Regeling vervallen per 01-01-2022

Nota standplaatsen 2021

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2021

Intitulé

Nota standplaatsen 2021

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,

Gelet op artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht;

HEEFT BESLOTEN:

de nota Standplaatsen 2021 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorwoord

Met ingang van 1 januari 2019 is de nieuwe gemeente Groningen een feit. De gemeente Groningen heeft twee jaar de tijd gekregen om beleid en regelgeving te harmoniseren. In de nota standplaatsen 2021 staat het gezamenlijke beleid voor de gehele gemeente Groningen beschreven.

De gemeente Groningen is bruisend. Er gebeurt van alles in de openbare ruimte. Zo zijn er evenementen, sportmanifestaties en markten. Ook vinden we in de hele gemeente vaste standplaatshouders die hun waren aanbieden, vaak als aanvulling op het winkelbestand.

Dat zijn bijvoorbeeld de patat-, vis-, loempia- en bloemenverkopers, maar ook de standplaatshouders die elk jaar in het winter- of zomerseizoen een plek innemen. Denk hierbij aan oliebollenverkopers in de winter en aan ijsverkopers in de zomer.

Naast de vaste standplaatsen vormen de tijdelijke standplaatsen een grote groep. Het hele jaar door zijn er wel standplaatshouders in de stad die voor kortere tijd een plek innemen. Het gaat daarbij zowel om standplaatshouders met ideële doelen als om standplaatshouders met commerciële doelen. Bij de eerste groep valt te denken aan organisaties als Amnesty international, Stichting Wakker Dier, Ouderenhulpen politieke partijen. Bij de tweede groep gaat het vaak om het promoten van producten als chips of frisdrank of het promoten van het eigen bedrijf. Ook vraagt een commerciële standplaatshouder wel een tijdelijke plek aan vlak bij een evenement en voor de duur van het evenement. Het gaat dan meestal om de verkoop van goederen. Al deze standplaatsen maken gebruik van de openbare ruimte. Meestal staan ze op gemeentegrond. Soms staan ze op particulier terrein.

Vooral de tijdelijke standplaatsen zijn zeer uiteenlopend van aard en worden het hele jaar door aangevraagd. Het gaat om ongeveer 100 aanvragen per jaar. De vaste standplaatsen schommelen rond de 70 plaatsen die ingenomen worden in de stad per jaar. En dan zijn er nog ongeveer 10 seizoenplaatsen (peildatum: 6 augustus 2020) die jaarlijks worden ingenomen.

Dit beleid betreft dus de standplaatsen die verspreid over de hele gemeente Groningen in de openbare ruimte staan. Het beleid gaat niet over standplaatsen die samen de warenmarkten vormen. De regels daarvoor staan in de Marktverordening en het Marktreglement.

Belang van het standplaatsenbeleid

Er zijn verscheidene belangen met betrekking tot de openbare ruimte. Er is behoefte aan activiteiten in de openbare ruimte, zoals het organiseren van evenementen, kermissen en warenmarkten.

Ook zijn er belangen van omwonenden, winkeliers en horecagelegenheden. Zo willen restaurants en cafés graag terrassen uitzetten in de openbare ruimte. Daarnaast zijn standplaatshouders vaak ondernemers die niet beknot willen worden in de uitoefening van hun bedrijf. Het is zaak tussen al deze belangen een goede balans te vinden.

Daarbij zal in gebieden waar het erg druk is en veel van de genoemde belangen om voorrang strijden, minder mogelijk zijn dan in gebieden waar minder belangen met elkaar botsen.

De verschillende belangen vragen om regulering.

Wat regelen we niet in deze nota

Geen specifiek beleid voor Grote Markt en Vismarkt

Deze beleidsnota bevat geen specifiek beleid voor de Grote Markt en Vismarkt.

Omdat er allerlei ontwikkelingen zijn met betrekking tot de Grote Markt, zoals de uitwerking van de Visie Binnenstad, is besloten in deze beleidsnota geen specifiek beleid voor de Grote Markt en Vismarkt op te nemen. De uitwerking van deze visie kan met zich meebrengen dat standplaatshouders die nu op de Grote Markt staan, verplaatst worden. Ook op de Vismarkt kunnen wijzigingen plaatsvinden. De zeven standplaatshouders die op de Grote Markt en Vismarkt staan, worden meegenomen met de Visie Binnenstad. Eventueel kunnen we op een later tijdstip aanvullende regels opstellen die voor de Grote Markt en Vismarkt gelden.

Geen beleid voor de warenmarkt of voor standplaatsen die onder een evenementenvergunning vallen

lndien een organisatie een evenement organiseert en in de aanvraag ook standplaatshouders opneemt, dan geldt de evenementenvergunning ook voor die standplaatshouders. Dit beleid ziet niet toe op standplaatshouders die onder een evenementenvergunning vallen.

Wat regelen we wel in deze nota

Met het beleid willen we het volgende bereiken:

  • -

    de gebieden waar het maximumstelsel geldt uitbreiden;

  • -

    de wachtlijst afschaffen;

  • -

    frietkramen bij scholen weren binnen de straal van 250 meter;

  • -

    een mogelijkheid invoeren waarbij het college beoordeelt of een nieuw initiatief/ bijzonder geval een plek kan krijgen.

Kader

Het beleid is een uitwerking van de weigeringsgronden van artikel 1:10 en 5:19 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Groningen (APVG). Een vergunning voor een vaste standplaats kan op grond van deze artikelen worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu, of vanwege de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving (bijlage 1: juridisch kader).

Hoofdstuk 2 Wat is een standplaats?

Artikel 5:18 van de APVG stelt dat onder een standplaats wordt verstaan: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden. Deze omschrijving is ruim en heeft geleid tot vele creatieve invullingen door standplaatshouders. Van verkoop van goederen vanuit een professionele verkoopwagen tot het geven van informatie vanuit een partytent of van achter een tafel.

Het gaat dus om:

  • -

    in de openlucht;

  • -

    in de openbare ruimte;

  • -

    vanaf een vaste plek.

Verkoopmiddelen in een overdekte hal, of op een besloten terrein vallen niet onder het begrip standplaats. Ook een verkoopwagen die rondrijdt en zo nu en dan stopt op verschillende plekken valt niet onder dit begrip. In dit laatste geval is er sprake van venten. Venten is vergunningsvrij.

Definities standplaatsen

Bestaand beleid

Vaste standplaats

Van oudsher kennen we de standplaats die het hele jaar door elke week wordt ingenomen. Vanuit de standplaats worden goederen te koop aangeboden. De standplaatshouders zijn ondernemers die met de verkoop hun boterham verdienen. Dit noemen we onder het huidige beleid een vaste standplaats.

De standplaatshouder krijgt een vergunning voor maximaal 15 jaar. Dit zijn veelal de bloemen-, vis- en frietverkopers.

