Nadere regels gemeente Oldambt voor de opslag van mest en veevoer buiten agrarische bouwpercelen - Omgevingsverordening provincie Groningen 2009

Geldend van 24-04-2015 t/m heden

Intitulé

Nadere regels gemeente Oldambt voor de opslag van mest en veevoer buiten agrarische bouwpercelen - Omgevingsverordening provincie Groningen 2009

Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 14 april 2015, nr. 566739, afd. RS, tot bekendmaking van hun besluit van 14 april 2015, nr. A.13, tot vaststelling van de Nadere regels gemeente Oldambt voor de opslag van mest en veevoer buiten agrarische bouwpercelen - Omgevingsverordening provincie Groningen 2009.

Gedeputeerde Staten der provincie Groningen;

maken bekend dat in hun vergadering van 14 april 2015, nr. A.13, is vastgesteld hetgeen volgt:

Gedeputeerde Staten der provincie Groningen

Overwegende dat in artikel 4.19a, zevende lid, van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 is bepaald dat een bestemmingsplan regels stelt op grond waarvan agrarische bedrijfsbebouwing, andere bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van mestopslag worden geconcentreerd binnen een op de verbeelding aangewezen agrarisch bouwperceel;

dat in artikel 4.19a, negende lid, van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 de bevoegdheid is toegekend om voor een gemeente of een groep van gemeenten nadere regels vast te stellen op grond waarvan een bestemmingsplan in tegenstelling tot het in het zevende lid bepaalde, kan voorzien in de oprichting van mestbassins, mestzakken, mestsilo's, kuilvloerplaten en sleufsilo's buiten het agrarische bouwperceel, mits de noodzaak om deze bouwwerken buiten het agrarisch bouwperceel op te richten is aangetoond en de nadere regels afdoende voorzien in bescherming van het landschap;

dat gebleken is dat zich in de gemeente Oldambt bijzondere situaties voordoen waarin het gerechtvaardigd is dat een bestemmingsplan voorziet in de opslag van mest en veevoer buiten het agrarische bouwperceel;

dat met de betrokken gemeente een bestuursovereenkomst is gesloten waarin bindend is vastgelegd op welke wijze de verschillende mogelijkheden voor de opslag van mest en veevoer buiten het agrarische bouwperceel in het bestemmingsplan worden geregeld en de wijze waarop de onderscheiden bevoegdheden worden toegepast;

Gelet op artikel 4.19a, negende lid, van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009:

Besluiten:

Nadere regels gemeente Oldambt voor de opslag van mest en veevoer buiten agrarische bouwpercelen - Omgevingsverordening provincie Groningen 2009

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarisch bouwperceel: aaneengesloten stuk grond waarop bebouwing met een hoofdgebouw en bijbehorende gebouwen van een agrarisch bedrijf is toegestaan;

  • b.

    veldkavel: de tot een agrarisch bedrijf behorende gronden waarop geen bedrijfsbebouwing is toegestaan;

  • c.

    mestopslag: opslag van dierlijke mest in mestbassins, niet zijnde mestsilo's, ten behoeve van de aanwending op bouw- of grasland;

  • d.

    mestbassin: reservoir, bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat is uitgevoerd als een met folie beklede grondput, met of zonder aarden omdijking; afhankelijk van de constructie van het mestbassin kan deze al dan niet als een bouwwerk, geen gebouw zijnde worden beschouwd;

  • e.

    mestsilo: silo, niet zijnde een mestbassin, die blijkens zijn constructie en afmetingen geschikt en bestemd is voor de opslag van mest

     

Artikel 2 Opslag van mest en veevoer aansluitend op het agrarisch bouwperceel

Een bestemmingsplan kan voorzien in een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening, waarin aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid wordt toegekend om, met inachtneming van bij het plan te stellen voorwaarden, toe te staan dat mestsilo's, mestbassins, mestzakken, kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het op de verbeelding aangewezen agrarisch bouwperceel worden opgericht casu quo aangelegd. Voor de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid voorzien de planregels in een richtinggevend afwegingskader, waarin onder meer is bepaald dat van de bevoegdheid alleen gebruik mag worden gemaakt indien:

  • a.

    objectief wordt aangetoond dat de opslag van mest en veevoer buiten het agrarisch bouwperceel op grond van ruimtelijke of milieuhygiënische belemmeringen noodzakelijk is, en;

  • b.

    de opslag van mest en veevoer zoveel mogelijk aansluit op, en daarbij in ieder geval gelegen is binnen een afstand van 25 meter van de grens van het agrarisch bouwperceel, en;

  • c.

    andere (ruimtelijk relevante) belangen niet onevenredig worden geschaad, en;

  • d.

    over de landschappelijke aanvaardbaarheid van de locatie en de wijze van inpassing van opslagvoorziening voor mest en veevoer advies wordt ingewonnen bij (de landschapsarchitect van) de Stichting Libau te Groningen. Afwijking van een uitgebracht negatief advies behoeft een bijzondere rechtvaardiging en een daartoe strekkende overtuigende motivering, en;

  • e.

    de nakoming van eventueel te stellen voorwaarden aan de landschappelijke inpassing van de opslagvoorzieningen voor mest en veevoer aansluitend op het agrarisch bouwperceel, wordt geborgd door aan de omgevingsvergunning een voorwaarde te verbinden die ertoe strekt dat de betrokken voorziening uitsluitend mag worden opgericht of aangelegd indien de (erf)beplanting vóór een nader te bepalen datum ná het verlenen van de omgevingsvergunning overeenkomstig het bij het de vergunning gevoegde beplantingsplan wordt aangelegd en vervolgens in stand wordt gehouden gedurende de periode dat hetgeen gebouwd of aangelegd is feitelijk aanwezig is.

