Procedureverordening planschadeverzoeken

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Procedureverordening planschadeverzoeken

De raad van de Gemeente Groningen;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 september 2020;

Overwegende dat het in verband met de gemeentelijke herindeling en door de keuze van een andere deskundige/adviseur noodzakelijk is deze procedureregeling planschadeverzoeken vast te stellen;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende “Procedureverordening planschadeverzoeken”.

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening indient;

  • b.

    besluit: Besluit ruimtelijke ordening;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen;

  • d.

    gemeente: gemeente Groningen;

  • e.

    planologische maatregel: oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke ordening;

  • f.

    planschade: schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening;

  • g.

    adviseur: adviseur als bedoeld in artikel 5 van deze verordening;

  • h.

    wet: Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Artikel 2: Ontvangen aanvraag

  • 1. Een aanvraag om vergoeding van planschade wordt bij het college ingediend.

  • 2.

    • a.

      Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan op het formulier waarbij de aanvraag is ingediend.

    • b.

      De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan aanvrager.

    • c.

      Van de aanvraag wordt een afschrift toegezonden aan de derde-belanghebbende.

  • 3. In de mededeling van ontvangst wijst het college de aanvrager erop dat voor het behandelen van de aanvraag een drempelbedrag van verschuldigd is en deelt hem mede dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van de gemeente dan wel op een aangegeven plaats moet zijn gestort.

Artikel 3: Drempelbedrag

Indien het drempelbedrag (van € 300,-) niet binnen de in artikel 2, derde lid genoemde termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het college de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 4: Opdrachtverstrekking

  • 1. Het college verstrekt onverwijld na het ontvangen van het recht als bedoeld in artikel 6.4 van de wet opdracht aan de adviseur om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1, eerste lid, van het besluit. Bij toepassing van artikel 6.1.3.1, tweede lid, van het besluit geschiedt opdrachtverstrekking binnen twee weken nadat de ontbrekende informatie alsnog is ontvangen.

  • 2. De opdracht aan de adviseur betreft het bepalen of naar zijn mening de aanvrager ten gevolge van een planologische maatregel schade lijdt welke redelijkerwijze niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven. Hij vermeldt het resultaat van dit onderzoek met de beweegredenen in een advies.

  • 3. Leidt dit onderzoek tot een bevestigende beantwoording, dan berekent de adviseur de betreffende schade en de billijke schadevergoeding.

Artikel 5: Adviseur

  • 1. Voor de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking wijst het college een adviseur aan die beschikt over voldoende deskundigheid op het gebied van schade. Het college kan besluiten meerdere adviseurs aan te wijzen.

  • 2. De adviseur maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente en mag niet betrokken zijn bij de handeling of het besluit waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Eveneens mag een adviseur of een lid van de adviseur niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 6: Mogelijkheid van wraking van (leden van) de adviseur

  • 1. Tegelijk met de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 4 stelt het college de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet schriftelijk op de hoogte dat advies is gevraagd aan de adviseur.

  • 2. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere leden van de adviseur bij het college indienen.

  • 3. Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking en wijst zo nodig een andere adviseur aan.

Artikel 7: Werkwijze adviseur

  • 1. Het college stelt aan de adviseur alle op de aanvraag betrekking hebbende informatie, alsmede de voor de beoordeling daarvan naar het oordeel van de adviseur noodzakelijke bescheiden ter beschikking.

  • 2. De adviseur organiseert één of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager en de ambtelijke vertegenwoordiger(s) van het college in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag toe te lichten, onderscheidenlijk de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen, dan wel een standpunt van de gemeente over de aanvraag aan de adviseur kenbaar te maken. Eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden eveneens in de gelegenheid gesteld tijdens die hoorzitting(en) hun standpunt kenbaar te maken.

  • 3. De adviseur bepaalt in overleg met belanghebbenden, bedoeld in het tweede lid, het tijdstip waarop de adviseur de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de belanghebbenden voor de plaatsopneming uit.

  • 4. Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, maakt de adviseur met de aanvrager een afspraak.

  • 5. Van de in het derde lid bedoelde hoorzitting(en) en van de in het vierde lid bedoelde bezichtiging maakt de adviseur een verslag, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 6. Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan de gemeente, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet. De adviseur kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 7. De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen alsmede de belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid, van de wet worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren.

  • 8. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 9. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Artikel 8: Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als “Procedureverordening planschadeverzoeken”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 november 2020.

De griffier,

Josine Spier

De voorzitter,

Koen Schuiling