Tijdelijke standplaats

Daarnaast worden vergunningen aangevraagd om voor bepaalde tijd vanaf een vaste plek iets aan te bieden of te verkopen. Meestal gaat het dan om aandacht vragen voor iets en niet om het verdienen van een boterham. Vooral deze aanvragen hebben de laatste jaren een grote vlucht genomen. Maar ook commerciële ondernemers vragen wel een tijdelijke vergunning aan. Bijvoorbeeld een oliebollenkraam of een snackkraam in de buurt van een evenement, of bij de opening van een winkel. Onder het huidige beleid noemen we deze standplaatsen tijdelijke standplaatsen. De vergunninghouder krijgt een vergunning voor een kortere tijd.

Scheefgroei

Het onderscheid in vaste en tijdelijke standplaatsen is de enige onderverdeling die we nu kennen.

Dit betekent dat onder het huidig beleid we alle soorten standplaatsen onder deze twee noemers proberen te brengen. Zo zijn er standplaatshouders die elk jaar voor dezelfde plek een vergunning aanvragen om in de maanden november tot februari oliebollen te verkopen. Een aantal van hen krijgt hiervoor een tijdelijke vergunning voor maximaal 15 jaar, in die zin dat zij elk jaar gedurende deze periode op dezelfde plek mogen staan in de winterperiode. Zij hoeven niet elk jaar weer een aanvraag in te dienen en worden gezien als vaste standplaatshouders. Er zijn echter ook standplaatshouders die wel elk jaar een aanvraag indienen om in het winterseizoen oliebollen te verkopen.

Aan de ene kant zijn standplaatshouders die elk jaar moeten aanvragen in het nadeel ten opzichte van standplaatshouder met een vaste standplaats. Zij moeten immers elk jaar een aanvraag indienen. Om verzekerd te zijn van dezelfde plek als het jaar daarvoor dienen deze standplaatshouders zelfs al in het eerste kwartaal van het jaar een aanvraag in voor het laatste kwartaal van het jaar.

Aan de andere kant zijn de standplaatshouders die oliebollen verkopen met een vaste vergunning in het nadeel ten opzichte van standplaatshouders met een tijdelijke vergunning. Standplaatshouders met een tijdelijke vergunning betalen namelijk veel minder huur voor het gebruik van de gemeentegrond.

We willen deze scheefgroei tegengaan door middel van duidelijke definities met betrekking tot standplaatsen die veel voorkomen. We hebben niet de illusie dat we alles in definities kunnen vangen, want gebleken is dat standplaatshouders zeer creatief zijn. Maar het grootste gedeelte kunnen we wel onder de nieuwe definities scharen. Voor vormen van standplaatsen die niet exact onder een definitie vallen zullen we aansluiten bij de definitie die het meest recht doet aan de standplaats. En in bijzondere gevallen kan ofwel artikel 4. 84 Awb uitkomst bieden in bijzondere situaties (Hoofdstuk 7) of kan die speciale situatie aan het college voorgelegd worden (Hoofdstuk 6).

Beleid

Er valt een indeling te maken tussen standplaatshouders die elke week het hele jaar door staan, en standplaatshouders die voor bepaalde tijd staan en niet elke week. Daarnaast kennen we standplaatshouders die alleen in een seizoen staan. Hiermee hebben we alle bekende categorieën standplaatsen genoemd. Voor deze standplaatsen gelden de volgende definities. hebben we de volgende definities geformuleerd:

  • -

    continue standplaats;

  • -

    seizoenplaats;

  • -

    incidentele standplaats;

  • -

    tijdelijke standplaats.

De continue en seizoenplaats mogen voor bepaalde tijd van maximaal 15 jaar ingenomen worden.

De incidentele en tijdelijke standplaatsen mogen voor bepaalde tijd ingenomen worden.

Zie bijlage 2 voor de betekenis van deze definities.

Continue standplaats

Dit is de standplaats die elke week het hele jaar door staat. En de vergunninghouders krijgen een vergunning voor maximaal 15 jaar.

In 2016 is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het bestaan erkend van een nationale rechtsnorm die gevolgen heeft voor de besluitvorming over schaarse vergunningen. Het gelijkheidsbeginsel betekent volgens deze uitspraak voor de verdeling van schaarse vergunningen dat het gemeentebestuur aan (potentiele) gegadigden gelijke kansen moeten bieden om in aanmerking te komen voor deze vergunningen. Een vergunning voor een standplaats is een schaarse vergunning. Deze uitspraak betekent dat verleende schaarse vergunningen voor onbepaalde tijd worden omgezet in vergunningen voor bepaalde tijd. De gemeente Groningen heeft gekozen voor het verstrekken van tijdelijke vergunningen met een looptijd van maximaal 15 jaar.

Na 15 jaar mogen alle standplaatshouders die belangstelling hebben voor een plek dit kenbaar maken. Hiervoor zijn de huidige geldende voorwaarden en regels van toepassing. Alle standplaatshouders moeten aan de gestelde randvoorwaarden voldoen. Indien er meerdere standplaatshouders aan alle eisen voldoen, zal de toewijzing gebeuren door loting.

Seizoenplaats

De standplaatsen worden of wel in het winterseizoen of het zomerseizoen ingenomen.

Standplaatshouders die in de winter oliebollen verkopen

In de winter worden de seizoenplaatsen voornamelijk ingenomen door standplaatshouders die oliebollen verkopen.

De periode waarin oliebollenkramen kunnen staan is van 1 oktober t/m de eerste twee weken van januari. We willen deze periode voor iedereen gelijk houden. Anders bestaat de kans dat het onoverzichtelijk wordt en dat de één drie maanden en een halve maand staat t/m januari en de ander drie maanden t/m februari. Het wordt dan lastiger om te handhaven. Dit heeft wel consequenties voor een aantal oliebollenkramen, omdat zij door (verlenging met) incidentele vergunningen op dit moment langer staan. Er staat echter al 10-tallen jaren een oliebollenkraam op de Grote Markt. Deze kan pas een plek innemen als de poffertjeskraam op 1 november weggaat. Deze standplaatshouder mag drie en ene halve maand staan, ingaan de 1 november. Als deze standplaatshouder stopt, zal de een nieuwe standplaatshouder niet langer dan de eerste twee weken van januari mogen staan.

Standplaatshouders die in de zomer ijs verkopen

Daarnaast hebben we voornamelijk ijsverkopers die in het zomerseizoen verkopen. Bij een goed voorjaar en lange zomer (met een goede nazomer) staan zij maximaal acht maanden achtereen. Wij willen ijsverkopers een seizoenvergunning van maximaal acht maanden geven. Dit gebeurt nu ook, maar is niet vastgelegd. Zij moeten wel een mobiel verkoopmiddel hebben. Omdat het hier ondernemers betreft die in het seizoen hun omzet moeten halen, wordt voorgesteld de vergunning voor bepaalde tijd af te geven. Ook nu zijn er oliebollenverkopers en ijsverkopers die elk seizoen staan met vergunning voor de bepaalde duur (maximaal 15 jaar). Zij hoeven tijdens deze periode niet elk seizoen opnieuw een aanvraag in te dienen.

