Handelingsprotocol huiselijk geweld en kindermishandeling

Geldend van 01-05-2019 t/m heden

Intitulé

Handelingsprotocol huiselijk geweld en kindermishandeling

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN

Besluit vast te stellen het:

Handelingsprotocol huiselijk geweld en kindermishandeling

1. Inleiding

Professionals in de zorg, maatschappelijke ondersteuning en opvang, onderwijs en justitie zijn per 1 juli 2013 wettelijk verplicht om te beschikken over een meldcode waarmee zij in actie kunnen komen tegen huiselijk geweld en/of kindermishandeling. Bij elkaar gaat het om zo’n anderhalf miljoen professionals. De meldcode is een overzichtelijk vijf-stappenplan waarin staat wat een professional het beste kan doen bij een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling tot aan het moment dat hij moet beslissen over het doen van een melding.

Voor wie is dit protocol

Dit protocol is bestemd voor alle medewerkers van de gemeente Groningen, die beroepshalve klantcontact hebben met cliënten van 0-100 jaar.

Doel van het protocol

Het handelingsprotocol heeft tot doel duidelijk te maken wat je moet doen bij (een vermoeden van) kindermishandeling of huiselijk geweld. Het is een praktische handleiding voor het volgen van de stappen uit het Basismodel meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

De stappen in dit protocol hoeven niet noodzakelijk in deze volgorde gezet worden. Je kunt ook stappen herhalen als de situatie daarom vraagt. Ga altijd uit van je eigen deskundigheid. Vertrouw op je kennis, ervaring en intuïtie en bespreek je zorgen ook met anderen binnen de organisatie.

De stappen in het kort

  • 1.

    Breng signalen in kaart

  • 2.

    Overleggen met een collega en aandachtsfunctionaris

  • 3.

    Praat met ouder(s) én kind

  • 4.

    Wegen van het huiselijk geweld of kindermishandeling

  • 5.

    Beslissen met Veilig Thuis

Verbeterde Meldcode met afwegingskader

De verbeterde Meldcode is tot stand gekomen om situaties van onveiligheid beter en eerder in beeld te krijgen. In de Meldcode is in stap 4 en 5 een afwegingskader opgenomen. Het afwegingskader bestaat uit vijf vragen. Om duidelijkheid te krijgen of een onveilige situatie al eerder is gesignaleerd en om deze signalen te kunnen combineren is er bij Veilig Thuis een radarfunctie toegevoegd. In de verbeterde Meldcode is ook de participatie van kinderen opgenomen waarbij het belang van het kind altijd de eerste overweging moet zijn (bijlage 3).

Tevens is in stap 3 het gesprek met het kind toegevoegd.

Gebruik van het protocol

Voor het samenstellen van dit protocol is uitgegaan van de Wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Om die reden komen zowel huiselijk geweld als kindermishandeling aan de orde.

De combinatie kinderen en huiselijk geweld betekent altijd kindermishandeling. De handelwijze bij huiselijk geweld is hetzelfde als bij kindermishandeling of een vermoeden daarvan.

De aandachtsfunctionaris

De aandachtsfunctionaris (AF) huiselijk geweld en kindermishandeling (HG&KM) van de gemeente Groningen heeft een adviserende rol richting de beleidsontwikkeling en een coördinerende rol bij de uitvoering van de stappen van de meldcode indien er een vermoeden is van kindermishandeling. De AF is de centrale persoon binnen de gemeente als het gaat om signaleren en aanpakken van vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Hij ondersteunt de medewerkers, faciliteert, meldt, coördineert de aanpak, implementeert de meldcode, houdt het onderwerp op de agenda, helpt, denkt mee, is de spin in het web en de luis in de pels.

De taken van de AF zijn:

  • Onder de aandacht brengen van de meldcode bij de medewerkers van de gemeente.

  • Het zorgdragen voor een adequaat scholingsaanbod; hierbij gebruik maken van wat landelijk al ontwikkeld is, de trainerspoule en e-learning.

  • Consultatie en advies geven aan medewerkers. Vraagbaak zijn voor medewerkers.

    Verantwoordelijk voor stap 3 t/m 5 uit de meldcode in die gevallen dat de medewerker zelf gezien de aard van de functie niet is toegerust om dit te doen.

  • Onderhoudt contacten met ketenpartners, in het bijzonder met Veilig Thuis. De AF participeert hiervoor in de bestaande overleggen.

  • Gemeentelijk protocol huiselijk geweld en kindermishandeling up-to-date houden.

2. De Meldcode

De Meldcode is gebaseerd op drie pijlers: Meldnormen, Situaties van Onveiligheid en de Afwegingsvragen.

Meldnormen: in welke situaties moeten beroepskrachten melden?

Je moet een melding doen bij Veilig Thuis in de volgende situaties:

  • 1.

    In alle gevallen van acute onveiligheid en/of structurele onveiligheid en disclosure.

  • 2.

    In alle andere gevallen waarin je meent dat je, gelet op je competenties, je verantwoordelijkheden en je professionele grenzen, in onvoldoende mate effectieve hulp kan bieden of kan organiseren bij (risico’s op) huiselijk geweld en/of kindermishandeling.

  • 3.

    Wanneer je hulp biedt of organiseert om betrokkenen te beschermen tegen het risico op huiselijk geweld en/of kindermishandeling constateert dat de onveiligheid niet stopt of zich herhaalt.

Situaties van onveiligheid

In het afwegingskader zijn er situaties vastgelegd waarin je altijd moet melden bij Veilig

Thuis. Dit zijn situaties waarbij er sprake is van:

  • Acute onveiligheid

  • Structurele onveiligheid

  • Disclosure (d.w.z. kind geeft zelf aan slachtoffer te zijn van mishandeling en/of verwaarlozing)

Acute onveiligheid

Een zorgvrager die in direct fysiek gevaar is, diens veiligheid is de komende dagen niet gegarandeerd en hij of zij heeft direct bescherming nodig. Bij het afwegen van signalen van huiselijk geweld en/of kindermishandeling schat je allereerst en voortdurend in of een betrokkene acuut (levens)gevaar loopt. Dit betreft de aanwezigheid van fysiek of seksueel geweld (met of zonder letsel) of, in geval van zorgafhankelijke kinderen of (oudere) volwassenen, de afwezigheid van de meest basale verzorging (waaronder eten, drinken, kleding en onderdak) maar bijvoorbeeld ook om het onnodig toedienen of juist nalaten van toedienen van medicijnen.

Structurele onveiligheid

Er is sprake van herhaling of voortduren van onveilige situaties of geweld. Een voorgeschiedenis van huiselijk geweld of kindermishandeling is de belangrijkste voorspeller voor voortduren van onveiligheid (daderschap en slachtofferschap) in de toekomst.

Disclosure

Slachtoffers die uit zichzelf jou om hulp vragen bij huiselijk geweld of kindermishandeling of zich uiten bij jou zonder hulp te vragen. Deze slachtoffers dienen ook bij Veilig Thuis gemeld te worden. Dit noemen we disclosure oftewel: onthulling.

Wanneer een kind of volwassene uit zichzelf praat over mogelijk huiselijk geweld en/of kindermishandeling betekent dit veelal dat het (minderjarige) slachtoffer een acute crisis ervaart en vreest voor de veiligheid en/of het welzijn van zichzelf of gezinsleden. De drie meldnormen zijn te vertalen in vijf afwegingsvragen die je in stap 4 stelt.

Afwegingsvragen

Het afwegingskader (toe te passen in stap 4), bevat de vijf afwegingsvragen waarmee je bij de twee beslissingen, die in stap 5 van de meldcode moeten worden genomen, wordt ondersteund.

Stap 1: Breng signalen in kaart

De beroepskracht:

  • Verwoordt het vermoeden.

  • Doet indien nodig de kindcheck1.

  • Brengt de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart.

  • Legt deze vast en brengt de AF hiervan altijd op de hoogte.

Registreert:

  • de risicofactoren,

  • de signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten,

  • vermeld de bron als er informatie wordt vastgelegd die afkomstig is van een ander,

  • vermeld bij een hypothese dat het om een hypothese gaat, van wie deze is, en hoe gehandeld wordt om deze te onderzoeken (zie ook stap 2).

Toelichting Stap 1

Signalen in kaart brengen

De signalen zijn niet altijd herkenbaar als teken van huiselijk geweld of kindermishandeling.

En soms is het een vaag gevoel bij jezelf die niet direct te herleiden is tot duidelijke signalen.

Waar moet je alert op zijn?

In bijlage 2 vind je een lijst van signalen die kunnen wijzen op huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze lijst kun je gebruiken bij het:

  • opmerken,

  • concreet maken van je feitelijke zorgen (inclusief de vraag of er misschien sprake is van seksueel misbruik),

  • afwegen van de signalen.

