Regeling vervallen per 01-10-2017

Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998

Geldend van 01-01-2013 t/m 30-09-2017

Intitulé

Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998

Provinciale Staten van Groningen; Besluiten:  

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen en algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder provinciebestuur: het bevoegde orgaan van de provincie.

  • 2 De begripsbepalingen van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing. 

Artikel 2

  • 1 Deze verordening is van toepassing in geval van de verstrekking van subsidies door het provinciebestuur dan wel de weigering van zodanige subsidies onder welke benaming dan ook.

  • 2 In bijzondere subsidieregelingen kunnen van deze verordening afwijkende bepalingen worden opgenomen.

  • 3 Deze verordening is mede van toepassing op de jeugdzorg en geldt als verordening in de zin van artikel 41, vijfde lid, van de Wet op de jeugdzorg. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de financiering van voorzieningen van jeugdzorg. Daarbij kunnen Gedeputeerde Staten afwijken deze Kaderverordening, mits Provinciale Staten daarmede hebben ingestemd.

  • 4 Deze verordening geldt als verordening in de zin van artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied. Gedeputeerde Staten stellen een uitvoeringsregeling vast.

Artikel 3

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen besluiten, dat deze verordening buiten toepassing blijft, indien voor de te subsidiëren activiteiten subsidie wordt verstrekt door bestuursorganen van andere overheden.

  • 2 Gedeputeerde Staten vermelden in een besluit op grond van het eerste lid welke regels in plaats van deze verordening van toepassing zijn.

Artikel 4

  • 1 Alle subsidies van het provinciebestuur worden geacht mede op grond van deze verordening te zijn verstrekt, voor zover niet uitdrukkelijk anders wordt bepaald.

  • 2 Onverminderd artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wijzen Provinciale Staten jaarlijks gelijktijdig met de vaststelling van de begroting van de provincie activiteiten aan waarvoor subsidie kan worden verstrekt.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen voor de desbetreffende activiteiten een subsidieplafond vaststellen. Indien een subsidieplafond wordt vastgesteld, bepalen zij tevens op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Gedeputeerde Staten brengen een besluit tot vaststelling of wijziging van een subsidieplafond onverwijld ter kennis van Provinciale Staten.

Hoofdstuk 2: Bevoegdheid, aanvragen, voorwaarden en besluiten

Artikel 5

  • 1 Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Artikel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op door Gedeputeerde Staten aan te wijzen gegevens en bescheiden.

  • 3 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om voor het indienen van subsidieaanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vast te stellen.

Artikel 6

Vervallen.

Artikel 7

  • 1 Gedeputeerde Staten zijn belast met de voorbereiding van besluiten inzake subsidieverlening.

  • 2 Gedeputeerde Staten winnen ter voorbereiding van een besluit tot subsidieverlening de nodige adviezen in.

Artikel 8

  • 1 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om te besluiten op aanvragen tot verstrekking van subsidies.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen vast in welke gevallen aan een besluit tot vaststelling van een subsidie een besluit omtrent subsidieverlening vooraf gaat.

Artikel 9

  • 1 Indien subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, geldt steeds het voorbehoud, bedoeld in artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot intrekking van de subsidieverlening als voorzien in artikel 4:34, vierde en vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 10

In ieder besluit tot verlening van subsidie worden voor zover van toepassing vermeld:

  • a.

    de activiteiten in de kosten waarvan subsidie wordt verleend;

  • b.

    het tijdvak waarin de gesubsidieerde activiteiten worden of zijn uitgevoerd;

  • c.

    de toepasselijke voorwaarden;

  • d.

    de verplichtingen van de subsidieontvanger;

  • e.

    het subsidiebedrag of het maximale subsidiebedrag; en

  • f.

    de wijze van betaling van de subsidie, indien de betaling op een andere wijze zal geschieden dan uit de Algemene wet bestuursrecht voortvloeit.

Artikel 11

  • 1 Bij subsidieverlening kunnen verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 en 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd.

  • 2 Deze verplichtingen kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a.

      de kennis en ervaring van personeel van de subsidieontvanger voor zover dat personeel betrokken is bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      de wijze waarop gebruikers, vrijwilligers en beroepskrachten worden betrokken bij het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid van de subsidieontvanger;

    • c.

      de aard, de deugdelijkheid, de inrichting, het beheer en de toegankelijkheid van voorzieningen;

    • d.

      het gebruik van milieuhygiënisch wenselijke materialen;

    • e.

      de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de voorzieningen voor gehandicapten;

    • f.

      het zorgdragen voor voorzieningen en het treffen van overige maatregelen waardoor de veiligheid van bewoners, bezoekers of derden zoveel als redelijkerwijs voorzienbaar is, is gewaarborgd; en

    • g.

      de inrichting van de administratie van de subsidieontvanger alsmede de medewerking door de subsidieontvanger aan de controle op de administratie.

Artikel 12

Niet doelgerichte verplichtingen als bedoeld in artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen slechts worden opgelegd, indien daardoor het algemeen belang wordt gediend.

Artikel 13

Onverminderd de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht kan een besluit tot subsidieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

  • a.

    de subsidieontvanger niet voldoet aan de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht of van deze verordening of aan de voorschriften die krachtens de Algemene wet bestuursrecht of deze verordening zijn vastgesteld; of

  • b.

    de subsidieontvanger gesubsidieerde diensten en voorzieningen beschikbaar stelt aan de gebruikers en daarbij tussen gebruikers ongerechtvaardigd onderscheid maakt naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.