Incidentele standplaats

Dit is de standplaats die kortdurend wordt ingenomen. Het gaat daarbij vooral om standplaatshouders die een goed doel onder de aandacht willen brengen. Daarnaast vragen ook commerciële standplaatshouders vergunning aan om in de buurt van een evenement of bij een opening van een winkel voor korte tijd te staan.

Duur van een incidentele standplaats

Een incidentele standplaats mag buiten gebieden waar het maximumstelsel geldt (een gebied waar een aantal plekken door de gemeente is aangewezen) maximaal drie weken aaneengesloten staan. De aanvragen voor incidentele standplaatsen worden niet uitgebreid ruimtelijk getoetst en er wordt geen omgevingsvergunning voor afgegeven.

Indien incidentele standplaatsen langer aaneengesloten staan dan drie weken, is de impact op de buurt groter en zal wel een volledig ruimtelijke toetsing plaats moeten vinden. Dat past echter niet bij het karakter van een incidentele standplaats.

De incidentele standplaats mag in de gebieden waar het maximumstelsel geldt maximaal drie dagen aaneengesloten staan. Dit heeft te maken met het feit dat dit de drukste gebieden zijn. Daar zijn zoveel activiteiten dat langer staan niet mogelijk is. In de praktijk blijkt dat in de binnenstad van Groningen waar onder het huidige beleid het maximumstelsel geldt, incidentele standplaatshouders ook niet langer dan drie dagen aaneengesloten staan.

We hebben de duur van het minimaal aaneengesloten innemen van een standplaats beperkt, zodat het karakter van een incidentele standplaats behouden blijft en er geen verkapte continue standplaatsen ontstaan. Zo krijgen ook anderen een kans en loopt de stad Groningen niet vol met standplaatshouders die lange tijd blijven staan. De voorwaarde dat niet langer mag worden gestaan dan drie dagen aaneengesloten valt te onderbouwen vanuit de openbare orde, veiligheid en milieu. Als er te veel, tegelijkertijd in de stad gebeurt en als daarnaast een standplaats te lang staat, is dat schadelijk voor het milieu (bijvoorbeeld ontstaan van zwerfafval), en wordt de doorstroom van publiek belemmerd.

Incidentele standplaatsen en politieke partijen in verkiezingstijd

In verkiezingstijd worden door politieke partijen veel incidentele standplaatsen aangevraagd, van toespraken vanaf een zeepkist tot kramen met verkiezingsprogramma's, en alles wat daartussenin zit. Buiten verkiezingstijd komt aandacht vragen voor een politieke partij minder voor.

Het gaat hier om het innemen van een plek met een hulpmiddel zoals een tafel een kraam of een tent o.i.d. Het promoten van een politieke partij door middel van gedrukte stukken met bijvoorbeeld het verkiezingsprogramma valt onder de vrijheid van meningsuiting.

Voor politieke partijen is het mogelijk in verkiezingstijd een doorlopende ontheffing van het flyerverbod aan te vragen bij het college van burgemeester en wethouders. Daarnaast kunnen politieke partijen een doorlopende standplaatsvergunning aanvragen voor een kleine standplaats van maximaal zes m2. Er kunnen voorwaarden bij deze ontheffing gegeven worden waarbij wordt aangegeven waar men zich aan heeft te houden. Bijvoorbeeld dat het verkeer niet belemmerd mag worden en dat er geen overlast veroorzaakt wordt. Deze voorwaarden worden bij de ontheffing en doorlopende standplaatsvergunning gegeven.

Incidentele standplaatsen voor oliebollen

Alle aanvragen voor het elk jaar voor het innemen van een standplaats voor de verkoop van oliebollen in het winterseizoen, worden opgevat als aanvraag voor een winter seizoenplaats. Ook al wil de standplaatshouder met oliebollen niet volledig deze periode staan, maar bijvoorbeeld twee weken, een maand, of een dag, wordt hij aangemerkt als een winterseizoen plaats. Als hij elk jaar wil staan krijgt hij een seizoenvergunning voor maximaal 15 jaar. Hierdoor heffen we het eerdergenoemde onterechte onderscheid op tussen oliebollenverkopers met een vaste vergunning en oliebollenverkopers met een tijdelijke vergunning die elk jaar een plek innemen.

Buiten de periode van oktober t/m de eerste twee weken in januari kan wel een incidentele aanvraag worden gedaan. Als de standplaatshouder echter al een plek inneemt in het winterseizoen, mag hij niet aansluiten aan de genoemde winterseizoenperiode, niet vooraf en niet achteraf. Anders breidt de periode dat een oliebollenkraam mag staan in het winterseizoen zich uit tot een periode langer dan drie en een halve maand. Dat willen we onder dit beleid niet toestaan. Dit houdt in dat een standplaatshouder die met oliebollen in het winterseizoen een plek inneemt in de maand september en de derde week van januari niet aansluitend een incidentele standplaatsvergunning mag aanvragen. Dit mag ook niet elders in de gemeente, omdat dan andere seizoenplaatshouders benadeeld kunnen worden en er dan toch oliebollenkramen langer dan drie en een halve maand staan.

Buiten het winterseizoen moet de kraam mobiel zijn. Ook kan een incidentele vergunning aangevraagd worden als men wel in het winterseizoen wil staan, maar niet elk jaar een plek wil innemen. Dan moet wel voldaan zijn aan de eisen die voor een incidentele standplaats gelden. In deze gevallen wordt een vergunning voor bepaalde tijd verleend.

Aanvraagtermijn

Een incidentele aanvraag wordt vaak heel kort voor de datum dat men de plek in wil nemen aangevraagd. Voor een incidentele aanvraag geldt een aanvraag termijn van vier weken, zodat de gemeente wel voldoende tijd heeft om de aanvraag te beoordelen.

Tijdelijke Standplaats

Naast de continue en incidentele standplaats bestaat er nog de tijdelijke standplaats. De vergunning voor een tijdelijke standplaats wordt meestal gegeven voor een standplaats in een gebied dat nog in ontwikkeling is. Er is bijvoorbeeld nog niet duidelijk wat de verkeersstromen worden, of een terrein wordt binnen een bepaalde tijd anders ingericht. De gemeente zal goed moeten motiveren dat een terrein nog in ontwikkeling is en dat bijvoorbeeld overlast of verkeersveiligheid nog niet goed valt in te schatten. Het merendeel van deze vergunningen wordt verstrekt aan commerciële standplaatshouders. Zij willen graag op den duur een continue vergunning om hun producten te verkopen in het nog te ontwikkelen gebied. Het is echter nog niet duidelijk of dit kan. Vandaar dat een vergunning wordt gegeven voor een bepaalde tijd, meestal voor één of twee jaar. Het is dus mogelijk dat deze vergunning wordt omgezet in een continue vergunning voor bepaalde tijd van maximaal 15 jaar. Mocht dit niet kunnen dan moet de standplaatshouder op zoek naar een andere plek. Hij kan geen rechten aan de tijdelijke vergunning ontlenen. Hij weet dat het een tijdelijke vergunning is en hij gaat zelf het risico aan om in een gebied te gaan staan waar het onzeker is of het een permanente plek kan worden. Dat behoort tot zijn ondernemersrisico.