Bedenk hierbij:

  • Vertrouw op je kennis, ervaring en intuïtie. De lijstjes met signalen zijn niet meer en niet minder dan een hulpmiddel. Neem je gevoel over de situatie serieus.

    ´Onderbuikgevoelens´ zijn immers gebaseerd op je professionaliteit.

    Noteer die gevoelens ook! Bijv. in de vorm van: ´Ik zie / hoor / ruik / voel …, dit geeft me een (…) gevoel´.

  • Kijk bij de afweging naar zowel de risico´s als naar factoren die juist beschermend zijn.

Let op:

1 De kindcheck (bijlage 5) is onderdeel van de meldcode, maar gericht op beroepskrachten die contacten hebben met volwassen cliënten en niet met hun kinderen en daarom niet beschikken over kindsignalen.

Als je de signalen van derden hebt gekregen en niet zelf hebt kunnen vaststellen, motiveer je de:

  • niet-beroepskracht: om bij twijfel en/of zorg zelf het Veilig Thuis te raadplegen,

  • beroepskracht: om de volgende stappen van de eigen meldcode te zetten.

Aandachtspunten:

  • Objectief signaleren xxHoud feiten en interpretaties uit elkaar. Hanteer de regel: trek niet te snel conclusies.

    Met andere woorden: signaleer objectief. Beschrijf dus concrete, feitelijke signalen.xxSchrijf bijvoorbeeld: 'Stefan ziet wit, heeft wallen onder de ogen en strakke trekken in zijn gezicht' in plaats van: 'Stefan ziet er slecht uit'.

  • Wees zorgvuldig.

    • o

      De signalen hoeven niet in verband te staan met huiselijk geweld of kindermishandeling. Een andere oorzaak van de signalen is ook mogelijk.

    • o

      Bespreek de signalen altijd met de AF.

    • o

      Ook andere signalen dan die in het overzicht (bijlage 2) staan, kunnen wijzen op huiselijk geweld kindermishandeling of huiselijk geweld.

    • o

      Uitleg Meldcode voor ouder(s); zie bijlage 6.

Let op:

Situatie acuut onveilig? Neem direct contact op met de politie en geef urgent signaal af in de Verwijsindex Zorg voor Jeugd Groningen (ZvJG). Indien geen toegang tot ZvJG, neem je direct contact op met de AF.

Stap 2: Overleggen met een collega en aandachtsfunctionaris.

De beroepskracht:

  • Bespreekt de signalen met een collega of binnen het eigen team.

  • Neemt contact op met de AF.

  • Vraagt zo nodig advies aan Veilig Thuis of een deskundige op het gebied van letselduiding (forensisch arts). Bij twijfel altijd Veilig Thuis consulteren.

Registreert:

  • wie je geconsulteerd hebt (naam + functie),

  • wanneer,

  • wat de uitkomsten zijn (adviezen, afspraken, besluiten).

Toelichting

Een vermoeden van kindermishandeling is gebaseerd op een interpretatie van signalen. Door het bespreken van de signalen met een ander kun je:

  • toetsen: hoe reëel je vermoeden is,

  • inventariseren: wat je nodig hebt om een eventuele ´twijfel´ weg te nemen,

  • bespreken: welke stappen verder nodig zijn.

Belangrijk:

Medewerkers die vanuit hun functie enkel kortdurend face- to -face contact hebben met ouders bespreken de signalen met de AF. Deze is dan verantwoordelijk voor de verdere stappen binnen de meldcode. De medewerker krijgt hiervan een terugkoppeling.

Contact

  • Beroepsgeheim.

    Overleg met een collega of aandachtsfunctionaris binnen de eigen organisatie valt onder intern overleg. Toestemming van ouder voor het verstrekken van gegevens is dan niet nodig. Dat geldt ook voor een adviesgesprek bij Veilig Thuis, waarbij de cliëntgegevens anoniem blijven.

    Wanneer je wilt overleggen met iemand buiten je team, en daarbij gegevens over kind of ouder verstrekt, is daarvoor toestemming nodig van ouder of kind.

  • Forensisch arts.

    Forensische artsen werken op het raakvlak tussen geneeskunde, politie en justitie: zowel als adviseur, maar ook als behandelend arts voor arrestanten en als gemeentelijk lijkschouwer. Een aantal forensisch artsen heeft een extra specialisatie op het gebied van kindermishandeling. De expertise van een forensisch arts zit wat betreft het onderwerp kindermishandeling vooral in het onderzoeken, beschrijven en beoordelen van letsels.

  • Bereikbaarheid.

    Zie bijlage 9 ´Belangrijke telefoonnummers´ voor contactgegevens van functionarissen of instanties met wie je wilt overleggen.

Stap 3: Praat met ouder(s) en kind

De beroepskracht:

  • Bespreekt zorgen met ouder(s) én kind,

  • legt de ouder(s) en het kind het doel uit van het gesprek,

  • beschrijft de feiten en je waarnemingen,

  • nodigt de ouder(s) en kind uit om een reactie hierop te geven,

  • komt pas na deze reactie zo nodig tot een interpretatie van wat je gezien, gehoord, waargenomen hebt.

Registreert:

  • met wie je gesproken hebt,

  • wanneer,

  • wat je besproken hebt,

  • wat de reactie van de ouder(s) en kind is,

  • wat de uitkomst is (afspraken en besluiten).

Toelichting

Privacy

Een melding doen bij Veilig Thuis, zonder dat de signalen met de ouder's of kind zijn besproken, kan alleen als;

  • de veiligheid van het ouder(s)/kind, jezelf of die van een ander in het geding is;

  • je goede redenen hebt om te veronderstellen dat de ouder(s) of het kind door dit gesprek het contact met jou zal verbreken.

Stap 4: Wegen van geweld en/of kindermishandeling met gebruik van het afwegingskader

De beroepskracht bepaalt:

  • hoe reëel de kans is dat er echt sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld

  • hoe ernstig of acuut het is? Bij twijfel altijd Veilig Thuis consulteren.

Registreert:

  • welke zorgen zijn vastgesteld

  • de uitkomst van de afwegingsvragen

  • of de veiligheid van het kind gevaar loopt op basis van de uitkomsten van de veiligheidsrisicotaxatie

  • als het vermoeden ongegrond is, de basis waarop je tot deze conclusie bent gekomen

Toelichting

In deze afweging neem je mee:

  • -

    de beschrijving van de signalen die je hebt vastgelegd

  • -

    de uitkomsten van het gesprek met de ouder(s) en kind

  • -

    de uitkomsten van je consultatie

  • -

    de weging aan de hand van de vijf afwegingsvragen (zie pag. 12)

De vijf afwegingsvragen

Indien er sprake is van ‘weet het niet’, ga je uit van ‘Nee’.

  • 1.

    Heb ik op basis van de stappen 1 tot en met 4 van de Meldcode een vermoeden van (dreiging van) huiselijk geweld en/of kindermishandeling?

    • Nee: Afsluiten en vastleggen in dossier.

    • Ja: Ga verder met afweging 2.

    • Meldnorm 1

  • 2.

    Schat ik op basis van de stappen 1 tot en met 4 van de Meldcode in dat er sprake is van acute onveiligheid en/of structurele onveiligheid?

    • Nee: Ga verder met afweging 3.

    • Ja: Melden bij Veilig Thuis. De afwegingen 3 tot en met 5 worden samen met Veilig Thuis doorlopen.

    • Meldnormen 2 en 3

  • 3.

    Ben ik in staat effectieve hulp te bieden of organiseren om dreiging van (toekomstig) huiselijk geweld en/of kindermishandeling af te wenden? Bij acute onveiligheid en/of structurele onveiligheid wordt deze afweging samen met Veilig Thuis doorlopen.

    • Nee: Melden bij Veilig Thuis.

    • Ja: Ga verder met afweging 4.

  • 4.

    Aanvaarden de betrokkenen hulp om dreiging van (toekomstig) huiselijk geweld en/of kindermishandeling af te wenden en zijn zij bereid zich hiervoor in te zetten? Bij acute onveiligheid en/of structurele onveiligheid wordt deze afweging samen met VeiligThuis doorlopen.

    • Nee: Melden bij Veilig Thuis.

    • Ja: Hulp bieden of organiseren, ga verder met afweging 5.

  • 5.

    Leidt de hulp binnen de gewenste termijn tot noodzakelijke resultaten ten aanzien van de veiligheid en/of het welzijn (herstel) van alle betrokkenen? Bij acuteon veiligheid en/of structurele onveiligheid wordt deze afweging samen met VeiligThuis doorlopen.

    • Nee: (Opnieuw) melden bij Veilig Thuis.

    • Ja: Hulp opstarten met afspraken over het volgen van toekomstige (on)veiligheid met betrokkenen en samenwerkingspartners.

Het afwegingskader in beeld

Stap 5: Beslissen over het doen van een melding en het inzetten van noodzakelijke hulp

De beroepskracht beslist in overleg met AF:

Afweging 1: Is melden bij Veilig Thuis noodzakelijk?

