Regeling bestuurlijke boete wet basisregistratie personen gemeente Groningen

Geldend van 27-06-2019 t/m heden

Intitulé

Regeling bestuurlijke boete wet basisregistratie personen gemeente Groningen

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS;

Gelet op artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen;

BESLUIT:

de Regeling bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Groningen vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

de Wet:

de Wet basisregistratie personen;

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen;

boete:

de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 4.17 van de Wet;

overtreder:

degene die verwijtbaar niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 4.17 onder a. van de Wet dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan het bepaalde in artikel 4.17 onder b. van de Wet of een valse aangifte heeft gedaan;

ingeschrevene:

ingeschrevene als bedoeld in artikel 1.1 sub e van de Wet;

gelegenheidsgever:

de persoon als bedoeld in artikel 4.17 sub b van de Wet.

Artikel 2 Doel

De boete heeft ten doel de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen zoals genoemd in artikel 4.17 van de Wet.

Artikel 3 Opleggen boete

  • 1. Het college kan de boete opleggen bij een overtreding genoemd in artikel 4.17 van de Wet.

  • 2. De boete wordt alleen opgelegd als de overtreder vooraf is geïnformeerd over het risico van oplegging van een bestuurlijke boete bij het niet voldoen aan de verplichtingen als genoemd in de Wet.

  • 3. Per geconstateerde overtreding kan slechts één boete worden opgelegd.

  • 4. Een boete wordt binnen 3 jaar nadat het college de overtreding heeft geconstateerd opgelegd.

  • 5. De boete wordt opgelegd aan de overtreder.

  • 6. In geval de verplichtingen als bedoeld in de Wet moeten worden vervuld door anderen dan de ingeschrevene of aangifteplichtige zelf, wordt de boete opgelegd aan degenen op wie de verplichting ingevolge de Wet rust.

  • 7. Het college legt geen boete op als de overtreder is overleden.

  • 8. De boete vervalt als deze op het tijdstip van overlijden van de overtreder niet onherroepelijk is.

  • 9. Een onherroepelijke boete vervalt voor zover zij op het tijdstip van overlijden nog niet is betaald.

  • 10. Bij het opleggen van een boete worden deze beleidsregels in acht genomen.

Artikel 4 Verwijtbaarheid

  • 1. Voor het opleggen van de boete moet er sprake zijn van verwijtbaarheid.

  • 2. Van verwijtbaarheid is in ieder geval sprake indien de overtreder:

    • a.

      al eerder eenzelfde overtreding in de zin van artikel 4.17 van de Wet heeft begaan;

    • b.

      stelt niet op de hoogte te zijn van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4.17 van de wet;

    • c.

      niet aantoonbaar stelt reeds in een eerder stadium aan zijn verplichting te hebben voldaan;

    • d.

      stelt langere tijd niet in staat te zijn geweest zijn belangen te behartigen, doordat hij tijdelijk niet op het adres zegt te wonen. Hieronder wordt ook begrepen tijdelijk verblijf in het buitenland, tijdelijk verblijf in instelling voor de gezondheidszorg, instelling op het gebied van kinderbescherming of penitentiaire instelling;

    • e.

      stelt door slechte postbezorging of gebreken aan of ontbreken van een brievenbus geen post te hebben ontvangen;

    • f.

      aangemerkt wordt als gelegenheidsgever, die een verklaring heeft getekend dat de andere persoon woont op zijn adres, terwijl vastgesteld is dat hij er niet woont;

    • g.

      aangemerkt wordt als gelegenheidsgever in de zin van sub f van dit artikel en stelt dat de andere persoon niet langer op het adres woont, terwijl hij niet aantoont dat de andere persoon recentelijk verhuisd is naar een ander adres of vertrokken is naar het buitenland en daarvan nog niet binnen de wettelijke termijn als bedoeld in artikel 2.39 en 2.43 van de Wet aangifte heeft gedaan.

Artikel 5 Ne bis in idem

  • 1. De boete kan niet worden opgelegd aan de overtreder indien aan hem een boete is opgelegd voor hetzelfde feit.

  • 2. Er is in ieder geval geen sprake van hetzelfde feit, indien de overtreder:

    • a.

      eerder in een andere situatie niet voldaan heeft aan zijn aangifte- of informatieverplichting ten aanzien van een inschrijving op een adres, een adreswijziging of een vertrek naar het buitenland;

    • b.

      niet voldaan heeft aan zijn verplichting andere brondocumenten in de zin van artikel 2.8 van de Wet te overleggen, waarvoor hem een boete is opgelegd;

    • c.

      eerder een boete is opgelegd voor het niet voldoen aan zijn identificatieplicht ten aanzien van een andere instantie of een andere situatie;

    • d.

      eerder een boete opgelegd heeft gekregen vanwege het optreden als gelegenheidsgever in geval van artikel 4.17, lid 2 van de Wet ten aanzien van een andere ingeschrevene dan wel ten aanzien van dezelfde ingeschrevene op een ander moment;

    • e.

      eerder een boete is opgelegd vanwege een overtreding van de verplichting tot het verstrekken van informatie door een ander dan de ingezetene of ingeschrevene aan de gemeente ten behoeve van de bijhouding in de basisregistratie personen, als het een andere persoon betreft dan wel als het een andere overtreding ten aanzien van dezelfde persoon betreft.

Artikel 6 Boetebedrag

  • 1. De hoogte van de op te leggen standaardboete bedraagt € 200,--.

  • 2. De hoogte van de op te leggen maximumboete bedraagt € 325,-- en zal worden opgelegd indien:

    • a.

      het aannemelijk is dat de aangifteverplichting opgenomen in de artikelen 2.38, 2.39, 2.43 van de Wet bewust niet is nagekomen.

    • b.

      de overtreder eerder een overtreding heeft begaan waarvoor de boete opgelegd kan worden;

    • c.

      de overtreder aan te merken is als gelegenheidsgever in de zin van artikel 4.17 sub b van de Wet;

    • d.

      de overtreder valsheid in geschrifte heeft gepleegd en er geen strafvervolging plaatsvindt.

Artikel 7 Hoofdelijke aansprakelijkheid

Als op grond van de Wet aan meerdere personen een boete kan worden opgelegd ten aanzien van dezelfde overtreding en het college besluit de boete ook aan meerdere personen op te leggen, dan zijn deze personen afzonderlijk hoofdelijk voor de gehele boete aansprakelijk.

Artikel 8 Valsheid in geschrifte

  • 1. Indien een tot aangifte verplicht persoon een valse of vervalste aangifte doet is er sprake van een overtreding van verplichting als bedoeld in de artikelen 2.38, 2.39, 2.43, 2.45 4 en 2.47 van de Wet.

  • 2. In geval van overtreding van het bepaalde in het eerste lid wordt aangifte bij de politie gedaan van valsheid in geschrifte in de zin van artikel 225 en verder van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Er wordt geen bestuurlijke boete opgelegd als de overtreder strafrechtelijk wordt vervolgd voor dit feit.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Indien het college van oordeel is dat vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid, kan door het college worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling.

Artikel 10 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Groningen.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 11 juni 2019.

De burgemeester,

Peter den Oudsten

De secretaris,

Diana Starmans