Er wordt dus een tijd overbrugd, de tijd waarin duidelijk moet worden of de vergunning van tijdelijk omgezet kan worden naar continue, of de tijd tot aan het moment dat duidelijk wordt dat de plek niet geschikt is voor een continue standplaats. Ook onder het huidig beleid worden vergunning voor meestal een jaar of twee jaar afgegeven alsnog niet duidelijk is hoe een gebied zich ontwikkelt.

Ook kan de tijdelijke vergunning gebruikt worden voor een periode als proef. Bijvoorbeeld een standplaatshouder wil een terras, maar het is niet helemaal duidelijk of het op die bepaalde plek wenselijk is. Als de standplaatshouder er mee instemt, kan een vergunning voor bijvoorbeeld een jaar afgegeven worden, Deze periode wordt gebruikt om te kijken of het terras daar kan en of er zich al dan niet incidenten voordoen.

Hoofdstuk 3 Wat zijn de kenmerken van een standplaats?

Mobiliteit

Een kenmerk van een standplaats, waarmee het zich onderscheid van een bouwwerk zoals een kiosk, is de mobiliteit. Dit houdt in dat een verkoopmiddel niet 's nachts mag blijven staan.

De standplaatshouder moet een uur van tevoren zijn standplaats opbouwen en inrichten en tot een uur na het beëindigen van de verkoop, zijn standplaats weer ontruimen. Dit is bedoeld om te voorkomen dat er vooral bij de continue standplaatsen permanente bouwwerkjes ontstaan. Voor bouwwerken moeten bouwvergunningen aangevraagd worden.

De mobiliteitseis is belangrijk omdat;

  • er anders sprake zou zijn van oneerlijke concurrentie met kiosken en winkels die een hogere investering eisen zoals grondverwerving en het verkrijgen van een bouwvergunning;

  • de openbare ruimte waarop de standplaats is gereserveerd ook beschikbaar moet blijven voor andere functies;

  • de ruimtelijke invloed en de beleving van het uiterlijk van een mobiele kraam wezenlijk anders is dan die van een vast verkooppunt. Een mobiele standplaats wordt gezien als een 'kraam', dit wil zeggen een tijdelijk verschijnsel in de openbare ruimte.

    Een vast verkooppunt als een kiosk heeft een permanente uitstraling en wordt ervaren als een bouwwerk. Er is dan geen sprake meer van openbare ruimte, maar van geprivatiseerde ruimte;

  • de ervaring leert dat een standplaats die niet aan de mobiliteitseisen hoeft te voldoen vaak in de loop der tijd een permanenter uiterlijk krijgt. Zo worden bijvoorbeeld de wielen weggewerkt, de luifel uitgebreid tot overdekt terras, een gedeelte van de apparatuur of opslag naar buiten verplaatst, permanente nutsvoorzieningen aangesloten, uitbouwen gerealiseerd, et cetera. De handhaving hierop wordt bemoeilijkt als niet aan de mobiliteitseis wordt vastgehouden.

Terrassen

We willen geen terrassen bij standplaatsen in de drukste gebieden van de stad Groningen. In de gebieden waar het maximumstelsel geldt zijn geen terrassen mogelijk. Wel zijn twee statafels bij de verkoop van etenswaren toegestaan. In de minder drukke gebieden zijn terrassen afhankelijk van de locatie mogelijk.

Uitzondering op mobiliteit

Een uitzondering op de mobiliteit vormen de oliebollenkramen in het winterseizoen.

Van de continue standplaatshouders zijn er op dit moment twee met een niet mobiel verkoopmiddel op grond van bijzondere omstandigheden. Hierover zijn in het verleden afspraken gemaakt. Het zijn standplaatshouders die op de Grote Markt en Vismarkt staan. Hun situatie zal meegenomen worden bij de uitwerking van de Visie Binnenstad. Ook zijn er nog enkele andere standplaatshouders die geen mobiel verkoopmiddel hebben of hun verkoopmiddel 's nachts laten staan. Hun situatie zal in de toekomst nader worden bekeken. In ieder geval zal als een standplaatshouder die niet mobiel is stopt, geen vergunning meer gegeven worden voor een niet mobiel verkoopmiddel.

Op industrieterreinen mogen standplaatshouders hun verkoopwagen laten staan, aangezien er geen woningen in de buurt zijn en ze daarom geen overlast verzorgen. Ook zijn industriegebieden rustige gebieden waar niet veel gebeurt in de openbare ruimte.

Wel zal erop toe gezien worden dat er geen aanbouw plaatsvindt of dat het verkoopmiddel verandert in een vast bouwwerk. De verkoopwagen op zich moet wel mobiel en eenvoudig verplaatsbaar zijn.

Standplaats op grond particulier

Er worden niet alleen op gemeentegrond standplaatsen aangevraagd. Er zijn ook standplaatshouders die een plek innemen op het terrein van een particulier. Ook hier moet een vergunning voor worden aangevraagd en de eigenaar van de grond moet toestemming geven. Het gaat om openbare terreinen, zoals parkeerplaatsen bij winkelcentra. Vaak wordt juist op verzoek van de eigenaar van de grond een standplaats ingenomen.

Dit is bijvoorbeeld het geval bij een opening of een verkoopactie van een winkel. Ook verkoopmiddelen op particuliere terreinen moeten mobiel zijn.

Voor een standplaats op particulier terrein kan de gemeente geen huur vragen, het betreft immers geen gemeentegrond. Bij aanvragen op particuliere grond zal ook gekeken worden naar het aantal plekken dat kan worden ingenomen op het particuliere terrein. Voorkomen moet worden dat er markten ontstaan. Meegewogen zal worden hoe dicht standplaatsen op elkaar komen te staan en of dit een aanzuigende werking heeft voor andere verkopers. Deze afweging geldt overigens ook voor gemeentegrond. Maar deze situatie speelt meer bij bijvoorbeeld grote particuliere parkeerterreinen, daar willen vaak meerdere standplaatshouders staan.

Het persoonlijk innemen van een standplaats

Een ander kenmerk van een standplaats is dat de standplaats persoonlijk wordt ingenomen. De vergunning staat op naam van een persoon, de vergunninghouder. Deze persoon mag zijn vergunning niet aan een ander overdragen. De vergunninghouder staat zelf in de kraam. Hij mag zich wel laten bijstaan door één of meer personen.