Afweging 2: Is hulpverlening (ook) mogelijk?

Registreert:

  • welke overwegingen tot welke actie hebben geleid

  • welke acties zijn gedaan

  • welke afspraken en besluiten zijn gemaakt

  • bij melding ook

    • o

      welke informatie is verstrekt

    • o

      is melding met ouder(s)/kind besproken

    • o

      met wie heb je gesproken (naam + functie)

Toelichting

Op basis van de afweging in stap 4 schat je in of je cliënten en kind tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling kunt beschermen.

Is dat:

  • voldoende:

    • o

      organiseer de noodzakelijke hulp,

    • o

      volg de effecten van deze hulp,

    • o

      doe alsnog een melding als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint.

  • onvoldoende of twijfel:

    • o

      meld je vermoeden bij Veilig Thuis,

    • o

      overleg met hen welke stappen nodig zijn om je twijfel weg te nemen,

    • o

      overleg met hen wat je zelf, binnen de grenzen van je werkzaamheden, nog kunt doen om de ouder(s) en kind tegen het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling te beschermen.

Belangrijk:

In geval van acute of structurele onveiligheid altijd melden bij Veilig Thuis en urgent signaal afgeven in ZvJG.

Ondertekening

Vastgesteld in de collegevergadering van 16 april 2019

de burgemeester,

Peter den Oudsten

de secretaris,

Diana Starmans

Bijlage 1 Huiselijk geweld en kindermishandeling

In deze bijlage wordt aangegeven:

  • wat verstaan we onder de begrippen huiselijk geweld of kindermishandeling?

  • welke vormen van kindermishandeling zijn er?

Definitie huiselijk geweld

Huiselijk geweld is geweld gepleegd door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer. Het gaat dan om partners, ex-partners, gezinsleden, familieleden of huisvrienden. Er is bij huiselijk geweld sprake van een afhankelijkheidsrelatie. Het geweld kan zowel lichamelijk zijn als seksueel of psychisch etc. Specifieke vormen van huiselijk geweld zijn:

  • (ex-) Partnermishandeling

  • Ouderenmishandeling

  • Geweld tegen ouders

  • Schadelijke traditionele praktijken (eergerelateerd)

Definitie kindermishandeling

De meeste ouders of verzorgers mishandelen hun kind niet met opzet. Vaak kunnen zij de zorg voor hun kind door eigen problemen niet (meer) aan of weten niet goed wat hun kind nodig heeft. Kindermishandeling vindt meestal binnen de huiselijke kring plaats. We noemen dat huiselijk geweld. Kinderen kunnen ook op andere plekken mishandeld of misbruikt worden, bijvoorbeeld in het kinderdagverblijf, op school of op de sportclub. Maar het kan ook gebeuren op andere plekken, bijvoorbeeld in het kinderdagverblijf, op school of op de sportclub.

In de Wet op de Jeugdzorg wordt kindermishandeling als volgt omschreven: "Kindermishandeling is elke vorm van een voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief, opdringen waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel."

Toelichting op het begrip ouders

In de definitie duidt de term 'ouders' op de biologische ouders, maar ook op stiefouders, adoptief- ouders en pleegouders. Door de toevoeging 'andere personen tot wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat' heeft de definitie ook betrekking op anderen van wie het kind afhankelijk is voor aandacht, bescherming en verzorging. De term 'onvrijheid' verwijst naar het loyaliteitsconflict dat kan ontstaan als ouders of andere bekenden, bijvoorbeeld broers of zussen, andere familieleden, kennissen of buren, een kind mishandelen.

Vormen van kindermishandeling

Kindermishandeling uit zich in verschillende vormen, die gelijktijdig voor kunnen komen. De belangrijkste vormen zijn geweld, verwaarlozing, seksueel misbruik, exploitatie, schending van zelfbeschikking en het syndroom Münchhausen by Proxy/Pediatric Condition Falsification. (zie ook www.nji.nl/kindermishandeling).

GEWELD

Geweld is handelen ten opzichte van een andere persoon met de intentie de ander leed toe te brengen. We onderscheiden:

  • fysiek geweld

    Het toebrengen van verwondingen zoals kneuzingen, blauwe plekken, snij-, brand-, of schaafwonden, botbreuken, hersenletsel. Deze verwondingen kunnen ontstaan door slaan, schoppen, knijpen, door elkaar schudden, branden, snijden, krabben, verstikking, vergiftiging. Een bijzondere vorm van fysiek geweld is het Shaken Baby Syndroom: een verzameling van signalen en symptomen die het gevolg zijn van het heftig door elkaar schudden van een baby. Het syndroom zelf is geen vorm van geweld, toebrenging wel, vandaar de vermelding onder fysiek geweld.

  • emotioneel of psychisch geweld

    Het toebrengen van schade aan de emotionele of persoonlijkheidsontwikkeling van het kind. Bijvoorbeeld het kind stelselmatig vernederen, belachelijk maken, kleineren, pesten, bang maken, bedreigen met geweld, achterstellen, eisen stellen waaraan het kind niet kan voldoen, het kind belasten met een te grote verantwoordelijkheid, het kind kleinhouden, het kind betrekken bij illegale of antisociale handelingen, het kind blootstellen aan extreem, onberekenbaar of ongepast gedrag.

    Verder geldt eigenlijk dat alle vormen van kindermishandeling evenzeer schade aan de emotionele ontwikkeling toebrengt en daarmee ook onder emotioneel of psychisch geweld geschaard kan worden.

VERWAARLOZING

Verwaarlozing is het nalaten van zorg die ouders geacht worden te geven met het oog op de veiligheid, het welzijn en de ontwikkeling van het kind. Vormen van verwaarlozing zijn:

  • prenatale verwaarlozing

    Bijvoorbeeld drugs- en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap.

  • fysieke verwaarlozing

    Het kind niet datgene geven wat het voor zijn lichamelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft. Bijvoorbeeld onderdak, goede voeding, een veilige en gezonde woon- en speelomgeving, voldoende kleding, voldoende slaap, goede hygiëne en medische, tandheelkundige of geestelijke gezondheidszorg. Ook niet letten op de fysieke veiligheid van het kind valt hieronder.

  • psychische of emotionele verwaarlozing

    Het kind niet datgene geven wat het voor zijn geestelijke gezondheid en ontwikkeling nodig heeft.

    Bijvoorbeeld aandacht, respect, veiligheid, contact, warmte, liefde, genegenheid, bevestiging, leiding, grenzen, ruimte om ontwikkelingstaken te vervullen, zoals toenemende zelfstandigheid.

  • educatieve verwaarlozing

    Het kind geen passend onderwijs laten krijgen.

  • getuige zijn van huiselijk geweld (partnergeweld)

    Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. Hieronder vallen lichamelijke en seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging (al dan niet door middel van, of gepaard gaand met, beschadiging van goederen in en om het huis). Getuige zijn van huiselijk geweld betekend dat het kind direct of indirect getuige is van ruzie tussen de ouders (waarbij inbegrepen stiefouders, pleegouders, adoptiefouders, partner van biologische ouder) of andere verzorgers.

    Getuige zijn van huiselijk geweld komt op veel manieren voor. Kinderen kunnen het geweld letterlijk zien of horen als het zich in een andere kamer afspeelt. Dat is beangstigend, omdat het kind zich een eigen voorstelling maakt bij wat het hoort. Een andere vorm is dat kinderen geconfronteerd worden met de directe gevolgen van het geweld; ze zien bijvoorbeeld dat hun moeder van streek is of naar het ziekenhuis moet.

    De nasleep van het geweld kan ertoe leiden dat kinderen gegijzeld worden, moeten vluchten of moeten verhuizen naar een opvanghuis. Ook ongeboren kinderen kunnen tijdens de zwangerschap blootstaan aan huiselijk geweld. Ze kunnen doelwit zijn van de mishandeling, onbedoeld geraakt worden of nadelige gevolgen ondervinden van de stress van de moeder.

Belangrijk: de combinatie kinderen en huiselijk geweld betekent altijd kindermishandeling.

De handelwijze bij huiselijk geweld is hetzelfde als bij kindermishandeling of een vermoeden daarvan.

SEKSUEEL MISBRUIK

Bij seksueel misbruik gaat het om seksuele handelingen bij of met het kind, die niet passen bij leeftijd of ontwikkeling van het kind, of waaraan het kind zich niet kan onttrekken. Seksueel misbruik betreft afgedwongen contacten met een kind jonger dan 16 jaar. Ook een eenmalig seksueel contact van een volwassene met een kind, ongeacht de gradatie - de mate van 'indringendheid'- moet beschouwd worden als kindermishandeling.