Artikel 14

  • 1 Een subsidieontvanger is een vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 van de Algemene wet bestuursrecht aan de provincie verschuldigd, indien de in dat artikel voorziene omstandigheden zich voordoen.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen besluiten, dat geen vergoeding is verschuldigd.

  • 3 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van de vergoeding mede op basis van de getaxeerde waarde van het vermogen van de subsidieontvanger en de verhouding tussen de totale bedrijfslasten van de subsidieontvanger en de ontvangen subsidies over één of meer boekjaren.

Hoofdstuk 3: Voorschotten

Artikel 15

  • 1 Na subsidieverlening kunnen Gedeputeerde Staten op aanvraag of ambtshalve één of meer voorschotten verlenen aan de subsidieontvanger.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag betrekking heeft op een tijdvak dat aansluit op een tijdvak waarvoor eerder subsidie door Gedeputeerde Staten is verleend, kunnen Gedeputeerde Staten na ontvangst van de subsidieaanvraag voorschotten verlenen tot maximaal een vierde gedeelte van de subsidie die voor het voorafgaande tijdvak is verleend.

Artikel 16

  • 1 Overeenkomstig artikel 4:55 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een voorschot binnen vier weken na dagtekening van het besluit tot verstrekking van het voorschot betaald.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing, indien het voorschot geheel of gedeeltelijk betaald moet worden uit een bijdrage van een derde. In dat geval wordt het voorschot uitbetaald binnen vier weken nadat die bijdrage door de provincie is ontvangen.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen beslissen, dat het voorschot wordt verrekend met een openstaande vordering op de subsidieontvanger.

Hoofdstuk 4: Vaststelling

Artikel 17

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een subsidie na verlening niet op aanvraag doch ambtshalve wordt vastgesteld na afloop van een door Gedeputeerde Staten te bepalen termijn.

  • 2 Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend binnen een door Gedeputeerde Staten te bepalen termijn na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen bepalen, dat een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend na afloop van één of meer gedeelten van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 18

  • 1 Voor zover Gedeputeerde Staten daartoe besluiten, dient bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een verklaring van getrouwheid die is opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, te worden ingezonden.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen omtrent de wijze van totstandkomen en de inhoud van de verklaring van getrouwheid.

Artikel 19

  • 1 Gedeputeerde Saten stellen de subsidie vast.

  • 2 In het besluit tot vaststelling worden vermeld:

    • a.

      de berekening van het subsidiebedrag, indien dit bedrag niet reeds bij de subsidieverlening is vastgesteld;

    • b.

      de nog door de provincie of door de subsidieontvanger te verrichten betalingen; en

    • c.

      de feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot intrekking van het besluit tot vaststelling.

Artikel 20

Onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht kan een besluit tot vaststelling van een subsidie worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd, indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht of van deze verordening of aan de voorschriften die krachtens de Algemene wet bestuursrecht of deze verordening zijn vastgesteld.

Artikel 21

  • 1 Gedeputeerde Staten beslissen omtrent verrekening van vorderingen en schulden tussen de provincie en de subsidieontvanger.

  • 2 Overeenkomstig artikel 4:52 van de Algemene wet bestuursrecht worden de betalingen, bedoeld in artikel 22, onder b, binnen vier weken verricht, tenzij Gedeputeerde Staten anders beslissen.

  • 3 Indien de subsidieontvanger niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn betaalt, is sprake van een verzuim en wordt aan hem de wettelijke rente over het tijdvak tussen vier weken na dagtekening van het besluit tot vaststelling en de ontvangst van de betaling in rekening gebracht.

  • 4 Het eerste lid is niet van toepassing, indien een bijdrage van een derde onderdeel uitmaakt van een door de provincie te betalen bedrag en de bijdrage van die derde nog niet door de provincie is ontvangen. In dat geval wordt het voorschot uitbetaald binnen vier weken nadat die bijdrage door de provincie is ontvangen.

Hoofdstuk 5: Per boekjaar verstrekte subsidies

Artikel 22

Voor zover in dit hoofdstuk daarvan niet wordt afgeweken, zijn de overige bepalingen van deze verordening van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies.

Artikel 23

  • 1 Afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen besluiten, dat de in het eerste lid vermelde afdeling van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing is op subsidies die per boekjaar aan natuurlijke personen worden verstrekt.

Artikel 24

Vervallen.

Artikel 25

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om vrijstelling of ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 4:64, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 26

Vervallen.

Artikel 27

Een subsidieontvanger behoeft toestemming van gedeputeerde staten voor de in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht vermelde handelingen, tenzij Gedeputeerde Staten ter zake ontheffing of vrijstelling verlenen.

Artikel 28

Tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten, vormt de subsidieontvanger een egalisatiereserve als voorzien in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 29

Artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing, indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Artikel 30

  • 1 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om vrijstelling of ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 4:78, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om aanwijzingen te geven inzake de reikwijdte en de intensiteit van de controle door een accountant als voorzien in artikel 4:79, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 6: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 31

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht aanwijzen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Algemene wet bestuursrecht of deze verordening gegeven regels.

  • 3 De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden die zijn vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 32

  • 1 De Algemene subsidieverordening van de provincie Groningen wordt ingetrokken.

  • 2 De Algemene subsidieverordening van de provincie Groningen blijft van toepassing op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn aangevraagd of verleend.

Artikel 33

Dit besluit wordt geplaatst in het provinciaal blad en treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Artikel 34

Deze verordening wordt aangehaald als: Kaderverordening subsidies provincie Groningen 1998.

Ondertekening

Groningen, ………. Provinciale Staten voornoemd, , voorzitter. , griffier.