In artikel 1:5 van de APVG is bepaald dat de vergunning persoonlijk is, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald. Volgens de toelichting bij dit artikel in de modelverordening van de VNG is een standplaatsvergunning een voorbeeld van een persoonsgebonden vergunning. Dit vanwege het persoonlijk karakter van de ambulante handel en omdat het aantal aanvragen om vergunning het aantal te verlenen vergunningen meestal verre overtreft. Het zou onredelijk zijn als een standplaatsvergunning zonder meer kan worden overgedragen aan een ander terwijl een groot aantal aanvragers belangstelling heeft.

Er is geen overgangsregeling mogelijk. Uitzondering wordt gemaakt bij het overlijden van de vergunninghouder. Ook bij de situatie waarbij de vergunninghouder volledig of voor 50% arbeidsongeschikt wordt. De arbeidsongeschiktheid moet in dat geval wel medisch aangetoond worden. De overgangsregeling geldt voor de looptijd van de huidige vergunning.

Er zijn standplaatshouders die verzocht hebben om een overdrachtsregeling. Vaak willen zij hun onderneming overdragen aan een familielid als zij de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt.

We willen echter geen overdrachtsregeling invoeren. Ten eerste vinden we het gezien ook toelichting van de VNG onredelijk om het voor andere aanvragers onmogelijk te maken om ooit een goede plek in te nemen. Want op de beste plekken is het het meest rendabel om er te blijven en zal men daar ook het liefst de zaak aan een ander overdragen. Bovendien is het vanuit ruimtelijk oogpunt niet wenselijk dat plekken in de stad van generatie op generatie ingenomen worden. Een stad die in ontwikkeling is zal ook ruimtelijk wijzigen waardoor plaatsen voor standplaatshouder zullen vervallen. Dit is een grond voor intrekking van de vergunning.

Het huidige beleid kent een uitzondering op het persoonlijk innemen, bij overlijden van de vergunninghouder. We handhaven deze uitzondering om bij overlijden van de vergunninghouder de vergunning over te laten zetten op de echtgenote of de geregistreerde partner. We breiden deze mogelijkheid uit met de situatie waarin een vergunninghouder volledig arbeidsongeschikt of voor 50% of meer arbeidsongeschikt wordt. De arbeidsongeschiktheid moet medisch aangetoond kunnen worden.

Deze overdrachtsregeling heeft als achtergrond dat buiten toedoen van de vergunninghouder diens echtgenoot of partner onverwacht voor een inkomensverlies komt te staan. Het verzoek tot overdracht dient schriftelijk te worden gedaan.

Een ander uitzondering op het persoonlijk innemen onder het huidige beleid voor behouden aan ijsverkopers, zij mogen in totaal vier verkoopmiddelen hebben.

In andere gevallen kan geen overdracht plaatsvinden aan een ander, ook niet bij faillissement of surseance van betaling. Gelet op het karakter van de ambulante handel en ruimtelijke overwegingen houden we vast aan het persoonlijk innemen van een standplaats en het niet overdraagbaar zijn van een vergunning.

Dat er bij de warenmarkt wel gekozen is voor het kunnen overdragen van de vergunning op familieleden of zelfs een werknemer is niet vergelijkbaar met standplaatshouders verspreid over de hele stad. Bij de warenmarkt bestaat het probleem van toenemende vergrijzing. En ook wil men de continuïteit van de warenmarkt enigszins waarborgen. Als plaatsen op de warenmarkt niet opgevuld worden, wordt de warenmarkt minder aantrekkelijk. Deze problemen doen zich niet voor bij de andere standplaatsen in de stad.

Winkeltijdenwet

De standplaatshouders die goederen verkopen of commerciële diensten aanbieden dienen zich aan de Winkeltijdenwet te houden. Voor niet commerciële standplaatsen worden de tijden dat men mag staan in de vergunning zelf opgenomen. Alleen standplaatshouders die direct voor consumptie geschikte eetwaren en alcoholvrije dranken verkopen mogen dit ook doen op zon- en feestdagen.

In de winkeltijdenwet staat beschreven dat winkels ook op elke zondag open mogen. Dit geldt ook voor commerciële standplaatshouders. Zij mogen op elke zondag staan in de stad.

Hoofdstuk 4 Waar willen we standplaatsen?

Maximum stelsel

In drukke gebieden bestaat de mogelijkheid voor de gemeente binnen aangewezen gebieden een maximum aantal plekken aan te geven waar standplaatshouders kunnen staan. Dit wordt het maximumstelsel genoemd. Zij mogen dan in die gebieden geen andere plek innemen.

De binnenstad van Groningen hebben we al aangewezen als gebied waar het maximumstelsel geldt, daar zijn plekken aangewezen voor continue standplaatshouders.

Bij besluit van 29 september 1998 is het maximumstelsel voor de binnenstad van Groningen ingevoerd. Dat betekent dat er op dit moment 14 plekken in de binnenstad zijn aangewezen waar een continue standplaats mag worden ingenomen. Het gaat om de plekken in de Oosterstraat, Vismarkt, A-Kerkhof en Grote Markt nz.

Buiten het centrum geldt het maximumstelsel voor het gebied van de Westerhaven, Stationsgebied, Damsterplein en voor winkelcentra. Deze gebieden zijn aangewezen op de bij dit beleid gevoegde kaart.

Restgebied waar het maximumstelsel niet geldt

We geven de maximumstelsels op een kaart aan. Buiten de gebieden waar het maximumstelsel geldt, geven we ook plekken op de kaart aan waar een standplaatshouder in ieder geval kan staan. Zo komen we standplaatshouders tegemoet die zelf een plek zoeken. Vraagt hij toch buiten de aangewezen plek aan dan zal de gemeente deze aanvraag wel moeten beoordelen en afhandelen. Op de kaart geven we ook zones in kleur aan. De kleur geeft aan welke eisen er gelden. In drukke gebieden zullen strengere eisen gelden vanuit bijvoorbeeld (verkeers)veiligheid dan in minder drukke gedeelten van de stad. Zo zijn de binnenstad en het Noorderplantsoen in rood ingedeeld, hier gelden strenge eisen. (Bijlage 3)

We geven geen plekken voor incidentele standplaatsen op de kaart aan. Zij staan immers maar kort.

Het uiterlijk aanzien van de omgeving

Als een standplaats het uiterlijk aanzien van de omgeving niet zodanig verstoort dat daardoor het karakter van de omgeving wordt aangetast, kan de plek worden ingenomen.

De eerste vraag die zich voordoet is wat verstaan wordt onder het uiterlijk aanzien van de omgeving. Dit is een ruim begrip.