Voorbeelden zijn: het seksueel aanraken van het lichaam, manueel- genitaal contact, oraalgenitaal contact, genitaal-genitaal contact, anaal-genitaal contact, stoppen van voorwerpen in geslachtsdelen of anus, het tonen van pornografisch materiaal aan een kind of het kind dwingen tot seksuele handelingen met derden.

Seksueel contact met een kind jonger dan 12 jaar is in Nederland altijd strafbaar. Seksueel contact met een jongere tussen 12 en 16 jaar is strafbaar als er sprake is van dwang, geweld of een afhankelijkheidsrelatie. Een volwassene die contact heeft met een minderjarige (jonger dan 18 jaar) die afhankelijk van hem is, is ook strafbaar.

Belangrijk: bij een vermoeden van seksueel misbruik moet je contact opnemen met de zedenpolitie voor overleg.

EXPLOITATIE

Als een volwassene een kind of iemand anders aanzet tot activiteiten die schadelijk zijn voor de veiligheid, het welzijn of de ontwikkelingen van het kind, en hij of zij doet dit om aan zijn eigen behoeftes te voldoen, spreek je van exploitatie. Bijvoorbeeld: het aanzetten van kinderen tot diefstal, kinderarbeid, een kind beschikbaar stellen voor pornografische producties, het als klant gebruik maken van een kinder-prostituee.

SCHENDING VAN HET RECHT OP ZELFBESCHIKKING

Hiervan is sprake als ouders:

  • -

    een kind de kans ontnemen zijn eigen keuzes te maken om als persoon tot bloei te komen;

  • -

    de vermogens tot zelfbeschikking van een kind beschadigt.

  • Vrouwelijke Genitale Verminking

    Vrouwelijke Genitale Verminking (VGV) is een ingreep in de geslachtsorganen van meisjes en jonge vrouwen. Er zijn vier vormen:

    • incisie: bij deze 'mildste' vorm wordt een prik gegeven of een kleine snee gemaakt in de clitoris of voorhuid met als symbolisch doel enkele druppels bloed te laten vloeien;

    • circumcisie: dit is, analoog aan mannenbesnijdenis, het rondom uitsnijden van de voorhuid van de clitoris. Dit heet de sunna-besnijdenis. Vaak wordt er meer weggesneden, soms onbedoeld, meestal opzettelijk;

    • excisie of clitoridectomie: deze vorm van VGV gaat nog een stap verder met het wegsnijden van de top van de clitoris of zelfs de hele clitoris. Soms worden hierbij ook geheel of delen van de kleine schaamlippen verwijderd;

    • infibulatie: de meest vergaande vorm van vrouwenbesnijdenis is de 'faraonische besnijdenis'. Alle uiterlijke geslachtsorganen worden weggesneden.

  • Belangrijk:

    • bij een dreigende VGV (reëel risico op VGV) moet je direct contact opnemen met de aandachtsfunctionaris HG&KM;.

    • bij een vermoeden van of vastgestelde uitgevoerde VGV: neem contact op met de aandachtsfunctionaris HG & KM).

  • Eergerelateerd geweld

    Eergerelateerd geweld omvat elke vorm van geestelijke of lichamelijk geweld, gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of een vrouw en daarmee van zijn of haar familie, waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken). Wanneer minderjarigen slachtoffer zijn wordt gesproken over kindermishandeling.

    Onder eer-gerelateerd geweld vallen bijvoorbeeld bedreiging met eermoord, aanzetten tot zelfmoord, mishandeling of verminking, verstoting of bedreiging daarmee, uithuwelijking. Eerwraak is de meest extreme vorm omdat het slachtoffer hierbij wordt vermoord.

  • Belangrijk:

    bij een vermoeden van eer-gerelateerd geweld moet je direct contact opnemen met Veilig Thuis.

  • Gedwongen uithuwelijken / huwelijksdwang

    De adviescommissie voor vreemdelingen zaken hanteert de volgende definitie:

    Een gedwongen huwelijk is een huwelijk waarbij één of beide huwelijkspartner(s) geen zeggenschap heeft (hebben) over de sluiting van de huwelijksverbintenis en daarmee instemt (instemmen).

  • Indoctrinatie

    Definitie:

    Indoctrinatie is het systematisch en eenzijdig onderwijzen van aanvechtbare overtuigingen en opvattingen, met de bedoeling dat deze kritiekloos worden aanvaard.

    Gehersenspoeld worden of deel moeten nemen aan sekte-achtige rituelen valt hieronder, maar ook het kind inzetten als wapen in een echtscheidingsstrijd, waarbij het voortdurend voorgehouden wordt dat de andere ouder niet deugt.

MÜNCHAUSEN BY PROXY / PEDIATRIC CONDITION FALSIFICATION

Bij het syndroom van Münchhausen by Proxy (MBPS) gaat het om:

een volwassene die bij een kind ziekteverschijnselen nabootst, verergert, veroorzaakt of verzint, met als oogmerk het kind 'medische' behandeling te laten ondergaan.

Ouders of verzorgers die zich hieraan schuldig maken hebben een ziekelijke behoefte aan aandacht van artsen en hulpverleners met het kind als slachtoffer. Ze proberen die aandacht te krijgen via het kind door het met valse of zelf veroorzaakte symptomen bij de hulpverlener te presenteren. Voorbeelden zijn het toepassen van geweld bij het kind, uithongering, slechte voeding of het geven van drugs of geneesmiddelen. Zowel acute als meer chronisch verlopende ziektebeelden komen voor bij het syndroom van Münchhausen by Proxy/Pediatric Condition Falsification.

Belangrijk: bij een vermoeden van het syndroom moet je contact opnemen met Veilig Thuis. De Vereniging Vertrouwensartsen Kindermishandeling (VVAK) bij Veilig Thuis heeft een richtlijn voor de aanpak van MBPS.

Bijlage 2 Overzicht signalen voor kindermishandeling

Lichamelijke signalen bij kinderen tot 12 jaar

  • onverklaarbare blauwe plekken, schaafwonden, kneuzingen, botbreuken;

  • krab-, bijt- of brandwonden;

  • littekens;

  • slechte verzorging in kleding, hygiëne, voeding;

  • onvoldoende geneeskundige of tandheelkundige zorg;

  • achterstand in ontwikkeling (motoriek, spraak, taal, emotioneel, cognitief);

  • psychosomatische klachten (buikpijn, hoofdpijn, misselijk, etc.);

  • vermoeidheid, lusteloosheid;

  • genitale of anale verwondingen; jeuk of infectie bij vagina of anus;

  • opvallend vermageren of dikker worden;

  • recidiverende urineweginfecties of problemen bij het plassen;

  • niet zindelijk (vanaf 4 jaar); let op: bij een verstandelijke beperking kan de zindelijkheidsleeftijd afwijken;

  • afwijkende groei- of gewichtscurve;

  • kind gedijt niet goed;

  • kind komt steeds bij andere artsen of ziekenhuizen;

  • houterige manier van bewegen (benen, bekken 'op slot');

  • pijn bij lopen of zitten;

  • seksueel overdraagbare aandoening;

  • slaapproblemen;

  • voeding- of eetproblemen.

Extra voor kinderen tot 4 jaar

  • lichaam stijf houden bij optillen.

Extra voor kinderen van 12 tot 19 jaar

  • zwangerschap;

  • abortus;

  • vertraagd intreden puberteit;

  • boulimia.

Emoties en gedrag bij kinderen tot 12 jaar

  • extreem zenuwachtig, gespannen, angstig of boos;

  • teruggetrokken gedrag;

  • in zichzelf gekeerd, depressief;

  • passief, meegaand, apathisch, lusteloos;

  • kind is bang voor de ouder;

  • plotselinge verandering in gedrag;

  • veel aandacht vragen op een vreemde manier;

  • niet bij de leeftijd passende kennis, gedrag of omgang met seksualiteit;

  • vastklampen of veel afstand houden;

  • angst of schrikreacties bij onverwacht lichamelijk contact;

  • zelfverwondend gedrag;

  • overijverig;

  • jong of ouwelijk gedrag;

  • stelen, brandstichting, vandalisme;

  • altijd waakzaam;

  • (angst voor) zwangerschap;

  • extreem verantwoordelijkheidsgevoel;

  • niet spelen met andere kinderen (vanaf 3 jaar);

  • afwijkend spel (ongebruikelijke thema's die kunnen wijzen op kindermishandeling);

  • snel straf verwachten;

  • gebruik van alcohol of drugs;

  • agressieve reacties naar andere kinderen; geen interesse in speelgoed of spel.

Extra voor kinderen tot 4 jaar

  • angstig bij het verschonen;

  • driftbuien;

  • vertraagde spraak-taalontwikkeling.

Extra bij kinderen van 12 tot 19 jaar

  • suïcidaal gedrag;

  • anorexia; boulimia;

  • weglopen van huis;

  • crimineel gedrag;

  • verslaafd aan alcohol of drugs;

  • promiscuïteit of prostitutie;

  • relationeel geweld;

  • hoog schoolverzuim.

