericht tot:

    • a.

      de raad;

    • b.

      de Koning en andere leden van het Koninklijk Huis;

    • c.

      de raad van ministers van het Koninkrijk, de ministerraad of een daaruit gevormde onderraad of commissie, ministers en staatssecretarissen;

    • d.

      de voorzitter van de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal of van een uit de Kamer gevormde commissie

    • e.

      de vicepresident van de Raad van State

    • f.

      de president van de Algemene Rekenkamer

    • g.

      de Nationale Ombudsman, voor zover het correspondentie betreft ter zake van formele klachten

    • h.

      enig bestuursorgaan van een provincie

    • i.

      enig bestuursorgaan van een waterschap of een hoogheemraadschap

  • 2. Voorts blijft aan burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeenten voorbehouden de bevoegdheden genoemd in de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bijlage I.

Artikel 6 Terugkoppeling

  • 1. Indien een krachtens mandaat te nemen besluit voorzienbaar belangrijke politieke, beleidsmatige of financiële gevolgen heeft of zou kunnen hebben, wordt de onderhavige zaak eerst voorgelegd aan het ter zake verantwoordelijk lid van het college en kan pas na overleg met en goedkeuring van dit lid gebruik worden gemaakt van het mandaat, de volmacht of de machtiging. Van een bestuurlijk gevoelige zaak is sprak als:

    • a.

      In de fase voorafgaand aan de besluitvorming sprake was van een maatschappelijke bezorgdheid of onrust over de kwestie;

    • b.

      In de fase na de besluitvorming aanzienlijke kans bestaat op maatschappelijke bezorgdheid of onrust over de kwestie;

    • c.

      De kwestie extra communicatieve inspanningen vergt van de ambtelijke organisatie van de mandaatgever naar de buitenwereld;

    • d.

      De besluitvorming over de kwestie ingaat tegen politieke wensen met meningsverschillen als gevolg;

    • e.

      Sprake is van een besluit in het kader waarvan al een gerechtelijke procedure loopt en tegen het besluit naar redelijke verwachting opnieuw een rechtsmiddel zal worden ingesteld.

  • 2. Een krachtens mandaat te nemen besluit wordt in ieder geval aan de ter zake verantwoordelijke mandaatgever voorgelegd, indien:

    • a.

      het betreffende besluit afwijkt van, strijdt met, dan wel een aanvulling vormt op het tot dan toe gevoerde beleid, een richtlijn of wettelijk voorschrift;

    • b.

      andere dan standaardvoorwaarden worden gesteld;

    • c.

      het betreffende besluit afwijkt van een ingewonnen advies.

  • 3. Indien sprake is van het bepaalde in het eerste en tweede lid, koppelt de directeur het te nemen besluit terug aan de ter zake verantwoordelijke mandaatgever en indien de mandaatgever zulks nodig oordeelt, wordt het te nemen besluit genomen door de mandaatgever zelf.

Artikel 7 Verslaglegging

De directeur draagt zorg voor een periodieke verslaglegging van de door hem krachtens (onder)mandaat genomen besluiten via de reguliere planning- en controlcyclus, een en ander na en in overleg met de mandaatgevers, welke verslaglegging ter kennisneming aan het ter zake bevoegd bestuursorgaan wordt gebracht.

Artikel 8 Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen worden met mandaat gelijk gesteld de verlening van volmacht en machtiging.

Artikel 9 Ondertekening

  • 1. De bevoegdheid om in (onder)mandaat beslissingen te nemen impliceert de bevoegdheid tot ondertekening namens de mandaatgever.

  • 2. De stukken in mandaat genomen wordt door de Omgevingsdienst Groningen als volgt ondertekend:

    Burgemeester en Wethouders van <plaatsnaam>

    Namens dezen,

    <naam>

    Directeur Omgevingsdienst Groningen

    Of

    De burgemeester van <plaatsnaam>

    Namens deze,

    <naam>

    Directeur van de Omgevingsdienst Groningen

  • 3. Ingeval van uitoefening van ondermandaat worden uitgaande stukken overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid ondertekend, met dien verstande dat de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de gemandateerde medewerker in de plaats van de naam, de functieaanduiding en de handtekening van de eerst gemandateerde, wordt geplaatst.

Artikel 10 Bekendmaking en inwerkingtreding

Dit besluit wordt bekendgemaakt en werkt terug tot 1 januari 2018.

Artikel 11 Citeertitel

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als: 'Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Groningen 2018.'

  • 2. Eerdere mandaatbesluiten worden ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van het in het eerste lid genoemde mandaatbesluit.

Ondertekening

Peter den oudsten

De burgemeester van Groningen,

Peter Teesink

De secretaris van Groningen,

Bijlage I, behorende bij het 'Algemeen mandaatbesluit Omgevingsdienst Groningen 2018.'

voorbehouden door mandaatgever (als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van het mandaatbesluit)

Aangelegenheden die blijven voorbehouden aan het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester :

Publiekrecht

  • I.

    Bestuurlijk-Juridische aangelegenheden

    • 1.

      Het vaststellen beleidsregels, voor zover deze niet door de staten/raad worden vastgesteld.

    • 2.

      Het nemen van een besluit tot het al dan niet verlenen van inspraak op grond van de inspraakverordening.

    • 3.

      Het vaststellen van de inspraakprocedure voor een voorgenomen besluit.

    • 4.

      Het nemen van besluiten voor individuele gevallen, die niet onder een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel vallen, waaronder begrepen het toepassing geven aan hardheidsclausules in algemeen verbindende voorschriften die door de staten/ raad zijn vastgesteld.

    • 5.

      Het nemen van besluiten op verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

    • 6.

      Het nemen van besluiten over verzoeken om planschade en nadeelcompensatie.

  • II.

    Uitgezonderd van het mandaat, de volmacht, de machtiging is voorts:

    • 1.

      Besluiten op bezwaar en besluiten op administratief beroep als bedoeld in artikel 7:25 van de Awb.

    • 2.

      Besluiten tot invordering van verbeurde dwangsommen alsmede besluiten tot aanmaning en bevel van betaling in het kader van het opleggen van een last onder dwangsom.

    • 3.

      Besluiten tot vaststelling van de hoogte van de verschuldigde kosten in het kader van het toepassen van bestuursdwang.

    • 4.

      Besluiten tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen waaronder het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten.

    • 5.

      Het ondertekenen van overeenkomsten met een ander bestuursorgaan, waarbij de wederpartij wordt vertegenwoordigd door een bestuurder, met dien verstande dat in dat geval de burgemeester een machtiging kan verlenen aan de directeur.