Het gaat om die specifieke wagen in die bepaalde omgeving. In een omgeving van historische panden of een zorgvuldig ingericht plein zal een verkoopwagen meer storen ten opzichte van het uiterlijk aanzien van die omgeving dan ten opzichte van het uiterlijk aanzien van een industrieterrein.

Voor de gebieden waar het maximumstelsel geldt en plekken zijn aangewezen is deze grond betrokken bij de afweging waar een plek geschikt is voor een standplaats.

Buiten de gebieden waar het maximumstelsel geldt, zal deze afwijzingsgrond vrijwel niet aan de orde zijn. Op een industriegebied bijvoorbeeld zullen niet snel monumentale panden staan.

In bijlage 4 zijn de criteria toegevoegd waaraan is getoetst m.b.t. het begrip "ter bescherming van het uiterlijk aanzien" bij het aanwijzen van plekken in de gebieden waar het maximumstelsel geldt.

Noorderplantsoen

Het Noorderplantsoen is een gevoelig gebied. Het is van ecologische waarde door de bijzondere planten die er staan. Er zijn omwonenden en een parkcommissie die bewaken dat het park niet te veel wordt aangetast. Daarnaast is het park, vooral in de zomer, in trek om er te recreëren. Ook worden er evenementen gehouden zoals Noorderzon en een hardloopwedstrijd. Bovendien willen standplaatshouders hier graag een plek innemen. Er zijn vele uiteenlopende belangen.

Er is voor gekozen om het gebied net als de binnenstad in de zone rood in te delen. Dit betekent dat het een gevoelig en druk gebied is waar strengere eisen gelden dan in een niet gevoelig en niet druk gebied. Er zijn beperkt kleine standplaatsen mogelijk die niet aangewezen zijn op voorzieningen zoals water, elektriciteit of aansluiting op de riolering. Ook dient de standplaats een toegevoegde waarde te hebben voor het park. De criteria zijn neergelegd in bijlage 4.

Geen kramen met gefrituurde producten bij scholen.

De gemeente Groningen staat de verkoop van gefrituurde etenswaren niet toe binnen de straal van 250 meter rond scholen.

Samenloop met andere activiteiten

Incidentele standplaatsen en evenementen

Vaak willen standplaatshouders meeliften met een evenement en profiteren van de vele bezoekers. Zo willen veel kramen die etenswaren verkopen een plekje op een evenemententerrein. De gemeente wijst in dat geval de aanvrager af en wijst op de mogelijkheid om zich direct tot de organisatie van het evenement te wenden.

Het gaat hier dus om standplaatshouders die mee willen doen met het evenement. Dit is wat anders dan standplaatshouders die in de buurt van het evenement willen staan. Zij moeten wel een standplaatsvergunning aanvragen.

Standplaatsen en de Kermis

Standplaatshouders mogen niet staan tijdens kermissen (inclusief op- en afbouw) als de vergunde of aangevraagde plek op het kermisterrein ligt.

Hoofdstuk 5 Kosten Standplaats

Continue standplaatsen en seizoenplaats

De plekken die liggen op gemeentegrond worden aan de standplaatshouders verhuurd. Zij moeten een huurcontract ondertekenen en dit terug sturen. Op basis van de plek die wordt ingenomen en de branche, wordt de prijs voor continue en zomerseizoen standplaatsen bepaald. Met betrekking tot de plaats is er namelijk een A, een B, en een C-categorie. Daarbij staat A voor de beste plekken waar het meeste winkelende publiek komt.

Dat zijn de plaatsen in het centrum van de binnenstad en de plaatsen aan de aanlooproutes naar het centrum. B betreft de overige straten en pleinen binnen de Diepenring en straten en pleinen die in de nabijheid van een winkelcentrum buiten de Diepenring liggen en de aanlooproutes daar naartoe. C betreft de overige straten en pleinen buiten de Diepenring. Dat zijn de plaatsen die een grotere afstand tot een winkelcentrum hebben en daardoor uit commercieel oogpunt minder aantrekkelijk zijn. Voor de A-categorie wordt de hoogste prijs betaald.

Prijs voor incidentele standplaatsen

Er is één bedrag voor een incidentele commerciële standplaats en stellen daarbij ook de maximale grootte (35m2) vast.

Houders van een tijdelijke standplaats met een ideëel doel hoeven nu niets te betalen. Dit willen we zo houden. Incidentele standplaatsen worden vooral voor goede doelen ingenomen.

Hoofdstuk 6 Nieuwe standplaatsen

Zijn er gelijkwaardige gegadigden die aan de criteria voor een standplaats voldoen, dan zal er tussen hen geloot worden. Dit geldt voor gebieden waar het maximumstelsel geldt.

Buiten deze gebieden kunnen aanvragers zelf een plek zoeken. Zijn er in de gebieden waar het maximumstelsel niet geldt echter plekken die al bezet zijn, en waarvoor ook meerdere gegadigden belangstelling hebben, dan kan dezelfde procedure gevolgd worden als die plek vrijkomt.

Nieuwe initiatieven/bijzondere gevallen

Soms zijn er nieuwe initiatieven van standplaatshouders die een (continue) plek in de gemeente willen innemen, waarmee in het beleid geen rekening is gehouden. Het valt namelijk niet te voorzien wat voor ideeën toekomstige standplaatshouders hebben. Aan de ene kant willen we regels stellen zodat het voor handhavers en vergunningverleners duidelijk is waaraan zij moeten toetsen, aan de andere kant willen we nieuwe waardevolle initiatieven niet bij voorbaat tegenhouden. Ook willen we niet de ene standplaatshouder ten opzichte van de andere standplaatshouder benadelen.

Uit ervaring kunnen we zeggen dat 80% reguliere aanvragen zijn die geen problemen opleveren. Daarvoor kan zondermeer een vergunning afgeven worden, als er plek is en men aan de voorwaarden voldoet. Soms zij er echter twijfelgevallen. Er is iets nieuws dat afwijkt van het aanbod van bestaande standplaatsen en het voegt wellicht wat aan de stad toe. We schatten dat niet meer dan 20% afwijkt.

We willen deze categorie voorleggen aan het college om een oordeel daarover te geven.

Net als bij de beleidsregels parkeernormen 2012 kan het college een brede belangenafweging maken met betrekking tot de vraag of er in de openbare ruimte nog plaats is voor een extra standplaats en of deze standplaats een meerwaarde heeft voor de stad. Een vergunning is mogelijk als de gemeente vindt dat dat andere belangen zwaarder wegen dan de belangen op grond waarvan de vergunning volgens het beleid niet verleend kan worden.

We kunnen ons voorstellen dat verkoopmiddelen die geen voorzieningen zoals water en stroom nodig hebben en klein van afmeting zijn (niet groter dan 6 m2) eerder voor een vergunning in aanmerking kunnen komen als zij een meerwaarde hebben omdat zij minder impact op de omgeving hebben.