Signalen bij het gezin

  • onveilige behuizing;

  • onhygiënische leefruimte;

  • sociaal geïsoleerd;

  • gesloten gezin dat hulp vermijdt;

  • kind gedraagt zich anders als de ouders in de buurt zijn;

  • gezin verhuist vaak;

  • gezin wisselt vaak van huisarts, specialist of ziekenhuis;

  • relatieproblemen van ouders;

  • lichamelijk of geestelijk straffen is normaal in het gezin;

  • regelmatig wisselende samenstelling van gezin;

  • sociaaleconomische problemen: zoals werkloosheid, uitkering, migratie;

  • veel ziekte in het gezin;

  • geweld tussen gezinsleden;

  • andere kinderen zijn uit huis geplaatst;

  • gezin maakt onverzorgde, verwaarloosde indruk.

Signalen van ouder(s)

  • ouder schreeuwt naar het kind of scheldt het kind uit;

  • ouder troost het kind niet bij huilen;

  • ouder reageert niet of nauwelijks op het kind;

  • ouder komt afspraken niet na;

  • ouder heeft irreële verwachtingen van het kind;

  • ouder heeft zelf ervaring met geweld in het verleden;

  • ouder staat er alleen voor en heeft weinig steun uit de omgeving;

  • ouder weigert benodigde medische of geestelijke hulp voor kind;

  • ouder heeft psychiatrische of psychische problemen;

  • ouder gedraagt zich nog als kind;

  • ouder heeft cognitieve beperkingen;

  • ouder vertoont negatief en dwingend gedrag;

  • ouder is voor een ander kind uit de ouderlijke macht ontzet;

  • ouder belast kind met volwassen zorgen of problemen;

  • ouder heeft andere kinderen mishandeld, verwaarloosd of misbruikt.

Signalen bij kinderopvang

  • kind wordt regelmatig te laat opgehaald of gebracht;

  • geen of weinig belangstelling van de ouders voor belevenissen of ontwikkeling van het kind;

  • afwijkend gedrag van het kind bij het halen en brengen door ouders;

  • kind wil zich niet uitkleden voor het slapen;

  • kind wil niet verschoond worden;

  • knijpen, bijten, haren trekken bij andere kinderen;

  • kind wordt onverzorgd gebracht (heel volle luier, ongewassen, hongerig); kind wordt onverwacht uitgeschreven zonder afscheid.

Signalen op school

  • leerproblemen;

  • taal- of spraakproblemen;

  • plotselinge drastische terugval in schoolprestaties;

  • faalangst;

  • frequentie schoolverzuim;

  • altijd heel vroeg op school zijn en na schooltijd op school(plein) blijven;

  • regelmatig te laat op school komen;

  • geheugen- of concentratieproblemen;

  • geen of weinig belangstelling van de ouders voor (de schoolprestaties van) het kind;

  • angstig bij het omkleden (bij gym of zwemmen);

  • afwijkend gedrag wanneer de ouders het kind van school halen;

  • kind wordt onverwacht uitgeschreven zonder afscheid;

  • onverzorgd naar school;

  • zonder ontbijt en/of zonder lunchpakket naar school;

  • ouders nemen schooladviezen niet over; te hoge druk op schoolprestatie.

Bijlage 3 Participatie van kinderen in de meldcode

De Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling helpt beroepskrachten zorgvuldig te handelen als zij vermoeden dat een kind thuis mishandeld, verwaarloosd of seksueel misbruikt wordt. Een meldcode bestaat uit 5 stappen en kent een aantal beslismomenten. Volgens het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind zal het belang van het kind altijd de eerste overweging moeten zijn wanneer er beslissingen worden genomen die een kind raken. Om bij vermoedens van kindermishandeling te kunnen handelen in het belang van het kind is het essentieel dat kinderen in het hele proces van signaleren en de daaropvolgende beslissingen betrokken worden, dat wil zeggen dat er naar hun visie gevraagd en geluisterd wordt, dat hun mening meeweegt in beslissingen en dat zij informatie krijgen.

Uiteraard doorloopt de beroepskracht een meldcode kindermishandeling met het belang van kinderen voor ogen; hij of zij maakt zich immers zorgen over de veiligheid of het welzijn van een kind. Het komt echter nog te vaak voor dat mishandelde kinderen zeggen dat zij zich niet betrokken voelden bij de aanpak van gezinsproblemen, dat er met hen niet gesproken is of niet naar hun mening is geluisterd en dat zij niet begrepen hebben wat iedereen aan het doen was. Om het belang van het kind daadwerkelijk de eerste overweging te laten zijn, is participatie van kinderen erg belangrijk.

Bijlage 4 Gesprek met ouder(s) en kind

Als je je zorgen maakt over een kind of de ouder(s), bespreek deze dan zo snel mogelijk met één of beide ouders.

  • Zij zijn je belangrijkste gesprekspartner en informatiebron om een goed beeld te krijgen van de situatie.

  • Als de 'niet-besproken zorgen' zich opstapelen, vragen ouders zich af waarom ze niet eerder op de hoogte zijn gesteld en dat kan het vertrouwen schaden.

  • Misschien blijkt wel dat er iets anders aan de hand is dan kindermishandeling of huiselijk geweld.

  • Of geeft het gesprek de ouder(s) net dat duwtje in de rug dat ze nodig hebben om hulp te zoeken.

  • Het kan ook zo zijn dat iemand anders dan de ouder(s) het kind mishandelt. In situaties waarin ouders terughoudend, defensief of agressief reageren, is er reden temeer je zorgen te maken.

Let op:

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de inhoudelijke aspecten van het gesprek.

Bedenk bij de voorbereiding van het gesprek ook of je rekening moet houden met aspecten als risico´s voor eigen veiligheid, en ga na:

  • Waar ga je het gesprek voeren (thuis, eigen werkruimte).

  • Waar ga je in de ruimte zitten.

  • Informeer je een collega waar en hoe lang je het gesprek hebt.

Een doel bepalen

Het contact of gesprek met de ouder(s) is altijd gekoppeld aan een doel. Bijvoorbeeld het verzamelen van meer informatie, het delen van de zorgen of de ouder(s) motiveren voor hulp.

Tips voor het gesprek met de ouder(s)

  • Kies een invalshoek die past bij de cultuur en gewoonten van dit gezin.

  • Open het gesprek met belangstellende vragen.

  • Maak daarna het doel van het gesprek duidelijk.

  • Deel je zorgen: omschrijf concreet wat je zorgen zijn.

  • Vertel de ouder(s) wat je feitelijk is opgevallen aan het kind.

  • Geef ook aan wat wel goed gaat met het kind.

  • Vraag of de ouder(s) je waarnemingen herkennen en hoe ze deze verklaren.

  • Vraag hoe het thuis gaat met ouder(s) en/of het kind.

  • Respecteer de deskundigheid van de ouder(s).

  • Spreek de ouder(s) aan op hun verantwoordelijkheid als opvoeder.

  • Nodig de ouder(s) uit om te praten door open vragen te stellen (wie, wat, waar, hoe, wanneer).

  • Praat vanuit jezelf (ik zie dat… / ik merk dat…).

  • Wees eerlijk en open, maar pas op voor vrijblijvendheid.

  • Vraag wat de ouder(s) ervan vinden dat je deze zorgen uit.

  • Leg afspraken en besluiten na afloop van het gesprek kort en zakelijk vast.

  • Laat een kind niet tolken voor zijn ouder(s).

  • Doe geen toezeggingen die je niet waar kunt maken.

  • Ga na of er al hulp in het gezin is.

  • Als de ouder(s) zich dreigend uitlaten, benoem dit dan en stop het gesprek.

  • Als de ouder(s) helemaal opgaan in hun eigen emoties, haal hen dan terug naar het hier en nu. Vraag bijvoorbeeld: moet er nog geld in de parkeermeter? Wilt u suiker of melk in de koffie?

Afronding van het gesprek

  • Maak een korte samenvatting van wat er besproken is.

  • Check of de boodschap is overgekomen bij de ouder(s).

  • Leg de afspraken en besluiten bij voorkeur ook voor ouder(s) kort en zakelijk vast.

Openingszinnen

  • 'Uw kind gedraagt zich anders de laatste tijd en daar wil ik met u over praten.'

  • 'Ik maak me zorgen, omdat...'

De werkelijke boodschap

Benoem de feiten. Bijvoorbeeld als volgt:

  • 'Mij valt op dat uw kind...'

  • 'Het lijkt of uw kind...'

  • 'Ik merk, ik hoor, ik zie, ik denk...'

  • 'Uw kind is de laatste tijd wat stil (ongeconcentreerd, rumoerig, druk, afwezig, verdrietig, boos, gesloten) en daar maak ik me zorgen over.'