     

Artikel 3 Mestopslag op de veldkavel

Een bestemmingsplan kan voorzien in binnenplanse afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening, of een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, waarin aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid wordt toegekend om, met inachtneming van bij het plan te stellen voorwaarden, toe te staan dat voorzieningen voor mestopslag niet binnen het in een bestemmingsplan op de verbeelding aangewezen agrarisch bouwperceel maar op de veldkavel worden gerealiseerd, voor zover het gronden betreft die op de bij deze nadere regels behorende verbeelding zijn aangeduid als "specifieke vorm van agrarisch - mestopslag veldkavel". Voor de toepassing van de afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid voorzien de planregels in een richtinggevend afwegingskader, waarin onder meer is bepaald dat van de bevoegdheid alleen gebruik mag worden gemaakt indien:

  • a.

    objectief wordt aangetoond dat de mestopslag:

    • op grond van milieuhygiënische belemmeringen binnen het agrarisch bouwperceel of daarop aansluitend niet mogelijk is; of

    • noodzakelijk is om aantoonbare structurele verkeersoverlast door transportbewegingen in kernen te voorkomen dan wel te beperken als reële alternatieve ontsluitingsroutes ontbreken;

  • b.

    andere (ruimtelijk relevante) belangen niet onevenredig worden geschaad;

  • c.

    over de landschappelijke aanvaardbaarheid van de locatie en de wijze van inpassing van de mestopslag advies wordt ingewonnen bij (de landschapsarchitect van) de Stichting Libau te Groningen. Afwijking van een uitgebracht negatief advies behoeft een bijzondere rechtvaardiging en een daartoe strekkende overtuigende motivering;

  • d.

    de nakoming van eventueel te stellen voorwaarden aan de landschappelijke inpassing van opslagvoorzieningen voor mest op de veldkavel wordt geborgd door:

    • hetzij aan de omgevingsvergunning een voorwaarde te verbinden die ertoe strekt dat de betrokken voorziening uitsluitend mag worden opgericht of aangelegd indien de (erf)beplanting vóór een nader te bepalen datum ná het verlenen van de omgevingsvergunning overeenkomstig het bij het de vergunning gevoegde beplantingsplan wordt aangelegd en vervolgens in stand wordt gehouden;

    • hetzij door in het wijzigingsplan een gebruiksregel op te nemen die ertoe strekt dat de betrokken voorziening uitsluitend mag worden opgericht of aangelegd indien de (erf)beplanting vóór een nader te bepalen datum ná het verlenen van de omgevingsvergunning overeenkomstig het bij het wijzigingsplan gevoegde beplantingsplan wordt aangelegd en vervolgens in stand wordt gehouden gedurende de periode dat hetgeen gebouwd of aangelegd is feitelijk aanwezig is.

       

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking in het provinciaal blad.

Artikel 5 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels gemeente Oldambt voor de opslag van mest en veevoer buiten agrarische bouwpercelen - Omgevingsverordening provincie Groningen 2009.

  • II.

    Vast te stellen de Nadere regels gemeente Oldambt voor de opslag van mest en veevoer buiten agrarische bouwpercelen - Omgevingsverordening provincie Groningen 2009, zoals digitaal vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9920.POVNRMestopslagOld-VA01

Ondertekening

Groningen, 14 april 2015.
Gedeputeerde Staten voornoemd:
M.J. van den Berg, voorzitter.
H.J. Bolding, secretaris.

Kaart behorende bij Nadere regels gemeente Oldambt voor de opslag van mest en veevoer buiten agrarische bouwpercelen - Omgevingsverordening provincie Groningen 2009

Kaart Nadere regels gemeente Oldambt voor de opslag van mest en veevoer buiten agrarische bouwpercelen - Omgevingsverordening provincie Groningen 2009

Toelichting

 

In artikel 4.19a, lid 7, van de Omgevingsverordening provincie Groningen is bepaald dat een bestemmingsplan regels stelt op grond waarvan agrarische bedrijfsbebouwing, andere bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van mestopslag worden geconcentreerd binnen een op de verbeelding aangewezen agrarisch bouwperceel.

 

Ingevolge artikel 4.19a, lid 9 kunnen Gedeputeerde Staten voor een gemeente of een groep van gemeenten nadere regels vaststellen op grond waarvan een bestemmingsplan in tegenstelling tot het in lid 7 bepaalde, kan voorzien in de oprichting van mestbassins, mestzakken, mestsilo's, kuilvoerplaten en sleufsilos's buiten het agrarisch bouwperceel, mits de noodzaak om deze bouwwerken buiten het agrarisch bouwperceel op te richten is aangetoond en de nadere regels afdoende voorzien in bescherming van het landschap.

 

Aan de nadere regels ligt een met de gemeente gesloten bestuursovereenkomst ten grondslag. In deze bestuursovereenkomst zijn onder meer afspraken gemaakt over de wijze waarop de opslag  van mest en veevoer buiten het agrarisch bouwperceel - in de vorm van bevoegdheden - in het bestemmingsplan mogelijk kan worden gemaakt en over het raadplegen van Libau ter bevordering van een zorgvuldige toepassing van deze bevoegdheden in concrete gevallen.

 

Groningen, 14 april 2015.

Gedeputeerde Staten voornoemd:

M.J. van den Berg, voorzitter.

H.J. Bolding, secretaris.

 

Groningen, 14 april 2015.

Gedeputeerde Staten voornoemd:

M.J. van den Berg, voorzitter.

H.J. Bolding, secretaris.