Overigens als er echt geen ruimte meer is voor een standplaats in een gebied, blijft nog de mogelijkheid van venten over. Voor venten is geen vergunning meer nodig, wel moet men zich aan de algemene voorwaarden genoemd in de APVG houden. Dit betekent dat men niet op één plek lang mag blijven staan maar steeds verder moet rijden.

Maatschappelijk toegevoegde waarde

Wanneer een standplaats niet voldoet aan alle criteria kan er alsnog een standplaatsvergunning verleend worden als de standplaats een maatschappelijk toegevoegde waarde heeft. Dit geldt bijvoorbeeld voor en aantal oliebollenkramen. Hieronder wordt dit verduidelijkt met een voorbeeld.

Een aanvraag voor een frietkraam op een parkeerterrein van een wijkwinkelcentrum wordt geweigerd op basis van een verslechterde bereikbaarheid van het winkelcentrum. De parkeerdruk is hoog en de standplaats zou drie parkeerplaatsen in beslag nemen.

Op een aanvraag voor een oliebollenkraam op dezelfde locatie wordt echter wel positief geadviseerd. Als gemeente vinden we het belangrijk dat de inwoners in de wintermaanden (maximaal drie en een halve maand) de mogelijkheid hebben - om volgens traditie - oliebollen te kopen. De oliebollenkraam heeft hiermee een maatschappelijk toegevoegde waarde die van groter belang wordt geacht dan een verslechterde bereikbaarheid. Omdat de oliebollenkraam niet langer dan drie en een halve maand staat, vinden we het tijdelijk verkleinen van het aantal parkeerplaatsen met drie acceptabel.

De maatschappelijke waarde is in dit geval belangrijker dan de tijdelijke verslechterde bereikbaarheid. Ook hebbende oliebollenkramen een sfeer verhogende uitstraling door de vormgeving van de kraam.

Een frietkraam wil meestal langer dan drie en een halve maand staan, maar ook al zou deze kraam niet langer dan drie en een halve maand willen staan, dan is er bij friet geen sprake van een traditie en een tijdsgebonden product. Immers friet eten is niet gebonden aan een bepaalde activiteit zoals het vieren van oud en nieuw.

De toetsing aan alle bovengenoemde criteria, dient goed gemotiveerd te worden. Het moet voor de aanvrager duidelijk zijn waarom hij mag staan of waarom de vergunning geweigerd wordt.

Hoofdstuk 7 Diversen

Aanvragen buiten de gebieden waar het maximumstelsel geldt

Milieuvoorschriften

Als het gaat om standplaatsen die regelmatig staan en bakken en/of frituren is er sprake van een inrichting op grond van de Wet milieubeheer. Behalve aan de voorwaarden van de standplaatsvergunning moet de verkoopwagen ook voldoen aan milieuvoorschriften. (Activiteitenbesluit)

Landelijke richtlijnen vanuit het VNG gaan ervan uit dat een kraam waarin gebakken en/of gefrituurd wordt op een afstand van 10 meter van gevels geplaatst, geen geuroverlast geven. Als deze afstand wordt gehanteerd gaat de Raad van State ervan uit dat geuroverlast niet waarschijnlijk is.

Binnen die 10 meter moet gemotiveerd kunnen worden waarom van deze afstand is afgeweken. Gelet hierop stellen we voor dat in de gebieden waar het maximumstelsel niet geldt, de afstand van verkoopwagens waarin gebakken en/of gefrituurd wordt tot gevels 5 meter moet bedragen. Binnen de 10 meter worden aanvragen afgewezen op grond van artikel 1:10 APVG wegens milieuoverlast.

Als blijkt dat er ook buiten de 5 meter sprake is van geuroverlast, moet de standplaatshouder ook investeren in een geurinstallatie. Hij moet immers altijd voldoen aan de milieuvoorschriften.

In de gebieden waar het maximumstelsel geldt, ligt dit anders, daar is de ruimte beperkt en compact. Dit betekent dat in deze gebieden kramen wel dichter op gevels mogen staan, maar dat ook aan de milieuvoorschriften moeten gelden. Dit brengt met zich mee dat de eigenaar van het verkoopmiddel in een installatie zal moeten investeren die geuroverlast tegengaat.

Uitzondering

Ook in buitengebieden waar het maximumstelsel niet geldt, kan een verkoopmiddel waarin gebakken en/of gefrituurd wordt binnen de 10 meter worden geplaatst.

Deze mogelijkheid is er als er geen overlast valt te verwachten. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als het verkoopmiddel op een industrieterrein staat, waarbij de eigenaar van het pand toestemming heeft gegeven voor plaatsing binnen de 10 meter. Ook dan blijven de milieuvoorschriften op zich gelden, er valt echter minder overlast te verwachten. Het moet goed gemotiveerd worden waarom we toch binnen 10 meter toestaan.

Omgevingsvergunning

De recente Groninger bestemmingsplannen zijn voorzien van een binnenplanse ontheffing (een in een bestemmingsplan opgenomen regel inzake afwijking) voor het innemen van een standplaats. In de bestemmingsplannen zijn/worden bestaande standplaatsen vastgelegd.

Alle aanvragen voor standplaatsen op nieuwe locaties kunnen- indien positief beoordeeld­ worden gefaciliteerd middels een "Omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan". Het besluit tot het afwijken van het bestemmingsplan hoeft ingeval van een binnenplanse ontheffing niet gepubliceerd te worden en hiervoor geldt geen inspraakprocedure.

We komen ook standplaatshouders tegemoet door op een kaart aan te geven waar ze kunnen staan, en we geven standplaatshouders die voor een seizoen aanvragen een vergunning voor onbepaalde tijd als ze elk jaar willen staan.

Uitzondering op de beleidsregels

Artikel 4.84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt: "Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen".

Dit artikel bevat een uitzonderingsmogelijkheid op de beleidsregels. Het moet dan gaan om bijzondere omstandigheden. Het mag niet gaan om een structurele afwijking van de beleidsregels, dan is het aangewezen om het beleid aan te passen. Het gaat hierbij om omstandigheden die kennelijk niet voorzien zijn toen de beleidsregels werden gemaakt. Er moet een afweging worden gemaakt tussen de belangen van belanghebbende(n) en het te dienen doel van de beleidsregel. Als het volgen van de beleidsregel de belanghebbende(n) onevenredig schaadt ten opzichte van het doel van de beleidsregel dan mag de beleidsregel niet worden toegepast.

Gelet op dit artikel in de Awb hoeft er in het beleid geen hardheidsclausule opgenomen te worden.

Slot

Een uitwerking van de in de voorgaande pagina's genoemde uitgangspunten moet leiden tot een duidelijk beleid. Een beleid dat een afwegingskader geeft voor het wel of niet verlenen van een vergunning. Het moet voor vergunningverleners helder zijn waaraan getoetst moet worden bij de verlening of weigering van de vergunning. Het moet voor vergunningaanvragers en toezichthouders duidelijk zijn wat er wel en niet mag in de stad en aan welke voorschriften standplaatshouders zich hebben te houden.