  • 'Uw kind heeft de laatste tijd moeite met andere kinderen, mij valt op …'

  • 'Uw kind is de laatste tijd zo aanhankelijk en vraagt veel aandacht (heeft moeite met de regels). Is dat ook uw ervaring? Weet u misschien hoe dit komt?'

  • 'Is er iets gaande in de omgeving van uw kind (vriendjes, op straat, familie)/in uw omgeving? Ik merk dat …'

  • 'Het lijkt of uw kind gepest wordt (uitgescholden, bang is, straf krijgt, klem zit, gedwongen wordt, niet gelukkig is) en daar last van heeft. Wat merkt u daarvan?'

Bij een tweede gesprek

  • 'Ik wil graag nog eens met u praten om te kijken of er iets veranderd is bij uw kind.'

Een gesprek met de jeugdige

Vanaf 12 jaar is het noodzakelijk om het gesprek met het kind te voeren. Ook bij jongere kinderen (jonger dan 12 jaar) kan een gesprek zinvol zijn en meer informatie geven.

Tips voor het gesprek met jongeren

  • Bepaal van tevoren het doel van het gesprek.

  • Voer het gesprek met een open houding, oordeel niet, maar stel vragen.

  • Sluit aan bij datgene waar de jongere op dat moment mee bezig is, bijvoorbeeld spel, interessegebied, een tentamenweek.

  • Bied steun en stel de jongere op zijn gemak.

  • Maak geen langdurig oogcontact, dat kan bedreigend zijn.

  • Dring er niet op aan het alleen over uw zorgen te hebben.

  • Houd het tempo van de jongere aan, niet alles hoeft in één gesprek besproken te worden.

  • Laat de jongere niet merken dat je van het verhaal schrikt.

  • Val de ouder(s) (of andere belangrijke personen voor het kind) niet af, houd rekening met loyaliteitsgevoelens.

  • Let tijdens het gesprek goed op de non-verbale signalen.

  • Gebruik de woorden van de jongere in je vragen of samenvatting.

  • Vertel de jongere dat het niet de enige is die zoiets meemaakt.

  • Stel geen waarom vragen.

  • Vraag niet verder, wanneer de jongere niets wil of kan vertellen.

  • Geef aan dat je niet geheim kunt houden wat de jongere vertelt. Leg uit dat je met anderen gaat kijken hoe je hem het beste kan helpen. Leg uit dat je het op de hoogte houdt van elke stap die je neemt. De jongere moet nooit zelf de verantwoordelijkheid krijgen in de keuze van de te nemen stappen.

Extra tips voor een gesprek met jongeren

  • Zorg voor een rustige plaats en voldoende tijd.

  • Benoem concreet wat je bij de jongere waarneemt of hebt gezien en vraag hem of haar daar iets meer over te vertellen. Bijvoorbeeld: 'Ik merk de laatste tijd dat je niet met je gedachten bij de les bent, bijvoorbeeld… Vertel eens, hoe komt dat?'

  • Geef aan dat je niet geheim kan houden wat de jongere vertelt, wanneer dit niet veilig is voor hem-of haarzelf of voor anderen. Leg uit dat je dit direct vertelt als dit zo is en dat je hem of haar zo veel mogelijk betrekt bij de te nemen vervolgstappen.

  • Luister naar de reactie van de jongere.

  • Vraag de jongere wat hij of zij zelf wil.

  • Zorg dat de jongere in grote lijnen weet wat er gaat gebeuren en hoe je hem of haar, en anderen zoals de ouders, hierin betrekt.

  • Spreek je waardering uit: 'Wat goed dat je me dit vertelt, dat is niet makkelijk.’

  • Sluit het gesprek af met een luchtig onderwerp, bijvoorbeeld plannen voor het weekend.

Kindermishandeling aanpakken is een zaak van volwassenen

Het doel van een gesprek met een kind is het ondersteunen en het laten uiten van gevoelens en gedachten van het kind. Het doel van een gesprek is niet om via het kind de situatie te onderzoeken. Het kind is het slachtoffer en kan hierdoor in een onveilige situatie terecht komen of gaan worstelen met loyaliteit ten opzichte van de ouder. Het is belangrijk dat de beroepskracht zich bewust is van de sterke loyaliteitsgevoelens van een kind ten opzichte van zijn/haar ouders. De beroepskracht moet in het gesprek met het kind nooit de ouders afvallen, al hebben ze nog zulke afschuwelijke dingen gedaan. Het kind zal over het algemeen geen vertrouwen meer hebben in iemand die zijn ouders veroordeelt. Wel kan het gevoel van het kind worden verwoord of bevestigd.

Wees bij een vermoeden van seksueel misbruik terughoudend in het gesprek met het kind in verband met mogelijke toekomstige bewijslast. Wees met name voorzichtig met het stellen van gesloten vragen. Hierdoor kan het namelijk gebeuren dat het kind woorden in de mond gelegd wordt. Het gesprek heeft niet tot doel het bewijs van seksueel misbruik te leveren. Laat dat over aan een deskundige op het gebied van letselduiding en vraag advies bij Veilig Thuis.

Indien er vermoedens zijn van een mogelijk geweld- of zedendelict door een collega is het belangrijk dat een bevoegde deskundige het kind hoort. De kinderopvangorganisatie dient conform de stappen uit route 2 ‘Route bij signalen mogelijk geweld- of zedendelict door een collega’ te handelen.

Beloof nooit geheimhouding

Het is belangrijk nooit op voorhand geheimhouding aan een kind te beloven. Veel kinderen willen in eerste instantie alleen iets vertellen als wordt beloofd om het tegen niemand anders te zeggen. Als deze belofte wordt gegeven, komt de beroepskracht voor een groot dilemma te staan als het kind vertelt dat het mishandeld wordt: hij moet dan of het vertrouwen van het kind schaden of medeplichtig worden aan het in stand houden van een schadelijke situatie. De beroepskracht die een kind geheimhouding belooft uit angst dat het kind anders blijft zwijgen, moet zich bewust zijn van de consequenties van deze belofte. Als een beroepskracht geen geheimhouding wil toezeggen kan hij/zij het kind wel beloven dat hij/zij geen stappen zal ondernemen zonder dit van tevoren aan het kind te vertellen.

Gesprek met de ouder(s)

Normaal gesproken zal een gesprek over de signalen worden gevoerd met de ouders. Dit is niet alleen van belang als de ouders mogelijkerwijs betrokken zijn bij het huiselijk geweld of de mishandeling, maar ook als dit niet aan de orde is. De ouders behoren te worden geïnformeerd over wat er bij hun kind speelt.

Bijlage 5 Handleiding kindcheck

De kindcheck is aan de orde in alle gevallen waarin de professional meent dat door de medische situatie of door andere omstandigheden waarin zijn volwassen cliënt verkeert, een risico bestaat op ernstige schade voor kinderen waar hij zorg voor draagt. Meent de professional dat dit risico aanwezig is, dan onderzoekt hij in een gesprek met de cliënt of er kinderen bij de cliënt wonen en wie er voor hen zorgen. Op basis van deze informatie beslist hij of hij verder actie moet ondernemen door de stappen van de meldcode te zetten.

De kindcheck vraagt van professionals om in contacten met volwassen cliënten ook te denken aan mogelijke ernstige schade die bij kinderen kan ontstaan door de situatie waarin de ouder of opvoeder zich bevindt. Anders gezegd: ook oudersignalen kunnen aanleiding zijn om in actie te komen voor de kinderen.

Voor wie geldt de kindcheck?

De kindcheck geldt voor alle professionals die onder de Wet verplichte meldcode vallen. De check is vooral gericht op professionals die contacten hebben met volwassen cliënten. Daarnaast geldt de kindcheck ook voor professionals die zich zorgen maken op basis van oudersignalen terwijl er geen kindsignalen zijn. (bijvoorbeeld binnen de kinderopvang en het onderwijs)

De meldcode ondersteunt beroepskrachten bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling, ongeacht de verblijfsstatus van de betrokkenen. De kindcheck geldt dus ook als het gaat om vermoedens van geweld waarbij mensen zijn betrokken zonder geldige verblijfspapieren, of die in een asielprocedure zitten.

In welke gevallen is de kindcheck aan de orde?

De kindcheck is in alle gevallen aan de orde waarin de professional zich, vanwege de ernstige situatie van zijn volwassen cliënt, zorgen maakt over mogelijk aanwezige minderjarige kinderen. De kindcheck geldt als een professional meent dat er, vanwege de toestand van de cliënt, risico’s zijn op ernstige schade voor kinderen of een bedreiging van de veiligheid van kinderen die afhankelijk zijn van de zorg van cliënt. Zo geldt de kindcheck bijvoorbeeld in geval van een ernstige (chronische) depressie, zware verslaving, (dreigende) huisuitzetting, geweld tussen huisgenoten.

NB:

  • -

    Ook het contact met een adolescent waarbij de professional zich zorgen maakt over eventueel aanwezige broertjes en zusjes in het gezin kan aanleiding zijn voor het uitvoeren van de kindcheck;

  • -

    De kindcheck geldt ook voor zwangere vrouwen.

Wat houdt de kindcheck in?

  • 1.

    De professional gaat in gesprek met zijn cliënt;

    • -

      Hij vraagt zijn cliënt of er minderjarige kinderen bij hem in huis wonen en als dit het geval is of en zo ja met wie de cliënt de zorg voor deze kinderen deelt; Hij onderzoekt samen met zijn cliënt of het hem, ondanks zijn situatie, lukt om de kinderen voldoende verzorging, zorg en veiligheid te bieden, of hij daar hulp bij heeft en of hij (meer) hulp wenst.

    • -

      Hij vraagt zijn cliënt of hij een (ex)partner heeft met kinderen waar hij geregeld aanwezig is.

    • -

      Hij vraagt zijn cliënte of deze mogelijk zwanger is.

  • 2.

    Op basis van dit gesprek en op basis van de situatie waarin de cliënt verkeert, stelt de professional vast of zijn zorgen over de mogelijke ernstige schade voor de kinderen zijn weggenomen, of dat zijn zorgen, ook na het gesprek, zijn gebleven.

  • 3.

    Blijven er zorgen na het gesprek met de cliënt, dan zet de professional op basis van de oudersignalen de stappen van de meldcode. Deze stappen zijn er op gericht de situatie waarin de kinderen zich feitelijk bevinden nader te (laten) onderzoeken en zo nodig (meer) passende hulp te organiseren voor alle betrokkenen.

Kindcheck bij vluchtige of eenmalige contacten

In sommige gevallen, vooral als de contacten met de cliënt vluchtig en of eenmalig zijn, zal het hierboven beschreven gesprek met de cliënt maar in beperkte mate mogelijk zijn. In dat geval vraagt de professional in ieder geval aan zijn cliënt naar de aanwezigheid van minderjarige kinderen bij hem thuis of bij (ex)partner. Zijn er inderdaad kinderen, en lukt het een gesprek met de cliënt te voeren, dan bespreekt de professional zijn zorgen met de cliënt en zal hij Veilig Thuis bellen voor advies (stap 4 meldcode). Wordt het vermoeden niet weggenomen door het overleg dan gaat de professional na of de zorgen over de kinderen kunnen worden weggenomen door de inzet van professionele hulp en/of ondersteuning uit het eigen netwerk van de cliënt. Is dat het geval dan zet de professional de volgende stappen:

  • Hij zet professionele hulp en/of ondersteuning van het eigen netwerk van de cliënt in. Daarbij zoekt de professional de samenwerking met andere professionals die contact hebben met de cliënt en zijn gezin.

  • Hij draagt er zorg voor dat de hulp en/of ondersteuning gevolgd wordt.

Beschikt de professional niet over de mogelijkheden om bovenstaande stappen te zetten, dan bespreekt hij met zijn cliënt dat hij een melding zal doen bij Veilig Thuis.

Ook wanneer een gesprek met de cliënt over zijn kinderen niet mogelijk is, zal de professional een melding doen bij Veilig Thuis. Bij twijfel kan de professional Veilig Thuis altijd om advies vragen.

NB: Conform de meldcode: zijn er concrete aanwijzingen dat het voeren van een gesprek over de kinderen veiligheidsrisico’s voor de professional, voor de kinderen of voor anderen met zich meebrengt, dan kan de professional, bij wijze van uitzondering, besluiten om een melding bij Veilig Thuis te doen zonder dat hij een gesprek over zijn zorgen heeft gevoerd met de cliënt.

Kindcheck en de stappen van de meldcode

Niet in alle gevallen zal de kindcheck leiden tot stap 5 van de meldcode, het doen van een melding bij Veilig Thuis of het organiseren van hulp. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de zorgen van de professional door het gesprek met de cliënt overtuigend worden weggenomen. Daarbij blijft de professional verantwoordelijk tot een andere organisatie of een andere afdeling de zorg heeft overgenomen.

Blijven de zorgen en/of lukt het niet om passende hulp te organiseren, dan zal de professional besluiten om een melding te doen bij Veilig Thuis omdat hij meent dat een Veilig Thuis onderzoek naar de situatie van de kinderen noodzakelijk is om het risico op ernstige schade te beperken.

NB 1: Als een andere hulpverlener die al bij het gezin betrokken is, in staat is de situatie van de kinderen nader te onderzoeken, kunt u dat ook aan hem vragen en is het wellicht niet nodig om een Veilig Thuis melding te doen. Vraag hierover zo nodig advies aan Veilig Thuis.

NB 2: Besluit de professional om geen Veilig Thuis melding te doen, dan is het van belang dat hij zelf blijft letten op risico’s op ernstige schade voor de kinderen en dat hij zo nodig alsnog een melding doet als hij meent dat, ondanks het gevoerde gesprek en/of de gemaakte afspraken met de cliënt, er toch risico’s blijven bestaan op ernstige schade voor de kinderen.

Kindcheck en dossiervorming

De professional legt zijn bevindingen naar aanleiding van de kindcheck vast in het cliëntdossier. Hij beschrijft:

  • -

    de conditie of de omstandigheden van de cliënt waardoor naar zijn mening het risico ontstaat op ernstige schade of bedreiging van de veiligheid en welzijn bij de kinderen;

  • -

    of er inderdaad minderjarige kinderen bij de cliënt thuis wonen, wie er voor hen zorgt of zorgen en of de cliënte zwanger is

  • -

    de beslissing die de professional op basis van de situatie van de cliënt en op basis van het gesprek met de cliënt neemt over eventuele vervolgstappen.

NB: Zeker als de professional zelf geen contact heeft met de kinderen, kan hij geen uitspraken doen over de feitelijke situatie waarin de kinderen zich bevinden. Hij kan alleen beschrijven waarom de conditie of de situatie van de cliënt naar zijn mening risicovol is voor de kinderen van de cliënt en dat hij daarom nader onderzoek nodig vindt.

NB: In iedere fase van de kindcheck en van de meldcode kan, op basis van anonieme cliëntgegevens, advies worden gevraagd aan Veilig Thuis.

Situaties waarin een kindcheck aan de orde kan zijn

Hieronder volgt een aantal voorbeelden waarin een kindcheck, dit wil zeggen onderzoeken of er kinderen zijn die van de volwassen cliënt afhankelijk zijn, of als cliënt zwanger is aan de orde kan zijn:

  • ernstige chronische of acute psychiatrische stoornis;

  • ernstige of acute suïcidale gedachten of gedrag;

  • ernstig agressief gedrag;

  • ernstige uitingen van middelengebruik (alcohol, drugs of medicijnen);

  • vermoedens van huiselijk geweld tussen huisgenoten van de minderjarige kinderen;

  • (dreigende) huisuitzetting, afsluiting van gas, water en licht;

  • ernstige chronische lichamelijke problematiek of andere problematiek waarbij er sprake is van overbelaste volwassenen waardoor het risico ontstaat op overbelasting van de kinderen;

  • extreem slechte hygiëne in huis, of onveilige of zeer slechte huisvesting;

  • verstandelijke beperking op gebied van sociale interactie, waarbij vermoed wordt dat opvoeden een probleem is en er schade dreigt voor mogelijke kinderen;

  • gewelddadig gedrag, wapenbezit;

  • extreme angst voor familieleden in verband met eerschendingen;

  • aanwijzingen van huwelijksdwang;

  • echtscheiding waardoor de verblijfsstatus dreigt te worden ingetrokken;

  • aanwijzingen dat cliënt vrouwelijke genitale verminking voor zichzelf of voor de vrouwelijke partner en mogelijke dochters vanzelfsprekend vindt.

Voorbeelden van situaties waarin de kindcheck gedaan moet worden:

  • -

    ernstige/acute psychische stoornis of problematiek (waaronder ernstige depressie of manie, psychose, dissociatie)

    • o

      voorbeeld: zodanige escalatie dat opname op een SEH of inschakeling crisisdienst noodzakelijk is, acute psychose of verwardheid

  • -

    ernstige/acute suïcidale of agressieve gedachten of gedrag

    • o

      voorbeeld: cliënt heeft suïcidepoging gedaan, vertoont signalen van automutilatie, zegt dat hij er een eind aan wil maken, dat hij thuis de boel kort en klein gaat slaan, dat hij zijn partner of de kinderen iets gaat aandoen,

    • o

      ouders in asielzoekerscentra met post traumatische stress stoornis, gecombineerd met onzekerheid over verblijf en of samenwonend met andere volwassenen met vergelijkbare problematiek. Deze situatie kan een continue bedreiging vormen voor de veiligheid van anderen.