Ook houden we door middel van de beleidsregels greep op de openbare ruimte.

Met de beleidsregels wordt wildgroei van standplaatsen in de stad voorkomen, zodat 'verrommeling' wordt tegengegaan.

Vastgesteld bij collegebesluit van 8 december 2020,

Datum inwerkingtreding: 1 januari 2021.

Ondertekening

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 8 december 2020.

De burgemeester,

K. Schuiling

De secretaris,

C. Bronda

Bijlage 1 bij de nota Standplaatsen 2021

Juridisch Kader (Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2021 (APVG 2021)

Artikel 1:10 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu;

  • 2.

    Het bevoegde bestuursorgaan of het bevoegd gezag kan, onverminderd het elders in deze verordening bepaalde, een vergunning of ontheffing weigeren, indien de aanvrager voorschriften, verbonden aan een eerdere vergunning of ontheffing voor een soortgelijke activiteit of beperkingen waaronder zo’n vergunning of ontheffing is verleend, niet heeft nageleefd en het vermoeden gerechtvaardigd is dat indien de gevraagde vergunning of ontheffing wordt verleend, hij ook daaraan verbonden voorschriften of beperkingen waaronder zij zou worden verleend, niet zal naleven.

Afdeling 4 Standplaatsen

Artikel 5:18 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten:

    • a.

      gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

    • b.

      door anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      plaatsen en tijden die op grond van de marktverordening voor markten en marktdagen zijn aangewezen;

    • c.

      een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:17.

Artikel 5:19 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt, voorzover het betreft een standplaats als bedoeld in artikel 5:18, lid 1 onder b, niet ten aanzien van het uitgestald hebben van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. Alsdan geldt ook het in artikel 5:20 gestelde verbod niet.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:10 kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      In het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    • b.

      Indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;

    • c.

      Vanwege de strijd met het bestemmingsplan; behalve in de door het college aangewezen gebieden waar het maximumstelsel geldt en waar binnen een maximum aantal plekken is aangewezen door het college;

    • d.

      Aantoonbare toekomstige ruimtelijke en/of planologische ontwikkelingen.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:3 gelden voor het aanvragen van een vergunning voor de volgende termijnen:

    • a.

      Voor aanvragen voor een standplaatsvergunning voor de duur van meer dan 3 weken aaneengesloten geldt een aanvraagtermijn van acht weken (continue en seizoensplaatsen).

    • b.

      Voor een aanvraag voor een standplaats voor de duur van maximaal drie weken aaneengesloten geldt een aanvraagtermijn van vier weken (incidentele standplaatsen).

    • c.

      Voor een aanvraag voor een vrijgekomen plek in een gebied waar een maximumstelsel geldt wordt de termijn voor een aanvraag door de gemeente bekend gemaakt.

  • 5.

    Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag een activiteit betreft waarvoor tevens een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is vereist en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het derde lid of artikel 1:10, tot de dag waarop de beslissing over de Wet­ milieuvergunningaanvraag is genomen.

Artikel 5:20 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Artikel 5:21 Afbakeningsbepalingen

Het verbod van artikel 5:19, eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement Groningen

Artikel 5:22 Intrekking standplaatsvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan het college een vergunning als bedoeld in artikel 5:19, eerste lid, intrekken indien de vergunninghouder:

  • a.

    Door of namens het college gegeven aanwijzingen niet opvolgt;

  • b.

    Zich schuldig maakt aan wangedrag.

Bijlage 2 Definities soorten standplaatsen

Continue standplaats

Het gaat om de verkoper die gedurende één dag, of meerdere dagen per week het hele jaar door een vaste plek in de stad inneemt. Het gaat dus om het met regelmaat per week innemen van een vaste plek vanwaar de goederen verkocht worden. Dit zijn ondernemers die met de verkoop van goederen of diensten hun inkomen verwerven.

Duur van de vergunning

Deze standplaatshouders krijgen een vergunning voor onbepaalde tijd.

De seizoenplaats

De seizoenplaats is de standplaats die ofwel alleen in het winterseizoen of in het zomerseizoen wordt ingenomen. Het betreft oliebollenverkopers in de winter en ijsverkopers in de zomer.

Duur van de vergunning voor het winterseizoen In de winter mogen oliebollenverkopers maximaal drie maanden aaneengesloten staan, van november t/m januari. Zij hoeven in deze maanden geen mobiel verkoopmiddel te hebben.

Duur van de vergunning voor het zomerseizoen

IJsverkopers mogen maximaal 8 maanden staan in de zomer. Zij moeten wel een mobielverkoopmiddel hebben.

Incidentele standplaats

De incidentele standplaats is de plek die niet elke week het hele jaar door wordt ingenomen. Er is geen regelmaat het hele jaar door.

Duur van de standplaats

Een incidentele stadplaats mag in de gebieden waar het maximumstelsel geldt maximaal 3 dagen aaneengesloten staan.

In de gebieden waar het maximumstelsel niet geldt, mogen zij 3 weken aaneengesloten staan.

Tijdelijke standplaats

Een tijdelijke standplaats is de plek die gedurende bepaalde tijd wordt ingenomen.

Bij de volgende situaties wort een tijdelijke vergunning verleend:

Het gaat vaak om een standplaatshouder die een standplaats inneemt in een gebied dat nog in ontwikkeling is. Er wordt gekeken of de vergunning te zijner tijd kan worden omgezet in een continue vergunning voor onbepaalde tijd.

Of: er wordt en vergunning aangevraagd voor bepaalde tijd. Deze bepaalde tijd is langer dan mogelijk is voor een incidentele vergunning. Er zal dan een belangenafweging gemaakt worden of deze bepaalde tijd toch toegestaan kan worden. In dat geval wordt een tijdelijke vergunning verleend.

Bijlage 3 bij de Nota Standplaatsen 2021

Toetsingsformulier aanvraag standplaatsvergunning

Verkeerstoets

Ruimtelijke toets

afbeelding binnen de regeling

Ruimtelijke toets

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Ruimtelijke criteria alleen van toepassing op Noorderplantsoen (naast andere genoemde criteria). Deze criteria worden niet allemaal opgenomen als het college kiest voor het scenario "maximum stelsel". Dan worden de criteria specifiek voor de genoemde plekken beschreven.

afbeelding binnen de regeling

PS: Een terras bij de standplaats moet als onderdeel van de standplaatsvergunning worden aangevraagd. De bovengenoemde criteria zijn ook van toepassing op het terras en de daarvoor ingenomen ruimte. In rode gebieden geldt dat een terras bij de standplaats niet wordt toegestaan.

Datum inwerkingtreding: 01-01-2021

Vastgesteld bij collegebesluit van 08-12-2020

de burgemeester,

K. Schuiling

de secretaris,

C. Bronda