  • -

    ernstige manifestaties van middelengebruik (alcohol, drugs, medicatie)

    • o

      voorbeeld: cliënt kan door overmatig gebruik of overdosis van middelen geen coherent en duidelijk verhaal meer vertellen over zijn (thuis)situatie of over zijn eigen gedrag

  • -

    volwassene is duidelijk slachtoffer van partnergeweld, heeft ernstige ruzie of conflicten met een gewelddadige partner

    • o

      voorbeeld: cliënt meldt dat hij door partner in elkaar is geslagen, dat de partner agressief is naar de kinderen, dat de partner heeft gedreigd (ook) de kinderen iets aan te doen

  • -

    andere crisissituaties dan bovengenoemd, zoals huisuitzetting, afsluiting gas/water/licht, deurwaarder

    • o

      voorbeeld: cliënt maakt melding van deze crisissituaties (of de professional neemt dit waar) en maakt duidelijk dat hij nu geen dak meer boven zijn hoofd heeft, of dat hij niet meer weet hoe hij zijn huishouden overeind moet houden

    • o

      de professional weet dat er kinderen zijn. Ze zijn buiten beeld omdat het gezin na huisuitzetting vertrokken is én de professional maakt zich zorgen over de kinderen.

  • -

    extreem slechte hygiëne in huis of onveilige of slechte huisvesting

    • o

      voorbeeld: cliënt meldt dat de situatie thuis onleefbaar, gevaarlijk of hygiënisch onverantwoord is, of tijdens een huisbezoek merkt de professional dat het door stank, vuil, of inrichting een onleefbare situatie is.

Bijlage 6 Uitleg meldcode voor ouder(s) en kind

Vanaf 1 juli 2013 is het voor elke organisatie die werkt met ouders en kinderen, een wettelijke verplichting om bij zorg, de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling toe te passen.

Wat is de meldcode?

De meldcode is een stappenplan van vijf stappen, waarin wordt aangegeven hoe de beroepskracht moet handelen bij vermoedens van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. De vijf stappen zijn een leidraad bij zijn/haar besluit om wel/niet een melding te doen bij Veilig Thuis.

De stappen zijn:

Stap 1: Het in kaart brengen van signalen

Stap 2: Advies vragen

Stap 3: Gesprek met de ouder(s) én kind

Stap 4: Wegen van geweld en/of kindermishandeling

Stap 5: Beslissen met Veilig Thuis

De organisatie heeft de wettelijke verplichting om een protocol te hebben waarin staat beschreven hoe zij met de meldcode werkt. In dit protocol hoort te beschreven zijn wie de beslissing neemt in stap 5, het wel/niet melden, en hoe er wordt omgegaan met gevoelige informatie.

De meldcode is er in eerste instantie niet op gericht om de zorg bij Veilig Thuis te melden, maar is vooral bedoeld om de cliënten op de hoogte te stellen, en te houden van de zorg die aanwezig is. De voorkeur gaat altijd uit om de cliënt in een zo vroeg mogelijk stadium te motiveren in het accepteren van hulp bij de vastgestelde problemen.

Bijlage 7 Wetgeving en meldcodes

Meldrecht, meldplicht en beroepsgeheim

Meldrecht (Wet op de Jeudgzorg, art.53 lid 3)

  • Iedere beroepskracht met een beroepsgeheim of andere zwijgplicht heeft het recht om vermoedens van kindermishandeling te melden bij Veilig Thuis, z.n. zonder toestemming van de ouder(s) of de jeugdige.

  • Op verzoek van Veilig Thuis mag de beroepskracht informatie over het kind, zijn ouder(s) of de jeugdige verstrekken, z.n. zonder toestemming van de ouder(s) of de jeugdige.

  • Bovenstaand meldrecht geldt ook voor verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming

Meldplicht

  • De Wet Meldcode kent geen meldplicht.

Beroepsgeheim

  • Gegevensuitwisseling is mogelijk, onder bepaalde voorwaarden en afspraken tussen betrokken instanties (zie o.a. www.meldcode.nl en www.huiselijkgeweld.nl).

Melden van kindermishandeling

Meerdere partijen hebben een rol bij het bewaken van de veiligheid van kinderen en het doen van aangifte bij kindermishandeling. De Wet op de jeugdzorg geeft hiervoor de (wettelijke) kaders aan.

  • Veilig Thuis:

    • o

      het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • o

      het naar aanleiding van een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan, onderzoeken o of daarvan daadwerkelijk sprake is;

    • o

      het – indien noodzakelijk - inschakelen van passende hulpverlening;

    • o

      het zo nodig in kennis stellen van de politie of de Raad voor de Kinderbescherming. Indien een verzoek tot onderzoek

    • o

      bij de Raad voor de Kinderbescherming wordt ingediend, wordt het college van burgemeester en wethouders daarvan in kennis gesteld;

    • o

      het terug rapporteren aan de melder van datgene wat met de melding is gebeurd.

  • Politie:

    • o

      signaleren en adviseren,

    • o

      handhaving van wet- en regelgeving,

    • o

      opsporing van strafbare feiten en hulpverlening (in noodsituaties).

  • Openbaar Ministerie:

    • o

      heeft de regie over het opsporingsonderzoek.

  • Raad voor de Kinderbescherming:

    • o

      doet onderzoek naar de noodzaak van een kinderbeschermingsmaatregel, zoals een ondertoezichtstelling.

Bijlage 8 Veilig Thuis: Taken en regels bij melden of informatie verstrekken

Inleiding

In de nieuwe Jeugdwet is bepaald dat er op bovenlokaal niveau een Veilig Thuis is met als doel een verbetering van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling te bewerkstelligen door:

  • Samenhang tussen de aanpak van huiselijk geweld en die van kindermishandeling door: één gezin, één plan;

  • Eén meldpunt voor burgers en professionals.

Melden bij Veilig Thuis

Als je een melding bij Veilig Thuis doet, draag je de zaak aan hen over, zodat er een onderzoek gedaan kan worden naar de signalen en vermoedens.

Je moet hierbij noemen:

  • -

    naam kind en van het gezin,

  • -

    eigen naam en functie.

Het gezin krijgt in principe te horen van welke instelling de melding afkomstig is.

Uitzondering: als de veiligheid van het kind of van jou in het geding is.

Informatie verstrekken aan Veilig Thuis

Als je vanuit Veilig Thuis benaderd wordt met een verzoek om informatie:

  • Ga eerst na of de informatievrager inderdaad van Veilig Thuis is, bijvoorbeeld door zelf Veilig Thuis terug te bellen;

  • Beoordeel of jij degene bent die vragen van Veilig Thuis dient te beantwoorden, of dat dit beter kan gebeuren door een ander. Bijvoorbeeld omdat een ander teamlid of de arts met wie je samenwerkt, veel meer over het gezin of de jongere weet;

  • Vraag na aan het begin van het gesprek of de ouders weten dat Veilig Thuis je benadert om informatie;

    • o

      Zo ja, dan kun je de informatie geven die Veilig Thuis nodig heeft voor het onderzoek of voor het stoppen van de mishandeling;

    • o

      Er kon (nog) geen contact met ouders plaatsvinden omwille van de veiligheid van het kind of die van anderen:

      • ook zonder dat ouders hiervan op de hoogte zijn, mag je de noodzakelijke informatie verstrekken

      • overleg in dit geval ook met een collega of aandachtsfunctionaris

      • spreek met Veilig Thuis af dat men je laat weten als er contact met de ouders is geweest over het Veilig Thuis onderzoek. Anders is voor jou in je volgende contacten met de ouders onduidelijk wat ouders wel en niet weten.

  • Vraag Veilig Thuis wat het precies wil weten en geef op objectieve wijze relevante en feitelijke informatie.

  • Beschrijf je eigen waarnemingen, dit wil zeggen dat je beschrijft wat je hebt gezien, gehoord, geroken en hebt vastgesteld.

  • Geef je ook informatie van anderen, vermeld daarbij dan de bron.

  • Geef zo min mogelijk oordelen of conclusies en als je dat al doet blijf dan binnen je eigen deskundigheidsterrein.

  • Vraag Veilig Thuis, als je mondeling informatie verstrekt, of je de weergave van de informatie die jij hebt verstrekt eerst mag lezen, voordat de tekst in het onderzoeksverslag wordt opgenomen.

Bijlage 9 Belangrijke telefoonnummers

Gemeente

Contact met aandachtsfunctionaris

  • -

    06-54353321

Contact met forensisch arts

  • -

    via secr. tel: 050-3674000.

Veilig Thuis Groningen

  • -

    050-5239239

Het Kopland

T: 050 – 599 1420

E: intake@hetkopland.nl

Zedenpolitie

Algemeen alarmnummer bij acute nood (gratis)

  • -

    112 - spoed

  • -

    0900-8844 - geen spoed

Frontoffice Zeden: 088-1671601

E: zeden.noord-nederland@politie.nl

Mobiel: 06-11345569